Historisch Archief 1877-1940
No. 1009
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
van zyn taak liet hem onverschillig, wat dan ook
het gevolg had dat, toen hij in 1894 van zijn
stichting afscheid nam en de directie van het
Théatre Libre aan den heer Larochel Ie overdroeg,
hy een persoonlyke schuld meenam van 8000
francs. Maar hij had bereikt wat hij zich als
doel van zyn werk had voorgesteld, zelfs meer
dan dat, want zy'n reizen door Europa, in 1895
begonnen, eerst België, Nederland en Duitschland
bezoekend en daarna Italiëen Oostenrijk, had
zyn revolutioneerenden invloed ook op het tooneel
dier landen doen gelden.
Ik behoef hier het resultaat dat Antoines werk
had op de dramatische kunst in geheel haar
omvang niet te omschrijven. Hoe groot het was
moge alleen daaruit blijken dat, toen hij zijn
taak met het Théatre Libre als geëindigd be
schouwde, hy' nagenoeg eenstemmig werd aange
wezen als de toekomstige directeur van het
Théatre de l'Odéon, het tweede Tltéatre francais.
Dat ook Antoine zich zelf daartoe aangewezen
achtte, zeide hy mij zelf toen ik een paar maan
den geleden hem in zyn eenvoudig smaakvol
ingerichte woning op den Boulevard de Clichy
een bezoek bracht.
»Maar ik moet nog een paar jaren blyven
werken zooals ik nu doe om mijn schulden af
te betalen. Ben ik dan vry, tegen dat het
kontrakt van de heeren Marck en Desbeaux
afloopt, dan is het ty'd van het Odéon te maken
wat het zijn moet."
Antoine was toen aan de Renaissance verbon
den waar hy' in in La Jfigiirante van Frano,o°s
de Curel speelde, na te voren in het (hjmnase
in L'age difficile van Jules LemaJtre (1894) en
in Les demi Viert/es van Marcel Prevost (1895)
te zyn opgetreden; in welke beide eerste stukken
(in het laatste was zijn rol betrekkelijk onbe
duidend) hij weer een krachtig bewijs gaf van
zjjn groot talent als acteur.
Dat zoo onverwacht in Juni van dit jaar, door
het om ernstige ziekte aftreden van den heer
Marck, de directie reeds toen aan de heeren
Antoine en Ginisty is toegevallen, komt wel het
Odéon ten goede, maar maakt Antoines
materieele positie niet gunstig, te meer omdat hij zich
onlangs zijn verzoek om betaling van zijn schuld
in termynen door de rechtbank heeft zien ont
zeggen.
Het Odéon de plaats te verzekeren die deze
schouwburg is aangewezen door den geest zijner
stichting, dat is te zijn het officieele Théatre
Libre, waar zich | de jonge auteurs en de jonge
acteurs doen kennen, in die richting ligt het
streven van Antoine, waarmede zijn mede-directeur
de heer Paul Ginisty volkomen eensgezind is. Zij
zullen daarvoor hun krachten vereenigen en hun
bemoeiingen mengen, al heet het ook officieel
dat de eerste het gedeelte, de regie en
mise-enscène betreffend, de tweede de litteraire zijde voor
hun rekening nemen.
De groote verwachtingen omtrent Antoines
beheer van het tweede Tliéatre francais berusten
op goede gronden, en het vertrouwen in zijn
arbeid vindt reeds bevestiging in de wijze waarop
hij deze voorbereid. **) Hij heeft zich vijanden en
vrienden gemaakt, want van niets is hij meer
afkeerig dan van onzydigheid. Zijn kunst is
hem alles, en voor het aangezicht van deze ont
ziet hy niets en niemand; zonder terughouding
spreekt hij zijn lof en zijn blaam uit, loyaal aan
vaardt hij het oordeel van anderen.
Dat hij, in een gesprek, dat ik nog een dezer
dagen met hem had, in zijn lof en met welk
63n hartelyke bewondering deed hij het onze
twee kunstenaars begreep die, broeder en zuster,
bij hun geboorte den voor den Xederlandsche
kinst onsterfelijken naam van Bouwmeester ont
vingen en door hun intiemen Louis en Theo
(eigenlijk moest ik zeggen Doortje) worden
genoemd, was my' een innige verheugenis, het
streelde ook mijn eigenliefde, want het is altijd
aangenaam door een man, wiens oordeel men
IIIIIIIIIIIIIMMIIIIIlllllllll
IIIIIIIIIIIH1IIHIIIIIIIIIIIHU
IHHHHtlllllHlllllffltlflItlillflIflIllftllfflIIIIHlU
ZIJN TROUWDAG,
2)
Het gevoel van verruiming dat die aanblik
hem schonk, verdween echter weer onmid
dellijk bij de pijnlijke gedachte, dat hij noch
den naam van zijn logement, noch dien van
de straat waar het uithing, wist. Het idee,
dat iemand 's avonds in een groote stad kan
verdwalen was heel niet in hem opgekomen.
Wacht! misschien heeft de logementhouder,
toen hij aan 't station zijn etablissement aan
prees, hem een adreskaartje in den zak ge
smokkeld. Met koortsige haast keert hij zijn
zakken om. Niets. Een beursje, met 40 francs
(hij had 80 francs, maar uit wijzen voorzorg
tegen dieven, heeft hij er de helft van aan
L/eonie gegeven); het cahier waarin hij zijn
aanteekeningen van de klas schrijft, een
reisgids; het Petit Journal. Dat is alles. Wat
te doen ? Hij kijkt de menschen aan, die hem
voorbijloopen, uitziend naar een vriendelijk
gezicht, van iemand die hem zou kunnen
zeer hoog stelt, er een te hooren uitspreken dat
met eigen oordeel overeenstemt.
Laat ik om het geestelyk portret (het materieele
portret dat hierbij gaat stelt Antoine voor in de
rol van den ouden Hilse in Les Tisserancls, en
is naar een teekening van zy'n vriend H. G. Ibels)
te besluiten hier nog bijvoegen dat Sarah Bernai dt
een der esrsten is geweest om Antoines streven
krachtig te steunen en dit voortdurend is blijven
doen. Zij toont hier, zooals zij dit heel haar
loopbaan door gedaan heeft, voor alles de kunst
lief te hebben. Ik las haar waardeering in een
brief dien zij aan Antoine heeft geschreven,
waarin zij hem met zijn pogen en aanvankelyk
slagen geluk wenscht (toen zij dit schreef kenden
zij elkaar nog niet) en hem krachtig aanspoort
op den ingeslagen weg voort te gaan. Hij heeft
dien raad niet veronachtzaamd en hij heeft er
haar vriendschap door gewonnen, dat zegt veel)
zeer veel.
Parijs, Oktober '00, BCLÉE.
*) Dat ik in mijn »silhouet" H. G. Ibels
Mévisto ainénoemde Antoines medeoprichter
van het Théfttre libre is een vergissing, die ik
hier herstel. Tevens moet ik hier opmerken dat de
beide laatstgenoemden dezer dames, Barny en
Colas, door Antoine voor het Odéon zijn geën
gageerd, terwijl Janvier daar reeds was en na
tuurlijk door de nieuwe directeuren gehandhaafd
wordt. Ook Gemier, een goede bekende van de
tournees van het Théatre Libre, heeft bet A >nbi</u
verlaten om zich onder Antoines vlag te scharen,
schoon hem dit een belangrijke materieele schade
veroorzaakt.
**) De opvoering van Le. Capitaine Fracassc,
in verzen, door Emile Bergerat, naar den be
kenden roman van Théophile Gautier, als entree
de campagne der nieuwe Odéon-directie, heeft
niet algemeen instemming ondervonden. Het zou
verkeerd zijn om deze reden zich nu reeds een
minder gunstig oordeel over deze directie te
vormen. Om te mogen oordeelen moeten moeten
wij de heeren Antoine en Ginisty langer aan het
werk gezien hebben.
iiMimmuutnimiiiiiiiiiiliiniiiiiiMiiiiimtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinminuii
Muziek in de Hoofdstad.
Toen voor zes jaar Lamoui'eux voor het eerst
met zijn orkest ons land bezocht was de belang
stelling zeer groot en uit verschillende plaatsen
maakten de kuustmiuuaars zich op om dit beroemde
orkest te hooren.
Ik had verwacht dat ook voor Colonne's orkest
zeer groote belangstelling zou zijn, doch hoewel
de zaal niet onbezet was, kan men toch niet zeg
gen dat het bezoek groot was.
En toch al is Coloane's naam minder naar
buiten gedrongen dan die van Lamoureux heeft
dit orkest voor de Frausche muziek grooter ver
diensten dan dat van Lamoureux.
Lamoureux toch heeft zijne landgenooten voor
namelijk bekend gemaakt met de Duitsche muziek,
waarbij hij wel eeus een werk van een
Franschmau wilde opnemen, doch Colonne heeft, zich in i
hoofdzaak tot taak gesteld Frausche muziek uit te
voeren. i
Lamoureux heeft zoolang César Franck leefde,
voor zoover ik weet, nooit een werk van hem doen
uitvoeren, doch liet andereu die toch Franck's leer
lingen waren voorgaan. Terwijl men terecht '
klaagde over groote eenvormigheid en veel te
weinig afwisseling in Lamoureux' programma's
bood Colonne bijna lederen Zondag noviteiten. !
Waar Lamoureux' orkest meer uitmunt door
preciesheid en verfijning gaat er door Colonne's
vertolking meer warmte die vooral uitkomt bij
de vertolking van de werken van Berlioz. En
hier kom ik op een groote verdienste van Colonne,
want hij is het die BerLoz voor zijne laudgenooteu
heefi doen herleven.
Na Berlioz' dood was de belangstelling voor zijne
werken, die reeds bij zijn leven even spoedig ver
dween als zij ontstond onder den suggestie ven invloed
van den grooten componist, bijna geheel verflauwd.
Colonne beschouwde tiet als zijn roeping die wer- j
keu weer onder de aandacht te brengen. Het
Parijsche publiek als altijd demonstratief gaf
zeer duidelijk zijne afkeuring over die handeling
te kennen en aan fluiten was er nooit gebrek.
De jongeren die later overtuigde Waguerianen
werden besloten echter Colonne te helpen. Wan
neer er een stuk van Berlioz op het programma kwam
raden. Verscheidene malen is hij op liet punt
iemand aan te spreken, maar op het laatste
oogenblik houdt een gebaar, een blik, die
hem niet veel goeds voorspelt, zijn tong ge
boeid. Eindelijk schept hij moed : «Mijnheer,"
begint hij tegen een grijsaard met een in
nemend uiterlijk ; maar de grijsaard met het
innemende uiterlijk kijkt eensklaps zuur en
werpt hem minachtend een sou toe. »Ik vraag
u geen aalmoes, mijnheer! Ik ben geen be
delaar! Ik ben onderwijzer!..." Verloren
moeite; de andere, wellicht min of meer
verlegen over zijn vergissing, versnelt den
pas en verdwijnt.
aupin, totaal versuft en doodmoe van het
gejaagde loopen, gaat op een hoek der balus
trade zitten en probeert geregeld te denken.
Zijn logement terug te vinden, zonder den
naam te weten, is een onmogelijkheid. Hoe
kan hij dien naam te weten komen ? Kan hij
niet ergens een adresboek krijgen, waar de
namen van alle logementen instaan ? Als
hij die wist, was hij al een eind op streek,
was hij klaar. Hij zou een kruier nemen en
zich van het eene naar het andere laten
brengeij, net zoo lang, totdat hij er was; hij
zou den kruier vorstelijk beloonen. Zuinigheid
komt niet meer te pas. Lejnie mag niet
langer in onzekerheid verkeeren ; zij mag den
gingen zij in grooten getale op het Ie amphithéatre
zitten (daar waren de plaatsen van 3 francs, waar
men veel echte muziekliefhebbers en musici aan
trof) en wanneer er gefloten werd hieven zij een
oorverdoovend applaus aan en riepen uit alle macht
bravo. Zij brachten vrienden met sterke ontwik
kelde handen mede en maakten een geweld a tout
rompre. Eerst wist men niet wie de overwinning
zou behalen, doch enfin pa a pris."
En tegenwoordig mo';t Colonne ieder jaar eenige
malen de Damniition de Fau.it en Romeo et Juliette
in zijn geheel uitvoeren, en wanneer de Miirche
Hoi,groi$e gespeeld is, breekt een applaus l is zoo
geweldig als men anders nooit hoort. Zonder
bisseeren kan dit nummer niet voorbijgaan.
Doch de jongeren die Wagnerieus" geworden
zijn, hebben zich van Colonne afgekeerd en zweren
al reeds lang bij Lamoureux die hen \\"agner en
nog eeus Waguer geeft, al blijkt ook iedereu keer
dat die fragmenten in de concertzaal alles behalve
het ware geven.
Zij geven zooals het in Frankrijk altijd gaat
nu op Colonne af, alsof er niets schoons meer aan is.
De geestigste kritikus van die richting, Willy
(Henri Gauthier Villars) vooral is onuitputtelijk
om met Colonne den draak te steken, doch nu wij
dit orkest weer gehoord hebben weten wij dat
wanneer hij zegt dat het orkest van Colonne op
hem den indruk maakt van eeue anarchisten-ver
gadering //ou personne n'est d'accord," hij hem
groot onrecht aandoet.
Dit orkest is werkelijk beter dan zijne reputatie
bij die richting te Parijs.
Voorzeker zijn er op dit orkest gegronde aan
merkingen te maken, doch de wijse waarop gister
avond de verschillende werken vertolkt zijn, was
in zeer veel opzichten voortreffelijk.
Het strijkkwintet is bij Lamoureux ontegenzeg
gelijk schooner, doch ook bij die groep was hier veel
dat mij genot gaf, o. a. cl; echt frissche klank
van de eerste violen en de scliooue kleur van de
tremolo's, bij violoncellen en alten.
Wat dt, koperen blaasinstrumenten betreft, die
klank was voortreffelijk. lederen keer wanneer men
ren fraiisch orkest hoort, wordt men {retroiïeu
door het timbre van die instrumenten. Het ver
wondert mij dan ook altijd, dat mtiu bij ons (wat
trompetten en bazuinen betreft) er niet rneer naar
streeft die effecten te verkrijgen.
Ook de klank van den houten blaasinstrumenten
muntte uit door gelijkheid. De clarmetten hebbeu
ec'iter niet die beschaafde klank die men bij andere
orcliesteu opmerkt, Dat is voorzeker ecu nadeel
en toch is er iets voor te zeggen.
In Frankrijk verliezen de ciarinetteu door te
groote verlijuiug wel wat veel hun persoonlijk
karakter. L)aar de zilveren Bohmlluiten zooveel
krachtiger van toon zijn dan de houten, is er
meestal weinig onderscheid meer tusschen (luiten
en clatinetten te bespeuren, de klarinetten klinken
te veel als fluiten en de fluiten als clarinetten.
In onze orchesten is dat verschil grooter en
daarom viel het mij gister ivond minder op dat de
clarinetten meer op zieluelf staan, dan vroeger het
geval was toen ik slechts Parijsche orkesten hoorde.
De kwestie of het orkest, volledig was of niet
doet weinig ter zake. (Ik telde o.a. hier zeven
contrabassen en in Parijs telde ik er altijd negen.)
Doch alleen vond ik den harpist niet altijd even
gelukkig. De beste harpist schijnt dus te zijn te
huis gebleven.
De slaginstrumenten waren nu en dan wel wat,
heel sterk, doch daar op het tooneel in den C iUelet
te Parijs de klank veel meer gedempt is, kan men
besluiten dat de heer Colonne in dit opzicht ver
zuimd heeft rekening te houden met de akoustiek
in het Concertgebouw.
De Sij/!//iAo//in /////itix/ifj/te vau Berlku (vooral de
drie laatste deelen) werden schitterend vertolkt,
evenals de Balletmuziek van Massenet uit Lc Ci'l,
Zoo gespeeld, valt er een nieuw licht op.
De heerlijke aetherische muziek uit l'xychévan
Ct'sar Franck scheen mij hier niet op de rechte
plaats. Ten eerste moet men het werk in zijn ge
heel hooren en ten andere is deze muziek als liet
ware voor een kleinen intiemen kring geschapen ;
die muziek is te teeder voor eene groote ruimte
en eeu groot publiek.
Zeldzaam schoon klonken de fragmenten uit La
D:t'Hlltfii<>rf (Ie Fl'llxt.
Het was meer dan jammer dat, de fragmenten
van Rameau, door Guvaert geïnstrumenteerd, werden
weggelaten, omdat het programma wel wat lang was.
De heer Loeveusohn uit Brussel speelde het
concert in a. kl. t. voor violoncel van Saint-Saëns.
Ik breng alle hulde aan dezen begaafden virtuoos,
doch bij zulk een programma en bij een concert
waar men komt om een onbekend orkest vau dit
gehalte te hooren is een solonummcr niet zoo recht
eersten nacht van haar huwelijk niet vol angst
en in eenzaamheid doorbrengen.
Hij voelt zich verlicht, nu zijn besluit vast
staat en hij zich reeds zeker waant, van te
zullen slagen. Hij vraagt zich af, of hij daar
straks iiiet krankzinnig is geweest. Men ver
dwaalt niet in een stad als Ivouaan. Er is
toch een politie, die alle hotels kent. Het
allereerst nu de politie opgezocht. Toevallig
verschijnt er juist een agent, die het plein
surveilleert. Beleefd groetend, begint hij:
«Mijnheer.. ." maar eensklaps blijft hij steken,
als hij denzelfden agent herkent, die hem bij
den kapper heeft gebracht. Kan het ook
toevalliger! De agent van zijn kaiit herkent
hem ook.
»Ben je daar weer?'' vraagt hij op alles
behalve weiwillenden toon.
»Ja, daar ben ik weer, en u kunt mij een
heel grooten dienst bewijzen." Hij begint zijn
wedervaren te vertellen, maar gedurende zijn
verhaal maakt hij zelf twee opmerkingen, eer
stens: dat het tastbaar onwaarschijnlijk klinkt
en tweedens: dat hij het op een erbarmelijke
manier uitbrengt. Hij brabbelt, hij raakt in
de war; er is geen wijs uit te worden. »'t
Lijkt wel, of ik dronken ben," zegt hij ein
delijk, juist als de politieagent van zijn kant
tot dezelfde conclusie is gekomen. »Vertel de
op zijn plaats. Dat kan echter de solist niet helpen
die toonde het op eene groote technische hoogte
gebracht te hebben en met warmen toon zonder te
veel effectbejag speelde; doch in dezen lijst ware
het beter geweest de fragmenten van Rameau te
geven.
Twee solisten : de altist in de sere.nailc van
Charpentier en de fluitist in nummer 7 van de bal
letmuziek van A-ïcanio van Saint-Saëus hadden ge
legenheid uit te munten. lint gekozen balletuummer
is anders niet het belangrijkste uit die muziek
waarin zeer partij is getrokken van oude dansen
(o. a. het ballet de la Royne (15S2) en du airs de
bnsse i/inise voorkomende in rOrché^ngrujiIae:
Jouissi/ure rotii i/onncrui ook door Rabflais in het vijfde
boek van Puntagrtti'l geciteerd. Deze dansen zijn
door Saint-Saëus bijna getrouw gevolgd.) Uit een
muzikaal oogpunt zouden die dus belangrijker ge
weest zijn.
Het doet mij leed dat dit concert het eenige
is, want ,/les abseuts avaient bien tort."
Mcj. Jo Kempees gaat naar B:iyreuth, daarom
wilde zij voor haar vertrek nog afscheid vau ons
publiek nemen. In vereeniging met M-;vr. S.
Bosnuns?Beuedicts en den heer Ctir. Timmner toonde
zij dat hare stem (die m. i. gewonnen heeft) en
haar talent alle recht geven tot de verwachting
dat zij eene dramatische zangeres van beteekenis
kan worden. De voor ons onbekende liedereu van
ttveke, van den componist P. Heise, zonz Mej.
Kempees met veel dramatische expressie; zij wist
met hare schoone stem te woekeren. Als compo
sitie was de indruk gemengd, soms vond ik de
expres'ie te zwaar eu de declamatie niet altijd even
gelukkig. (Ook het aaneenschakelen vau twee zin
nen en sommige herhalingen vond ik niet altijd
gemotiveerd.)
Wat de expressie betreft is echter de vertolking
van zeer grooten invloed op den indruk van een
werk, en dus laat ik in deze eers'e kennismaking
in het midden in hoeverre de vertolking daarop
van invloed is geweest.
I u een prachtig liedje van Bizet, het bekende
Mtuli-igiil van Cliaminacle, en Priitleni/j» vau
Tschaikowski (de Alllanue Friiiii-n-Rtixse is dus tot stand
gekomen!) voldeed Mrj. Kempees mij nog beter en
niet minder in twee liederen (Jniiijn Li-J'iJe eu
Geisli'.srlnnig') van Gottfried Manu en Dan. de Lange.
Hoewel de zangeres in het laatste liedje wat te
veel wilde geven, miakten deze beide liedereneen
uitstekenden indruk.
Mevr. S. Bosmans?Benedicts heeft in de Kon (i te
van Iraiick (met den heer Timinuer) en niet minder
in hare soli, waarvan ik bijzonder releveer de Suite
vau Grieg en de eerste Prélude vau Cliopin, weer ge
toond welk eeue uitstekende jredistingueerde pianiste
zij is. Waar zij ecu poëtisch karakter heeft weer
te geven, schijnt zij mij het grootst tOJ.
Het, heeft mij zeer verheugd deze pianiste weer
te hooren; ik hoop dat zulks nog dikwerf het geval
zal zijn.
De heer Timmner deed weer zijn prachtigen toon
eu muzikale voordracht bewonderen in de Soimfe
en niet, minder in de beide Rnan/ice* van Beet
hoven, waarover ik reeds meermalen in de gelegen
heid was mijne ingenomenheid uit te spreken.
Ten slotte zij vc.rmelu, dat de heer Mimi de
zangsoli op zeer muzikale wijze begeleidde en met
zijn lied (voor korten tijd in dit blad besproken)
veel succes had.
VAX MIU.IGEX.
Weingartner over Siegfried Wagner.
De Ilofkapelmeester te Berlijn heeft in de
Xeue Deutsche Rundschau een lang artikel
geschreven waarin hij de Festspiele te Bayreuth
aan een gestrenge kritiek onderwerpt, doch waarin
hij met warmte pleit voor een herhaling van de
voorstellingen.
0/er Siegfried Wagner zegt hij o. a.: In Me
vrouw Wagner's geest moest de gedachte wel
opdoemen dat een man aan het hoofd van
Bayreuth moet staan, en tevens moot zij wel vol zorg
zijn wie de leiding zal overnemen van haar
dood. De omstandigheden hielpen haar. Er was
toch een zoon, de stoffelijke erfgenaam van den
meester. Waarom zou hij ook geen geestelijken
erfgenaam kunnen worden 'l
Wel is waar moesten gewichtige bezwaren
erkend worden. De jonge Heer Wagner was in
zijn jeugd onmuzikaal bevonden en had daarom
geen muziek geleerd. Dat heeft noch hij, noch
zijne moeder ooit verzwegen. Maar dat was ten
slotte toch geen overwegend bezwaar. Daar
menschen met individueele begaafdheid in Bayreuth
niet gewild zijn en zelfs voor de leiding van de
Festspiele als »ruinirt' worden betiteld, behoefde
rest maar op 't bureau," zegt de agent, hem
bij den kraag vattend. Op 't bureau, als een
landlooper of een misdadiger! Een leeraar
van 't college Stanislas op 't bureau! De
agent wil hem meenemen. Hij verweert zich,
de arme man. »TJ hebt niet het recht mij te
arresteeren," zegt hij. »Ik heb niets kwaads
gedaan. Ik bedel niet. Ik bekleed een fat
soenlijke betrekking. Ik kan het bewijzen.
Ik heb geld genoeg bij mij. Mijn eenige on
geluk is, dat ik het logement niet terug kan
vinden, waar ik mijn intrek heb genomen.
U moest het mij helpen opzoeken, als u je
plicht, deed, in plaats mij te beleedigen." Zijn
welsprekend betoog scheen indruk te maken,
vertelde hij mij later. De agent liet zich
vermurwen. De enkele voorbijgangers, die
waren blijven staan, begonnen te zeggen:
«Breng hem bij meneer Dauphin! Misschien
weet meneer Dauphin raad." »Ja," zei hij,
»breng me bij meneer Dauphin. Wie zou dat
wezen?" voegde hij er in zich zelf bij. «Be
paald de commissaris." Men voerde hem er
heen. 't Was inderdaad de commissaris, maar
van den schouwburg. Taupin, die zijn ge
dachten had bijeen verzameld, zette hem
bedaard en helder de zaak uiteen. Hij werd
aandachtig aangehoord en zag zich reeds aan
't eind van zijn verlegenheid.