Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1009
men zich niet lang te bedenken om den voor de
muziek oogenschijnlijk niet begaafden Siegfried
zoo lang te drillen, tot hy iets werd dat op een
musicus geleek.
Ook zag Mevrouw Wagner met haar groote
menschenkennis spoedig in dat z\j over genoeg
menschen beschikken kon, die te rechter tyd en
plaats de mare van het jonge genie op geschikte
wy'ze zouden helpen verbreiden.
Men waagde het.
In onbegrijpelijk korten tyd was uit den
kweekeling van de technische Hochschule geen student
in de muziek, maar een meester in de kunst van
dirigeeren gegroeid. Met eenige ingestudeerde
stukken die hij met buitengewone nuances liet
hooren, bereisde hij drie jaar lang veel groote
steden, waarbij de naam zy'ns vaders en de vele
relaties die zijne moeder bezit hielpen alle deu
ren voor hem te openen ; enthousiastische berich
ten en interviews vlogen naar alle oorden.
Opeens kwam de verschijning van een zy'ner
brieven »an die redenden Kilnste" ons openbaren
dat de heer Siegfried Wagner het dirigeeren, als
een verouderd stannpunt beschouwt en dat hy
zich boven zulk een tweede-rangsbezigheid ver
heven acht. Goede kapelmeesters zullen wel
overal te vinden zyn, meende lnj, dus daarmede
behoefde hy zich niet verder bezig te houden.
Hoewel niet te ontkennen is, dat dit beslist een
groote aanwinst zou zyn, moet toch de onbe
schaamdheid van dit geschrift, die zonder voor
beeld is, evenzeer bewonderd worden als de
kalmte waarmede de heeren dirigenten die tirade
hebben verdragen.
Hans Richter verklaart in de Times, als oudste
vriend van de familie, Siegfried Wagner voor een
buitengewonen dirigent en regisseur Of nu deze
verklaring uit ovtrtuiging of uit gevoel van
vriendschap voorkomt, toch blijft er iets duisters
in. Richter is ook maar kapelmeester en dus
wel competent wat het dirigeeren betreft, doch
hu weet volgens Siegfrieds eigen uitspraak niets
van de regie. Hoe kan hu dan weten dat Sieg
fried een voortreffelijk regisseur is ?
In ieder geval heeft deze brief een hoogst
belachelyken indruk gomaakt,die door den wierook,
die mevrouw Wagner in haar aan het bestuur
van de Wagner-vereeniging te Berlijn gerichten
brief aan hare getrouwen toedient, een treurig
karakter heeft verkregen.
Tentoonstelling Bosboom. Israëls, Maris,
Manve in Pnlcnri Stndio.
De heer Preyer heeft de fraaie zaal van »Pulchri"
weer eens gevuld met een aantal schilderijen
van bovengenoemde en andere meesters, waar
onder enkele uitmuntende, «hervorragende" wer
ken, die deze tentoonstelling allerbezienswaardigst
maken.
Zeer rijkelijk is hier Israëls vertegenwoordigd
met niet minder dan zeven zeer merkwaardige
doeken, en van Bosboom zyn er twee aquarellen
en een schilderij, zooals meestal, hoog artistiek
van opvatting en uitvoering.
Van Bakhuijzen, Neuhuys, Kever, Gabriël,
Roelofs, Poggenbeek, Weissenbruch, Tholen, ter
Meulen,T.Offermans,Wijsmuller zijn er een grooter
of kleiner aantal uitgezochte werken ten toon
gesteld, terwy'l Willem Maris zeer fraai uitkomt,
met bijzondere schilderijen als »Zomerweelde" en
«Onder de wilgen" en Blommers, naast een paar
recente doeken, er een heeft hangen, eenige
jaren reeds oud, maar van een uiterst gevoelige
teekening en geschilderd in een rijke, gloed
volle, sappige gamma, een waar juweeltje in zijn
»oeuvre".
Maar de glanspunten van deze tentoonstelling,
haar «clous" zooals men pleegt te zeggen, zijn
een paar werken van Jacob Maris en Anton
Mauve.
Deze twee schilderijen zijn al zeer bizonder en
niiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii
lllllllllllllllllllHllllllttlllllllllllllllllllllllt
»Mijnheer," verklaarde de commissaris, na
hem naar hartelust te hebben laten uitpraten
en zijn cahier en portemonnaie met geld te
hebben bekeken, »ik geloof u." Bij deze
woorden kon de arme aupin niet nalaten
hem onstuimig de hand te drukken. »Ik geloof
u, maar 't blijft niettemin een verduiveld
lastig geval, 't Is een kwestie van minstens
vier en twintig uren," voegde hij er bij,
Taupin's verslagenheid opmerkend. «Morgen
vinden wij uw vrouw met behulp der politie
zeker, 't Beste wat u vanavond kunt doen ...
Hier werd zijn rede afgebroken door een
groot lawaai in de gang. De deur werd plot
seling opengerukt en verscheidene stemmen
schreeuwden tegelijk: »Meneer de commis
saris ! Mijnheer Dauphin ! Commissaris ! De
directeur vraagt naar u." »Wacht even
op me!'' zei meneer Dauphin de deur
uitsnellend. Hij bleef maar een paar
oogenblikken wegen kwam tamelijk ontdaan terug.
«Ellendige historie!" zei hij, »een van de
muzikanten, die in de vierde acte een solo
zou voordragen, kan niet spelen en nu moeten
wij parlementeeren met het Rouaansche pu
bliek, dat lang niet gemakkelijk is. Hier is
mijn adres, kom morgenochtend maar eens
bij me, dan komt alles wel terecht."
»Ik had een gevoel alsof alles mij weer
)eide zyn op zichzelf volmaakte uitingen van
een tijdperk van hun talent en van hun »doen".
Beide zijn werken die voor een onzer Musea
ouden moeten aangekocht worden, maar die
lelaas, zooals zooveel moois mér, wellicht door
iet buitenland gretig zullen worden toegeëigend.
Het schildery van Jacob Maris is een zijner
geliefkoosde motieven, een gezicht op het Y
zooals het vroeger was, bij den Schreierstoren.
!en vijftien jaren is dit schildery reeds oud, en
iet behoort ontegenzeggelijk tot de allerbesten
van Maris, evenals dat veel later geschilderde,
oo puissante gezicht op Dordrecht, dat o. a.
op de Haagsche Kunstkring-tentoonstelling
gexposeerd is geweest.
Een bijna onvergelijkelijke luminositeit in de
heldere, brillante, en toch zoo juist in toon
gelouden kleuren doet een trilling van zuivere
atmospheer door het geheele schilderij gaan. Het
s het effekt dat in ons land zoo vaak voorkomt,
wanneer een kalme westen-wind betrekkelijk
fleine wolken statig voortdrijft, die even de zon
verbergend, een klein gedeelte van het landschap
n schaduw hullen, waardoor de gloed der door
het zonlicht beschenen wolkenkoppen verhoogd
wordt.
Dit effekt is ook dat van het eenige «Gezicht
op Delft" van Vermeer; indien ooit een schilder
de unieke qualiteiten van kleur en licht van dit
schildery 's nabij gekomen dan is 't Jacob Maris,
in 't bizonder in dit Gezicht op Amsterdam. En
dit is geen geringe lof, want Vermeer's werk is
een absoluut, uniek meesterstuk.
In deze Maris, die door de werking van den
tijd een rossigen gloed heeft gekregen, die toch
de zilveren blankheid van het geheel niet ver
mindert, komt misschien nog een moderner factor
zich voegen, een subtiel, teerder sentiment.
Zoo als dit schilderij is, kan men zich niet
een mooier uiting denken van de kunst van
Maris in die dagen, in waarde gelijk aan zijn
latere, geheel andere opvatting, uitgesproken in
zijn «Lang de Trekvaart", dat rijper en
synthetischer van factuur is.
Van Mauve zijn op deze tentoonstelling een
klein aantal zeer mooie studies, homogeen en met
een zeldzaam gevoel geschilderd. En naast deze
is er een schilderij dat jaren lang vergeten bleef
in een collectie te Brussel.
In 1882 en '83 bracht Mauve den zomer door
in de boerderij Kranenburg aan de Laan van
Meerdervoort bij den Haag. Hier woonde een
herder, zijn vriend Van den Broek, die een kleine
kudde schapen in de blonde duinen rondleidde
met zijn spitsoorigen zwarten hond. Zeer talrijk
zijn de werken die deze schapen met hun herder
Mauve deden maken.
Links van die verdwenen Laan, daar waar
thans talrijke eentonige huizenrijen zijn ver
rezen, was een slootkantje langs de laatste
uitloopers der duinen, wier hellingen met kort groen
gras waren begroeid, waartusschen, meer naar
den kant van het water, donker groene plekjes
rietgras of «zegge" de vlakte van het terrein
verbraken.
Hier ging Mauve 's morgens de kleine kudde
van Van den Broek bestudeeren, wanneer alles
zacht verlicht werd door de ochtendzon, die de
ruige ruggen der schapen deed schitteren in de
blankheid van het geheel.
Zóó vond Mauve het onderwerp van het hier
tentoongestelde schilderij, een hoogst eenvoudig
sujet, een aantal rustig grazende schapen langs
een duinkant.
Maar hoogst bizonder zijn in dit belangrijk
schilderij de zeldzaam volmaakte compositie, de
eenvoudige, rustige waarheid, de ongemeen zui
vere gamma van teêre toon-tegenstellingen, die
het onder de schilderijen van Mauve in dit genre
tot misschien het beste, het belangrijkste, het
merkwaardigste maken.
Het werd in 1881 te Brussel geëxposeerd, na
hier slechts even te zijn tentoongesteld. Daar
werd het op een eereplaats gehangen en verwierf
iimmiiiiiiiiMiimii
opnieuw ontzonk," zei Taupin later, toen hij
mij van zijn huwelijksreis vertelde, »maar ik
kreeg een genialen inval. »Een muzikant ?
»Welken 'f vroeg ik. »Wat speelt hij?''
»Violoncel." sMljnheer de commissaris," zei
ik toen, zonderling ontroerd, »ik ben zelf',
durf ik zeggen, geen onverdienstelijk cellist.
Ik accornpagneerdc mademoiselle Marimont
op het laatste weldadigheidsconcert voor de
armen van het vijfde arrondissement. Als ik
de kas kan redden . .." Men gunde hem zelfs
geen tijd den zin te voleinden. De commis
saris pakte hem bij den arm en trok hem in
den looppas mee naar het kantoor vau den
directeur. De violoncel werd gebracht. Taupin
overtrof zichzelf. Na een paar maten knikte de
directeur hem toe. «Prachtig; welk honorarium
verlangt u ?" »Ik verlang niets, als mijn
heer Dauphin in vredesnaam van avond maar
doet, wat hij mij beloofd heeft morgenochtend
in orde te maken, ben ik bereid zooveel te
spelen als u wilt." Ik verzeker u niet,
dat ik zal slagen," zei de commissaris. »tnaar
ik geef u mijn woord, niets ongedaan te
zullen laten, om u nog heden-nacht uit den
nood te helpen. Morgen zal het zeker ge
lukken."
(Slot volyt).
het de gouden medaille, waarna Mauve benoemd
werd tot ridder van de Leopoldsorde. Een Brus
selsen particulier kocht het en het bleef vrij wel
vergeten totdat het dezer dagen weder te
voorschy'n kwam, in al zijn zuiverheid van toon.
Zou 't nu niet te betreuren zijn dat eenige
werken als deze Mauve, toevallig nu weer te
koop, en die Jacob Maris, beide zoo belangrijk
voor de ontwikkeling van hun kunst, en niet te
vervangen door anderen, door betrekkelijk kleine
finantieele bezwaren,voor immer zouden heengaan?
Pu. Z.
In het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem
zal begin van het volgende jaar een belangrijke
tentoonstelling gehouden worden van teekeningen
en ontwerpen van Engelsche kunstenaren, waar
onder werk van Morris, Walter Crane, Richelle,
the Birmingham Guildschool en anderen vertegen
woordigd zijn. De tentoonstelling zal zeker bij
de Nederlandsche artisten en bij hen, die de
Engelsche versieringskunst naar waarde weten
te schatten, vesl belangstelling wekken.
Verkoopingen.
De firma C. F. Roos & Co. zullen Dinsdag 27
Oct. in de Brakke grond verkoopen een belangrijke
collectie schilderijen uit de nalatenschap van de
heeren H. J. Wijsman Bzn., J. W. A. Schneiders
van Greyffenswerth en J E. Basquin, er bevinden
zich nummers ouder van Artz, Bakker Korff.
Blommers, De Bock, Bosboom, Breitner, Israëls, Karsen,
Jacob en Willem Maris, Mauve, Jan Veth, van
der Valk en anderen. Den 2 en 3 Xov. zal
dezelfde firma onder den hamer brengen een
collectie teekeningen uit dezelfde nalatenschap,
waaronder van Allebé, Apol, Breitner, Israëls
(Isaac en Joseph), de Marissen, Mauve en
meerdere. Th. M.
Bij de firma E. J. v. Wisselingh & Co., Spui
23, is tentoongesteld een schilderij van W. Witsen
«Herfst in 't bosch."
HHIIItllttlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllUI
TannMnser.
Indertyd, tusschen 1807 en 1873, vond ik in
een pakket boeken, op eene verkooping te Leiden
gekocht, een dicht gedrukt deeltje, Aiis/ïihrliche
Xiicliriclit rnn einir/en alten teidschen /loetisclien
J[ünitscrii>tcn a/ts ilem \IIIten nn<l \IYten
Jahrhi<n<lfii(, tcelche in der Jenaischen
ul'adeiiiiichen Jlibliothck anflieludten irerde». De schrij
ver was de heer Basilian Christian Bernard
Wiedeburg, der Weltweisheit ft'entlicher Lehrer
und der Jenaischen Deutschen Gesellschaft
Secretar; het jaartal 1754. Het nu weer door
bladerend, troffen mij de namen «Tanhuser",
->Wolferam von Eschimbach", »Klinsor", die, ofschoon
de eerste opvoering van Wagner's werk in 1867
al ruim 20 jaar geleden was, sedert dien tijd
nog heel wat weg gemaakt hebben.
liet boek namelijk bevat een overzicht van
vier groote manuscripten; het tweede een J'iteiiin
de (iiiiisaione ferme sanctnc, het derde een Hji-iegel
lier Motsclten Selikcil, het vierde Yaleiitin
lojV/fs Meislcrgefuïiige ; het eerste, op perkament,
een oud »Meistergesangbucb". Van dit groote
manuscript heeft de heer Basilian Wiedeburg een
aardig, zeer beknopt en zeer volledig overzicht
gegeven; het bevat toch werken van niet
minder dan twee-en-dertig Meistersinger, aan
ieder werk wijdt bij eene paragraaf van een paar
bladzijden. De behandelde dichters zijn: Meister
Stolle, Bruder Werner, Meister Elies von Leyne,
Meister Alexander. Robyn. Meister Rudinger,
Sperpoghel, der Helleviur, Meister Gervelyn, der
Urenheimer, der Shynnenberger, der Gutere, der
Unvurczaghete, dor Lietscouwere, der Tanhuser,
Meister Singof, der Ghuter, Reynolt von der
Lippe, der Goldener, Meister Rumelant, Meister
Vriderich von Sunneburc, der Misnere, Meister
Conrat von Werzeburc, Meister Poppe, Ilermann
Damen, Heinrich von Ofterdingen, Walter von
der Vogelweide, Ileinrich der tugendhafte Scriber,
Biterolf, Reymar von Zweter, Wolferam von
Eschimbach, Klynsor.
Wiedeburg maakt eenigzins excuus voor zijn
manuscript, dat het juist met den naam van
Meister Stolle begint. Indien er toch tegen de
kunst der Meistersinger een vooroordeel bestaat,
zegt hij, een vooroordeel dat hij zelf gedeeld
heeft, is het omdat deze edele kunst, eerst door
keizers, koningen en vorsten beoefend, later in
minder soort banden terecht gekomen is. Glas
branders, smidsgezellen, touwslagers, schoen
makers, wierpen zich op als navolgers der eersten.
En onder hen bevindt zich juist Stepban Stoll
van beroep touwslager, van wien bericht wordt
(door lïodmer) dat hij mot gemeene, boersche
en ontuchtige liederen zooveel naam gemaakt
had, dat zijn gedichten gelezen werden, en de
edeler poezieün van Walther von der Vogelweide
er voor ter zijde gelegd werden. Intusschen is
het de vraag of de hier aangehaalde Stephan
Stoll dezelfde is, als de snoode onderkruiper van
Walther, want er zijn twee of meer Stephan Stolle's
geweest; ten overvloede zijn de verzen die zich
in het manuscript bevinden, ofschoon zoo edel
niet als de gedichten van Walther von der Vo
gelweide, toch niet zoo schandelijk als men naar
Bodmer's getuigenis wel denken zou. Wiedeburg
haalt als bewijs het gedicht aan dat hij het ergste
vindt, en zoo heel erg is het niet.
Over »Der Tanhuser" schrijft Wiedeburg: »Van
dezen dichter zijn ons uit de oudheid vele
berichten overgebleven, die Goldast heeft verzameld
en die voor een deel ook uit de »Proben
Sehwabischer Poesie" en uit onze verzameling bekend
zijn. Goldast noemt hem »historiarum et
antiquitatum peritissimum scriptorem" en dezen lof
verdient hy°althans in zooverre, dat hij groote
reizen gemaakt had, en dus van vele dingen
ooggetuige geweest was. Men leze slechts het eerste
van de gedichten, die hem in de Proben gewijd zijn ;
er schijnt in zijn tijd geen bewoond en bekend
land te zijn geweest, dat hij niet bezocht heeft.
en van waar hij geen berichten heeft meegebracht.
Wij treffen in het gedicht ook sporen aan, dat
hij vermoedelijk een kruistocht heeft meegemaakt.
Br bestaat een smaadgedicht op Paus Urbanus
IV, dat Goldast aan dezen Tanhuser toeschrijft.
Goldast's woorden zijn: »Tanhuser had aan de
zijde des Keizers tegen den Paus gestaan. Paus
Urbanus is de oorzaak geweest, dat Tanhuser
tot den Venusberg (h. e. lupanaria) waar hij
vroeger verkeerd had, terugkeerde, en dus voor
eeuwig verloren was. Naar ik meen, heeft hij
toen zelf een smaadgedicht op den Paus ge
maakt." Uit een van zijn gedichten uit de Proben
ziet men, dat hy om het midden der 13de eeuw
heeft geleefd. In onze verzameling staan maar
vier gedichten van hem, alle van geestelijken
inhoud."
Het geestelijk gedicht dat Wiedeburg dan aan
haalt, is zonder kleur of geur :
Got leit durch uns vil grosse not
Her liez sich durch uns an eyn krutze henken
Sin marter die was manichvalt, enz.
«Overigens", vervolgt hij: »kan ik niet met
zekerheid zeggen, of de naam Tanhuser de ware
naam van den dichter geweest is; Aventinus
maakt mij onzeker, omdat hij zegt, dat het een
naam geweest is, dien men aan alle gedichten
geeft. De plaats luidt aldus (in zijne (.'Imniïka):
Ik bevind dat om dien tijd de Teutschen en hun
stamverwanten naar Aziëtrokken met een koning,
dien de Gothen en Teutschen Danheuser, de
Grieken Thanases noemden. Van dien held en
heer Danheuser, en zijne reis, zingen en vertellen
onze Duitschers nog wel; men noemt no/i naar
hem liet oude meestergesang sjireekicoorclelijk der
alt Vanhiiuser."
Ook over Wolfram von Eschenbach vertelt
Bazilian Wiedeburg heel wat, o. a. een curieuze
bijzonderheid. Hij had de poëzie bestudeerd bij
een vroegeren dichter Friedebrand, en deze had
hem in Schotland de boeken van Chrétien de
Troyes en Guyot de Provence te leen gegeven,
waaruit Wolfram zijn Parzüal, Titnrel en
IHY/ehalin run Narben (Guillaume de Narbonne) maakte.
Jaren lang deed Friedebrand moeite om de
boeken terug te krijgen, maar Wolfram was doof
aan dat oor, zooali hem door Klingsor van
Ungherland verweten wordt. Tusschen dezen Klingsor en
Wolfram heerschte eene veete ; Wolfram, die zich
in een van zijn gedichten beklaagt, dat hij voor
geld zingen en van de gunst der groote heeren
spaarzaam leven moest, was jaloersch op Klingsor,
die van den koning van Hongarije een inkomen
van 3000 zilveren marken 'sjaars had, en »een
hofstaat als een groote bisschop" kon voeren.
Hij wreekte zich, door een Klingsor in een van
zijn gedichten te plaatsen, en hem door een
beleedigd gemaal, koning Ybert, op vernederende
wijze te laten mishandelen. Dat hij wel degelijk
zijn vijand bedoelde, blijkt ook hieruit, dat
Wolfram dezen Klingsor aan de zwarte kunst
en de sterrewichelarij laat doen, en Klingsor
van Ungherland van zichzelf in een gedicht
getuigt:
Die Xigromantie weis ich gar,
Die Astronomye nem ich an den Sternen war.
De echte Klingsor had te Krakau en te Rome ge
studeerd, groote reizen naar het Oosten gemaakt,
en te Baldach of Babyion mathematiek, astrologie,
zwarte kunst en medicijnen geleerd. Hem werd
ook verweten, dat hij in al zijn gedichten nooit
van Christus en het werk der Verlossing ge
sproken heeft. Een deel van al die verwijten zal
wel in den «hofstaat als van een grooten bisschop"
zijn grond gehad hebben.
v. L.
40 cents per regel.
niiiilllinmiiiiitiimiiiiiiiiiiiiiini iiiniiiini immiiiiiinmmtB
Magazijn KEI/ERSHOF", Jiïeuwemli.jk 196.
Zijdenstoffen. Grootste sorteering zwarte
en gekleurde, effen, gewerkte en gedamasseerde
Zijde, Satijn en Surah. De nieuwste des
sins en kleuren steeds voorhanden.
SCHADE & OLDENKOTT.
H. RAHR te Utrecht.
Pianofabriek.
Binnen- en Buitenl. Muziekhandel.
Amerikaansche Orgels.
Ruime keuze in Huurpiano's.