Historisch Archief 1877-1940
No.1012
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
DAMEjSf.
Onder de Armen.
Gelukkig en zeer nuttig zou het zijn, indien alle
ongetrouwde vrouwen, die onafhankelijk en ont
wikkeld zijn, haar tijd aan de armen wijdden.
Het is ongeloofelijk, hoeveel men doen kan met
weinig middelen, als men zichzelf geeft: //quand
on paie de sa personne."
Wij vrouwen haken naar een verheven levens
doel, wij dorsten naar geluk en naar het geven
van geluk.
Wat is gelukkiger dan te helpen, te steunen,
te troosten?
Er zijn jonge meisjes in oaze gegoede standen
die alleen opgevoed worden met het doel van eens
een goed huwelijk te doen; dit huwelijk heeft
echter menigmaal niet plaats; met een glim
lach vol verwachting gaan de levensjaren van 18
tot 25 voorbij. Dan begint het nuttelooze van
haar pogen drukkend te worden, het vruchteloos
wachten verbittert, en die altijd weêrkeerende toilet
verwisselingen bij de seizoenen, het kijken naar
winkels en het visites maken begint gruwelijk te
vervelen.
Er zijn families met 2, 3, 5 dochters, die van
haar 18de tot haar 40ste jaar niets doen als met
de mama meêloopen" ; een kopje omwasschen, een
meid beknorren, een nieuwe japon koopen, op een |
dineetje gaan De hooge aspiraties, de onmete
lijke behoefte aan liefde, aan geluk, wordt aooit
bevredigd, wordt verdrukt, uitgedroogd. Wrevel
en verbittering maken zicli van haar meester over
haar eigen nietig, klein, doelloos leven. En als
zij in eenzame uren zich zelf onderzoeken, komen
zij tot de troostlooze slotsom, dat zij zóó zijn
als zij zijn omdat zij geen man konden krij
gen. Neen, troost u, DAT is het niet\
Hoe hooger de ontwikkeling van uw geest staat,
hoe edeler de neigingen van uw hart, hoe grooter
uw werkkracht, des te treuriger zult ge u ge
voelen over de nutteloosheid van uw leven. Wel
zijn er eenige ongehuwde dames, die door de ge
woonte gevormd zich tevreden leeren stellen mei
het genot een haak- of borduurwerkje te voltooien;
over het weer of een nieuwen hoed te spreken,
een kopje thee te schenken enz. doch ook zij heb
ben uren en dagen van moedeloosheid; ook zij,
indien een voukje intelligentie in haar gloeit, voe
len af en toe, dat er iets hoogers in 't leven te
doen is.
Ik weet wel, dat, in de laatste 20 jaar het
aantal van vrouwelijke nulliteiten" verminderd is,
maar toch is het aantal der nutteloozen" nog groot.
Nutteloozeu" ... die zoo gaarne nuttig zouden zijn.
Het is zeer vernederend te moeten donken: ;/ik
behoor tot het gilde der zuurkijkende oude vrijsters."
Wellicht is de tijd niet ver verwijderd dat de
meisjes alle meisjes voor een beroep gelijk
de jongens zullen worden opgevoed; zoodat zij
later in haar leven, ook al huwen zij niet, en al
loopt de erfenis der ouders tegen, lach in eigen
onderhoud zullen kunnen voorzien.
Maar, //en attendanf zijn er iu ons land zeker
wel duizend, in Amsterdam stellig wel tweehonderd
vijftig «enigszins gefortuneerde, ongehuwde vrouwen,
boven de 25 jaar, die behoefte voelen aan een
werkkring, behoefte aan een nuttig leven.
Laten zij tot de armen gaan! Laten zij haar
eigen vertering met 50 pCt. verminderen, en de
50 pCt. ouder haar van alles beroofde zusteren
uitdeelen!
Het is niet noodig zich daarvoor bij een
Vereeniging aan te sluiten: het zelf handelen, het
~elf persoonlijk helpen geeft veel meer geluk
zoowel aan haar die geeft als aan haar die ontvangt.
Het zijn niet altijd de groote, georganiseerde en
gereglementeerde corpsen, die de meeste nood
lenigen. Het persoonlijke, zelfstandige,
individueele optreden is het nuttigste...
Elk in eigen kring! Wat kon er niet gedaan
worden. Te heginnen met ons dienstpersoneel,
schoonmaakster, loopjongens of meisjes, naaistertjes
en de daaraan verwante behoeftige of zieke fa- :
milieleden.
Ik heb een dame gekend, die, toen haar schoon
maakster haar vroeg om een warm jurkje voor
haar kleine meid, ten antwoord gaf: Ik geef aan
mijn eigen armen" Terwijl die weikvrouw ook zeer
arm, reeds drie jaar in die familie werkende, toch
zeker allereerst aanspraak mocht maken tot de
eigen armen te behooren. Hoeveel dames zijn er
niet die welwillend buitenshuis armen ondersteunen,
doch er niet aan denken hun dienstboden te vrij
waren tegen de mogelijkheid van eens tot die
armen te zullen behooren.
Als ik zie hoeveel armen er zijn, die door ge
brek aan alles en wel allereerst door gebrek
aan intellect - in de bitterste nood verkeeren,
dan komt wel eens de wensch bij mij op dat de
tijd van lijfeigenen terug mocht koeren, doch dat
de //meesters" dan zouden optreden als zorgende
vaders, niet als uitzuigende beulen.
Het aantal menschen dat niet voor zich zelf
zorgen kan is volstrekt niet gering. Buiten de
paar honderd armen die mij verleden jaar opzochten
en' eenigermate in hun woningen geholpen wer
den, ligt voor mij de naamlijst van haar die
van drie weken tot acht maanden ondermijn dak
vertoefden: dag en nacht, zoodat men zeker de
gelegenheid had haar karakter, aanleg, krachten te
observeeren.
Ik moet zeggen dat van de circa 80 zegge
tarhtiy vrouwen, zeker 52 door geestelijke of
lichamelijke zwakte niet op eigen beenen konden
staan. Gebrek aan gezondheid, vaardigheid, overleg,
maakten ze hulpbehoevend. Slechte opvoeding
grootendeels te wijten aan liet niet verplicht
onderwijs in ons landje; zich opvolgende gene
raties van ongehuwde moeders, bevoordeeld door
de wet die het onderzoek naar het Vaderschap
verbiedt dit zijn zeker de twee groote factoren
van de verstandsdof heid in onze arme
vrnii/renwereld; aan min of meer gevorderd idiotisme lij
dende en de slachtoffers van alcohol-minnende
vaders waren er ook onder.
Met en voor deze misdeelden te leven zou het
eentonig doelloos bestaan van menige, zich ver
velende dame" tot een hemel op aarde" om
scheppen.
Wat is zaligender dan hongerigen te voeden,
dorstenden te laven en naakten te kleeden? Een
opheffende verbeterenden invloed uit te oefenen?
Met zusterlijke gevoelens de lijdende te steunen;
door onze meerdere kennis en ontwikkeling een
zonnestraal op het donkere pad der armoede te
werpen ?
Dikwijls hoor ik dames zeggen: »dat alles moet
zeer kostbaar zijn, onze middelen staan het ons
niet toe." Ten eerste is het niet zeer kostbaar, en
ten tweede zijn er steeds vriendelijke menschen,
die zich persoonlijk niet kunnen geven, doch gaarne
hun beurzen openen: die helpen ook.
Het is niet zoozeer een pleitrede voor de
behoeftigen, die ik hier houd, alswel mi j u verlangen
op een groot geluk te wijzen dat menig rhiniesleten
zou kunnen verrijken.
CA.TIIARIXA ALBERDKGK TIUJM.
De mannen zullen veredeld en de vrouwen ver
hoogd worden; want zeer waar zijn de woorden
door een wijsgeer gesproken: Depositie der
vrouwzal nooit worden wat zij behoort te zijn, zoolang
de vrouw zelr.e niet weigert het juk harer vernedering
te dragen."
Daarom, moeders, voed uw meisjes en jongens
mei elkander op. Sta niet toe aan den n, \vat
gij de andere weigert! Als dit gebeurt, dan is er
gegronde hoop dat er eenmaal een geslacht zal
opstaan, dat, los van de traditii'ii, zal erkennen
dat de man zoowel als de vrouw niet alleen gelijke
rechten maar ook gelijke plichten heeft.
Juist nadat ik het bovenstaande had geschreven,
viel rniju oog op de ouder de rubriek://Statistiek"
vermelde opgave:
L.l. Zaterdag en Zondag zijn alhier, (Amsterdam)
niet minder dan 10 jongens ter zake vau dobbelen
en het plegen van straatschenderijen naar de
bureaux van politie gebracht, terwijl nog op t/r///
plaatsen de jongens zijn verjaagd." Dat ook me/t/es
zich aan dergelijke handelingen hebben schuldig
gemaakt, staat nergens te lezen.
O, die spes palriae .'....
's Grai'enltage. VEKA.
iillliiiilmliiiiilimilliiiliimiiiim
iliiiliiiiimiiliiiliiiiiiiiiiiiiiiiimiill
Co-Educatie,
(Slot).
En hoe worden in tegenstelling met de meisjes
de jongens opgevoed?
Van zijn jeugd wordt hem ingeprent, dat hij
vóór alles een jongen moet zijn!
Vechten, met boeken in een riem naar liet hoofd
van zijn makkers te slaan; alles te durven zeggen
en doen; de eigenlijke eigenschappen vormen hem
tot een held, in het oog van zijn makkers.
Bij de onbeschaafde volken treft men dezelfde
eigenaardigheid aan.
In de krijgswet-artikclen van den Negus van
Abessynië, kan men o.a. het volgende lezen:
»Wee hem, die marcheeren kan en toch thuis
blijft!" En dan volgt de vreexelijke straf bedreiging:
Men zal hem voortaan wijf' noemen!"
Wij arme vrouwen! Niet alleen worden we voor
de wet gelijk gesteld met kinderen, idioten en
misdadigers! Maar nu worden ook nog de lafaards
naar ons genoemd!
Nog in de IXde eeuw werden do knapen en
meisjes te zamen opgevoed. In de kegel , kaats- of
klotsbaan en met het boogschieten, dongen zij
evenzeer als de mannen naar den prijs.
(!een wonder," zoo staat er in een oud boek
te lezen, //dat de vrouwen in die dagen sterker
van lichaam en zwaarder gebouwd waren dan
tegenwoordig!"
Dat paedagogen ten eiken tijd geklaagd hebben,
over de wijze van opvoeden, kan men o.a. ;n den
Spectator van Van Effen lezen. Anno 1732 schrijft
deze:
Wat onzen kleinen Piet betreft. Hij weet hon
derden van deuntjes den hals te breken. En je
zoudt je bederven van het lachen, als hij de
Mirliton" zingt. Tegen Kermis gaat hij in de
broek, daar hij zeer naar verlangt!" natuurlijk
men mocht hem anders eens voor een ii/risjr aanzien. '
Wij waren laatst met hem in de comedie, en
toen hij thuiskwam, wist hij niet weinig te vertellen.
Pietje is zeer oplettend en wij hoeven niet veel
onder elkaar te spreken, of hij brengt het waar
lijk dadelijk over aan de meiden!"
Een andere dame vau het gezelschap, zeide tot
de gastvrouw:
Ik hoop dat u het niet kwalijk zult nemen,
maar mijn man brengt straks ons Xareltje mee!
Er is geen huis met hem te houden!"
Kareltje amuseerde daarna het publiek met het
zingen van allerlei dubbelzinnige liedjes, en de
gasten schaterden van liet lachen.
Nu vraag ik," zoo eindigt Vau Ellen, ,,of liet
niet te beklagen is, als kinderen zich op die wijze
gedragen? Ik geloof dat de meeste losbollen, waar
mede de tegenwoordige wereld maar al te veel
vervuld is, hunne verkeerde gangen voor een groot
deel aan hunne opvoeding hebben te wijten!"
Hetgeen de Spectator" honderd vijftig jaren
geleden meldde, is dat niet nog- van toepassing
op heden?
Ik geloof //iel dat de ouders er uu nog vermaak
in zullen scheppen, hun kinderen dubbelzinnige
liedjes te hooreu zingen. Maar dat de ruwe woorden
die de jongens spreken, niet genoeg worden
te«-engegaan, is een feit. Wanneer men eenige jonge
lieden te zamen hoort spreken, dan is heel dikwijls
de taal niet veel kuischer, dan dat eenige matrozen
of polderwerkers te zamen zijn.
Waren zij wat meer in gezelschap van beschaafde
vrouwen en meisjes, die vloekeu en uitdrukkingen
zouden niet meer gehoord worden.
Dan zouden de jongens van de meisjes leeren,
ingetogen en minder ruw te zijn; en de meisjes
zouden door het voorbeeld van de jongens, flinker
en degelijker worden.
Door de ouders moet echter daartoe het initiatief
worden genomen. Zij zullen door hun invloed veel
kunnen bijbrengen tot verbetering van het
menschelijk geslacht.
Mode. Colette. Lette-Vcrein. Zenuw
achtige 'actrices. Een bond. Motto's.
Jironsrerven. Jlecejit.
Opmerkelijk is het, dat in het buitenland ge
woonlijk van »de" Parijsche mode gesproken wordt,
terwijl er feitelijk in Parijs zelf altoos drie of
vier modes tegelijk heerschend zijn. Wat daarvan
als »de" mode de wereld doorgaat, is gewoonlijk
de opzichtigste. De Parisienne is niet zoo dwaas
om te dragen wat haar niet goed staat; veeleer
bedenkt zij wat haar wel goed staat, zonder zich
om de mode te bekommeren; en juist aan dat
bedenken en die scheppende kracht heeft Parijs
het te danken dat het »de" mode maakt.
Een correspondent van een zeer goed geschreven
en modern Duitsch tijdschrift gaf hiervan onlangs
een paar aardige voorbeelden. Twintig jaar ge
leden werd in Duitschland het eerst de WuIkiJre
opgevoerd, en er werd de hemel weet hoeveel
werk van gemaakt. Het beroemde muziekdrama
ging over alle Duitsche tooneelen, maar welke
Duitsche vrouw heeft er over gedacht, eene mode
er aan te ontleenen? Het werd te Parijs opge
voerd en een vernuftige Parisienne merkte op,
dat bet hél aardig en cornet kan staan, rechts
en links van den schedel een vleugel te dragen,
zooals liriinbilde doet; aan den bol van baar
witten strooboed laat zij rechts en links gelijke
vleugels vastmaken, en de mode is Europa door
gevlogen. Van de vleugels zijn strikkon en bloemen
en aigretten en choux en dubbele en driedubbele
vleugels gemaakt; maar de inspiratie van de twoe
gelijke vleugels beeft eene Parisienne in Briinbüde
gevonden, liet tweede voorbeeld is Loïe Kuiler,
de Amorikaanscbe serpentinedanseres, /ij heeft
voor het eerst in LS',1-2 te Londen, en in IS'.K
in den Wintergarten te Berlijn gedanst. Zij maakte
eenigen opgang, werd geïnterviewd door de
.lllnslrirlc Zuiinnri, maar hield het toch te Berlijn
maar vier weken uit. Voor het toen komende
najaar hadden de huizen Doucet. Worth en anderen
een volkomen herleving van het Empiremodel
bedacht, om de jnpe-cloche en de driedubbele
pólerine af te wisselen. Daar treedt Loïe Fuller
op in de Folies-Bergi're, en rnaakt er een der
grootste successen van de laatste jaren. In een
oogenblik hechtten zich de kleuren, die op het
plissé-costuum van zestig el wijdte der danseres
onophoudelijk wisselen, aan het damestoilet, en
na eene maand kon Lo'ie Kuiler, als ze voor
haar twintig spiegels danste, ook in parket en
loges een twintigtal Loïe Fuller's zien zitten.
De grond van dit aanpassingsvermogen is
allicht deze, dat voor de Parisienne tot op den
huldigen dag is waar gebleven wat als eerste grond
slag in vele boeken van kunst-industrie en
costuumleer staat vermeld: ;-de eerste mensch
zocht kleeding niet om zich te bedekken, maar
om zich te versieren". Door dit individueele, dat
in het buitenland verkeerd begrepen wordt, be
houdt Parijs zijn voorrang. Men ziet het in de
navolging; bijna alle uitvindingen worden in
het buitenland overdreven; de groote hoeden
werden grooter, de kleine kleiner genomen. In
Engeland worden de Fransche salontoiletten altoos
door de eene of andere extravangance bedorven ;
daarentegen is de Engelsche onnavolgbaar in het
maken zoowel als in het dragen van sportcostumes,
omdat zij daarin niemand om raad vraagt, maar
ze zelf bedenkt.
de gelegenheid tot zelfstandig optreden geopend.
Thans beeft zij eene tentoonstelling van
prodnctcn zijner borduurschool georganiseerd, en
zal deze naar verschillende steden van Duitsch
land laten overbrengen; zij is uu te 'Frankfort
en wordt er zeer bewonderd. In onderscheiding
met de Weener borduur&chool, die zich door
fijnheid en geacheveerdheid onderscheidt, is de
Berlijner school betrekkelijk grof; daarentegen
beeft zij meer het decoratieve bedoeld en bereikt
zeer gelukkige effecten. De leeraressen en
teekenaars hebben met succes gebruik gemaakt
van de nieuwe Engelsche richting, in vereeniging
met de Duitsche school van Schift'rnann, Görres,
Obrist enz. Onder de fraaiste voortbrengselen
behoort een kamerschut van een der
teekenleeraressen, frl. Luthmer. Het heeft drie vakken
op een groenhouten onderstel, met oud-Noordsche
vlakornamenten versierd. Van de vakken,
grijslinnen, omlijst door een kleurige ornament
fries met visschen, hagedissen en libellen, heeft
het middelste een bloeienden kastanjeboom voor
de opgaande zon, terwijl hyacinthen den voor
grond vullen; de beide andere vakken hebben
gestyliseerde irissen en anjelieren, malve en
narcissen. liet scherm is gedeeltelijk geschilderd,
gedeeltelijk geborduurd, zooals men ook op
Japansche schermen wel ziet.
* *
Miss Ellen Terry, de groote Engelsche actrice,
de Ophelia van Henry Irving, is even zenuwachtig
als la Duse, en, verwonderlijk genoeg, bij beiden
openbaart de ziekte zich in eene vrees voor schel
licht. Vandaar dat la Duse een tijd lang geheel
zonder daglicht heeft geleefd, en den ganschen
dag doorbracht in eene kamer met enkele was
kaarsen. Ellen Terry is gevoelig voor schel
kunstlicht; aan een diner te zitten bezorgt haar
vaak hevige nevralgie; zij wordt dan beter, door
een kwartiertje in een donkere kamer uit te
rusten. Sarah Bernhardt kent geen zenuwen,
althans niet als ziektetoestand. Haar flauwvallen
indertijd was eenvoudig oververmoeienis of
aanstellerij; jaren achtereen werkt zij vijftien uur
per dag, bezoekt musea, repeteert, komt overal
in publiek, ontvangt bezoeken, leest stukken,
werkt met administateurs, decorateurs, artisten,
speelt, reist, schrijft en teekent, zonder dat het
baar ijzersterk gestel aandoet. Zij beweert dat,
als bij Simson, een deel van haar kracht in haar
haren zit, die nooit opgesloten, gekruld of ge
bonden worden, maar den geheelen morgen los
om haar sckoudei s hangen, en in al haar rollen
meespelen.
* *
Twintig jonge meisjes in Amerika hebben oene
vereeniging gevormd tot het verbinderen van de
verspreiding van erfelijke ziekten. Aan het hoofd
staat miss Alice Barnard, eene beeldschoone
blondine, die te New-York (straat 5!) oost, No.
i!5) woont. Op haar voorbeeld hebben allen de
plechtige gelofte afgelegd, geen man te trouwen
in wiens familie erfelijke kwalen voorkomen.
j vLove at iirst siglit" is bier dus geheel uitgesloten ;
l niet iedereen draagt toch op het voorhoofd
geI schreven, of er geen tering, krankzinnigheid,
dronkenschap enz. in zijne familie voorkomt. Het
gevolg zal zijn, dat een nauwkeurig genealogisch
onderzoek naar grootvaders en grootmoeders tot
in ver verwijderde geslachten het engagement
voorafgaat, want men weet dat verschillende
kwalen eenige geslachten overspringen. Een lid
is al ontrouw geworden on heeft iemand uit
teringachtige familie getrouwd; baar portret in
de vergaderzaal is achterste voren gekeerd en
met krip omiloersd.
De vereeniging wekt eenigen spotlust, maar
au fond en individueel is het denkbeeld niet
zoo onverstandig.
* *
£
Jbitlu'*. Voor de St. Nicolaas-handwerken
zoekt men dikwijls naar motto's, hetzij om te
borduren of om in anderen vorm aan te wenden.
De volgende zijn ontleend aan Engelsche trouw
ringen, maar ook wel op andere dingen toepas
selijk.
The pledge l prove
Of mutual love.
In love and joy
Be our employ.
I \vill be yours
While life endures.
God alone
Made us two one,
'Tis in your will
To save or kill.
I change the life
Of maid to wife.
God did decree
Our unity.
I cannot show
The love I owe.
I wisb to thee
All joy nvay be.
Een prachtuilgavc voor de feestdagen, die in
deze rubriek eene vermelding verdient, is ('n/i'lle'.i
Ai'unl/nir 11.a iicii/'iiiiu' i/e ('uli-Hci door .leanne
Schultz, vertaald door mej. Kbeling, ingeleid
door eene voorrede van Prof. Dr. A. (i. van
Hamel en geïllustreerd door wijlen Eraile lïayard.
Het boek beeft eenige aankondiging noodig,
omdat men niet op het eerste gezicht kan uit
maken tot welken kring van lezeressen bet in
ons land behoort. Bij ons toch worden geïllu
streerde boeken meest alleen voor kinderen uit
gegeven ; onze jonge meisjes daarentegen lezen
serieuse romans, dat bet zoo raak is. J.n nfiinnnc
de ('oh'lli' nu behandelt een liefdesgeschiedenis,
maar heel kiescb en heel frisch ; men kan bet
boek als cadeau wel meisjes van zestien in
handen geven, en ook ouderen zrllen het nog
met genoegen lezen. Verwonderlijk is liet, dat
het boek, in het Fransch ?>'?> francs, met dezelfde
clichés in de Hollandsche uitgave voor / -J.!"»
geleverd wordt.
Zooals men weet, is de meest geëerde der
instellingen, die in Duitschland de verhetiing
der vrouw ten doel hebben, de Lette-Verein".
Zij is reetls oud en levenskrachtig gebleken,
beeft geld en invloed on een gevestigde plaats;
en heeft onder leiding van Frau Schepeler-Lette
aan duizenden meisjes, door cursussen enz.
-Ken zeer effectvol handwerk is te maken, dooi
de combinatie van de bronsverven, goudlirons,
zilverbrons, diverse koperbronzen die men
op satijn ofllnweel kan aanbrengen, en gouddraad.
Men neemt een patroon van bladeren en ranken
en trekt het over op een kleedje of kussenover
trek van /nf/.sc cen^r, htcit f/nnii'ir:> i' of havana
satijn of laken. Dan nuanceert men de bladen
met twee oi' drie tinten brons. bv. roodgoud en
groengoud met enkel goud, on laat hut goed
drogen. De omtrekken der bladen worden dan
gevolgd met Japansch gouddraad, de aderen niet
goudcantille. Heeft mon eikenbladeren, dan
kunnen de oikels uit pailletten gemaakt worden,
bij laurierbladeren de besjes, bij wingerdblaren
de trossen. Ook eene dainastxtol'. die dan van
zelf de patronen al lieert, op die wijs te
versii-'ri'ii. is niet moeilijk en zeer dankbaar.
,ii,-li-! '.ivc r a, i jii'i-':n. K,!>n kwart iittr room.
buk higomaakte peren. (>;>u hortjn heldere
, C't-:i huif ons visehüjm. .M«n snijdt de peren
r.i srbijljüs. doopt ze in de bijna gestolde gclni,
en jilaatht zo roiidum in een ^hulden vorm. Dan
klopt men du room. vouirt ei- het sap van de
poivn bij. nu4 wat snikt-r, en roer! alles zacht
dooroen; daarna vue^t niü< r do visuhlipj. in wat
warm water opgelosi. bij, roert weer, vult er don
vorm mee en laat bekoelen.
E?e.