De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 25 oktober pagina 4

25 oktober 1896 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1009 men zich niet lang te bedenken om den voor de muziek oogenschijnlijk niet begaafden Siegfried zoo lang te drillen, tot hy iets werd dat op een musicus geleek. Ook zag Mevrouw Wagner met haar groote menschenkennis spoedig in dat z\j over genoeg menschen beschikken kon, die te rechter tyd en plaats de mare van het jonge genie op geschikte wy'ze zouden helpen verbreiden. Men waagde het. In onbegrijpelijk korten tyd was uit den kweekeling van de technische Hochschule geen student in de muziek, maar een meester in de kunst van dirigeeren gegroeid. Met eenige ingestudeerde stukken die hij met buitengewone nuances liet hooren, bereisde hij drie jaar lang veel groote steden, waarbij de naam zy'ns vaders en de vele relaties die zijne moeder bezit hielpen alle deu ren voor hem te openen ; enthousiastische berich ten en interviews vlogen naar alle oorden. Opeens kwam de verschijning van een zy'ner brieven »an die redenden Kilnste" ons openbaren dat de heer Siegfried Wagner het dirigeeren, als een verouderd stannpunt beschouwt en dat hy zich boven zulk een tweede-rangsbezigheid ver heven acht. Goede kapelmeesters zullen wel overal te vinden zyn, meende lnj, dus daarmede behoefde hy zich niet verder bezig te houden. Hoewel niet te ontkennen is, dat dit beslist een groote aanwinst zou zyn, moet toch de onbe schaamdheid van dit geschrift, die zonder voor beeld is, evenzeer bewonderd worden als de kalmte waarmede de heeren dirigenten die tirade hebben verdragen. Hans Richter verklaart in de Times, als oudste vriend van de familie, Siegfried Wagner voor een buitengewonen dirigent en regisseur Of nu deze verklaring uit ovtrtuiging of uit gevoel van vriendschap voorkomt, toch blijft er iets duisters in. Richter is ook maar kapelmeester en dus wel competent wat het dirigeeren betreft, doch hu weet volgens Siegfrieds eigen uitspraak niets van de regie. Hoe kan hu dan weten dat Sieg fried een voortreffelijk regisseur is ? In ieder geval heeft deze brief een hoogst belachelyken indruk gomaakt,die door den wierook, die mevrouw Wagner in haar aan het bestuur van de Wagner-vereeniging te Berlijn gerichten brief aan hare getrouwen toedient, een treurig karakter heeft verkregen. Tentoonstelling Bosboom. Israëls, Maris, Manve in Pnlcnri Stndio. De heer Preyer heeft de fraaie zaal van »Pulchri" weer eens gevuld met een aantal schilderijen van bovengenoemde en andere meesters, waar onder enkele uitmuntende, «hervorragende" wer ken, die deze tentoonstelling allerbezienswaardigst maken. Zeer rijkelijk is hier Israëls vertegenwoordigd met niet minder dan zeven zeer merkwaardige doeken, en van Bosboom zyn er twee aquarellen en een schilderij, zooals meestal, hoog artistiek van opvatting en uitvoering. Van Bakhuijzen, Neuhuys, Kever, Gabriël, Roelofs, Poggenbeek, Weissenbruch, Tholen, ter Meulen,T.Offermans,Wijsmuller zijn er een grooter of kleiner aantal uitgezochte werken ten toon gesteld, terwy'l Willem Maris zeer fraai uitkomt, met bijzondere schilderijen als »Zomerweelde" en «Onder de wilgen" en Blommers, naast een paar recente doeken, er een heeft hangen, eenige jaren reeds oud, maar van een uiterst gevoelige teekening en geschilderd in een rijke, gloed volle, sappige gamma, een waar juweeltje in zijn »oeuvre". Maar de glanspunten van deze tentoonstelling, haar «clous" zooals men pleegt te zeggen, zijn een paar werken van Jacob Maris en Anton Mauve. Deze twee schilderijen zijn al zeer bizonder en niiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii lllllllllllllllllllHllllllttlllllllllllllllllllllllt »Mijnheer," verklaarde de commissaris, na hem naar hartelust te hebben laten uitpraten en zijn cahier en portemonnaie met geld te hebben bekeken, »ik geloof u." Bij deze woorden kon de arme aupin niet nalaten hem onstuimig de hand te drukken. »Ik geloof u, maar 't blijft niettemin een verduiveld lastig geval, 't Is een kwestie van minstens vier en twintig uren," voegde hij er bij, Taupin's verslagenheid opmerkend. «Morgen vinden wij uw vrouw met behulp der politie zeker, 't Beste wat u vanavond kunt doen ... Hier werd zijn rede afgebroken door een groot lawaai in de gang. De deur werd plot seling opengerukt en verscheidene stemmen schreeuwden tegelijk: »Meneer de commis saris ! Mijnheer Dauphin ! Commissaris ! De directeur vraagt naar u." »Wacht even op me!'' zei meneer Dauphin de deur uitsnellend. Hij bleef maar een paar oogenblikken wegen kwam tamelijk ontdaan terug. «Ellendige historie!" zei hij, »een van de muzikanten, die in de vierde acte een solo zou voordragen, kan niet spelen en nu moeten wij parlementeeren met het Rouaansche pu bliek, dat lang niet gemakkelijk is. Hier is mijn adres, kom morgenochtend maar eens bij me, dan komt alles wel terecht." »Ik had een gevoel alsof alles mij weer )eide zyn op zichzelf volmaakte uitingen van een tijdperk van hun talent en van hun »doen". Beide zijn werken die voor een onzer Musea ouden moeten aangekocht worden, maar die lelaas, zooals zooveel moois mér, wellicht door iet buitenland gretig zullen worden toegeëigend. Het schildery van Jacob Maris is een zijner geliefkoosde motieven, een gezicht op het Y zooals het vroeger was, bij den Schreierstoren. !en vijftien jaren is dit schildery reeds oud, en iet behoort ontegenzeggelijk tot de allerbesten van Maris, evenals dat veel later geschilderde, oo puissante gezicht op Dordrecht, dat o. a. op de Haagsche Kunstkring-tentoonstelling gexposeerd is geweest. Een bijna onvergelijkelijke luminositeit in de heldere, brillante, en toch zoo juist in toon gelouden kleuren doet een trilling van zuivere atmospheer door het geheele schilderij gaan. Het s het effekt dat in ons land zoo vaak voorkomt, wanneer een kalme westen-wind betrekkelijk fleine wolken statig voortdrijft, die even de zon verbergend, een klein gedeelte van het landschap n schaduw hullen, waardoor de gloed der door het zonlicht beschenen wolkenkoppen verhoogd wordt. Dit effekt is ook dat van het eenige «Gezicht op Delft" van Vermeer; indien ooit een schilder de unieke qualiteiten van kleur en licht van dit schildery 's nabij gekomen dan is 't Jacob Maris, in 't bizonder in dit Gezicht op Amsterdam. En dit is geen geringe lof, want Vermeer's werk is een absoluut, uniek meesterstuk. In deze Maris, die door de werking van den tijd een rossigen gloed heeft gekregen, die toch de zilveren blankheid van het geheel niet ver mindert, komt misschien nog een moderner factor zich voegen, een subtiel, teerder sentiment. Zoo als dit schilderij is, kan men zich niet een mooier uiting denken van de kunst van Maris in die dagen, in waarde gelijk aan zijn latere, geheel andere opvatting, uitgesproken in zijn «Lang de Trekvaart", dat rijper en synthetischer van factuur is. Van Mauve zijn op deze tentoonstelling een klein aantal zeer mooie studies, homogeen en met een zeldzaam gevoel geschilderd. En naast deze is er een schilderij dat jaren lang vergeten bleef in een collectie te Brussel. In 1882 en '83 bracht Mauve den zomer door in de boerderij Kranenburg aan de Laan van Meerdervoort bij den Haag. Hier woonde een herder, zijn vriend Van den Broek, die een kleine kudde schapen in de blonde duinen rondleidde met zijn spitsoorigen zwarten hond. Zeer talrijk zijn de werken die deze schapen met hun herder Mauve deden maken. Links van die verdwenen Laan, daar waar thans talrijke eentonige huizenrijen zijn ver rezen, was een slootkantje langs de laatste uitloopers der duinen, wier hellingen met kort groen gras waren begroeid, waartusschen, meer naar den kant van het water, donker groene plekjes rietgras of «zegge" de vlakte van het terrein verbraken. Hier ging Mauve 's morgens de kleine kudde van Van den Broek bestudeeren, wanneer alles zacht verlicht werd door de ochtendzon, die de ruige ruggen der schapen deed schitteren in de blankheid van het geheel. Zóó vond Mauve het onderwerp van het hier tentoongestelde schilderij, een hoogst eenvoudig sujet, een aantal rustig grazende schapen langs een duinkant. Maar hoogst bizonder zijn in dit belangrijk schilderij de zeldzaam volmaakte compositie, de eenvoudige, rustige waarheid, de ongemeen zui vere gamma van teêre toon-tegenstellingen, die het onder de schilderijen van Mauve in dit genre tot misschien het beste, het belangrijkste, het merkwaardigste maken. Het werd in 1881 te Brussel geëxposeerd, na hier slechts even te zijn tentoongesteld. Daar werd het op een eereplaats gehangen en verwierf iimmiiiiiiiiMiimii opnieuw ontzonk," zei Taupin later, toen hij mij van zijn huwelijksreis vertelde, »maar ik kreeg een genialen inval. »Een muzikant ? »Welken 'f vroeg ik. »Wat speelt hij?'' »Violoncel." sMljnheer de commissaris," zei ik toen, zonderling ontroerd, »ik ben zelf', durf ik zeggen, geen onverdienstelijk cellist. Ik accornpagneerdc mademoiselle Marimont op het laatste weldadigheidsconcert voor de armen van het vijfde arrondissement. Als ik de kas kan redden . .." Men gunde hem zelfs geen tijd den zin te voleinden. De commis saris pakte hem bij den arm en trok hem in den looppas mee naar het kantoor vau den directeur. De violoncel werd gebracht. Taupin overtrof zichzelf. Na een paar maten knikte de directeur hem toe. «Prachtig; welk honorarium verlangt u ?" »Ik verlang niets, als mijn heer Dauphin in vredesnaam van avond maar doet, wat hij mij beloofd heeft morgenochtend in orde te maken, ben ik bereid zooveel te spelen als u wilt." Ik verzeker u niet, dat ik zal slagen," zei de commissaris. »tnaar ik geef u mijn woord, niets ongedaan te zullen laten, om u nog heden-nacht uit den nood te helpen. Morgen zal het zeker ge lukken." (Slot volyt). het de gouden medaille, waarna Mauve benoemd werd tot ridder van de Leopoldsorde. Een Brus selsen particulier kocht het en het bleef vrij wel vergeten totdat het dezer dagen weder te voorschy'n kwam, in al zijn zuiverheid van toon. Zou 't nu niet te betreuren zijn dat eenige werken als deze Mauve, toevallig nu weer te koop, en die Jacob Maris, beide zoo belangrijk voor de ontwikkeling van hun kunst, en niet te vervangen door anderen, door betrekkelijk kleine finantieele bezwaren,voor immer zouden heengaan? Pu. Z. In het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem zal begin van het volgende jaar een belangrijke tentoonstelling gehouden worden van teekeningen en ontwerpen van Engelsche kunstenaren, waar onder werk van Morris, Walter Crane, Richelle, the Birmingham Guildschool en anderen vertegen woordigd zijn. De tentoonstelling zal zeker bij de Nederlandsche artisten en bij hen, die de Engelsche versieringskunst naar waarde weten te schatten, vesl belangstelling wekken. Verkoopingen. De firma C. F. Roos & Co. zullen Dinsdag 27 Oct. in de Brakke grond verkoopen een belangrijke collectie schilderijen uit de nalatenschap van de heeren H. J. Wijsman Bzn., J. W. A. Schneiders van Greyffenswerth en J E. Basquin, er bevinden zich nummers ouder van Artz, Bakker Korff. Blommers, De Bock, Bosboom, Breitner, Israëls, Karsen, Jacob en Willem Maris, Mauve, Jan Veth, van der Valk en anderen. Den 2 en 3 Xov. zal dezelfde firma onder den hamer brengen een collectie teekeningen uit dezelfde nalatenschap, waaronder van Allebé, Apol, Breitner, Israëls (Isaac en Joseph), de Marissen, Mauve en meerdere. Th. M. Bij de firma E. J. v. Wisselingh & Co., Spui 23, is tentoongesteld een schilderij van W. Witsen «Herfst in 't bosch." HHIIItllttlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllUI TannMnser. Indertyd, tusschen 1807 en 1873, vond ik in een pakket boeken, op eene verkooping te Leiden gekocht, een dicht gedrukt deeltje, Aiis/ïihrliche Xiicliriclit rnn einir/en alten teidschen /loetisclien J[ünitscrii>tcn a/ts ilem \IIIten nn<l \IYten Jahrhi<n<lfii(, tcelche in der Jenaischen ul'adeiiiiichen Jlibliothck anflieludten irerde». De schrij ver was de heer Basilian Christian Bernard Wiedeburg, der Weltweisheit ft'entlicher Lehrer und der Jenaischen Deutschen Gesellschaft Secretar; het jaartal 1754. Het nu weer door bladerend, troffen mij de namen «Tanhuser", ->Wolferam von Eschimbach", »Klinsor", die, ofschoon de eerste opvoering van Wagner's werk in 1867 al ruim 20 jaar geleden was, sedert dien tijd nog heel wat weg gemaakt hebben. liet boek namelijk bevat een overzicht van vier groote manuscripten; het tweede een J'iteiiin de (iiiiisaione ferme sanctnc, het derde een Hji-iegel lier Motsclten Selikcil, het vierde Yaleiitin lojV/fs Meislcrgefuïiige ; het eerste, op perkament, een oud »Meistergesangbucb". Van dit groote manuscript heeft de heer Basilian Wiedeburg een aardig, zeer beknopt en zeer volledig overzicht gegeven; het bevat toch werken van niet minder dan twee-en-dertig Meistersinger, aan ieder werk wijdt bij eene paragraaf van een paar bladzijden. De behandelde dichters zijn: Meister Stolle, Bruder Werner, Meister Elies von Leyne, Meister Alexander. Robyn. Meister Rudinger, Sperpoghel, der Helleviur, Meister Gervelyn, der Urenheimer, der Shynnenberger, der Gutere, der Unvurczaghete, dor Lietscouwere, der Tanhuser, Meister Singof, der Ghuter, Reynolt von der Lippe, der Goldener, Meister Rumelant, Meister Vriderich von Sunneburc, der Misnere, Meister Conrat von Werzeburc, Meister Poppe, Ilermann Damen, Heinrich von Ofterdingen, Walter von der Vogelweide, Ileinrich der tugendhafte Scriber, Biterolf, Reymar von Zweter, Wolferam von Eschimbach, Klynsor. Wiedeburg maakt eenigzins excuus voor zijn manuscript, dat het juist met den naam van Meister Stolle begint. Indien er toch tegen de kunst der Meistersinger een vooroordeel bestaat, zegt hij, een vooroordeel dat hij zelf gedeeld heeft, is het omdat deze edele kunst, eerst door keizers, koningen en vorsten beoefend, later in minder soort banden terecht gekomen is. Glas branders, smidsgezellen, touwslagers, schoen makers, wierpen zich op als navolgers der eersten. En onder hen bevindt zich juist Stepban Stoll van beroep touwslager, van wien bericht wordt (door lïodmer) dat hij mot gemeene, boersche en ontuchtige liederen zooveel naam gemaakt had, dat zijn gedichten gelezen werden, en de edeler poezieün van Walther von der Vogelweide er voor ter zijde gelegd werden. Intusschen is het de vraag of de hier aangehaalde Stephan Stoll dezelfde is, als de snoode onderkruiper van Walther, want er zijn twee of meer Stephan Stolle's geweest; ten overvloede zijn de verzen die zich in het manuscript bevinden, ofschoon zoo edel niet als de gedichten van Walther von der Vo gelweide, toch niet zoo schandelijk als men naar Bodmer's getuigenis wel denken zou. Wiedeburg haalt als bewijs het gedicht aan dat hij het ergste vindt, en zoo heel erg is het niet. Over »Der Tanhuser" schrijft Wiedeburg: »Van dezen dichter zijn ons uit de oudheid vele berichten overgebleven, die Goldast heeft verzameld en die voor een deel ook uit de »Proben Sehwabischer Poesie" en uit onze verzameling bekend zijn. Goldast noemt hem »historiarum et antiquitatum peritissimum scriptorem" en dezen lof verdient hy°althans in zooverre, dat hij groote reizen gemaakt had, en dus van vele dingen ooggetuige geweest was. Men leze slechts het eerste van de gedichten, die hem in de Proben gewijd zijn ; er schijnt in zijn tijd geen bewoond en bekend land te zijn geweest, dat hij niet bezocht heeft. en van waar hij geen berichten heeft meegebracht. Wij treffen in het gedicht ook sporen aan, dat hij vermoedelijk een kruistocht heeft meegemaakt. Br bestaat een smaadgedicht op Paus Urbanus IV, dat Goldast aan dezen Tanhuser toeschrijft. Goldast's woorden zijn: »Tanhuser had aan de zijde des Keizers tegen den Paus gestaan. Paus Urbanus is de oorzaak geweest, dat Tanhuser tot den Venusberg (h. e. lupanaria) waar hij vroeger verkeerd had, terugkeerde, en dus voor eeuwig verloren was. Naar ik meen, heeft hij toen zelf een smaadgedicht op den Paus ge maakt." Uit een van zijn gedichten uit de Proben ziet men, dat hy om het midden der 13de eeuw heeft geleefd. In onze verzameling staan maar vier gedichten van hem, alle van geestelijken inhoud." Het geestelijk gedicht dat Wiedeburg dan aan haalt, is zonder kleur of geur : Got leit durch uns vil grosse not Her liez sich durch uns an eyn krutze henken Sin marter die was manichvalt, enz. «Overigens", vervolgt hij: »kan ik niet met zekerheid zeggen, of de naam Tanhuser de ware naam van den dichter geweest is; Aventinus maakt mij onzeker, omdat hij zegt, dat het een naam geweest is, dien men aan alle gedichten geeft. De plaats luidt aldus (in zijne (.'Imniïka): Ik bevind dat om dien tijd de Teutschen en hun stamverwanten naar Aziëtrokken met een koning, dien de Gothen en Teutschen Danheuser, de Grieken Thanases noemden. Van dien held en heer Danheuser, en zijne reis, zingen en vertellen onze Duitschers nog wel; men noemt no/i naar hem liet oude meestergesang sjireekicoorclelijk der alt Vanhiiuser." Ook over Wolfram von Eschenbach vertelt Bazilian Wiedeburg heel wat, o. a. een curieuze bijzonderheid. Hij had de poëzie bestudeerd bij een vroegeren dichter Friedebrand, en deze had hem in Schotland de boeken van Chrétien de Troyes en Guyot de Provence te leen gegeven, waaruit Wolfram zijn Parzüal, Titnrel en IHY/ehalin run Narben (Guillaume de Narbonne) maakte. Jaren lang deed Friedebrand moeite om de boeken terug te krijgen, maar Wolfram was doof aan dat oor, zooali hem door Klingsor van Ungherland verweten wordt. Tusschen dezen Klingsor en Wolfram heerschte eene veete ; Wolfram, die zich in een van zijn gedichten beklaagt, dat hij voor geld zingen en van de gunst der groote heeren spaarzaam leven moest, was jaloersch op Klingsor, die van den koning van Hongarije een inkomen van 3000 zilveren marken 'sjaars had, en »een hofstaat als een groote bisschop" kon voeren. Hij wreekte zich, door een Klingsor in een van zijn gedichten te plaatsen, en hem door een beleedigd gemaal, koning Ybert, op vernederende wijze te laten mishandelen. Dat hij wel degelijk zijn vijand bedoelde, blijkt ook hieruit, dat Wolfram dezen Klingsor aan de zwarte kunst en de sterrewichelarij laat doen, en Klingsor van Ungherland van zichzelf in een gedicht getuigt: Die Xigromantie weis ich gar, Die Astronomye nem ich an den Sternen war. De echte Klingsor had te Krakau en te Rome ge studeerd, groote reizen naar het Oosten gemaakt, en te Baldach of Babyion mathematiek, astrologie, zwarte kunst en medicijnen geleerd. Hem werd ook verweten, dat hij in al zijn gedichten nooit van Christus en het werk der Verlossing ge sproken heeft. Een deel van al die verwijten zal wel in den «hofstaat als van een grooten bisschop" zijn grond gehad hebben. v. L. 40 cents per regel. niiiilllinmiiiiitiimiiiiiiiiiiiiiini iiiniiiini immiiiiiinmmtB Magazijn KEI/ERSHOF", Jiïeuwemli.jk 196. Zijdenstoffen. Grootste sorteering zwarte en gekleurde, effen, gewerkte en gedamasseerde Zijde, Satijn en Surah. De nieuwste des sins en kleuren steeds voorhanden. SCHADE & OLDENKOTT. H. RAHR te Utrecht. Pianofabriek. Binnen- en Buitenl. Muziekhandel. Amerikaansche Orgels. Ruime keuze in Huurpiano's.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl