Historisch Archief 1877-1940
No. 1011
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
HETSJES
De weldoener.
Naar hst Franse A van PIEKBE VEHOS.
I.
Bonnivet is een vriend van Miscopin.
Bonnivet is rijk. Miscopin daarentegen is bijna
failliet.
Wat te doen?
Slechts n middel blijft hem over. Hij schrijft
«en hartroerenden brief aan Bonnivet: als deze zijn
?vriend wil ontrukken aan armoede, schande, wan
hoop, ja, misschien zelfs aan den dood, laat
hij hem dan per ommegaande 5000 francs leenen,
die onontbeerlijk zijn voor zijn redding.
Miseopin zit sedert anderhalf uur op heete kolen,
want de bode, dien hij heeft gezonden, komt niet
terug. Plotseling verschijnt de afgezant aan den
gezichtseinder... Miscopin vliegt hem tegemoet.
?O vreugde! o verrukking! o zaligheid! De bode
breogt de 5000 francs mede! Miscopin is in den
zevenden hemel.
Amée, geliefde dochter!... Bobonne, dierbare
vrouw!. .. Wat een hart heeft die man! ... Wat
drommel, waar zitten ze nu?... Waarom komen
jullie niet?... Die Bonnivet is een model, een
juweel, een oprecht vriend! Amélie, geliefde
dochter! Bobonne, dierbare vrouw!... Ik geloof
dat ik droom ... Die edele, bewonderenswaardige
Bonnivet! Hij heeft mij geholpen ... Hier heb
ik ze: 5000 francs mijn redding!... Kom
binnen, mijnheer Cannivard, kom toch binnen, mijn
waarde buurman! Gij moogt hooren, wat ik luide
en met trots verkondig: Bonnivet, mijn onverge
lijke vriend, leent mij 5000 francs en redt mij
daardoor het, leven. In het bijzijn van mijn fami
lie, in u aller tegenwoordigheid, zweer ik, bij al
wat mij heilig is, dat nooit te zullen vergeten!
En het spreekt van zelf, dat ik hem het geld zoo
gauw mogelijk zal terug betalen . .. Bonnivet kan
mijn liartebloed eisctien, hij kan vau mij verlan
gen dat ik mij den buik opensnijd ... op mijn
woord, ik zal het doen ... Nu, gij zult allen zien,
dat... Bonnivet, mijn redder!... Nu, gij hebt
iet gehoord, niet waar?
n.
Zes maanden later.
Miscopin is in gesprek met, zijn vrouw.
Ja, ik ben bij Bonnivet geweest...
//Je hebt hem immers den eersten termijn terug
betaald vau die 5000 francs, die..."
..?4000 .. ."
Maar je hebt toch altijd 5000 gezegd!"
Je vergist je; en bovendien, dat doet er
niels toe. A'.s iemand een vrievid een dienst be
wijst, dan komt het bedrag der som er niets op
aan. Ik ben hem even dankbaar alsof hij mij een
millioen geleend had . .. maar toen ik vandaag bij
ihem kwam, was ik toch een beetje verbaasd."
.?Waarom?"
»Nu, eerlijk gezegd, ik had verwacht dat hij
anders zou handelen,"
Heeft hij je dan niet goed behandeld?"
«Niet goed, niet goed!... Dat zal ik niet zeg
gen. Maar daar hij zoo vriendelijk is geweest,
mij een half jaar geleden uit de verlegenheid te
helpen, had hij toch wel kunnen begrijpen, dat
men zich niet zoo maar in eens van zoo'n slag
herstelt ... Om je de waarheid te zeggen, toen
ik hem het geld teruggaf, was ik ervan overtuigd,
dat hij mij zou verzoeken, het te houden."
Ja, maar . .."
Niet, waar? Maar, neen hoor! hij dacht er
niet over, en heeft liet n, twee, drie in zijn
secrétaire gestopt... Och, wat. zal ik ervan zeggen?
Niet iedereen is even fijngevoelig, dat is alleen het
voorrecht van enkele uitverkorenen. Als ik iemand
een dienst bewees, dan zou ik mijn werk niet half
doen . .. Nu, Bonnivet heeft mij uit eene groote
verlegtnheid geholpen, dat is waar... Maar zijn
gedrag van vandaag heeft mij toch gehinderd . . .
Om zijuentwille . . ."
Miscopin is
z ij n e
III.
in gesprek met
dochter.
//Papa, u weet toch wel, dat het vandaag mijn
naamdag is?"
Zeker, daarom geef ik immers een fijn diner?"
Maar ... u hebt toch onzen, weldoener niet
vergeten ?"
,/Wien? Bonnivfct?... De Hemel beware me!
4ls ik hem vergat, zouden jullie me waarachtig
vel aan hem herinneren. Je hoort hier tegenwoordig
uiets anders meer dan Bonuivet . ,. Bonnivet!'
//Hij is ook zoo goed voor ons geweest!''
Zoo goed! Om die 3000 francs, die hij..."
Ik daeht, dat het 4 . . ."
Kind, ik herhaal, dat het niet meer dan een
onnoozele ,3000 francs waren!"
Hemel, Papa, wind u niet zoo op!'1
Opwinden? O neen! Maar het, is tegen
woordig ook altijd Bonnivet, Koimivet voor en
na... Ik kan geen bord meer aanraken, geen
lucifer meer aansteken, zonder dat jullie me dat
eeuwige refrein in de ooren schreeuwt."
Maar Papa!"
Wou je me daareven soms niet een standje
maken ovej hem? Hij brengt warempel al twee
dracht in den boezem mijner familie ! Ik zal heelemaal
niet ontkennen, dat ik verplichtingen aan hem heb ...
Ik weet het maar al te goed, maar in Godsnaam,
laat me uu eindelijk ook eens met ru^t over Bon
nivet!"
IV.
Twee jaar later.
Miscopin is in gesprek met den buurman, die
twee jaar geleden de ontvangst van het geld heeft
bijgewoond.
.//En hoe gaat het den voortrefi'elijken Bounivet,
mijnheer Miscopin':"
Hoe het hem gaat?... Ja, hoe zou het hem
eigenlijk gaan r"
Ontmoet ge hem dan nooit meer?"
Hm ..."
Gij zijt toch niet hoos op elkaar?"
Tolstoïover den wapenhandel.
TOT-STOÏ(tot den Xcdcrlaiulsclicn Sclmtlcr): Broeder, gij zult niet doodslaan !
Scladter: Me lieve meneer, daar dienen we ook niet voor.
Boos! Wel ja, boos! ... O neen, dat
niet. .."
Dat, doet, mij pleizier' Ik dacht ook al: Een
man, de iemand zoo'u dienst bewezen heeft, dien
moet men wel dankbaar zijn."
,,Dat ben ik ook, hoewei ik hem die 2000 francs
die hij mij eens heeft geleend al dubbel en d n ars
terug heb betaald en allerlei kleine attenties en
beleefdheden . . ."
Wat? 2000? ... Ik dacht.. ."
«Wat dacht gij?... Bonnivet heeft zeker ver
teld . . ."
Neen, neen! .. . Gij hebt zelf. . ."
O, ge behoeft u niet te verdedigen. Ik heb
al lang gehoord, dat hij overal bluft op die kleine
vriendelijkheid, die hij mij eers heeft newezen, en
uit een molshoop een berg maakt. En zal ik u
nu eens wat, zeggen? .. Ik houd niet vau meuschen
die met zooiets te pronk loopen . . . En Boiiiiivet
behoort, daartoe ... Ik zou het, nooit van hem ge
dacht hebben, anders had ik geen cent van hem
aangenomen, neen, geen cent!"
V.
Drie j aar l a t e r.
Miscopin is op de beurs in gesprek met een
makelaar.
Dat is een warme dag voor ons gewei.st, mijn
heer Miscopin!"
Hm... een goede temperatuur voor mijn beleg
gingen !"
Nu, dat, zou ik denken, (ie hebt a In fin/i.i.ie
gespeculeerd. Heel wat anders dan uw vriend
Bonnivet. Hij vertelde me, dat hij een enorm
surplus te betalen had."
Zoo, des te erger voor hem."
//Hebt ge dasi geen medelijden met hem?"
Medelijden? Waarom? Omdat hij mij eens, ik
weet niet eens precies meer wanneer een onuoozel
bankje van 1000 francs heeft geleend ?. . . Dat,
heeft hij al lang weer terug. Daarom hoeft hij
zijn geld nog niet weg te gooien aan malle specu
laties. Bonnivet is altijd iemand geweest, die zijn
geld het raam uitgooide en het aan allerlei bedrie
gers uitleende ... Ik heb altijd gezegd, dat het
niet goed met hem zal afloopen. J f, ja, dat komt
van dat verkwisten . . . Van het punt waarop hij
nu staat, tot zwendelarij is maar n stap. Spreek
me niet over dien mau! Het spijt, me bepaald, dat
ik hem eens de eer heb aangedaan, een beleefdheid
van hem aan te nemen!"
VI.
T i e n jaar later.
De millionair Miscopin geeft een groot feest.
Het gesprek wordt algemeen.
Apropos!" roept een stem uit, een paar dagen
geleden is een man, die vroeger in goeden doen was,
in de grootste armoede gestorven . . . een zekere
Bonnivet... Hebt u hem ook niet gekend, mijn
heer Miscopin':"
«O, jawel," antwoordt, Miscopin op
ouvcrschilligen toon, een anno drommel, aan wien ik
eens een paar IMUIS il'UT geleend hei), die ik
lu;m natuurlijk nooit teruggevraagd heb."
Alle aanwezigen slaan bewonderend de oogeu
ten hemel.
VIL
De m o r a a l van de geschiedenis.
«Weldadigheid is de beste speculatie."
gaan vergelijken bij de Uomaansche periode, die
pas in het volgend deel zal worden besproken,
en waarmede de lezer dus, zoolang dat deel niet
verschenen is, volkomen onbekend geacht mag
worden.
Ik hoop dat de heer Molkenboer, als het werk
voltooid zal zijn, andermaal daarover zijn meening
zal willen zegg<n. Het is mijn vaste overtuiging,
dat zijn oordeel dan anders en gunstiger zal
luiden dan thans.
Xijiiii'ffcn, l Xov. 18!M>. A. W. WKISS.MAN.
Een M over
De heer Th. Molkenboer doet mij de eer aan,
in uw jongste nummer de »geschiedenis der Beel- i
dende Kunst" te bespreken, of liever de beide j
eerste afleveringen van dit werk. Want indien
hij het thans afgedrukte Ie deel in zijn geheel l
onder de oogen had gekregen, zou hij niet slechts
de beide «plaatjes" 11 en 55 als voortreffelijk
geslaagd hebben aangewezen. Ik mag toch niet
aannemen dat de talrijke en fraaie afbeeldingen
van griekse.he kunstwerken zijn aandacht ontgaan
zullen zijn?
Wanneer de beer M. in gedachten houdt, dat
het werk voor het groote publiek bestemd is dan
zal hij er zooveel vreeinds niet in vinden dat ik
voornamelijk over de antieke kunst zeer uitvoerig
heb gehandeld, en daarentegen aan de
YroegOosteische kunst, die in de eerste plaats archeo
logische waarde heeft, niet meer plaats inruimde,
dan volstrekt noodig was.
Ik heb O]) bladzijde 11 duidelijk aangegeven,
waarom in Egypte de piramiden gebouwd zijn,
en daarom bevreemdt het mij, van den heer M.
te moeten vernemen, dat ik het verzuimde.
Waarom men geen piramiden te Athene bouwde,
ik erken het, deze vraag heb ik gesteld, noch
opgelost. Maar op bladzijde (>o heb ik de
eigenaardigheden van de (irieksche, dus ook van
de Atheensche bouwwerken tot in bizonderheden
aangetoond.
liet schrijven van een kultuurgeschiedenis lag
niet op mijn weg. Slechts over de geschiedenis
der Beeldende kunst wilde ik handelen en ik
ging daarbij van de veronderstelling uit, dat zij,
die het boek lezen zouden, met de algemeene
geschiedenis, althans in hare hoofdtrekken, be
kend zenden zijn. Daarom heb ik mij van een
uiteenzetting der godsdiensten en hunne cere
moniën onthouden, en er slechts zooveel van
medegedeeld, als strikt noodzakelijk bleek.
Waar vergelijken mogelijk was. heb ik het
gedaan ; maar ik moet erkennen, ik begrijp niet,
welk nut het zou gehad hebben, in de eerste
aflevering reeds (zooals de heer M. wil) bij het
beschouwen van de Egyptische periode haar te
11 WAV?. Heer!
Werkelijk, u moet niet denken mijnheer Wijs
man, dat. ik uw boek ongenegen ben, ik zou niets
liever dan het een voorziening in de broodnoodige
behoefte prijzen. Maar ik kan dit niet doen om
de redenen die ik uiteen zette.
Wel is waar is de laatste (5e) aflevering beter
dan die voorgaande]], en ik kan hiervan zeggen
dat er onderscheidene goede prentjes in voor
komen, en ook z;ig ik tusschen al die reclame
achter in het boek van den heer v. d. Meulen
ook een zeer goede photo naar de kerk in
Deventer, maar juist deze prentjes hebben mij
meer in mijn meerling omtrent uw boek versterkt
dan dat zij die veranderd hebben. Ook uw op
merking Jat u voor het grcote publiek hebt
geschreven en i/iiiirmii (sic.) voornamelijk de an
tieke kunst behandelt en goed illustreert.
Ja, juist, dat is het wat ik op uw boek tegen
heb, 't is klassiek en het beschouwt alle andere
kunstperioden dan ile klassieke on renaissance
als van meer archeologische dan kunstwaarde.
Vandaar de minder goede illustratie bij het
Egyptisch.
Dit nu, mijnheer Weissmar, reken ik het oude
in uw werk. de oude richting.
Werkelijk, iedereen weet nu al lang dar de
klassieken zoo voortreffelijk zijn, wij hebben er
zelfs een heele renaissance aan te dunken, en
die al knapjes begint te verveelen, m «ar juist
verwachtte ik van een nieuw boek over kunst
geschiedenis dat het de zoo enorme kunstwaarde
ook in andere kunstperioden zou aantoonen.
\Vij gaan een nieuwe periode in heel de kiiltuur
te gemoe:!, en wie nu veel geleerd beeft uit wat
vroegere beschavingsperioden ons nalieten, uit
goede afbeeldingen daarvan en heldere beschou
wingen daarover, die zal des te sterker eu met
meer kracht die komende tijden tegemoet gaan.
Hij zal de beginselen van alles geleerd hebben,
die bij de klassieken hetzelfde waren als bij de
Egyptenaren of' de (iermaansche rassen; hij zal
uit het goede overzicht het goede begrip ver
kregen hebben.
Hoogachtend
Til.