Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1009
verschynen zou; de Koninklijke Vereeniging moest
bfl <9en koninklijk feest wel koninklijk zich ge
dragen en alleszins gepast is dus haar pogen
met een koninklyk tooneelstuk, het te vieren
feest luister bij te zetten. Ik vernam echter een
paar opmerkingen, die het nuttig kan zyn mede
te deelen.
De eerste was, dat nu ter eere van Wilhelmina's
kroning, een oorspronkelijk stuk zal worden
vertoond, het misschien overweging zou verdiend
hebben, Wiihelmina's voorvaderen van
moedersz(jde evengoed als die van vaderszyde de eer te
gunnen om tot onderwerp van zulk een
tooneelstuk te verstrekken. Het kon immers zijn, bij
de eigenaardige eischen aan dramatischen arbeid
gesteld, dat de geschiedenis van
Waldeck-Pyrmont en zijn vorstenhuis, een nog geschikter
stoffe voor een treur- of blijspel aanbood, dan
die van .Nederland of Oranje.
De tweede opmerking betrof de samenstelling
van de jury, waaruit men meende te moeten
afleiden, dat er uitsluitend naar een treurspel
werd gevraagd, daar de heeren juryleden, hoe
zeer door hun letterkundigen arbeid aangewezen
als keurbende, tot het doen van een keuze uit de
te verwachten handschriften, zich allen meer in de
richting van het tragische, dan van die van het
komische bewegen. Mocht deze gevolgtrekking,
waarvoor ik beken het gaarne iets te zeggen is,
juist zyn, dan zouden al onze blyspeldichters,
zooals Gram, v. Eeden, v. Maurik, Reyding, wien
men niet minder eere mag geven dan onzen
treurspeldichters, van den wedstryd uitgesloten
z\jn en deze dus niet algemeen kunnen heeten,
terwjjl het zeer wel mogelijk, zoo niet
waarschjjnlijk is, dat onze jeugdige Koningin meer
van een blijspel dan van een treurspel zal houden.
Zou de Kon. Ver. niet ten opzichte van dit punt
nog eenige verklaring afleggen vóór het te laat is ?
Hoogachtend, '
Amsterdam, l'W dw. dr.
15 Oct. 1806. J. D. Vu. T/.
_4<w den WelEd. Heer Clt. M, van Decenter.
WelEd. Heer,
Een enkel woord Het is mijn bedoeling niet
tegenkritiek te leveren op uw beschouwing over
Een Visioen. Ik heb dat nooit met andere be
schouwingen gedaan, en wensch dat ook nu niet
te doen. Maar iets zou ik toch heel graag willen
zeggen. Ik moet protesteeren tegen uw bewering,
dat ik op een enkele plaats in het werkje pogingen
zou hebben aangewend om den indruk te ver
zachten. Juist het tegendeel is waar, ook al
reageert de persoonlijkheid van het meisje, dat
op de door u bedoelde plaats op den voorgrond
treedt, op geen bepaald antipathieke wijze. Ik
heb met al de kracht die in mij is, den vinger
willen leggen op een rotte plek in het zedelijk
Jeven van zeer velen om ons heen, op een ziekte
die in verschillende nuanceeringen, van onbe
duidend af tot gevaarlijk toe, steeds sterker en
sterker verwoestingen aanricht, en verraderlijker
om zich heen grijpt; tevens met een enkel, voor
veel hardhoorigen misschien te discreet woord,
de oorzaak van de ziekte willen aaugeven. Dat
te doen, en medelijden willen opwekken, zou
zyn als een poging om tegelijk voor- en achteruit
te willen loopen. Dat heb ik niet gewild; ik
heb den vinger zoo sterk mogelijk aangedrukt,
zeker niet ten genoege van hen die duisternis
verkiezen boven licht, opdat de toeschouwer het
uitschreeuwe van pijn en ergernis, van walging
tevens, opdat hjj het mes neme, en zonder zie
kelijk gevoel uitsnijde, wat ik zonder ik zonder
medelijden aanwees, opdat hij ook tot zichzelf
inkeere, en bij zichzelf en bij anderen het
woekerkwaad keere, waar dit nog te keeren is. Dat
was het doel van mijn schrijven, en voor iemand
die met medegevoel gewend is om zich heen te
zien, komt het my voor, duidelijk genoeg te zijn
aangegeven.
Ik heb dat niet gedaan als man van wetenschap;
geloof me op mijn woord, geachte heer, ik ben
in de wetenschap thuis als een boer in een ballet.
Maar ik heb een stuk leven gegeven, iets, dat ik
zag; en het feit, dat wat ik zag, overeenkomt
met de wetenschap, levert toch dunkt me, het
hechtst bewys, dat ik goed zag, en dat ik waar
heid, in-droevige waarheid schreef.
In verdere details zal ik niet treden. Aan
Maeterlinck. die, zoover ik weet, zich nooit ten
doel stelde den vinger te leggen op zulk een
rotte plek, heb ik niet gedacht. Een Visioen
heeft met zijn werken toch ook niets essentieels
gemeen. En poëzie in de taal zou, dunkt me,
al heel misplaatst zyn in een brok levensvuil,
dat walging moet verwekken, en dat zijn doel
mist als het dit niet doet. Ik heb getracht te
schrijven, zooals gesproken werd ; hoe meer ik
de natuurlijke spreektaal ben nagekomen, hoe
beter toch is mijn werk geschreven. Dat is mijn
meening omtrent tooneeltaal, en blijft ze.
Ik stel het zeer op prijs, dat u me eerlijk vindt,
en hoop van harte dat uw goede meening door
dit schrijven geen wijziging onderga.
Geloof me, met verschuldigde gevoelens van
hoogachting,
Amsterdam, Uw dn.
16 Oct. '06. J. HORA ADEMA.
20 October 1896.
Geaclite Redactie !
Naar aanleiding van het in het laatste nummer
van uw blad voorkomend stuk getiteld : Baren"
verzoek ik beleefd plaatsing vooreen paar opmer
kingen. Het is geenszins mijn doel mij te men
gen in een polemiek over het al of niet goede
van die gewoonte, evenmin ze te critiseeren. Ik
weet, hoe onaangenaam het is mensehen, die ge
heel buiten een zaak staan, daarover een oordeel
te hooren uiten met een autoriteit als kenden
ze haar bij ervaring. Ik zal mij daarom van alle
mogelijke critiek onthouden, maar wil alleen
opkomen tegen eene vergelijking tusschen het
baren" aan militaire instituten en het
groenloopen aan inrichtingen van Hooger Onderwijs.
Niets hebben deze twee zaken gemeen dan, zoo
als de inzender der X. Ilott. ('t. zeer terecht
zegt, dat de baar is de nieuwe aangekomen
adelborst, zooals de groen de jonge student is".
Iii de MrtoeMclitiiig der Berlijiisclie Bijyerös-teiitooiistelliiii
(Lttstiye Bliiiter.)
De Verpleegster: »Lieve hemel, waarom moest nu juist dit ongelukskind zich zoo krachtig
ontwikkelen !''
De eeiiwiiöurenile Oosterse pestie,
t Lu Jlaiiti.)
(De Engelschman aan de linkerzijde van de prent stelt volgens het Italiaansche blad =>Lord
Gladstone" voor. De muizen, die aan de poolen van het houten onderstel knagen, verbeelden
Creta, Griekenland en Armenië.)
Engeland en Mije,
(.lugend.)
Verschillen evenwel doen ze zeer veel, voor
namelijk in de manieren van uitvoeren.
Zie hier eenige punten :
1. Een jongen, die op het instituut komt is
«verplicht" zich aan het baren te onderwerpen,,
niet aldus aan onze hoogescholen, alwaar men
door of geen corpslid te worden, <>f daarmee te
wachten tot zijn 23ste jaar, den groentijd ver
mijden kan.
. Zijn de jonge studenten minstens 18 a l!l
jaar oud en niet soms 15 gelijk de baren.
3. Is de groentijd gereglementeerd d. w. z.
ieder corpslid moet zich tegenover de groenen
houden aan bepaalde voorschriften, vastgesteld
door het corpsbestuur en waaraan streng de hand
wordt gehouden.
Bij een dergelijk systeem ziet ieder toch in
dat er geen misbruiken, laat staan mishandelingen
kunnen plaats hebben ; temeer wanneer men nog
in aanmerking neemt dar er tusschen het
corpsbestuur en het jongste studiejaar (dat voorname
lijk outgroent) een andere ook als het ware, toe
ziende macht is n.l. de oudere studiejaren, die
door hun zedelijk overwicht kalmeerend werkend
kunnen optreden.
4. Duurt een groentyd slechts 3 ii 4 weken
en geen 8 maanden, zooals het baren.
U dankzeggend voor de plaatsing dezer regelen
teeken ik mij hoogachtend :
H. '. DE GKACW, jur. cand.
In Arti,
In tegenstelling met andere jaren, is ditmaal
de tentoonstelling in Arti veel belangrijker dan
gewone tentoonstellingen soms zijn, en dit niet
omdat er zooveel nieuws te zien is, want dat is
erg schaarseh in deze tijden, en het nieuwe wordt
altijd niet even goed ontvangen en begrepen, maar
juist omdat er van het oude zooveel goeds is.
Van het oude, kan ik gerust zeggen, daarmee
doelend op de werken van Breitner en van Bauer.
Niet alsof die nu verouderd zouden zijn, want in
de oogen van velen is dit nog altijd het
meest moderne wat gemaakt wordt, maar
meer omdat deze twee sterken in kunnen mijns
bedunkens de traditie der ware kunst op deze
tentoonstelling staande houden, en in zooverre
het altijd-zoo-geweest-zijnde, het oude princiep
van kunst voorstaan. En met welk een kracht,
met welk een kunnen vooral ! En al zijn Jacob
Maris of Josef Israëls niet aanwezig met hun
werken om deze twee te steunen, toch kan ook
bij hun werk herhaald warden wat ik vroeger
reeds eenmaal naar aanleiding van Breitners werk
zeide: Hoe ook de toekomstige kunst wezen
moge, door velen verlangd, door enkelen slechts
met nauwgezetheid gezocht, of zij sociologisch,
architectonisch, wetenschappelijk, philosophisch of
symbolisch moge wezen, van hen, Bauer en
Breitner zal zij dat fond van waarachtige schoon
heidsverlangen, van kunnen en emotie overnemen,
zonder welke geen kunst wezen kan. Op hen
is het dat door lateren zal voortgebouwd moeten
worden; zij zullen de hoeksteen blijken van het fun
dament, dat grooteren nog dan zij begonnen en dat
eenmaal het monument zal dragen van wat tot nog
toe nog toe als een vaag voorgevoelen in de
hoofden van enkelen leeft. En wee hun, die in
te groote zucht naar nieuwheid of cijferend ver
kregen detailkennis zich willen vergrijpen hun
werk naast en zonder dit begin te doen, het zal
maakwerk blijken, wetenschappelijk gedoe, zonder
de liefde die bindt, die het fundament is als in
alles, en geen kunst.
TH. Moi.isuxnoK.ii.
iniifiiniMilMiliiiiMtiiiillllliiiMiiiinnilliiDDHliil
imiimiimiiiiiiiimiiiiiii»
SNUIFJES.
Binnen!
De wereld wordt hoe langer hoe
yol-handiger. Voor eenigen tijd las ik in mijn krant,
dat iemand aan de hand van de
millioenenrede (iets) had" uitgerekend, en dezer dagen
vertelde mij hetzelfde blad weder, dat de
heer Gerritsen aan de hand van een in de
zaal verspreid strooibiljet (iets) had besproken.
Zoo komen er met den dag meer handen in
dit ondermaansche en dat is een geluk, want
veel handen maken licht werk. Maar voor
die handen zelf is dat niet altijd een voor
deel, want een paar weken geleden moest_ ik
nog hooren ,van de onzalige ondervinding
door de geschiedenis aan de hand gedaan",
alsmede van een kwaad, dat »in de hand ge
werkt werd'', en zoo vrees ik, dat er onder
al die handen niet alleen een groot aantal
lamme handjes, maar ook eenige zeere handen
zullen voorkomen. Wat nu dat rekenen en