Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1010
voornaamste trekken van haar karakter zachtheid
en geduld.
»Als w\j niet buitenshuis gingen eten, kookte
z\j ons maaltje, dat deed zij heel goed. Zy had
ook een uitmuntende digestie; ik heb haar nooit
iets behoeven voor te schrijven. Als stimulans
dronk zij vooral thee."
Pagello heeft met George Sand een reisje ge
maakt over Verona, Milaan en het Garda-meer
naar Genève; in Augustus 1834 kwam hij met
haar te Parijs.
»Ik heb daar weinig letterkundigen gesproken,"
zegt hg, ->ik herinner mij alleen Buloz en Gustave
Planche. Musset heb ik herhaaldelijk bezocht;
hij ontving mij altoos hoffelyk, maar zonder har
telijke vertrouwelijkheid."
De dokter gebruikte zijn verblijf te Parijs vooral
om hospitalen en medische colleges te bezoeken
en zag George Sand niet weer, ofschoon zij hem
had laten uitnoodigen naar haar kasteel te Nohant
te komen. In zijn land teruggekeerd hoorde hij
alleen van haar door de bladen en kreeg ook
geen rechtstreeksche communicatie van haar dood.
De zoon vertelde nu:
»Ik was nog jong, toen de bladen den dood
van la Sand meldden. Ik herinner mij wel, dat
vader als gewoonlijk zijn krankenbezoek ging
doen en het bericht met de grootste onverschil
ligheid ontving. Hij sprak in den huiselijken kring
over die vrouw alsof by naar nauwelijks gekend
had; een halve eeuw was intusscheri voorbijgegaan.
Het was als het doodbericht van eene zwerfster,
dat mijn vader in den familiekring vernam. Het
verleden was al heel lang dood, al lang vóór
la Sand!"
De jonge Pagello vertelt ook, dat het avontuur
en de reis zijn vader eerst in zija praktijk be
nadeeld hadden, maar dat dit terechtgekomen is.
Van de vier brieven is nu de declaratie, een
heel mooi stuk, maar heel lang, gedrukt; de drie
andere zullen eerst na Pagello's dood mogen
uitgegeven worden. Toen George Sand de decla
ratie geschreven had, gaf ze hem het stuk, maar
de dokter scheen niet zoo dadelijk te begrijpen
dat het voor hem was ; daarom schreef ze er op,
au stupide 1'ayeUo en duwde het hem in de hand.
»Mijn vader was zoo dom niet", zegt de zoon,
»h\j hield zich maar zoo". In elk geval heeft
de heer Pagello zich later niet meer zoo gehouden.
Als men den brief vol poëtische passie leest,
is het iets zeer pijulijks, die historie nu zoo
droogjes tusschen de nakomelingen en den
negentigjarigen patriarch behandeld te zien.
v. L.
De correspondentie ra Victor Hup.
Het eerste deel van Victor Hugo's brieven is
verschenen, en is wel eenigzins een teleurstelling
geweest, zoowel voor wie er goeds, als voor wie
er kwaads in zochten. Eenigen hadden gehoopt
er oordeelen van den man, die zoo grootsch en
zoo ver zag, over zaken en personen in te vinden;
zij zijn teleurgesteld, want Victor Hugo bewaarde
zyn impressies die wat waard waren voor de
pers, en versnipperde ze niet aan toevallige cor
respondenten. Anderen hadden gehoopt, daar ook
in dit deel correspondentie met Sainte-Beuve
vervat is, iets meer te weten over een mysterie
dat over hun intimiteit en het plotseling afbreken
der betrekkingen tusschen Sainte-Beuve en het
gezin Victor Hugo hangt; maar ook hieromtrent
blyft alles na deze brieven ongeveer even vaag
als te voren.
* *
*
Wat wel blijkt uit deze brieven, is dat Victor
Hugo voor zijne reputatie in de letterkundige
en boekhandelswereld zorgde zoo als weinigen.
Wie maar iets goeds van hem zeide, kreeg een
allerliefst briefje; een vriend die hem niet prees,
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii n
iliiiiHiiimmmin
toestand, Parijs niet halen zou. Hij vertrok:
welk een reis! Hij kwam aan: welk een
aankomst! Hij vond zijn woning in precies
denzelfden staat als voor zijn huwelijk. Alle
kleinigheden, die aan L^ onie herinnerd zouden
hebben, waren verdwenen. Alleen op aupin's
schrijftafel lag een verzegeld briefje, dat
slechts deze woorden behelsde:
»Vaarwel voor eeuwig !
Leonie."
Mij werd natuurlijk de rol van verzoener
opgedragen. Ik had moeite mevrouw Gibouret
te bewegen mij te ontvangen. Ik merkte,
zoodra ik er binnen kwam, dat het geheele
gezin reeds verscheidene dagen in tranen
leefde. »Hoe kon u zoo wreed zijn ?" vroeg
ik Leonie. »Hoe is 't mogelijk dat u niet
hebt bedacht dat hem iets kon zijn over
komen ?"
Ik vernam dat zij na een nacht van de
pijnlijkste onzekerheid en angst, 's morgens
vroeg met de herbergierster was uitgegaan
om de politie te vragen haar man op te
sporen ; dat zij, ternauwernood den voet op
straat gezet hebbende, de courantenombrengers
haar mans naam had hooren uitroepen, als
het nieuwtje van den dag en een Petit
Rouennais gekocht hebbende, daarin het
verslag der heldendaden van haar man in
het Grand Théatre had gelezen. Zijn meester
lijke stokvoering, de zuivere toon, zijn tegelijk
schitterend en hartstochtelijk spel... En dat
kreeg een zacht verwyt; een criticus dien hjj
niet kende, kreeg een terechtwijzing. Men vindt
zelfs een brief (van 13 Dec. 1826) aan den re
dacteur van het Feuilleton des affiches te Angers
om hem te bedanken voor een berichtje over de
Odes et Ballades. Er zijn er 300 van die soort j
brieven aan academiciens, aan critici, aan redac
teurs, aan vrouwen van critici, aan ieder die maar
invloed'had; altoos met waardigheid en
hoffel\jkheid, en zoo dat de ontvanger zich bevoorrecht
kon denken; maar voor wie er nu zooveel leest,
lijdt de qualiteit door de quantiteit. In iederen
brief, ook over andere dingen, aan zijn vader,
zijn moeder, zijn vrouw, vermeldt hij zijn
successen, de recettes van Hernrwi, de oplagen
van de Orientales, de complimenten van dit en
dat blad.
Er zijn wel een paar mooie onder, aan de
Lamennais, aan de Vigny, maar men kan ver
moeden, dat Victor Hugo, deze beiden als ernstige
menschen apprecieerend, ook heeft willen zorgen
bij hen door goed particulier werk in een goeden
naam te komen. Eenige brieven aan zijn zoon
en dochter zijn hartelijk en goed gevoeld.
* *
*
Maar op blz. '264, waar de eerste brief geadres
seerd aan «Monsieur Sainte-Beuve, 91, rue de
Vaugirard" staat, begint voor velen het belang
rijke. Wat was bet mysterie? Jaren lang, tot
1834, staat er in de brieven altijd iets van »trouwe
vriend .. . Uw beste vriend . . . Steeds je vriend ...
je oude vriend . . ." Er zijn zelfs briefjes vau de
kinderen, een van [de kleine Leopoldine Hugo,
om te bedanken voor een pop, een bewijs hoe
Sainte-Beuve in het gozin was opgenomen. Het
briefje van Leopoldine is het volgende : »Bonjour,
Sainte-Beuve, je te remerci bien de ta belle
poupé. Charles est bien content aussi et nou
tanbrasseron quand tu vindra voir papa et maman
ma petite soenr est bien contente aussi, ta petit
ami, Didine." Men ging te samen uit dineeren,
naar de comedie, overal heen.
Tusschen die vriendschap en het briefje van
l April 1834 ligt een geheele af;;rond. liet
luidt: «Zooveel haat, zooveel laffe vervolging is er
thans met mij te deelen, dat ik zelf goed begrijp
dat zelfs de meeste beproefde vriendschap ervan
afziet en zich losmaakt. Vaarwel dan, vriend.
Begraven wij, ieder van onzen kant, in stilte,
hetgeen in u al dood was, en door uw brief in
mij is gedood."
Dit geeft niet de minste aanwijzing omtrent
den aard der oneenigheid die tusschen beiden
gerezen was, en de boosaardigen die een intimiteit
tusschen mevrouw Hugo en Saint-Beuve hebben
willen onderstellen, kunnen het daaruit niet halen.
Maar in een paar brieven daartusscben vindt
men misschien aanwijzingen. Reeds op het eind
van 1830 staat er in een brief: »Laat ons toe
gevend voor elkaar zijn, vriend. Ik heb mijn
wonde, gij hebt de uwe; de smartelijke schok
zal voorbijgaan. Bedenk dat gij, nini-s toni, geen
beteren vriend hebt dan mij". E.i op 18 Maart
1831 schrijft Victor Hugo het volgende: »Ge
moet u herinneren wat er tusschen ons, in
het smartelijkste oogenblik van ons leven, is
voorgevallen, op het oogenblik toen ik heb moet'n
kiezen tusschen haar en u; herinner u wat ik
toen gezegd heb, wat ik n heb aangeboden, iral
ik 11 heb i'oortjesteld, zooals ge weet met het vaste
voornemen, mijn belofte te houden en te doen wat
ge zoudt verlangen; herinner u dit, en bedenk
dan dat ge nu geschreven hebt dat ik in die
zaak jegens u tekort was geschoten in vertrouwen
en openhartigheid!" Eindelijk, drie maanden later,
vraagt Hugo hem, zijn eerste plan ten uit
voer te brengen (misschien Parijs te verlaten) en
voegt er bij : »die proef van drie maanden halve
intimiteit is niet gelukt, .. . wij zijn niet meer
de twee broeders die wij waren; alles is mij nu
een marteling. Zelfs de verplichting mij opgelegd
door een persoon die ik hier niet noemen mag,
altoos daar te zijn, als gij er zijt, zegt mij telkens
en op heel pijnlijke wijs, dat wij niet meer de
vrienden van vroeger zyn."
Deze halve intimiteit duurt nog drie jaren, en
eindigt met den eerst aangehaalden brief:
»Vaarwel, vriend."
Of hierbij nu werkelijk Madame Victor Ilugo
bedoeld is, blijkt volstrekt niet. Het kan eene
dochter, eene zuster, eene nicht of kennis van
den dichter of zijne vrouw zijn, waarop
SainteBeuve vues had. Of ook, .... Sainte-Beuve is
altoos heel ongelukkig geweest in zijne amoureuse
plannen; hij heeft misschien zonder eeuige aan
leiding of aanmoediging aan een van die perso
nen eene declaratie gedaan, die met eenigen hoon
is afgewezen; dit alles wordt door de woorden
der brieven niet uitgesloten.
De vicomte Spoelberch de Lovenjoul. die een
aantal dossiers en brieven van de voornaamste
schrijvers bezit, heeft ook het geschreven dagboek
van Sainte Beuve. Men vindt daarin, met briefjes
van grisettes en waschmeisjes, ook een aantal
pijnlijke bekentenissen, die de criticus maar heter
gedaan had, niet op te schrijven, juist betreffende
opgeloopen blauwtjes en onverhoorde aanzoeken.
Dat dagboek zal wel eens uitgegeven worden;
misschien kunnen de nieuwsgierigen er nog wat
leelijks in ontdekken. v. L.
alles terwijl ik 't bestierf van wanhoop en
angst!" Het gelukte mij na lang praten,
geloof te vinden. Mama Guibouret draaide
het eerst bij; August pleitte rnet warmte
voor zijn onderwijzer. Het hart der jonge
vrouw sprak nog dringender, zoodat ik haar
ten slotte schreiend en lachend tegelijk, naar
de Rue Madame No. 11 begeleidde, waar
meneer Taupin ons meer dood clan levend
verbeidde.
Hun vreugde was zoo groot en zij voelden
zich zoo volkomen voor het ondervonden
leed schadeloos gesteld, dat meneer Taupin
sedert nooit kan nalaten, als wij over het
verledene praten, mij de hand te drukken
en te zeggen: »dat was kort na mijn heerlijke
huwelijksreis."
Hij is tegenwoordig leeraar aan een der
eerste gymnasia van Parijs. Ik verzeker u,
dat, als hij tegen September in de vacantie
met Leonie zijn uitstapje naar Luchon of
Biarritz maakt, hij nooit vergeet een paar
beste scheermessen mee te nemen. Hij heeft
met een zijner collega's, die teekenaar is, een
geïllustreerde editie van Klein-Duimpje uit
gegeven, en kan zijn leerlingen nooit genoeg
de lezing van dat verhaal aanbevelen. »Kijk!"
zegt hij, »welk een wijze voorzorg van dat
ventje, om kiezelsteentjes op den weg te
strooien, om zeker te zijn, dat hij dien zou
terugvinden! Men moet altijd wetenjongens,
waar men den voet zet."
BOEKBEOORDEELING.
Uil de duf/en der patriolloi. Vier schetsen
door dr. J. DK HAKTOC, Emeritus Pred.
Amsterdam, P. N. van Kampen & Xoon.
De heer Dr. de Hartog heeft een viertal op
stellen, vroeger in »Je Gids" verschenen, doen
herdrukken en de firma van Kampen heeft het
bundeltje uitgegeven. »De verschillende schetsen",
zegt de schrijver, »die ik dan, hier en daar ge
wijzigd en verbeterd, nog eens uitgeef, vormen
geen samenhangend geheel. Toch loopt er een
dunne draad doorheen, daar er enkele bijzonder
heden in behandeld worden uit den tijd der be
roeringen, in welke onze Republiek ten onder
De titel is daardoor ten volle gerechtvaardigd,
en menigeen zal nog eens willen herlezen, wat
door den heer de Hartog wordt verteld van
enkele meer of minder bekende patriotten als
Burman en van der Kemp, of hetgeen hij mede
deelt omtrent »de laatste dagen der heersehende
Kerk" en »de joden in het eerste jaar der
Bataafsebe vrijheid." Allicht worden die lezers dan
opgewekt het patriotten-tijdperk onzer geschie
denis nog eens nader te bestudeeren, waardoor
het hier genoemde bundeltje goede vruchten kan
dragen. l'. A. l!'
Niet alleen in Nederland (rekt dank zij
bet artikel van prof. Schlegel het eiland
Formosa de aandacht, althans de rev. W. Campbell
deed in de Aug. aflevering van The Scod.ih
(ieoni'aji/iical Min/i/~ine een opstel verschijnen, waarin
hij het verleden en de toekomst van deze nieuwe
Japansche bezetting schets. (l'axl and Fnhire n/'
]<'urino,ia b v rev. W. Campbell. F. il. G. S. English
j Presbyterian Mission Tainafu, afzonderlijk uit
gegeven bij Kelly and YValsh, Limited, llonkong,
Shanghai and Vokohama.)
Komt de schrijver, die bijna een kwart eeuw
lang dit eiland kent, tot de gevolgtrekking, dat
hier een groot arbeidsveld te bewerken ligt, zoo
wel voor Europeesche kooplieden als voor de
Christen-zending, al zal men geduld moeten uit
oefenen, terwijl nog groote dingen van de Japan
ners zijn te verwachten, voor de Nederlanders
is het zeker streelend te lezen, hoe hier een
j Kngolschman vertelt: «evenals vele andere goede
j dingen, zijn wij de vroegste kennis omtrent dit
i eiland aan de Hollanders verschuldigd''. Ook
Hambroek en de zijnen worden hier niet vergeten.
Een zeer duidelijke kaart verhoogt de waarde
van dit interessante boekje.
NIEUWE UITGAVEN.
J'xyvholtit/ic en Pliiluxo/iliie, toespraak gehouden
op den l sten October If-ilHi ter opening van zijn.
lessen in de zielkunde door dr. D. G. JKI.M-'.IIS.MA,
privaatdocent aan de Gemeente-Universiteit te
Amsterdam. - Amst., Scheltema & Holkema's lioekh.
\'nn Yroincenlci'tn, door IIiii.Kxi-:
Lu'iiMrmSWAUTII Amsterdom, P. N. van Kampen & Zn.
Luier':1 door F. HKSSKI.IXK STOTTKSKX, door
den zelfden, Groningen, K". L. Noonling.
vl'iiK/i' di'xeKjicrccrt niel'.'' door J. 11. de Vi-:nu.
Amsterdam, H. J. W. Becht. i
Drii:lioi:l:'eii bij onltcci'iicii run Ornament, door l
j J. II. en J. M. i IK GROOT. Amsterdam, Joh. G.
J Stemler.
Inhoud van Tijdschriften.
Inhoud van Ettjcn Huur/l No. 11: De geschie
denis van twee middagpreeken in 1702, door M.
W. Maclaine Pont. 1. liet Valkhof te Nijmegen,
door M. A. l'. C. Poelhekke, met afbeeldingen
naar teekeningen van W. O. J. Nieuwenkamp.
Impressionabel, door Esjee. Iets over de trian- !
gulatie op Sumatra, door R. A. van Sandick, met
afbeelding. Verscheidenheid. Schriftlezing.
Feuilleton.
oudheid afkomstige beschrijving van een Gricksch
woonhuis is van Vitruvius, en het gezag van dezen
schrijver is in dit opzicht niet boven twijfel ver
heven. Wat sedert vele jaren voor de keunis vau
het Romeinsche woonhuis te Pompeji is gedaan,
is thans voor het Grieksclie woonhuis door Frausche
opgravingen op het eertijds aan Apollo gewijde
eiland Delos geschied.
In het liidletin de Correspmulniire Heüinque brengt
de lieer Louis Couve een voorloopig verslag uit
over de door hem in den zomer vau lS94op kosten
van de Academie des i/irriptiinis et belli'x lettres op
Delos ondernomen opgravingen. Reeds in de jaren
IS7Ü, 1SS3 en 1S02 waren aldaar hui/eu ontgra
ven ; men was er echter niet ingesiaagd, die geheel
bloot te leggen. Intusschen was reeds toen gebleken,
dat zich, na de verovering door de At.lieners in
de tweede eeuw vóór Christus, op Delos om de
heiligdommen eene machtige en rijke stad had ont
wikkeld; hoe liet ccliter met de constructie, de indee
ling en de meiibileering was gesteld, was nog niet
voldoende duidelijk geworden.
Vijf huizen zijn thans door de Franschen ont
graven. Zij hebben klaarblijkelijk alle aan voor
name eu rijke ingezetenen behoord en zij u uit eene
zelfde periode afkomstig, daar zij alleen in
onderdeeleii van elkander afwijken. De munten, welkt:
men in deze huizen vond, dagteekenen van het
jaar ISO tot het jaar 87 vóór Christus.
Alle vertrekken gelijkvloers liggen rondom een
ruime binnenplaats (perisiyliou). In overeenstemming
niet het warme klimaa*, is zooveel mogelijk gere
kend op een verblijf in de open lucht. Aan de bui
tenzijde zijn de huizen zoo goed als geiieel afge
sloten. Zij hebben een hoofdingang en een ingang
voor de dienstboden en enkele zeer kleine venstertjes,
me(st zoo hoog geplaatst, dat, /,ij geen gelegenheid
geven tot gemeenschap met de straat. De aan
grenzende kamers outiecneii haar licht en lucht
dus grcotendeels aan den binnenhof. De slaap
kamers, die nauw en donker zijn, liggen in de
uiterste hoeken. In den zomer bracht men den dag
door in het pcrist.ylion. in den winter in gemeen
schappelijke zalen. Alle weelde vindt men daarom
slechts in die zalen en in den binnenhof. Onder
die zalen zijn er, die drie (leuren hebbee, andere
hebben eene deur eu twee vensters, die bijna tot
den grond reiken. De vloeren zijn met mozaïek
versierd; zij zijn eenigszir.s hellend gelogd, zoodat
het, voor het, schoonmaken gebruikte water naar
goten in liet binnenhof kan alloopeu. Elke straat
heeft haar eigen riool, dat liet bluswater afvoert
naar het heil ure meer of naar de zee. Daar Delos
weinig bronnen heeft, en er des zomers bijna geen
regen valt, vindt, men in de huizen een of meer
regenputten; in het laatste geval laat men het,
water uit de hoogere putten naar de lagere loepen,
waardoor liet cani^ermatc gezuiverd wordt. Kukele
huizen hebben meer dan ne verdieping; de
trappen, die van hout zullen zijn geweest, zijn
verdwenen, maar het trappenhuis is duidelijk te
herkennen. De slaapkamers en de zalen voor
wiuterverblijf zijn zeer spaarzaam versierd: klaarblij
kelijk vreesde men, dat de wandschilderingen door
den rook van het vuur zouden bederven. De ver
blijven voor de slaven en de keukens zijn zeer
klein, en komen ook op het perislyliou uit.
liet binnenhof eu de //recept.iezalen" zijn niet
groote zorgvuldigheid en pracht gedecoreerd.
Natuurlijk zijn de meubelen niet meer te vinden,
maar wel deurposten vau marmer en curscharniereu
van brons, zuilenrijen van blauw en wit marmer
met fraaie kapiteelen, een in het, oog loopend
contrast du? met het pleisterwerk van vele woningen
in Pompeji. De mozaïek vloeren zijn uit veelkleurige
steeneu samengesteld. De waiidversieriugcn bestaan
teu deele uit schilderwerk op pleister, maar ook
uit tryptichcu, metopen, pilasters met kapiteelen
en architraven, makkers, dierciikoppen enz.
Beeldhouwwerk in marmer werd in groote hoeveel
heid gevonden; daaronder komen voor eene zeer
fraaie zittende Athene, eeu bas-relief van archuïstisch
karakter, dat een optocht van goden onder aan
voering vau Hennes voorstelt; verschillende
portrctbusten,tcn deelc vau Romeinsch type ; een mannelijk
torso; eeue ge.lrapeerdc ILruur (/.onder hoofd); eene
Artemis op de j'icht; eeu goed geconserveerde
naakte athleet: eene geheel ongeschoudene, meer
dan levensgrooie, vrouwelijke, gedrapeerde gure,
die eeiii! bekende muzen.type van de
GriekschRomeintchc kunst vertoont. Bijzonder belangrijk
is ccne k'.pie van den Diadoemenos van Polykletos,
die veel beter is dan de te .Madrid, Kassei en
Dresden bewaarde kopieën. De meeste beeldhouwwer
ken toouen sporen van vroegere beschilderingen.
De voorloop:ge mededeelingeu van den heer
Couve zijn zoo interessant, dat, nadere en uitvoeriger
berichten omtrent, de hier verkregen resultaten
met groote belangstelling; worden tegemoet gezien.
nmiiiiuiiin ...... minimum ...... inn ......... iiiiiiiiinuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitti,
40 cents per regel.
iiüriiinmmiiHiiHiiiiiii ....... mij ....... iiiiiiiiiiiiiiiiniinümimiiiimif.if
IIoofd-Depót
Dr. JAEGER'S OKIG.
De Franscbe nitgrayingen
op het eiland Delos.
Van de wijze, waarop de oude Grieken hunne
huizen inrichtten en bewoonden, was tot, dusver
weinig met zekerheid bekend. Do cenige uit de
K. F. DEUSCIILE-BENGER,
ss^A Amsterdam, Kalcerstmat 157.
Eeni§specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederland.
H. BAHR te Utrecht
Pianofabriek.
Binnen- en Buitenl. MuziekhandeL
Amerikaansche Orgels.
Kunne keuze in Huurpiano's.
Men ieze de annonce KNIPCURSUS E. MAIRE & Co.
in het Bijvoegsel Voor Dames".