De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 8 november pagina 3

8 november 1896 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1011 DE A M S T E R I) A iM M K R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Belang en E e c h t. l NOT. Eene voor de gehowde vrouw niet onbelangrijke »«t," door Mr. E. Fokker, II (slot) Cji'gres-indnuken," dom- H. v. d. M. (fclot). Thugatêr",door Heuriette Goudsmit. Schoolartsen," door tl. B. «uiiitiiuiiiiiiimiiiiiiiiiiiii IIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIHII iiiiiiiiiimiiiiiuni TOONL IN MEMORIAM. Jan Coenrades Boers. 1812?1896. iiiiiiiiititiiiiimiiiliiitimiiiiiiiiiiiiiiiiijii DE ELAND VAN DEN PREDIKANT. Uit het Zicecdsch VAN AUGUST STRINDBERG. Dominee Norström had een zeer beperkt inkomen, eensdeels doordat zijn kuddeke arm ?was, anderdeels doordat de vei lichting van bovenaf begon in te woekeren en het bijge loof van onderen af afgescheidenen en doleerenden der broodkerk een zware concurrentie aandeed. Hij bezat een paar koeien en eenige akkers tarwe en rogge, daarbij bosch en vischwater zooveel als hij wilde, maar aangezien hij niet, meer dan ne dienstmaagd had, moest hij zelf ploegen, zelf visschen en zelf zijn kaar schuit roeien. Uit het bosch kou hij zijn brandhout halen en blaauwbessen plukken voor zijn huishouding, en jachtrecht had hij ook, maar dewijl hij geen hond had was het wild vrij veilig. Dit maakte het bosch van de pastorie1 tot een geliefkoosde plek van vrijage voor de elanden uit de buurt, die gewoon waren zich daar te vermenigvuldigen op een uitgestrekt stuk moerasgroiid. En van den nood had de predikant zich, zoo al niet een deugd, dan ten minste een extra kleine verdienste weten te maken. Reeds verscheidene jaren achtereen had hij een eland weten te verschalken, meerdere werden het er nooit, en als men het vleesch rekent, en de huid, de hoornen en de hoeven, dan werd dit in elk geval zoowat tachtig kronen, 1) 1) Een Zweedsche kroon is circa 06 cents. De oudste toonkunstenaar van Nederland, Jan Coenrades Boers, een sieraad voor onze kunst, is ons thans ontvallen. Toen Boers in den zomer van 1892 (4 Augustus) zijn tachtigsten verjaardag vierde, wilde het muzi kale Delft, dat zooveel jaren zich in zijn bezit mocht verheugen, niet nalaten dit feest op waardige wyze te vieren. Tal van collega's en kunstenaars uit den lande zonden bovendien hun portret met inscriptie voor het album en eene feestcommissie te Delft organiseerde een Muziekfeest waarop uitsluitend werken van den gryzen meester werden ten gekoore gebracht. Boers mocht het voorrecht smaken deze uitvoering, onder leiding van zijn zoon Frits, bij te wonen, even krachtig en opgewekt als men hem altijd gekend had. Wie herinnert zich niet dien krachtigen kop met de krullende, witte haren en die oogen die \ alty'd lachten. liiiliiiittiiniitiiiiiMtiiiiiuiiiiitiiiiiiiiiiiitiiiiiHiiinniiiiniUHU Hoe donker de oude heer ook kon kijken er bleef in dien blik altijd iets guitigs, als of hij wilde zeggen: Ik brom wel eens, maar ik meen het zoo erg niet. Want opgewekter, vriendelijker man was er niet. Hy werd alleen boos wanneer mensehen die van kunst of wetenschap geen begrip hadden er met veel wijsheid en vertoon over zaten te praten, en dan kon hij ze ongemakkelijk terecht zetten. Ik heb vroeger wel eens in het licht gesteld, hoe algemeen ontwikkeld Boers was, hoe hij, schijnbaar op gemakkelijke wijze, allerlei weten schap in zich had opgenomen en met hoeveel liefde hij daarover sprak. Zoo was het ook met zijne kunst. Hij had zijn viool van harte lief en wanneer hij de viool eenmaal in handen had bleef h\j doorspelen, de kamer op en neer wan delende en ontving op deze wijze bezoek. Hy' was een degelijk violist geheel uit de school van Spohr, en wie hem als kwartetspeler gehoord heeft, vergat niet spoedig zyn schoon spel en zy'ne vertolking vol piëteit. De kamermuzieksoirée's te Delft met den pianist J. H. Klerk en de Haagsche musici Giese en Agthoven liggen mij nog duidelijk in de herinnering, al is het ook vele jat en geleden. Doch nog meer dan aan zij re viool was bij aan zijn boeken gehecht. Nooit heb ik by een musicus zulk een uitge breide en zeldzame bibliotheek aangetroffen als by' Boers en hij was vooral daarom zoo aan Delft gehecht omdat zijne betrekking aldaar hem veel tijd liet in oude kronieken te snuffelen en op te sporen wat er op te sporen viel van ons muzikaal heldentijdptirk. Aan hem heeft de Vereeniging voor Noord Nederlandsche geschiedenis zeer veel te danken. De, helaas, zoo vroeg ontslapen Jhr. Mr. Van Riemsdijk, zeide vroeger eens tot mij : Boers is de Nederlandsche muziekhistoricue. En dat was hij ook. Het is my een weemoedig genot, met mijne gedachten weer te verwijlen bij den man, die vroeger mijn leermeester was en die steeds een vriend voor my bleef. Toen ik hem na zijn tachtigjarig jubilébe zocht, om hem persoonlijk geluk te wenschen, bracht ik eenige uren met hem door en kon ik mij niet genoeg verbazen over zijn helderheid van geest en de wijze waarop hij zich van alles op de hoogte had gehouden. Zyn zitkamer was nog even als vroeger be hangen met allerlei oude (nu meest ia onbruik geraakte) muziekinstrumenten, waarvan hij een zeldzaam volledige collectie bezit. Zyn humor vloeide nog even rijk als vroeger en dit gevoegd bij zijn hartelijkheid en levendigheid (hij deed mij allerlei verhalen uit zijne l'arijsche periode) was oorzaak dat ik noode afscheid nam toen het uur van vertrekken sloeg. Wat mij ook zeer trof was de objectieve wijze waarop hij over de kunstrichting sprak die hij niet kon volgen. Geen apodictische afkeuring of minachtend oordeel, doch een zeer gemoedelijk verklaren : Jongenlief! ik begrijp heel goed dat je anders over die muziek oordeelt dan ik, maar ik kan het met die leed-mot ieren niet best vin den, en daarom blijf ik maar bij hetgeen ik mooi vind. Boers was zeer bemind. Ontmoet nog naar iHtiniimminiiiiiiiiiiimutimununununnii eens een of andere ouderen muziekliefhebber i die Boers gekend heeft, hij raakt niet over hem j uitgepraat. Wie wel eens onder den dirigent Boers gezongen of gespeeld heeft, verklaart u dat hy zelden onder zoo bezielende leiding heeft medegewerkt als toen. In Nijmegen waar hij geboren is, spreekt men nog altijd van «onzen Boers". Hij was een ridder zonder kruis en dat wilde hij ook blijven, want toen hem na zijn tachtigsten verjaardag voor het eerst eene decoratie ten deel i viel verzocht by' vriendelijk het besluit van zijne | benoeming in te trekken, en toen de bode hem j een pakket kwam tehuis brengen met het kruis, zeide Boers met de hand op de portemonnaie: A'riendlief, neem jij dat dingetje maar stilletjes weer mee naar den Haag.'' Als violist, componist en geleerde en als mensen was Boers een superieur man; zijn naam zal daarom voorzeker niet licht vergeten worden. v. M. Inziet in de Hoofdstad. Er zijn weken dat men liet, ongelukkig treffen kau met uitvoeringen. Dat komt o. a. voor wan neer men de pers uitnoodigt, doch <r niet aan denkt dat de verslaggever niet altijd tijd heeft behalve het bezoeken van die concerten, zich ook nog vooraf van een besprokeu plaats te verzekeren, of, wanneer men zoodra een zaal gevuld is, de deuren sluit. En dan kan het ook nog gebeuren dat men wel in de zaal komt, doch dat het concert niet door j kan gaan. l Deze beide laatste gevallen zijn mij twee dagen achter elkander overkomen, liij eene matinee op Zondagmorgen vond ik de deuren gesloten omdat de zaai geheel vol was eu Maandagavond kon het concert van het Böliutw-he Stivichijutii-fet niet door gaan omdut de violoucel aan de grenzen was aan gehouden, misschien wel omdat de grensbeambten vreesden dat, de eigenaar zijn cel van binnen met kant of spiritus had gevuld, wa'ir hij toch bepaald niet schuldig aan geweest kan zij u. Hoe het zij, het publiek kou weer naar huis gaan, wat voor het publiek al even onaansenaam is als voor de concertgevers die natuurlijk zulk een debuut niet verlangen. Gelukkig kou Woensdagavond deze soiree wel doorgaan zoociat men zich kon overtuigen of de roep die van dit kwartet uitging, verdiend was. Het was nog in een ander op/.icht jammer dat, wij eerst teleurgesteld werden, omdat wij nog onder den indruk waren van de eerste Kniiicriiiu:ick-suir('e vati Toonkunst, waar alleen werken met piano werden uitgevoerd. Dat was zulk een mooie ge legenheid geweest om eens eene vergelijking te maken niet tussehen liet gehalte van de spelers want dit doe ik nooit gaarne doch tusschen den indruk van uitvoeringen van zulke werken met piano of uitsluitend voor strijkinstrumenten. Ik zou reeds als mijne opinie kunnen mededeelen dat liet wel wenschelijk ware dat op de soirée's van Toonkunst op ieder programma mirjs'ens een kwartet uitsluitend voor strijkinstru menten voorkwam, omdat als stijl eu klank die altijd nog iets voor hebbeu, doch het publiek spreekt voorzeker ook een woordje mee, want de eeiiige uilvoering in het; saizoen van Toonkunst waarop uitsluitend strijkkwartetten of kwintetten worden ten gehoore gebracht is altijd het minst talrijk bezocht eu aan dien i-maak wordt dus toe gegeven. De/.e redenen kennende, vervalt de ver gelijking die ik in de pen heb eu nu ga ik maar heel kalm eerst een verslag geven van de eerste alles en alles, buiten het bloed en de inge wanden, die zoowat een twintig dagen rekten. Maar het was een onzekere bate en kon zoo licht misloopen, want een enkel schot be sliste of de vleeschpot op het vuur moest of dat die slechts dienen moest om spierinkjes in olie te kooken, hetgeen in dergelijke ge vallen de extra tractatie werd. Het was daarom niet zonder spanning dat men op de pastorie den elfden Augustus 1) naderen zag. Reeds in Juli werden de bellen j van de koeien, die in het bosch vrij rond liepen, afgenomen, en vanaf den eersten Au; gustus mocht de dienstmaagd die magere [ dieren niet meer niet luider stemme naar huis i i roepen. Daarop begon de predikant hier en j daar stukken lekzout 2) neer te leggen, hieuw i espentakken af en maakte kruiswegen. Den laatsten Zondag in Juli gaf hij van den preekstoel een lichte waarschuwing tegen gedruischmakend bezoek in zijn bosch en betrok zelf de politievvacht tegen oude vrouwen die wilde aardbeziën en jongens die blauw- j bessen inzamelden. j ; Maar »de strijd om den eland" werd niet i zoo gemakkelijk gewonnen, want hoewel hij den geheelen zomer door elanden in zijn 1 bosch had bemerkt, en de kalveren zelfs daar ; bij zijn eigen vee had zien loopen, zoodat hij zich zóó aan hen gewend had alsof zij reeds in zij veestal stonden of' in zijn vleeschpot lagen, kon het toch heel gemakkelijk ge- i beuren dat, als de groote dag daar was, eenige ondernemende kerels uit de scheeren het hoogwild naar hun eigen grond dreven of ; het in zee joegen, en daarna werd het goede buit voor iedereen op de omringende scheeren. \ In het vorige jaar had de predikant een ; gelukkig schot gehad. De elanden waren j gekomen en waren volstrekt niet schuw ge- j 1) Opening van de jacht op grofvvild. 2) Stukken zout waaraan de elanden gaarne lekken. weest, omdat ze zoo'n strengen winter hadden doorgemaakt. Zij waren zelfs door de ornheitning gebroken en hadden van de voorjaars rogge gesnoept, maar dit had des ouden jagersharte slechts verheugd. »Eet jullie mijn brood, dan eet ik jullie vleesch", had hij tegen zijn vrouw gezegd, die vond dat het jammer van die Godsgave was. Toen was het elf Augustus geworden, en de dominee wijdde den zonnige dag in met zijn schietgeweer te laden met Engelsch kruid en het doodende lood er in te stooten. De oude vrouw nam het kokstnes onder haar boezelaar en den emmer in de hand, en zoo begaf men zich het bosch in. Xu was het de gewoonte geworden, dat de dominee en zijn vrouw zich scheidden bij de ornheiming om zoo het wild, welks spoor hun bekend was als dat van den haas, te omsingelen en als de predikantsvrouw er een ontmoette riep zij: Ho ho! ho ho! en Op, op, op! Het had verscheidene weken geregend, zoodat de elanden in het moeras stonden, diep in het bosch; maar nu was het mooi weer geworden en het glansde als groen vuur in de berkenbossehen. De predikant kroop in de ha'elboschjes, die week en nat waren, zoodat de wagensporen er diep en scherp lagen als spoorwegrails en hij wilde juist kijken of zijn knalhoedje ook nat geworden was door de droppels die van de bladen vielen, toen hij gekraak hoorde in het dichte kreupelhout. De predikant spitste zijn ooren en zijn oogen blonken als tinnen knoopen toen hij op zijn teenen vooruit sloop en zijn schouders optrok.alsof hij zich daardoor lichter maakte of vliegen wilde, en dieper het kreupelbosch inging. En zie, daar stond hij van aangezicht tot aangezicht met den eland zelf', die zijn langen hals rekte naar de jonge uitspruitsels van een berk en met zijn lange bovenlip de tril lende bladeren naar zich toe trok. Kamermuziek-soirée van Toonkunst en vervolgens van die van het Böhmische Streichqvartet. Toen men de medewerkers bij de eerstgenoemde soiree zag binnentreden zal voorzeker ieder met weemoed voor het eerst den vo:>rtreffelijken cellist Bosmans gemist hebben die een vorig jaar, ondanks zijne ziekte, nog op zoo meesterlijke wijze mede werkte. Hoeveel jaren heeft hij zijne hoorders verkwikt door zijn volmaakt spel en door de hooge, ernstige toewijding waarmede hij ieder kunstwerk vertolkte. Zijn naam zal iu de herinnering blijven zoolang deze uitvoeringen er zijn zullen. Thans debuteerde in zijn plaats de heer Mossel, die toonde het gewic'it te beseffen van de aan hem toevertrouwde taak, door zich gelitel aan het kunstwerk eu liet samenspel te geven, zonder in de eerste plaats aan zich zelf te denken of zich zelf op deu voorgrond te plaatsen. Daaruit bleek dat het Bestuur eene goede keuze heeft gedaau, omdat bovengenoemde eigenschappen aan den schittereudsten solist kunnen ontbreken, die daardoor voor zu'k een tatk ongeschikt zou zijn, zoals ik elders meermalen heb kunnen opmerken. De eerste uitvoering was een schoon begin. Eerst werd het bekende Tfio opus 70, D dur van Beethoven ten gehoore gebracht eu toen volgde de sonate opus 105 in A kl. t. vati Schumaun op zeer schoone wijze door de heeren Cramer en Röntgen vertolkt. Doch als noviteit hoorden wij een Kwiulei in E kl. t. van Binding, en het is over dit werk dat aan de uitvoerders zulke bijzonder hooge eischen stelt dat ik iets meer wil zeggen. Zooals het bij ieder werk gaat dat men voor het eerst hoort, kan er alleen van een indruk, niet van eene opinie over de waarde er van, sprake zijn, want meermalen komt het voor dat men bij eeue tweede auditie een anderen kijk op zulk eene com positie krijgt. Doch wanneer ondanks de moeielijkhedeu alles zoo duidelijk wordt geëxposeerd als thaus het geval was, werkt dit ten zeerste mede tot juis:< begrip van eeue compositie; want eeue min duidelijke uitvoering heeft er gewoonlijk zeer veel schuld aan wauneer iets niet op de juiste waarde wordt geschat. Van de vier deelen van dit Ki'iii/el hebben Let tweede en derde deel mij het meest geboeid. Vooral liet intermezzo (derde deel) met de twee zoo sprekende motieven, eu de wij/,e waarop die ver werkt zijn, trok mij bijzonder aan. De motieven van Siuduig hebben weer ruimschoots eeuNoorsch karakter, doch Sindiug maakt niet zoo'n verbazend gebruik van de verlaagde septieme als Grieg doet, wat ik bij deien laatsteu componist btschouw als liet afgeven van zijn visitekaartje. Ook als uitvoering hebben het tweede en derde deel mij het meest geboeid. De Finale is dunkt mij interessanter vour het gezicht, dan voor het gehoor (ik bedoel niet iu dien zin, dat men ziet dat de medewerkers zich hierbij half dood moeten werken, doch wel dat het zeer interessant is deu kunstmatige bouw en de gecompliceerde stemmeuhehandeliug na te gaan) want het totaaleffect is niet zoois als de lezing zou doen vermoeden. Hoewel ik dit werk nog niet heb doorgelezen geloof ik niet mij hierin te vergissen. J n de 'iuitlt? komen heel wat krasse klank effecten voor, hetgeen iemand Wellicht zou kunnen doen twijfelen of de soms wel wat onrei ,e klank effecten aan het werk of aau de uitvoetd rs lagen, doch het is tevens een feit dat de o.iderliuge stem ming van de strijkinstrumenten hier niet meer onbe rispelijk vtas. Het was werkelijk een schoone, int ressante avond waarvoor aan de heeren Julius Kontgen, Joseph Cramer, S. van Adelberg, H. W. Hofmeester en J. JMossel grooteu dank toekomt. Deze soit cc heeft de beste verwachtingen gegeven voor hetgeen volgen zal. Eu thans nog een kort woord over de eerste soiréj van het Jiultmisrlte Kli-eMiijanfM, bestaande uit de heeren: Karel Hofiiiaun, Josef Suk, ^car itmmimiiiiiiiMimiiiiHK »Pang!" klonk de donderbus, het lood vloog dwars door de ruggegraat, juist op de rechte plek, en de kolos zonk ineen, ongeveer als wanneer men het ijzeren steunsel uit een skelet wegneemt, en alles was voorbij Dat was zoo de manier van den dominee om den rug afteknappeu. Het is een gewaagd schot, maar als het raakt is het zoo zeker als een slacht, want om den kogel ergens anders intezetten dat, meende hij, was maar gekheid, daar het beest nog mijlen ver kon loopen, met het lood in het lichaam. De jager moest echter in elk geval gedacht hebben, dat het wat al te gauw in zijn werk was gegaan en het schot niet veel stof' op leverde voor de jachtkroniek van het jaar,, want hij zag er wel een beetje verbluft uit, terwijl hei slachtoffer in den doodstrijd zijn poolen uitsloeg en strekte; maar toen alles stil geworden was begon hij zijn vrouw te roepen. Toen hij niet dadelijk antwoord kreeg en hij vreesde dat het vleesch minder goed kon worden als niet het bloed werd afgetapt, nam hij zijn zakmes ter hand en sneed de halsslagader door, die hij daarna dichtknijpt nadat hij gezien had hoe iiet bloed wegspoot. Daarna begon hij wér te roepen, en toen moest hij de ader w t er los laten, die zich als een worm in de wond krulde, om te zien of het bloed niet geronnen was. En toen kwam de vrouw eindelijk met het mes en den emmer. »Kijk eens, daar ligt hij ! " zegt de predi kant met voorgewende onverschilligheid. »Xou, en een beste ook! Ge zijt er i;auw bij geweest!'' »Ëu hebt gij de anderen nog gezien ? " »0ch hemel, zij kwamen als dragonders op het staketsel af, maar zij gingen de zee in, dus nu behoefc niemand ons verder te be nijden.'' Daarop neemt de vrouw het mes ter hand en de emmer wordt met het roode bloed ge vuld dat schuimt als bier, terwijl de predikant

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl