Historisch Archief 1877-1940
No. 1012
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
9
?bij alle onvolkomenheden, die zelfs burgers
;als ons, kunnen aankleven, het teeken van een
nieuw; verbond, gesloten tusschen de kern
van het Nederlandsche Volk en het Huis
?van Oranje... Klaas knikte goedkeurend
en zei binnensmonds: 't Is of' je Unitariër
hoort spreken ! Als een politieke regenboog
Klaas, stond de liberale partij hij buiig weer
en ik had ze maar te zien, om bij mezelf te
?denken, zoolang we die zeven kleuren daar
inén gesmolten hebben, dreigt ons geen
gevaar. Maar wat zal het nu worden! Ik
haalde mijn zakdoek uit, want ik gevoelde
?dat mijn oogen vochtig begonnen te worden.
De eene kleur weggeveegd na de ander!
Behalve het rood Brommeijer, riep Pierson
met een heftige beweging van de hand, maar
toch niet zonder die goedigheid in zijn oogen,
welke hem zoo beminnelijk maakt. Behalve
het rood, herhaalde hii, dat alleen vindt
genade !... Alsof', liet ik er op volgen, niet
?de fion, maar de weerschijn van de hel verder
de wereld moet verlichten !
Het had er iets van of Pierson schrikte van
?die woorden, in elk geval hij trachtte ze te
verzachten. Wij allen Brommeijer worden
uitgeworpen, omdat we niet ^vooruitstrevend"
genoeg zijn, en onwillekeurig, terwijl hij daar
zoo stond, strekte hij zijn eene been uit, en
misschien nog onwillekeuriger, keek hij naar
het mijne, dat evenmin op zijn plaats was
gebleven. Niet vooruitstrevend genoeg!! rie
pen wij beiden op hetzelfde moment, onze
linkerhand achter onzen rug tot een vuist
ballende, en wij stapten samen een keer of
wat om de tafel heen tot een plechtig protest.
Zulke oogenblikken gaan je niet spoorloos
voorbij. Toen Pierson vertrokken was en den
dag daaropvolgende had ik telkens de ge
waarwording als van iemand, die wil gaan
zitten zonder er aan te denken, dat men zijn
stoel achter hem heeft weggehaald. Het ver
raderlijke van die handeling en het gevaar
lijke van den toestand, waarin ik me gebracht
zag, bleven voorloopig bijna het eenige denk
beeld, dat mij bezig hield. Zelfs op de Beurs
kon ik het niet yan mij af zetten en toen
Hubrecht in mijn buurt kwam, die er ook
al niet vroolijk uitzag, klampte ik hem aan
aan en vroeg hem wat Burgerplicht zou doen
om den slag nog af te wenden. Maar bij elk
woord, dat hij sprak, werd zijn oog triester en
zijn gezicht langer. Hij was heelemaal onder
den indruk van het sterfgeval. De juffrouw
is dood, hoorde ik hem zeggen, dood en be
graven. Heeft u dan geen aanzegging gehad ?
Ze was nog niet oud, althans niet zóó
oud als zij er uitzag, ze leek op het oog zelfs
heel welvarend, maar verleden week op een
avond absenteerde zij zich even en ze is niet
levend teruggekeerd.... Ja, dat is een slag,
mijn waarde, zei Hubrecht, met zijn gewone
haast, en hij deed al mines om mij alleen te
laten staan, terwijl hij radder dan ooit mij
nog toevoegde: 't Zal me een gescharrel wezen
eer de boedelscheiding beredderd is. Zij
.heeft tal van legaten vermaakt en er zijn
negen bloeien van kinderen, begrijp je....
?bonjour, Brommeijer en nog op twee
ipas afstands riep hij me toe: Wil je er meer
??van weten Fritz v. Nierop is mee
executeur-testementair!
Dit bracht mij niet veel verder, of't moest
zija verder van huis. Wat natuurlijker dan
dat iemand van mijn doorzicht en activiteit
?bij zichzelf aan het overleggen ging, hoe we
?deze ramp te boven zouden kunnen komen,
? en het duurde geen etmaal, of ik zat te peinzen
? over de mogelijkheid van de oprichtingeener
nieuwe vereeniging. Een nieuwe politieke
vereeniging, zoo besloot ik alras, dienen wij te
stichten?-en terwijl ik papier uit mijn
schrijf'bureau had genomen en de eerste woorden
had geschreven om een schema te maken van
hetgeen in art. l omtrent doel en karakter
?dier nieuwe vereeniging zou moeten worden
verklaard, werd ik in mijn voornemen gestuit
door de komst van Ds. Bronsveld. Zijn
gezicht was mij niet geheel vreemd. Ik her
kende hem dadelijk. Niet alleen de plaat
?van den heer Braakensiek, waarop hij Levy
den doop toebedient, had mij vertrouwd ge
maakt met zijn trekken, maar ik had hem
zoo dikwijls met Abraham Kuyper arm in
arm hier langs de gracht zien wandelen, zamen
in een vriendelijk theologisch discours ver
diept, dat ik me ontrent zijn persoon niet
vergissen kon. Nu, hoe de dominézich intro
duceerde, wat hij mij vertelde van zijn huise
lijk leven, van zijn ambt, van de liefHjkheden
van Utrecht helaas, zuchtte hij, de
bisscliopsstad genaamd hoe wij keuvelden over een
bezoek aan de Munt en over de voortreffe
lijkheid der theeranljes, die het zooveel langer
hebben uitgehouden dan het Utrechtsch trijpt,
ik laat dit alles daar, orn alleen te vermelden,
dat wij eindelijk langs de Unie van Utrecht
op de Unie der liberalen terechtkwamen,
waarbij Bronsveld zich zeer ongegeneerd, maar
ook zeer flink, uitliet over al die lieden, die
mij en zooveel anderen buiten de partij wilden
stóoten. Die partij, Mijnheer Brommeijer, ligt
op straat, en hoe op straat'? Zij is met haar
hoofd in de goot terechtgekomen! Zal er van
de liberalen weder iets worden, zullen zij in
de toekomst invloed uitoefenen, dan hebben
zij allereerst noodig een nieuwe Vereeniging!
Juist, mijnheer Bronsveld, riep ik met zoo
veel nadruk, dat hij er eeuigermate van opzag.
Een nieuwe nereeniging, dat is het wat ik
van plan ben voor te bereiden! ik nam
het stuk papier, waarop ik even te voren.
beginnen wou mijn artikel l te ontwerpen en
liet hem zien de woorden : De nieuwe ver
eeniging .., meer stond er nog niet. Maar
zelden heb ik zulk een ingenomenheid in een
oogopslag kunnen lezen, als die van welke
Bronsveld blijk gaf, terwijl hij dadelijk uit zijn
jaszak een portefeuille haalde, en er een circu
laire uitzocht met het opschrift in drukletters :
De nieuwe Vereeniging. Nu is Bronsveld,
evenmin als ik, iemand van de soort, die
direct gereed staat zijn naaste om den hals
te vallen. Maar de blikken, van instemming,
De inteekenlijst voor Van Beveren's lezingen te Utrecht.
Prof. D'AULXIS BE BOUUOUILL (Int den l~)iiversiteils-i>edeT): Die lezingen van mijnheer Yan Beveren zijn volmaakt overbodig.
Wat het socialisme is heb ik den jongelui al lang verteld.
VAX BEVEKKX : Dat zal je niet helpen, professor.
verstandhouding, eensgezindheid, sympathie
die wij wisselden konden toch den dienst niet
verrichten, dien onze zielen op dit moment
van hen eischten. Vóór wij zelf het wisten,
staken wij elkaar de hand toe en drukten
die wederkeerig met vurige hartelijkheid.
Opmerkelijk, zei ik, dat daar op de plek
waar eens de Unie yan Utrecht gesloten is,
na den val van de Liberale Unie het initiatief'
tot stichting van een nieuwe Unie genomen
wordt, en dat deze Unie der Unies juist hier
tot rijpheid moet komen, in dit huis van de
Bocht! Bronsveld dacht eens na en ik ver
volgde: maar dominéje bewijst me een grooten
dienst. Jij bent, merk ik. al aan het drukken
toe en ik moet nog cencipieeren. Zoo neem
je mij het werk uit de handen. Laat eens
hooren wat het karakter, het doel, de middelen
en de overwegingen zijn.
Allereerst, zoo begon hij: de partij moet
niet «kerkelijk zijn als de Roomschen".
Accoord zei ik, je bedoelt niet zoo heel erg
kerkelijk, maar een beetje kerkelijk dat is
van jou als prediknat, royaal; permitteer me
je een compliment te maken over je liberaliteit!
Zij moet staan «tegenover het streven der
Ultramontanen". Alweder heel juist. Weg
met de Jezuïten, ook met de Bisschoppen, dat
volk kunnen we missen als kiespijn.
Een protestantische partij, die niet voor
bijziet »dat de kracht yan het protestantisme
voor een goed deel schuilt in de oude historische
volkskerk".
Aai! Aai !! daar ga je een beetje schuin
dominé! Neem me niet kwalijk, dat ik het
je zoo maar in je gezicht zeg: dat is mis
hoor, die historische Staatskerk Volkskerk
verbeterde Bronsveld is historisch, maar
behoort nu tot de geschiedenis. Wat er van
dat ding over is, lijkt precies op de liberale
partij. En. dat is maar gelukkig ook. Jij weet
misschien niet dat ik Luthersch ben, maar
ook zonder dit te weten, had je behooren te
bedenken, dat de eigenlijke kracht van het
protestantisme in ons Lutherschen ligt. En
aan dien kant ben ik erg gevoelig. Zóó ge
voelig, dat toen zij mij onlangs wilden over
halen om aan het nachtmaal met het
Koninginnetje en de Regentes aan te zitten,
ik pertinent geweigerd heb, want je weet wel
de opvatting van dat Sacrement is voor ons
Lutheranen de kern van het geloof. Die wei
gering werd mij van zeer hooge zijde kwalijk
genomen, daar ze begrepen, dat de hoftafel
allesbehalve compleet was, nu ?('/.? ontbrak,
maar ik heb den opperceremoniemeester
duidelijk te verstaan gegeven, dat bij al
mijn verdraagzaamheid en bij al mijn liefde
voor het gezag, ik mij mijn voordeelen van
het Lutherdom niet zou laten ontrooven en
dus in geen geval, met wie of' waar het ook
mocht zijn, zou aanzitten met een Calvinist.
Bronsveld's gelaat betrok eenigszins en hij ver
zekerde, dat ik hem niet goed begreep. Ilij
bedoelde met de Volkskerk volstrekt niet de
Calvinisten ; dat was een verschrikkelijk lastig
volk; hij had een afkeer van de Calvinisten
in het algemeen en hij kende er n in het bij
zonder, dien hij, wel op den brandstapel had
willen zien in plaats van Servet. Waar hij in deze
precies stond, was me niet recht helder, maar
dat kon me ook niet schelen. Die volkskerk,
hernam ik, houd ze uit je program. Die
volkskerk is \yel groot, maar ik beschouw ze
als de infanterie en de schutterij, meer beenen
dan hoofd; de betere en fijnere wapens, zooals
de artillerie, de cavallerie en de genie zijn wij,
remonstranten, mennisten en lutheranen. Met
die formule van de volkskerk formeer je wel
r.iet een partij uitsluitend van Jan Kap en
zijn maat, maar je weert juist de vetste en
de netste farniliën, en daar kan het je
toch niet om te doen zijn
Het was duidelijk, ik had hem overtuigd,
al wou hij het niet ronduit bekennen.
En wat schrijf'je nu verder? vroeg ik.
In de nieuwe partij moet God »op elk
gebied van het openbaar en volksleven in
Nederland en zijn kolonies als de hoogste
macht worden geëerd."
Ik knikte natuurlijk.
Daar is u het dus mee eens ?
Mijn waarde heer, »God zij met ons", het
gebed van den Rijksdaalder, is ook mijn heele
leven door mijn gebed geweest en, wijzende
op mijn brandkast, mocht ik er aan toevoegen :
de zegen is mij niet onthouden. Maar dat
deel van je program heeft ieder fatsoenlijk
mensch reeds in zijn porternonnaie. Zou je
het dus nog wel afzonderlijk vermelden ? En
dan: God en de Staatsloterij, God en het
opium, God en de oorlog, God en de jenever,
enz. enz., 't, klinkt als een vloek. Mij dunkt,
we moesten onzen lieven Heer maar buiten
de zaak houden.
Het is waar, zei Bronsveld even nadenkende:
De alfa en omega van ons politiek streven
blijft Hij toch maar waar ik bepaald op sta:
dat is de vermelding van de christelijke
beginselen der liefde''.
Dominee brand je befje niet! lachte ik;
daar doet tegenwoordig iedereen aan, en je
vangt er dus niemand mee. Bedenk wel,
dat het gros van die christelijke liefde geen
snars begrijpt. En nu heb jij als
theoloogpoliticus nog al wat te plukharen, geloof' ik :
nietwaar, dat is zoowatje dagelij ksch beroep;
waarom zou je nu met die christelijke liefde
je zelf' den weg versperren ? Het deed mij
aangenaam aan, dat hij zich zoo vatbaar voor
rede toonde, want zonder iets te antwoorden,
zag ik hem een streep door die woorden.
halen. En zoo blijft er dus niets anders
over, zei hij, dan het -'beginsel der gerechtig
heid met woorden en met daden", maar dat
is ook genoeg !
Het ging mij werkelijk aan mijn hart, dat
ik nog niet mocht zwijgen en toestemmen.
Genoeg dominé? sprak ik, dat is juist veel te
veel! Die gerechtigheid met daden is een.
variant op de sociale rechtvaardigheid van.
Q,uack, dat is zooveel als een bos yalsche
sleutels, die je aan een boevenpak uitreikt,
dat het voorzien heeft op je brandkast. Met
die gerechtigheid met daden, mijnheer Brons
veld, stelen ze jou je rijkstractement af'en dan
komt er nog een ander soort van gauwdieven,
die je twintig of dertig procent van het
restantje rollen, om het in alle Christelijke liefde
aan de kroegloopers te geven welke je zoo hier
en daar van het trottoir zwaaien; waarachtig
man die gerechtigheid met daden moet je
doorhalen.
Hij zag mij aan alsof' hij zeggen wilde:
hoe komt het toch, dat de eene mensch zoo
veel scherper dan de andere denkt! en zei:
goed, daar gaat dan de gerechtigheid met
daden" maar de gerechtigheid met woorden
kan blijven staan.
Nu, zei ik, dat is tot daaraan toe. Toch,
zou je die ook wel houden? Wat hebben de
lui heelemaal aan een program?
Neen, antwoordde Bronsveld, wel beschouwd
niet veel. Ze hebben het alleen om het te
hebben, niet om er zich aan te houden. Maar
hoe sticht ik zonder zoo iets een nieuwe ver
eeniging, die is zoo noodig ?!
Die vraag verraste mij niets en het ant
woord had ik gereed.
Ik had hem al lang zitten aankijken,
met klimmende bewondering. Mijn beste
dominé, zei ik. ... als U dan toch een program
wil hebben, daar zit er een, vlak voor me. Je
gestalte, je houding, je vierkante schouders,
je denkende kop, je strijdlustig oog, je lippen
zoo veerkrachtig en toch gebogen onder den
last der wijsheid, je hand vol daden.... geef
geen program, maar stuur ze je portret. Geloof
me, je bent onweerstaanbaar.
Bronsveld staarde eenige seconden zwijgend
voor zich uit!
Top! riep hij, maar dan uw portret er bij.
Oi ik hem dat zal toestaan, daarover zit ik.
nu nog te denken.