De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 8 november pagina 9

8 november 1896 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 1011 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. HETSJES De weldoener. Naar hst Franse A van PIEKBE VEHOS. I. Bonnivet is een vriend van Miscopin. Bonnivet is rijk. Miscopin daarentegen is bijna failliet. Wat te doen? Slechts n middel blijft hem over. Hij schrijft «en hartroerenden brief aan Bonnivet: als deze zijn ?vriend wil ontrukken aan armoede, schande, wan hoop, ja, misschien zelfs aan den dood, laat hij hem dan per ommegaande 5000 francs leenen, die onontbeerlijk zijn voor zijn redding. Miseopin zit sedert anderhalf uur op heete kolen, want de bode, dien hij heeft gezonden, komt niet terug. Plotseling verschijnt de afgezant aan den gezichtseinder... Miscopin vliegt hem tegemoet. ?O vreugde! o verrukking! o zaligheid! De bode breogt de 5000 francs mede! Miscopin is in den zevenden hemel. Amée, geliefde dochter!... Bobonne, dierbare vrouw!. .. Wat een hart heeft die man! ... Wat drommel, waar zitten ze nu?... Waarom komen jullie niet?... Die Bonnivet is een model, een juweel, een oprecht vriend! Amélie, geliefde dochter! Bobonne, dierbare vrouw!... Ik geloof dat ik droom ... Die edele, bewonderenswaardige Bonnivet! Hij heeft mij geholpen ... Hier heb ik ze: 5000 francs mijn redding!... Kom binnen, mijnheer Cannivard, kom toch binnen, mijn waarde buurman! Gij moogt hooren, wat ik luide en met trots verkondig: Bonnivet, mijn onverge lijke vriend, leent mij 5000 francs en redt mij daardoor het, leven. In het bijzijn van mijn fami lie, in u aller tegenwoordigheid, zweer ik, bij al wat mij heilig is, dat nooit te zullen vergeten! En het spreekt van zelf, dat ik hem het geld zoo gauw mogelijk zal terug betalen . .. Bonnivet kan mijn liartebloed eisctien, hij kan vau mij verlan gen dat ik mij den buik opensnijd ... op mijn woord, ik zal het doen ... Nu, gij zult allen zien, dat... Bonnivet, mijn redder!... Nu, gij hebt iet gehoord, niet waar? n. Zes maanden later. Miscopin is in gesprek met, zijn vrouw. Ja, ik ben bij Bonnivet geweest... //Je hebt hem immers den eersten termijn terug betaald vau die 5000 francs, die..." ..?4000 .. ." Maar je hebt toch altijd 5000 gezegd!" Je vergist je; en bovendien, dat doet er niels toe. A'.s iemand een vrievid een dienst be wijst, dan komt het bedrag der som er niets op aan. Ik ben hem even dankbaar alsof hij mij een millioen geleend had . .. maar toen ik vandaag bij ihem kwam, was ik toch een beetje verbaasd." .?Waarom?" »Nu, eerlijk gezegd, ik had verwacht dat hij anders zou handelen," Heeft hij je dan niet goed behandeld?" «Niet goed, niet goed!... Dat zal ik niet zeg gen. Maar daar hij zoo vriendelijk is geweest, mij een half jaar geleden uit de verlegenheid te helpen, had hij toch wel kunnen begrijpen, dat men zich niet zoo maar in eens van zoo'n slag herstelt ... Om je de waarheid te zeggen, toen ik hem het geld teruggaf, was ik ervan overtuigd, dat hij mij zou verzoeken, het te houden." Ja, maar . .." Niet, waar? Maar, neen hoor! hij dacht er niet over, en heeft liet n, twee, drie in zijn secrétaire gestopt... Och, wat. zal ik ervan zeggen? Niet iedereen is even fijngevoelig, dat is alleen het voorrecht van enkele uitverkorenen. Als ik iemand een dienst bewees, dan zou ik mijn werk niet half doen . .. Nu, Bonnivet heeft mij uit eene groote verlegtnheid geholpen, dat is waar... Maar zijn gedrag van vandaag heeft mij toch gehinderd . . . Om zijuentwille . . ." Miscopin is z ij n e III. in gesprek met dochter. //Papa, u weet toch wel, dat het vandaag mijn naamdag is?" Zeker, daarom geef ik immers een fijn diner?" Maar ... u hebt toch onzen, weldoener niet vergeten ?" ,/Wien? Bonnivfct?... De Hemel beware me! 4ls ik hem vergat, zouden jullie me waarachtig vel aan hem herinneren. Je hoort hier tegenwoordig uiets anders meer dan Bonuivet . ,. Bonnivet!' //Hij is ook zoo goed voor ons geweest!'' Zoo goed! Om die 3000 francs, die hij..." Ik daeht, dat het 4 . . ." Kind, ik herhaal, dat het niet meer dan een onnoozele ,3000 francs waren!" Hemel, Papa, wind u niet zoo op!'1 Opwinden? O neen! Maar het, is tegen woordig ook altijd Bonnivet, Koimivet voor en na... Ik kan geen bord meer aanraken, geen lucifer meer aansteken, zonder dat jullie me dat eeuwige refrein in de ooren schreeuwt." Maar Papa!" Wou je me daareven soms niet een standje maken ovej hem? Hij brengt warempel al twee dracht in den boezem mijner familie ! Ik zal heelemaal niet ontkennen, dat ik verplichtingen aan hem heb ... Ik weet het maar al te goed, maar in Godsnaam, laat me uu eindelijk ook eens met ru^t over Bon nivet!" IV. Twee jaar later. Miscopin is in gesprek met den buurman, die twee jaar geleden de ontvangst van het geld heeft bijgewoond. .//En hoe gaat het den voortrefi'elijken Bounivet, mijnheer Miscopin':" Hoe het hem gaat?... Ja, hoe zou het hem eigenlijk gaan r" Ontmoet ge hem dan nooit meer?" Hm ..." Gij zijt toch niet hoos op elkaar?" Tolstoïover den wapenhandel. TOT-STOÏ(tot den Xcdcrlaiulsclicn Sclmtlcr): Broeder, gij zult niet doodslaan ! Scladter: Me lieve meneer, daar dienen we ook niet voor. Boos! Wel ja, boos! ... O neen, dat niet. .." Dat, doet, mij pleizier' Ik dacht ook al: Een man, de iemand zoo'u dienst bewezen heeft, dien moet men wel dankbaar zijn." ,,Dat ben ik ook, hoewei ik hem die 2000 francs die hij mij eens heeft geleend al dubbel en d n ars terug heb betaald en allerlei kleine attenties en beleefdheden . . ." Wat? 2000? ... Ik dacht.. ." «Wat dacht gij?... Bonnivet heeft zeker ver teld . . ." Neen, neen! .. . Gij hebt zelf. . ." O, ge behoeft u niet te verdedigen. Ik heb al lang gehoord, dat hij overal bluft op die kleine vriendelijkheid, die hij mij eers heeft newezen, en uit een molshoop een berg maakt. En zal ik u nu eens wat, zeggen? .. Ik houd niet vau meuschen die met zooiets te pronk loopen . . . En Boiiiiivet behoort, daartoe ... Ik zou het, nooit van hem ge dacht hebben, anders had ik geen cent van hem aangenomen, neen, geen cent!" V. Drie j aar l a t e r. Miscopin is op de beurs in gesprek met een makelaar. Dat is een warme dag voor ons gewei.st, mijn heer Miscopin!" Hm... een goede temperatuur voor mijn beleg gingen !" Nu, dat, zou ik denken, (ie hebt a In fin/i.i.ie gespeculeerd. Heel wat anders dan uw vriend Bonnivet. Hij vertelde me, dat hij een enorm surplus te betalen had." Zoo, des te erger voor hem." //Hebt ge dasi geen medelijden met hem?" Medelijden? Waarom? Omdat hij mij eens, ik weet niet eens precies meer wanneer een onuoozel bankje van 1000 francs heeft geleend ?. . . Dat, heeft hij al lang weer terug. Daarom hoeft hij zijn geld nog niet weg te gooien aan malle specu laties. Bonnivet is altijd iemand geweest, die zijn geld het raam uitgooide en het aan allerlei bedrie gers uitleende ... Ik heb altijd gezegd, dat het niet goed met hem zal afloopen. J f, ja, dat komt van dat verkwisten . . . Van het punt waarop hij nu staat, tot zwendelarij is maar n stap. Spreek me niet over dien mau! Het spijt, me bepaald, dat ik hem eens de eer heb aangedaan, een beleefdheid van hem aan te nemen!" VI. T i e n jaar later. De millionair Miscopin geeft een groot feest. Het gesprek wordt algemeen. Apropos!" roept een stem uit, een paar dagen geleden is een man, die vroeger in goeden doen was, in de grootste armoede gestorven . . . een zekere Bonnivet... Hebt u hem ook niet gekend, mijn heer Miscopin':" «O, jawel," antwoordt, Miscopin op ouvcrschilligen toon, een anno drommel, aan wien ik eens een paar IMUIS il'UT geleend hei), die ik lu;m natuurlijk nooit teruggevraagd heb." Alle aanwezigen slaan bewonderend de oogeu ten hemel. VIL De m o r a a l van de geschiedenis. «Weldadigheid is de beste speculatie." gaan vergelijken bij de Uomaansche periode, die pas in het volgend deel zal worden besproken, en waarmede de lezer dus, zoolang dat deel niet verschenen is, volkomen onbekend geacht mag worden. Ik hoop dat de heer Molkenboer, als het werk voltooid zal zijn, andermaal daarover zijn meening zal willen zegg<n. Het is mijn vaste overtuiging, dat zijn oordeel dan anders en gunstiger zal luiden dan thans. Xijiiii'ffcn, l Xov. 18!M>. A. W. WKISS.MAN. Een M over De heer Th. Molkenboer doet mij de eer aan, in uw jongste nummer de »geschiedenis der Beel- i dende Kunst" te bespreken, of liever de beide j eerste afleveringen van dit werk. Want indien hij het thans afgedrukte Ie deel in zijn geheel l onder de oogen had gekregen, zou hij niet slechts de beide «plaatjes" 11 en 55 als voortreffelijk geslaagd hebben aangewezen. Ik mag toch niet aannemen dat de talrijke en fraaie afbeeldingen van griekse.he kunstwerken zijn aandacht ontgaan zullen zijn? Wanneer de beer M. in gedachten houdt, dat het werk voor het groote publiek bestemd is dan zal hij er zooveel vreeinds niet in vinden dat ik voornamelijk over de antieke kunst zeer uitvoerig heb gehandeld, en daarentegen aan de YroegOosteische kunst, die in de eerste plaats archeo logische waarde heeft, niet meer plaats inruimde, dan volstrekt noodig was. Ik heb O]) bladzijde 11 duidelijk aangegeven, waarom in Egypte de piramiden gebouwd zijn, en daarom bevreemdt het mij, van den heer M. te moeten vernemen, dat ik het verzuimde. Waarom men geen piramiden te Athene bouwde, ik erken het, deze vraag heb ik gesteld, noch opgelost. Maar op bladzijde (>o heb ik de eigenaardigheden van de (irieksche, dus ook van de Atheensche bouwwerken tot in bizonderheden aangetoond. liet schrijven van een kultuurgeschiedenis lag niet op mijn weg. Slechts over de geschiedenis der Beeldende kunst wilde ik handelen en ik ging daarbij van de veronderstelling uit, dat zij, die het boek lezen zouden, met de algemeene geschiedenis, althans in hare hoofdtrekken, be kend zenden zijn. Daarom heb ik mij van een uiteenzetting der godsdiensten en hunne cere moniën onthouden, en er slechts zooveel van medegedeeld, als strikt noodzakelijk bleek. Waar vergelijken mogelijk was. heb ik het gedaan ; maar ik moet erkennen, ik begrijp niet, welk nut het zou gehad hebben, in de eerste aflevering reeds (zooals de heer M. wil) bij het beschouwen van de Egyptische periode haar te 11 WAV?. Heer! Werkelijk, u moet niet denken mijnheer Wijs man, dat. ik uw boek ongenegen ben, ik zou niets liever dan het een voorziening in de broodnoodige behoefte prijzen. Maar ik kan dit niet doen om de redenen die ik uiteen zette. Wel is waar is de laatste (5e) aflevering beter dan die voorgaande]], en ik kan hiervan zeggen dat er onderscheidene goede prentjes in voor komen, en ook z;ig ik tusschen al die reclame achter in het boek van den heer v. d. Meulen ook een zeer goede photo naar de kerk in Deventer, maar juist deze prentjes hebben mij meer in mijn meerling omtrent uw boek versterkt dan dat zij die veranderd hebben. Ook uw op merking Jat u voor het grcote publiek hebt geschreven en i/iiiirmii (sic.) voornamelijk de an tieke kunst behandelt en goed illustreert. Ja, juist, dat is het wat ik op uw boek tegen heb, 't is klassiek en het beschouwt alle andere kunstperioden dan ile klassieke on renaissance als van meer archeologische dan kunstwaarde. Vandaar de minder goede illustratie bij het Egyptisch. Dit nu, mijnheer Weissmar, reken ik het oude in uw werk. de oude richting. Werkelijk, iedereen weet nu al lang dar de klassieken zoo voortreffelijk zijn, wij hebben er zelfs een heele renaissance aan te dunken, en die al knapjes begint te verveelen, m «ar juist verwachtte ik van een nieuw boek over kunst geschiedenis dat het de zoo enorme kunstwaarde ook in andere kunstperioden zou aantoonen. \Vij gaan een nieuwe periode in heel de kiiltuur te gemoe:!, en wie nu veel geleerd beeft uit wat vroegere beschavingsperioden ons nalieten, uit goede afbeeldingen daarvan en heldere beschou wingen daarover, die zal des te sterker eu met meer kracht die komende tijden tegemoet gaan. Hij zal de beginselen van alles geleerd hebben, die bij de klassieken hetzelfde waren als bij de Egyptenaren of' de (iermaansche rassen; hij zal uit het goede overzicht het goede begrip ver kregen hebben. Hoogachtend Til.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl