De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 15 november pagina 4

15 november 1896 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1012 teekeningen en photo's naar werken van J. H. van Straaten Jr., architect te Utrecht, en eenige werken van den architect Tepe en anderen. Deze tentoonstelling is belangrijk in vele op, zichten, en vooral ook omdat hier het werk van de ik zou byna zeggen ouderen in architec tuur dr. P. J. H. Cuypers naast het stre ven van hen die men de jongeren zou noemen Berlage, van Straaten kan gezien worden. TH. MOLKENBOEB. Alexis Bogolubof. De Russische marine-schilder Alexis Bogolubof is plotseling in Parijs overleden. Nadat hij als zee-officier zijn land gediend had, besloot hij in 1849 den schildercursus aan de Academie te Petersburg te volgen; daarna nam hy inDusseldorf les by Achenbach. Hier vervaardigde hij zjjn eerste belangrijke stukken, namelijk vier zeeslagen uit den tijd van Peter den Groote. In Rusland teruggekeerd werd Bogolubof benoemd tot schilder van het ministerie van marine en tot lid van de Keizerlijke Academie. Zyn beroemdste schilderijen zyn »de Reede van Kronstadt" en »het kruien van het ijs op de Neva". In een ge heel ander genre schilderde hij voor de Russische kerk in Parijs zeer belangrijke composities ont leend aan het leven van Christus. Czar Alexander III, die een groote achting koesterde voor zyn karakter en zyn talent, had hem opgedragen de herinnering aan de aankomst van het Russische eskader in Toulon te vereeuwigen: dit schilder stuk bevindt zich tegenwoordig in den Cercle ?militaire te Parjjs; het bezorgde aan zy n schepper den rang van Commandeur van het Legioen van Eer. Czar Nicolaas II had op zijn tocht door Frankrijk Bogolubof opgedragen een doek te vervaardigen, gewjjd aan de herinnering van de aankomst der Russische vorsten op de reede van Cherbourg. De kunstenaar was dadelijk aan het werk getogen. De schilderij zal waarschijnlijk afgemaakt worden door zy'n leerlingen en mede werkers, de heeren Greszenki en Fratschenke. BU' de firma E. J. van Wisselingh & Co., Spui 23, is tentoongesteld een schilderijije van Claude Monet, »Riviergezicht." Onze vroegere stadgenoote, mevr. Agathe Fischer Sobell?Scheper, thans te Londen wonend, is benoemd tot leerares in het hooger pianospel aan het »Hamstead Conservatory of music", waar aan voor viool de heer August Wilhelmj en voor zang Fraulein Fillunger verbonden zy'n. In Januari beginnen de heer Fischer Sobell (tenor) en zijne vrouw eene reeks recitals, en zullen die op eene kunstreis door Engeland (Manchester, Birmingham, Glasgow en andere groote plaatsen) herhalen. Naar wij vernemen, bestaat het plan, dezen winter de opera De Roos ran Dekama, muziek van Willem Landré, tekst van Fiow della Neve, die ook op het repertoire der Nederlandsche Opera vermeld i.", te Haarlem in Concertvorm te geven. MiiliiiliiimimiimiiiiiiiiiiiiiiMiiiiitmmMiMiiiiiiiiiiiminmiiiimmiiMiiiM Après fortnne faite. De romanschrijver Hector Malot heeft bekend gemaakt, dat hij van zijn geregeld werken rust neemt, en de jongstverschenen roman zijn laatste werk geweest is. Toch is hij nog niet oud, even zestig; tal van succesvolle romanschrijvers hebben veel later bun beste werken geproduceerd. Reporters zijn Malot nu gaan opzoeken op zijn buitentje teFontenay, waar hij byna veertig jaar gewoond heeft, iederen dag van 's morgens vijf tot 's avonds acht met genoegen werkend, en een aardig fortuin heeft opgezameld. Adolphe Brissson, van den Temps, vond er hem, zag voorbijzweven. »Ja, er was kalfsnierstuk en sperzie en ..." »Dat gij den boter er uit gebraden hebt, terwijl ik hier alleen tehuis zat, dat begrijp ik wel..." »Gij? Ja, zijt gij dan predikant, gij, en hebt gij een bosch met elanden, gij ? Mogelijk denkt gij dat gij, die niet meegejaagd hebt, aan het jachtmaal mede had moeten aan zitten, wablief?" »Neen, natuurlijk niet! Dat is natuurlijk!" »Ja, het is natuurlijk, dat wie geen pastorie heeft en geen elandsbosch, ook niet mee aanzit aan het elandsmaal. Begrijpt ge dat niet, Carolina? Maar nu zullen we eens kijken wat voor iets ik hier in mijn zak heb!'' Carolina liet hare egaliteits-logica in den steek en zette het licht nader bij, om te aan schouwen wat het bruine etui inhield, dat de predikant met een zekere kracht op tafel wierp, alsof hij troef uitspeelde. Op violetkleurig fluweel lag daarin een blinkende snuifdoos. »Goud?" »Denkt gij?" Dominee nam het kleinood in de hand, deed het open en keek naar het merk onder zijn opgeschoven bril door. »Zilver!" »Men moet een gegeven paard niet in den bek zien, maar dit is toch eigenlijk geen geschenk .. .'r »En geen paard ook, maar zilver is het," zei de domineesvrouw en ging de weegschaal halen. Daarop nam zij het eiernetje, stopte er het kleinood in, hing alles aan den haak op en zei: »Ja, juist zooveel ons en zooveel wichtjes precies. Dat is een mooie historie, weet ge wat ge daar voor krijgt ?" »Neen," antwoorddedominee ietwat bedrukt. »Je krijgt er twaalf kronen voor; arbeids recht en stevig, kleurig van gelaat onder zijn witte snor en haren, en in gezelschap van mevrouw Malot, die wat jonger is dan hij, en ook schrijft, maar in heel anderen stijl. De redenen van mijn plotseling afscheid zijn vooral deze twee," zeide Malot: ik wil ook eens enkel voor mijn pleizier wandelen en reizen, zonder de bijgedachte van aanteekeningen te maken voor een boek, en dan vooral: ik ben bang om oud te worden in mijn werk, te verminderen en met mede lijden en verschooning door de uitgevers behandeld te worden. Een historicus, een criticus kan tot op hoogen leeftijd schrijven; hun oordeel wordt misschien fijner en scherper; een romanschrijver is schepper, en daartoe behoort vooral kracht. Ik behoef niet meer te werken, nu wil ik eindigen terwijl ik er nog enkel genoegen van gehad heb." Toch had hij in zijn portefeuille nog wel heel wat aanteekeningen; een doos vol politieke aneedoten en karaktertrekken, een andere vol bronnen over de journalistieke wereld. Misschien zal mevrouw Malot daarvan profiteeren; maar haar genre is een geheel ander. Wij denken niet meer zooals de ouderen; wij kunnen de romans van voor twintig jaar niet meer lezen," zegt zij. Hieruit blijkt wel, dat zij het besluit van haar man, wiens romans voor een groot deel ouder zijn dan twintig jaar, niet afkeurt. * * * Hector Malot was, zooals de meesten, voor een andere carrière bestemd; hij had notaris moeten worden, maar onder den invloed van verbeeldingslectuur, Don Qteicho/ie, Gil^Blcis, Molière, had hij besloten, aan tooneel en roman te doen. Naar Parijs gezonden om in de rechten te studeeren, was hij steeds in het Odéon of schreef lange verhalen en korte artikelen. Hij bracht aan Théodore Barrière een stuk in vijf acten. Uw dialoog is veel te natuurlijk voor het tooneel," zeide deze; //er is geen brio in, ge schrijft zooals men spreekt." Zoo bedoel ik het ook," antwoordde Malot. «.Dan moet ge romanschrijver worden en geen tooneeldichter." De notarisklerk ging een beetje teleurgesteld heen, maar Barrière riep hem terug. //Hoor eens, ge kunt me een pleizier doen. Ik ben aan een stuk bezig over deu eersten kruistocht, voor de Porte-Saint-.vJartin. Ga eens wat voor me in de archieven snuffelen; zoek me een paar schilderachtige tableaux, ik zal je -10 francs per dag van mijn tantième afstaan; we hebben op zijn minst honderd voorstellingen, je kunt dus op 4000 francs rekenen.'' Malot ging stralend naar de bibliotheek, en vischte er de gevraagde tableaux op. Helaas ! het drama van Barrière bezweek onder het gesis en gelluit van het publiek, en de medewerker kreeg niets. Toen ging hij naar de pers; hij zocht Jules Simon op, die het Journal pot/r lous redigeerde. //Ik wilde wel medewerker worden." Hebt u eenige bijzondere kundigheden 'r" Ik ben candidaat in de rechten." Candidaat in de rechten is iedereen." Malot keek wat verbijsterd naar het plafond, en zei toen wat beschaamd: //Ik heb ook wat aan botanie gedaan." Hij verwachtte een spottenden lach; Jules Simon reikte hem de hand. Uitmuntend! Ik moet een artikel hebben over de bloemententoonstelling; ga er dadelijk heen en kom het me brengen zoodra het af is." iilimiiiiMMiinii iiliiiiiimmmiiimiiiiiiiiiiiiHii loon en verguldsel worden niet vergoed als men verkoopt, alleen als men koopt!" Dominee Norström zag er erg teleurgesteld uit. Twaalf kronen voor den eland ! En geen jachtvermaak, niet de vreugde van de slacht en vóór alles geen vleesch, geen worst, geen bloedbeuling. »Acht en zestig kronen verlies!'' troostte de vrouw, die ten minste het hare wilde bij dragen tot bevordering van de spijsvertering van het diner waaraan zij niet had deelgenomen. »Maar dat komt er van als men met de groote lui wil paradeeren! Nu kan je den geheelen winter ingelegde spiering eten en aan het kalfsnierstuk denken tot je er van watertandt. En dan de Regaalpastorie ? Wablief?" »Sül toch, Carolina, stil!" vermaande do minee, liep de slaapkamer binnen en legde zich ter ruste. De volgende paketpost van Dalarübracht een pond Rappe voor den dominee, die daar mede zijn snuifdoos vulde, om er ten minste de pret van te hebben zijn kleinood te kunnen laten zien. En hij snoof met den kanton rechter en de ouderlingen, hij snoof met den boschwachter en den opzichter en eindelijk zelfs met den schoolmeester, die evenwel bedankte en zei dat hij niet snoof. En hij snoof tot kersttijd door en kreeg ruzie met z'en vrouw dat hij zijn zakdoeken zoo toemaakte en toen het nieuwe jaar aanbrak moest hij van zijn doos afscheid nemen. Dertien kronen vijftig kreeg hij er voor in Stockholm. Een kroon vijftig xuircrf winst \ zeide hij bij zichzelven, toen hij in het loge ment »de Ster" ging ontbijten. Maar daarna moest hij zich ook tot, Paschen toe met spiering behelpen! Dat komt er van : »met de grooten is het kwaad kersen eten!" Dat was een begin, maar er zijn niet alle dagen bloemententoonstellingen. Malot schreef een langen roman, Victimes d'amour, werkte er twee jaar over en bracht hem achtereenvolgens, met slecht succes, aan Dentu, aan Michel Lévy, aan verschillende anderen. Toch werd het werk nog gedrukt, Zola schreef er een artikel over in Figaro, Taine was er in de Débalts vol lof over. Toen Malot hen ging bedanken, gaf Taine hem den raad zich op te sluiten, te gaan produceeren en zich verder met niets bezig te houden. Dit heeft Malot gedaan, hij kocht een lapje grond, liet er een huisje op bouwen, werkte veertien uur daags, ging niet uit dineeren of dejeuneeren, hield geen relaties aan, maar schreef de veertig romans die men van hem kent. De besten zijn: Romain Kalbris, Madame Oberniti, Lu brlle madame Doiiis, Les mi/lions Itonteux, Sans familie, Puulelte, Micheline, Baccara, Le sawi/ bleu, Gliixlaine, Coitscience, Mondaine ; de meeste gedeeltelijk romans de moeurs, gedeelte lijk romans de sentiment. De schaduwzijde van dit afgezonderde werkersleven, die hij zich niet aantrekt trouwens, is dat hij noch gedecoreerd, noch lid van de Académie, noch bibliothecaris van een staatsgebouw, noch president van allerlei vereenigingen is. Camille Doucet, Cuvillier-Fleury en andere académiciens zijn altoos heel vriendelijk voor hem geweest; maar om den groenen rok te krijgen, moet men heel wat visites maken en beleefdheden bewijzen, thee gaan drinken bij herto ginnen, in Parijs rondloopen; hij heeft daarin geen pleizier gehad en is gebleven die hij was. * * * Over de litteratuur die onmiddellijk op de zijne gevolgd is, kan hij uit den aard der zaak niet enthousiast zijn. Hij meent dat men zoekt en tast en dwaalt, en dat er op dit oogenblik gewacht wordt op een schepper, een Balzac, een Messias, een man vol energie en verbeelding, die plotseling met een nieuwe formule, met den roman der eerst volgende toekomst zal optreden. In de thans gevierden kan hij dien krachtigen man niet vinden. In afwachting van dezen kunnen de ouderen gerust het werk staken. //Men heeft gezegd, dat ik mij terugtrok /iprcs fortune fidle, besluit hij. Het is zoo; ik heb wat overgespaard, daar schaam ik mij niet over. En mij dunkt, het is waardiger te gaan leven van eerlijk verdiende rente, dan om academische onder scheidingen te gaan bedelen ten nadeele van arme dichters die het noodig hebben." Hector Malot heeft hierin allicht gelijk. Alleen zal er altoos eeuige twijfel blijven bestaan, in een geval als dit, of een schrijver die uit vrijen wil eindigt, niet reeds een paar jaren vroeger had moeten eindigen, en of zijn laatste werk niet reeds het begin der décadence was. Want was het laatste onbetwist zijn meesterstuk, dan moet ieder, en hij zelf in de eerste plaats, het jammer vinden dat hij niet beproefd heeft dit meesterstuk uog te overtreffen. v. L. DP T pi LID Lul In de Maatschappij tot ondersteuning van de Leidsche Universiteitsbibliotheek .... pardon : der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, is enkele jaren geleden een hevige strijd ontbrand. De hoogleeraar van Maanen had de heeren die zoo langzamerhand deze maatschappij in hoofd zaak deden opgaan in een paar clubjes van historici en taalkundigen met een tijdschrift, dat geen orgaan der maatschappij, maar wel dezer clubjes is eens Hink de waarheid gezegd ; toen zijn er booze woorden geuit, de heer van Maanen is heengegaan, en voorstellen tot wetsherziening werden aan de orde gesteld. De jaarlijksche vergadering in 18!)C> beloofde daardoor zeer belangrijk te worden. In hoeverre zij dat is geweest, zal de toekomstige geschied schrijver beslissen. Intusschen danken wij haar eene »geschiedenis van den oorsprong" dezer Leidsche maatschappij 1), die eene bijdrage vormt tot de kennis van het streven der jongeren in het midden van de vorige eeuw. Aardig is het te zien, hoe zich langzamerhand uit een studenten ilinimut een vereeniging heeft ontwikkeld, welke nu reeds l.'iO zomers oud is en nog altijd velen onder bare leden telt, die tot de meest ontwikkelden in den lande mogen ge rekend worden. »Ik ga mijn best doen om te zien of al de liefhebbers de handen ineen zullen slaen om eene algemeene Maatschappij der Vaderlandsche Letterkunde op te richten." schreef Frans van Lelyveld den <!e Febr. ITü.ïaan van Goens, en wat later voegde bij daaraan toe : »De geprojec teerde Maatschappij moet in het volk zelf door dringen," »eene geaccrediteerde volksmaatschappij" worden." Doch wat moet nu in deze dagen worden getuigd : »De wetenschappelijke, de geleerde elementen hebben in onze Maatschappij al spoedig de over hand gekregen, de zuiver letterkundige laat 1) Toespraak ter opening der Algemeene Ver gadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, den ISden Juni 181IU, door Dr. P. J. Blok. Overgedrukt uit de han delingen en mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, 18!>5?18!)<J. Boekhandel en drukkerij voorheen E. J. Brill, Leiden. ons zeggen de «originele vernuften" zijn wel van het begin af in baar opgenomen maar hebben nooit zooveel invloed in haar midden geoefend, dat zij tegen het geleerd element eenigszins hebben kunnen opwegen." En al wordt nu het vele goede, door de Maat schappij gewrocht, niet over het hoofd gezien, zelfs de huidige voorzitter moest verklaren: »Maar toch kan men niet zeggen, dat de Maat schappij der Nederlandsche Letterkunde midden in het werkelijke leven der letteren, der volkstaal staat of heeft gestaan. Veel is in dit opzicht buiten haar omgegaan, veel is verrezen en onder gegaan, zonder dat zij er zich aan gelegen heeft laten zijn. Heeft zij na 1815 krachtig de hand aan den ploeg geslagen om te herstellen wat te herstellen viel voor ons volk en zijne taal ? Heeft zij de herleving van onze letteren om streeks 1840 naar vermogen gesteund ? Heeft zij anders dan met een medelijdend schouder ophalen de in ieder geval merkwaardige beweging van omstreeks 1880 bejegend ? Heeft zij ook op dit oogenblik hare aandacht gewijd aan het in sommige kringen grooten byval vindende streven tot hervorming der spelling ? Ik zou het niet durven beweren, al is er een en ander, waarop men zou kunnen wijze, ten betooge, dat het toch zoo erg niet geweest is." Dit openlijk schuldbesef geeft hoop voor de toekomst, en het wordt nog merkwaardiger als wy den voorzitter ten slotte hooren verklaren: »IIoe men over dergelijke bewegingen denken moge, het gaat niet aan voor eene Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde om ze links te laten liggen. En ik vrees, dat zij zich daaraan heeft schuldig gemaakt. Blijft zij dit doen, dan hoopt zij gevaar te worden, wat zij, naar som migen beweren, inderdaad reeds geworden is: eene vereeniging, die alleen leeft in het verledene en het tegenwoordige schuwt op te nemen in haren gezichtskring. Dat laatste nu hebben Van Lelyveld en de zijnen niet van haar willen maken. Dat willen, als ik mij niet bedrieg, ook wij niet van haar maken, wij, tegenwoordige Leden. De samenstelling onzer Maatschappij, niet alleen uit geleerden, maar ook uit mannen, die in het prak tische leven werkzaam zijn letterkundigen, predikanten, juristen, onderwijzers, belangstel lenden in het letterkundig leven van ons volk wijst er op, dat zij ook thans nog zich wil en moet inlaten met het werkelijke leven onzer taal, met de letterkundige stroomingen van het oogenblik." Het zij zoo ! F. A. B. aiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiniHiittMHiiiiiHiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiHiiiniiiiiiiiiiiiiiiinaB 40 cents per regel. MiitiiiiiifHfUMMwnnniniiiiiHiiiiiitiiiiiMutimmiiiiiiiiiiiiimiiiiiiii Hoofrl-Depót VAN Dr. JAEGER'S ORIG. Sormaal-Wolarüielefl. K. F. DEUSCHLE-BENGER, Amsterdam, Kaherstraat 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederland H. RAH R te Ut recht. Pianofabriek. Binnen- en Buitenl. Muziekhandel. Amerikaansche Orgels. Ruime keuze in Huurpiano's. Jiij G. Tl. K-1JV GOO]{ y.OXEX, ('t o r ]i A, verscheen : CHARLOTTE NIESE, LICHT en SCHADUW, ]''i:n GcscJticdcitix uil I[<uiihnnj. Uit het D u i t s c h vertaald door Wii.iii-:i..M].\ii VAN \VKSTKIIF.KNI:. Twee deelen, prijs . . /' 4 «5O. ETHEL TURNER, Ds Geschiedenis van een KM. Vertaling van Mevr. WII.I.EOHUK. Prijs /' .OO, gebonden /' 2.2ó. Bi] G. B. VAM «OOR MEI, GoMa, Yerscïeen: JbCthel Tur-nei', Zeven Kleine Australtërs. Naar den 3en druk uit het Engelsch door MA.EIE TEN BRINK. Geïllustreerd door A. J. JOHNSON. Gebonden in prachtband i' 2..">0. Vraag let alom verKrijgbaar geïli, Prospectus.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl