Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1012
teekeningen en photo's naar werken van J. H.
van Straaten Jr., architect te Utrecht, en eenige
werken van den architect Tepe en anderen.
Deze tentoonstelling is belangrijk in vele op,
zichten, en vooral ook omdat hier het werk van
de ik zou byna zeggen ouderen in architec
tuur dr. P. J. H. Cuypers naast het stre
ven van hen die men de jongeren zou noemen
Berlage, van Straaten kan gezien worden.
TH. MOLKENBOEB.
Alexis Bogolubof.
De Russische marine-schilder Alexis Bogolubof
is plotseling in Parijs overleden. Nadat hij als
zee-officier zijn land gediend had, besloot hij in
1849 den schildercursus aan de Academie te
Petersburg te volgen; daarna nam hy
inDusseldorf les by Achenbach. Hier vervaardigde hij
zjjn eerste belangrijke stukken, namelijk vier
zeeslagen uit den tijd van Peter den Groote. In
Rusland teruggekeerd werd Bogolubof benoemd
tot schilder van het ministerie van marine en tot
lid van de Keizerlijke Academie. Zyn beroemdste
schilderijen zyn »de Reede van Kronstadt" en
»het kruien van het ijs op de Neva". In een ge
heel ander genre schilderde hij voor de Russische
kerk in Parijs zeer belangrijke composities ont
leend aan het leven van Christus. Czar Alexander
III, die een groote achting koesterde voor zyn
karakter en zyn talent, had hem opgedragen de
herinnering aan de aankomst van het Russische
eskader in Toulon te vereeuwigen: dit schilder
stuk bevindt zich tegenwoordig in den Cercle
?militaire te Parjjs; het bezorgde aan zy n schepper
den rang van Commandeur van het Legioen van
Eer. Czar Nicolaas II had op zijn tocht door
Frankrijk Bogolubof opgedragen een doek te
vervaardigen, gewjjd aan de herinnering van de
aankomst der Russische vorsten op de reede van
Cherbourg. De kunstenaar was dadelijk aan het
werk getogen. De schilderij zal waarschijnlijk
afgemaakt worden door zy'n leerlingen en mede
werkers, de heeren Greszenki en Fratschenke.
BU' de firma E. J. van Wisselingh & Co., Spui
23, is tentoongesteld een schilderijije van Claude
Monet, »Riviergezicht."
Onze vroegere stadgenoote, mevr. Agathe Fischer
Sobell?Scheper, thans te Londen wonend, is
benoemd tot leerares in het hooger pianospel
aan het »Hamstead Conservatory of music", waar
aan voor viool de heer August Wilhelmj en voor
zang Fraulein Fillunger verbonden zy'n. In Januari
beginnen de heer Fischer Sobell (tenor) en zijne
vrouw eene reeks recitals, en zullen die op eene
kunstreis door Engeland (Manchester, Birmingham,
Glasgow en andere groote plaatsen) herhalen.
Naar wij vernemen, bestaat het plan, dezen winter
de opera De Roos ran Dekama, muziek van
Willem Landré, tekst van Fiow della Neve, die
ook op het repertoire der Nederlandsche Opera
vermeld i.", te Haarlem in Concertvorm te geven.
MiiliiiliiimimiimiiiiiiiiiiiiiiMiiiiitmmMiMiiiiiiiiiiiminmiiiimmiiMiiiM
Après fortnne faite.
De romanschrijver Hector Malot heeft bekend
gemaakt, dat hij van zijn geregeld werken rust
neemt, en de jongstverschenen roman zijn laatste
werk geweest is. Toch is hij nog niet oud, even
zestig; tal van succesvolle romanschrijvers hebben
veel later bun beste werken geproduceerd. Reporters
zijn Malot nu gaan opzoeken op zijn buitentje
teFontenay, waar hij byna veertig jaar gewoond heeft,
iederen dag van 's morgens vijf tot 's avonds acht
met genoegen werkend, en een aardig fortuin heeft
opgezameld.
Adolphe Brissson, van den Temps, vond er hem,
zag voorbijzweven. »Ja, er was kalfsnierstuk
en sperzie en ..."
»Dat gij den boter er uit gebraden hebt,
terwijl ik hier alleen tehuis zat, dat begrijp
ik wel..."
»Gij? Ja, zijt gij dan predikant, gij, en
hebt gij een bosch met elanden, gij ? Mogelijk
denkt gij dat gij, die niet meegejaagd hebt,
aan het jachtmaal mede had moeten aan
zitten, wablief?"
»Neen, natuurlijk niet! Dat is natuurlijk!"
»Ja, het is natuurlijk, dat wie geen pastorie
heeft en geen elandsbosch, ook niet mee
aanzit aan het elandsmaal. Begrijpt ge dat
niet, Carolina? Maar nu zullen we eens kijken
wat voor iets ik hier in mijn zak heb!''
Carolina liet hare egaliteits-logica in den
steek en zette het licht nader bij, om te aan
schouwen wat het bruine etui inhield, dat
de predikant met een zekere kracht op tafel
wierp, alsof hij troef uitspeelde.
Op violetkleurig fluweel lag daarin een
blinkende snuifdoos.
»Goud?"
»Denkt gij?"
Dominee nam het kleinood in de hand,
deed het open en keek naar het merk onder
zijn opgeschoven bril door.
»Zilver!"
»Men moet een gegeven paard niet in den
bek zien, maar dit is toch eigenlijk geen
geschenk .. .'r
»En geen paard ook, maar zilver is het,"
zei de domineesvrouw en ging de weegschaal
halen.
Daarop nam zij het eiernetje, stopte er het
kleinood in, hing alles aan den haak op en zei:
»Ja, juist zooveel ons en zooveel wichtjes
precies. Dat is een mooie historie, weet ge
wat ge daar voor krijgt ?"
»Neen," antwoorddedominee ietwat bedrukt.
»Je krijgt er twaalf kronen voor; arbeids
recht en stevig, kleurig van gelaat onder zijn
witte snor en haren, en in gezelschap van mevrouw
Malot, die wat jonger is dan hij, en ook schrijft,
maar in heel anderen stijl.
De redenen van mijn plotseling afscheid zijn
vooral deze twee," zeide Malot: ik wil ook eens
enkel voor mijn pleizier wandelen en reizen, zonder
de bijgedachte van aanteekeningen te maken voor
een boek, en dan vooral: ik ben bang om oud te
worden in mijn werk, te verminderen en met mede
lijden en verschooning door de uitgevers behandeld
te worden. Een historicus, een criticus kan tot
op hoogen leeftijd schrijven; hun oordeel wordt
misschien fijner en scherper; een romanschrijver
is schepper, en daartoe behoort vooral kracht. Ik
behoef niet meer te werken, nu wil ik eindigen
terwijl ik er nog enkel genoegen van gehad heb."
Toch had hij in zijn portefeuille nog wel heel
wat aanteekeningen; een doos vol politieke
aneedoten en karaktertrekken, een andere vol bronnen over
de journalistieke wereld. Misschien zal mevrouw
Malot daarvan profiteeren; maar haar genre is een
geheel ander. Wij denken niet meer zooals de
ouderen; wij kunnen de romans van voor twintig
jaar niet meer lezen," zegt zij. Hieruit blijkt wel,
dat zij het besluit van haar man, wiens romans
voor een groot deel ouder zijn dan twintig jaar,
niet afkeurt.
* *
*
Hector Malot was, zooals de meesten, voor een
andere carrière bestemd; hij had notaris moeten
worden, maar onder den invloed van
verbeeldingslectuur, Don Qteicho/ie, Gil^Blcis, Molière, had hij
besloten, aan tooneel en roman te doen.
Naar Parijs gezonden om in de rechten te
studeeren, was hij steeds in het Odéon of schreef lange
verhalen en korte artikelen. Hij bracht aan
Théodore Barrière een stuk in vijf acten.
Uw dialoog is veel te natuurlijk voor het
tooneel," zeide deze; //er is geen brio in, ge schrijft
zooals men spreekt."
Zoo bedoel ik het ook," antwoordde Malot.
«.Dan moet ge romanschrijver worden en geen
tooneeldichter."
De notarisklerk ging een beetje teleurgesteld
heen, maar Barrière riep hem terug.
//Hoor eens, ge kunt me een pleizier doen. Ik
ben aan een stuk bezig over deu eersten kruistocht,
voor de Porte-Saint-.vJartin. Ga eens wat voor
me in de archieven snuffelen; zoek me een paar
schilderachtige tableaux, ik zal je -10 francs per
dag van mijn tantième afstaan; we hebben op zijn
minst honderd voorstellingen, je kunt dus op 4000
francs rekenen.''
Malot ging stralend naar de bibliotheek, en vischte
er de gevraagde tableaux op. Helaas ! het drama
van Barrière bezweek onder het gesis en gelluit
van het publiek, en de medewerker kreeg niets.
Toen ging hij naar de pers; hij zocht Jules Simon
op, die het Journal pot/r lous redigeerde.
//Ik wilde wel medewerker worden."
Hebt u eenige bijzondere kundigheden 'r"
Ik ben candidaat in de rechten."
Candidaat in de rechten is iedereen."
Malot keek wat verbijsterd naar het plafond, en
zei toen wat beschaamd:
//Ik heb ook wat aan botanie gedaan."
Hij verwachtte een spottenden lach; Jules Simon
reikte hem de hand.
Uitmuntend! Ik moet een artikel hebben over
de bloemententoonstelling; ga er dadelijk heen en
kom het me brengen zoodra het af is."
iilimiiiiMMiinii
iiliiiiiimmmiiimiiiiiiiiiiiiHii
loon en verguldsel worden niet vergoed als
men verkoopt, alleen als men koopt!"
Dominee Norström zag er erg teleurgesteld
uit. Twaalf kronen voor den eland ! En geen
jachtvermaak, niet de vreugde van de slacht
en vóór alles geen vleesch, geen worst, geen
bloedbeuling.
»Acht en zestig kronen verlies!'' troostte
de vrouw, die ten minste het hare wilde bij
dragen tot bevordering van de spijsvertering
van het diner waaraan zij niet had deelgenomen.
»Maar dat komt er van als men met de
groote lui wil paradeeren! Nu kan je den
geheelen winter ingelegde spiering eten en
aan het kalfsnierstuk denken tot je er van
watertandt. En dan de Regaalpastorie ?
Wablief?"
»Sül toch, Carolina, stil!" vermaande do
minee, liep de slaapkamer binnen en legde
zich ter ruste.
De volgende paketpost van Dalarübracht
een pond Rappe voor den dominee, die daar
mede zijn snuifdoos vulde, om er ten minste
de pret van te hebben zijn kleinood te kunnen
laten zien. En hij snoof met den kanton
rechter en de ouderlingen, hij snoof met den
boschwachter en den opzichter en eindelijk
zelfs met den schoolmeester, die evenwel
bedankte en zei dat hij niet snoof. En hij
snoof tot kersttijd door en kreeg ruzie met
z'en vrouw dat hij zijn zakdoeken zoo
toemaakte en toen het nieuwe jaar aanbrak
moest hij van zijn doos afscheid nemen.
Dertien kronen vijftig kreeg hij er voor in
Stockholm. Een kroon vijftig xuircrf winst \
zeide hij bij zichzelven, toen hij in het loge
ment »de Ster" ging ontbijten.
Maar daarna moest hij zich ook tot, Paschen
toe met spiering behelpen! Dat komt er van :
»met de grooten is het kwaad kersen eten!"
Dat was een begin, maar er zijn niet alle dagen
bloemententoonstellingen. Malot schreef een langen
roman, Victimes d'amour, werkte er twee jaar over
en bracht hem achtereenvolgens, met slecht succes,
aan Dentu, aan Michel Lévy, aan verschillende
anderen. Toch werd het werk nog gedrukt, Zola
schreef er een artikel over in Figaro, Taine was
er in de Débalts vol lof over.
Toen Malot hen ging bedanken, gaf Taine hem
den raad zich op te sluiten, te gaan produceeren
en zich verder met niets bezig te houden.
Dit heeft Malot gedaan, hij kocht een lapje grond,
liet er een huisje op bouwen, werkte veertien uur
daags, ging niet uit dineeren of dejeuneeren, hield
geen relaties aan, maar schreef de veertig romans
die men van hem kent. De besten zijn: Romain
Kalbris, Madame Oberniti, Lu brlle madame Doiiis,
Les mi/lions Itonteux, Sans familie, Puulelte, Micheline,
Baccara, Le sawi/ bleu, Gliixlaine, Coitscience, Mondaine ;
de meeste gedeeltelijk romans de moeurs, gedeelte
lijk romans de sentiment. De schaduwzijde van
dit afgezonderde werkersleven, die hij zich niet
aantrekt trouwens, is dat hij noch gedecoreerd,
noch lid van de Académie, noch bibliothecaris van
een staatsgebouw, noch president van allerlei
vereenigingen is. Camille Doucet, Cuvillier-Fleury
en andere académiciens zijn altoos heel vriendelijk
voor hem geweest; maar om den groenen rok te
krijgen, moet men heel wat visites maken en
beleefdheden bewijzen, thee gaan drinken bij herto
ginnen, in Parijs rondloopen; hij heeft daarin geen
pleizier gehad en is gebleven die hij was.
* *
*
Over de litteratuur die onmiddellijk op de zijne
gevolgd is, kan hij uit den aard der zaak niet
enthousiast zijn. Hij meent dat men zoekt en
tast en dwaalt, en dat er op dit oogenblik gewacht
wordt op een schepper, een Balzac, een Messias, een
man vol energie en verbeelding, die plotseling
met een nieuwe formule, met den roman der eerst
volgende toekomst zal optreden. In de thans
gevierden kan hij dien krachtigen man niet vinden.
In afwachting van dezen kunnen de ouderen gerust
het werk staken.
//Men heeft gezegd, dat ik mij terugtrok /iprcs
fortune fidle, besluit hij. Het is zoo; ik heb wat
overgespaard, daar schaam ik mij niet over. En
mij dunkt, het is waardiger te gaan leven van
eerlijk verdiende rente, dan om academische onder
scheidingen te gaan bedelen ten nadeele van arme
dichters die het noodig hebben."
Hector Malot heeft hierin allicht gelijk. Alleen
zal er altoos eeuige twijfel blijven bestaan, in een
geval als dit, of een schrijver die uit vrijen wil
eindigt, niet reeds een paar jaren vroeger had
moeten eindigen, en of zijn laatste werk niet reeds
het begin der décadence was. Want was het laatste
onbetwist zijn meesterstuk, dan moet ieder, en hij zelf
in de eerste plaats, het jammer vinden dat hij niet
beproefd heeft dit meesterstuk uog te overtreffen.
v. L.
DP T pi
LID Lul
In de Maatschappij tot ondersteuning van de
Leidsche Universiteitsbibliotheek .... pardon : der
Nederlandsche Letterkunde te Leiden, is enkele
jaren geleden een hevige strijd ontbrand. De
hoogleeraar van Maanen had de heeren die
zoo langzamerhand deze maatschappij in hoofd
zaak deden opgaan in een paar clubjes van
historici en taalkundigen met een tijdschrift, dat
geen orgaan der maatschappij, maar wel dezer
clubjes is eens Hink de waarheid gezegd ;
toen zijn er booze woorden geuit, de heer van
Maanen is heengegaan, en voorstellen tot
wetsherziening werden aan de orde gesteld.
De jaarlijksche vergadering in 18!)C> beloofde
daardoor zeer belangrijk te worden. In hoeverre
zij dat is geweest, zal de toekomstige geschied
schrijver beslissen. Intusschen danken wij haar
eene »geschiedenis van den oorsprong" dezer
Leidsche maatschappij 1), die eene bijdrage vormt
tot de kennis van het streven der jongeren in
het midden van de vorige eeuw.
Aardig is het te zien, hoe zich langzamerhand
uit een studenten ilinimut een vereeniging heeft
ontwikkeld, welke nu reeds l.'iO zomers oud is en
nog altijd velen onder bare leden telt, die tot de
meest ontwikkelden in den lande mogen ge
rekend worden.
»Ik ga mijn best doen om te zien of al de
liefhebbers de handen ineen zullen slaen om
eene algemeene Maatschappij der Vaderlandsche
Letterkunde op te richten." schreef Frans van
Lelyveld den <!e Febr. ITü.ïaan van Goens, en
wat later voegde bij daaraan toe : »De geprojec
teerde Maatschappij moet in het volk zelf door
dringen," »eene geaccrediteerde volksmaatschappij"
worden."
Doch wat moet nu in deze dagen worden
getuigd :
»De wetenschappelijke, de geleerde elementen
hebben in onze Maatschappij al spoedig de over
hand gekregen, de zuiver letterkundige laat
1) Toespraak ter opening der Algemeene Ver
gadering van de Maatschappij der Nederlandsche
Letterkunde te Leiden, den ISden Juni 181IU,
door Dr. P. J. Blok. Overgedrukt uit de han
delingen en mededeelingen van de Maatschappij
der Nederlandsche Letterkunde te Leiden,
18!>5?18!)<J. Boekhandel en drukkerij voorheen
E. J. Brill, Leiden.
ons zeggen de «originele vernuften" zijn wel
van het begin af in baar opgenomen maar hebben
nooit zooveel invloed in haar midden geoefend,
dat zij tegen het geleerd element eenigszins
hebben kunnen opwegen."
En al wordt nu het vele goede, door de Maat
schappij gewrocht, niet over het hoofd gezien,
zelfs de huidige voorzitter moest verklaren:
»Maar toch kan men niet zeggen, dat de Maat
schappij der Nederlandsche Letterkunde midden
in het werkelijke leven der letteren, der volkstaal
staat of heeft gestaan. Veel is in dit opzicht
buiten haar omgegaan, veel is verrezen en onder
gegaan, zonder dat zij er zich aan gelegen heeft
laten zijn. Heeft zij na 1815 krachtig de hand
aan den ploeg geslagen om te herstellen wat te
herstellen viel voor ons volk en zijne taal ?
Heeft zij de herleving van onze letteren om
streeks 1840 naar vermogen gesteund ? Heeft
zij anders dan met een medelijdend schouder
ophalen de in ieder geval merkwaardige beweging
van omstreeks 1880 bejegend ? Heeft zij ook op
dit oogenblik hare aandacht gewijd aan het in
sommige kringen grooten byval vindende streven
tot hervorming der spelling ? Ik zou het niet
durven beweren, al is er een en ander, waarop
men zou kunnen wijze, ten betooge, dat het
toch zoo erg niet geweest is."
Dit openlijk schuldbesef geeft hoop voor de
toekomst, en het wordt nog merkwaardiger als
wy den voorzitter ten slotte hooren verklaren:
»IIoe men over dergelijke bewegingen denken
moge, het gaat niet aan voor eene Maatschappij
der Nederlandsche Letterkunde om ze links te
laten liggen. En ik vrees, dat zij zich daaraan
heeft schuldig gemaakt. Blijft zij dit doen, dan
hoopt zij gevaar te worden, wat zij, naar som
migen beweren, inderdaad reeds geworden is:
eene vereeniging, die alleen leeft in het verledene
en het tegenwoordige schuwt op te nemen in
haren gezichtskring. Dat laatste nu hebben Van
Lelyveld en de zijnen niet van haar willen maken.
Dat willen, als ik mij niet bedrieg, ook wij niet
van haar maken, wij, tegenwoordige Leden. De
samenstelling onzer Maatschappij, niet alleen uit
geleerden, maar ook uit mannen, die in het prak
tische leven werkzaam zijn letterkundigen,
predikanten, juristen, onderwijzers, belangstel
lenden in het letterkundig leven van ons volk
wijst er op, dat zij ook thans nog zich wil en moet
inlaten met het werkelijke leven onzer taal, met de
letterkundige stroomingen van het oogenblik."
Het zij zoo !
F. A. B.
aiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiniHiittMHiiiiiHiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiHiiiniiiiiiiiiiiiiiiinaB
40 cents per regel.
MiitiiiiiifHfUMMwnnniniiiiiHiiiiiitiiiiiMutimmiiiiiiiiiiiiimiiiiiiii
Hoofrl-Depót
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG.
Sormaal-Wolarüielefl.
K. F. DEUSCHLE-BENGER,
Amsterdam, Kaherstraat 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederland
H. RAH R te Ut recht.
Pianofabriek.
Binnen- en Buitenl. Muziekhandel.
Amerikaansche Orgels.
Ruime keuze in Huurpiano's.
Jiij G. Tl. K-1JV GOO]{ y.OXEX,
('t o r ]i A, verscheen :
CHARLOTTE NIESE,
LICHT en SCHADUW,
]''i:n GcscJticdcitix uil I[<uiihnnj.
Uit het D u i t s c h vertaald door
Wii.iii-:i..M].\ii VAN \VKSTKIIF.KNI:.
Twee deelen, prijs . . /' 4 «5O.
ETHEL TURNER,
Ds Geschiedenis van een KM.
Vertaling van Mevr. WII.I.EOHUK.
Prijs /' .OO, gebonden /' 2.2ó.
Bi] G. B. VAM «OOR MEI, GoMa, Yerscïeen:
JbCthel Tur-nei',
Zeven Kleine Australtërs.
Naar den 3en druk uit het Engelsch
door MA.EIE TEN BRINK.
Geïllustreerd door A. J. JOHNSON.
Gebonden in prachtband i' 2..">0.
Vraag let alom verKrijgbaar geïli, Prospectus.