Historisch Archief 1877-1940
No. 1013
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
het indertijd even plotseling als algemeen in gebruik
gekomen woord: kolossaal waarvan Justus van
Maurik een superlatief gegeven heeft met zijn:
piramidaal. Jhr. de Muralt zag eens als ambtenaar
van den burgerlijken stand een gelukkig vader voor
zich verschijnen, die met allen aandrang verlangde
dat zijn pas geboren dochtertje als Praucina^/V zou
worden ingeschreven, omdat het zoo'n //kolossaal
klein" kind was.
Maar om op onzen kamerbewaarder Tjabring
terug te komen wanneer de Muralt zich half
omwendde op zijnen zetel en zijne blikken achter
waarts werpende, beval: kamerbewaarder, een glas
suikerwater, dan werd hem deze drank gebracht
door een breedgeschouderden, dikbuikigen heer, die
in zwarten rok gekleed en met liet Utrechtsche
wapen in een groot insigne op zijn hart, met
onverstoorbare deftigheid in een hoek der zaal
stond. De norsche uitdrukking op het gelaat van
dezen kamerbewaarder welke hoofdzakelijk ver
oorzaakt werd door een paar zware, zwarte wenk
brauwen, die boven den neus ineeugegroeid waren
week voor een oogenblik als hij den wethouder
in het welwillend gezicht keek. terwijl hij hem op
een presenteerblad het gevraagde glas toereikte.
En een glimlach verhelderde zelfs zijn gelaat wan
neer de Muralt, dat glas aannemende, met luider
stemme sprak: dankje, kamerbewaarder!
Ingewijden, en daaronder in de eerste plaats de
bode van de kiesvereeniging, die de geheime roer
selen van de Muralt's gemoed beweerde te kennen,
verklaarde de omstandigheid dat de wethouder nog
maar steeds volhield al was hij dan ook de
eenige om den functionaris bij zijn titel aan te
spreken, uit de zucht om door die telkens herhaalde
benaming te voorkomen, dat de man zich zou gaan
verbeelden de burgemeester zelf te zijn. Die vrees
zou als zij bestaan heeft, wat ik niet geloof
volkomen ongemotiveerd zijn. Want evenzeer als
er beneden dat oogenschijnlijk zoo norsehe gelaat,
een vriendelijk en zachtmoedig hart klopte, kon er
ook geen stadsdienaar in het land, ja in de wereld,
aangetroffen worden, die een bescheidener en ge
trouwer karakter paarde aau een meer
burgerneesterlijke houding en gestalte.
Hij geleek op en top op burgemeester Kien
op de waardigheid na, die in grootere mate zijn
deel was ? en als hij daar stond, zwijgend en
ernstig de Raadszaal overziende, dan ontging hem
blijkbaar niets van al hetgeen er voorviel. En toch
heeft hij mij wel eens in vertrouwen gezegd :
denk je dat ik ook maar een oogenblik luister
naar wat de heeren daar praten ? Dat kun je be
grijpen hoe zou ik dan mijn werk goed kunnen
doen! Ik let maar op of ik ook gewenkt word om
een glas water of een briefje over te brengen, maar
wat ze vertellen laat me koud (de eer van die
uitdrukking komt dus niet aan Van Tieuhoven toe)
want of je door de kat wordt gebeten of door den
kater, da's precies hetzelfde !"
Deze politieke levensbeschouwing is ongetwijfeld
oorzaak geweest, dat hij het op den
maatschappelijken ladder niet verder gebracht heeft dan tot
eersten kamerbewaarder op het stadhuis te Utrecht.
Want wie, die den braven Tjabring gekend heeft,
zal het niet met mij eens zijn, dat hij bepaald voor
Lord-Mayor in de wieg gelegd was. Uoor zijne
verschijning in de Raadszaal werd zoo alles en
iedereen in de schaduw gesteld, dat het ns is
voorgekomen de geschiedboeken der gemeente
zullen het aan het nageslacht doen weten en an
ders moet de Groene het maar doen dat een op
het stadhuis verdwaalde Eugelsche toerist Tjabring
de hand drukte en den burgemeester een gulden
toestopte.
Dit hem door den Eugelschmau toegeschreven
hooge standpunt heeft hij nooit bereikt. En ook
zijn zoon, die hem in zijne betrekking ten
stadhuize opvolgde, zal ik wil het hem wel op een
briefje geven evenmin als Marius ooit burge
meester van Utrecht worden, hoe raar dan ook een
Hoe men pessimist wordt,
DOOR
E. A. ALEXANDER.
Ze waren met haar vieren in het atelier,
alle vier van middelbaren leeftijd, niet zeer
aantrekkelijk wat het uiterlijk betreft, maar
zeer enthusiast. De heer des huizes liet
aarzelend zijn schilderwerk zien, maar hield
zich daarbij zooveel mogelijk op een afstand
en buiten het ratelend discours. Zij waren
even over tweeën gekomen en het was uu
reeds lang drie uur.
Miss Metier, de langste en de dunste, was
de spraakzaamste; Miss Kennedy, dejongste
en slordigste, ging te zeer op in bewondering
orn veel te zeggen; en de beide andere
satellieten, wier namen Burril niet verstaan
had, wisselden telkens verrukte blikken wan
neer iets nieuws op den ezel werd gezet.
»En mogen wij nu ook eens zien wat u
voor het salon maakt?" vroeg Miss Metier.
Burril, die alles voor de dames voor den
dag gehaald had, antwoordde dat hij uitge
put was.
»Ik wed dat Mr. Burril ons eens verrassen
wil/' zei Miss Metier, zich tot haie vrien
dinnen wendend.
»Neen zeker niet, ik heb u alles laten
zien," verklaarde Burril. Hij was voor zij
kwamen nog al voldaan geweest over wat
hij dien winter gewerkt had, thans scheen
't hem haast niet de moeite waard.
»O, ik begrijp wel dat u geen lust hebt
ons uw allerbeste stukken te laten zien,"
zij scheen een beetje gepiqueerd, »inaar
we kwamen expres van middag naar u toe
stuivertje rollen kan. Maar dat hoeft dan ook niet!
Wie, als de tegenwoordige kamerbewaarder, er vele
jaren getuige van heeft kunnen zijn hoe zijn vader
zich kweet van zijnen plicht, en daardoor zich
geacht en bemind maakte, heeft alle reden om te
juichen, dat men hem in de gelegenheid gesteld
heeft //om de voetstappen van dien vader te
drukken"!
En de jonge Tjabring die ook al boven de jaren
van de brandweer is doet dat op waardige
wijze. Iets grooter en heel veel breeder en dikker
en hij zou ook op burgemeester Kien gelijken.
u ziek
il ie HooUi.
Tusschen het vele zeer talentvolle dat den be
woners van de Hoofdstad op muzikaal gebied
voortdurend geboden wordt, komt van tijd tot tijd
eeue buitengewone figuur u er aan herinneren, dat
het slechts aan zeer enkelen gegeven is, het hoog.
ste te bereiken. Zoo iets hebben wij ondervonden
toen het Boheemsche Strijkkwartet ons in verruk
king bracht en toen d'Audrade den ouden Rigoletto
met nieuw leven wist te bezielen.
Wie de belangstelling van het publiek als maat
staf neemt, zal voorzeker twijfel ia zich voelen
opkomen, want waarom Mevr. Sigrid Arnoldson bij
alle voorstellingen den schouwburg tot den nok toe
gevuld zag en waarom IVancc^co d'Audrade slechts
voor een klein publiek zong, blijft voor den waren
muziekiief hebber een raadsel.
Als zanger en kunstenaar staat d'Andrade zoo
oneindig hoog boven de gracieuse zangeres, dat er
van geen vergelijking sprake kan zijn. Muzikale
redenen kunnen dus voor dien voorkeur niet be
staan. Doch zelfs afgescheiden hiervan is het spel
en de persoonlijkheid van d'Andrade zoo buiten
gewoon en altijd zoo waar, dat het meer dan ver
bazing wekken moet dat deze groote zanger en
tooueelspeler niet grooter attractie uitoefende.
Doch zij die tegenwoordig waren hebben hem
dat vergoed, want de ovaties, hem gebracht, waren
vol geestdrift en d'Audrade beminnelijk als hij
is liet, ieder der medewerkenden in die hulde
deelen, hij stelde zich niet op den voorgrond.
De lezer weet hoe ik over het optreden van gasten
bij de Ned. Opera deuk, doch om d'Audrade nog
eens in Don Jitau of een ander werk te hooren,
wil ik alles verdragen, al zouden sommigen ook
in het Chineesch zingen.
Op deze wijze lïiyoletto te zien en te hooren,
is een groot genot, te meer wanneer de geheele
uitvoering zoo voldoende is als thans het geval
was. (Het mooie kwartet in de vierde acte lijdt
echter altijd nog sterk onder de onvoldoende be
zetting van een der partijen.)
Aau den kunstenaar d'Audrade zijn door de
goede feeën rijke schatten gegeven en geen booze
fee vermocht iets van dat goede weg te nemen.
(Ik verneem dat die booze fee nu nog hoopt op j
wat men, niet zeer acsthetisch den tand des tijds7' j
noemt, doch het is gebleken, dat wij daarvoor in
i den eersten tijd nog niet behoeven te vreezen. De
l volleerde zanger weet met zijn stem alles te geven
en die tevens te bewaren.)
Over zangkunst sprekende, komen wij van zelf op
den Lisder(eti]uwnd van mej. Corn. Van Zanten, die,
even als het vorige jaar, met den heer A. H. Tierie,
twee soirees heeft georganiseerd, waarvan de eerste
dezer dagen plaats had.
De keuze en zelfs de rangschikking van stukken
is bij zulk een avond zeer gewichtig, want men
moet niet alleen de belangstelling opwekken, doch
die ook gaande houden, liefst doen stijgen.
In de eerste afdeeling was de belangstelling zeer
groot, doch in de tweede was er eeue daling te
bemerken, wat ik niet alleen aan de keuze, doch
ook aan de rangschikking toeschrijf.
Dat bij Mej. Van Zanten vooral de zangkunst
en muzikale voordracht moet gewaardeerd worden,
bleek ook thans weer; de goede eigenschappen,
vroeger vermeld, behoeven natuurlijk niet iederen keer
herhaald te worden, evenmin behoeft het zwaarte
punt er op te worden gelegd dat de begaafde
zangeres ditmaal niet altijd zoo goed hare stem
kon beheerschen als bij de vorige soirees. Liever
wil ik vernielden hoc zij in sommige nummers veel
te genieten gaf, vooral in twee nieuwe liederen
van Zweers, Sterren en lleidelierl, gedichten van
Helene Swarth.
Die gedichten stellen den componist zeer hooge
eischen en wellicht zijn er zelfs bezwaren in te
brengen tegen het componeeren van gedichten in
dien vorm en dien versmaat. De componist is soms
wel genoodzaakt hier en daar door te knippen met
het oog op de eischen van den zang. Op zichzelf
zijn die gedichten zoo mooi dat, men begrijpt hoe
Zweers er door geïnspireerd werd. Het IJeidclied
met den rijkdom van ei- eu ij-klanken trof mij
bijzonder. Dit gedicht, een ziele-psalm (zooals het
ook door den componist is opgevat), verkrijgt door
de muziek aan het slot een stijging die het motief
tot de hoogste extase voert.
Met dit lied beu ik als muzikale opvatting het
meest ingenomen. (Terloops zou ik de prosodie
bij de woorden : //toovre op mijn bleeke wangen"
wel gewijzigd wenschen), doeli ook het andere lied
met, de zoo karakteristieke begeleiding is zeer
schoon gedacht.
De voordracht eischt eene ware kunstenares en
dit toonde Alej. Van Zanten hier vooral te zijn.
Die liederen waren voor haar m.i. het glanspunt
vau den avond.
Met genoegen vermeld ik dat de componist
op zeer sympathieke wijze gehuldigd werd.
ILet was een aardig denkbeeld naast Schubert's
liedje ook liet oudere Ildiilen-llöskin van H. Werner
te doen hooren (de bladen hebben reeds iets over
dit volkslied gemeld) doch in dezen vorm eerst
twee coupletten van \Veruer en dan liet laatste
van Schubert maakt liet een zonderlingen
indruk. Waarom niet beide bewerkingen in haar
geheel gegeven ? Mej. Van Zanten gaf ook gele
genheid aan den heer Zalsman, haar vroegeren
leerling, zich hier eens te doen hooren. Hij deed
dit in l'ier i'i'iiste Gamnr/e, vau Braluns, waaronder
twee van den Prediker Salomo. JN u was Salomo
voorzeker een zeer wijs man, doch minder «"ijs
vond ik het van Brahms dat, hij op Salorno's proza
muziek heeft gemaakt. Wat, stichtelijk is kau
omdat wij met zooveel belangstelling uw
succes volgen en ... ja, wij zijn doodelijk
van uw schilderijen, is l niet, Emma !': Do
laatste woorden waren tot Miss Keimedy ge
richt, die niet een glimlachje hare instemming
betuigde.
»Zeer vriendelijk," antwoordde Burril onver
schillig. »Maar ik verzeker u : als ik meer
had, zou ik "t u met plezier laten zien."
Miss Métier was hierdoor verteederd, hief
schertsend een dreigenden wijsvinger op, wat
waarschijnlijk beduiden moest dat zij aan
zijne ver/ekering geen geloof sloeg, en bracht
het gesprek op een nieuw teirein, op zichzelve.
»Ik heb «p 't oogenblik iets onderhanden,
dat ik u graag zou laten zien," hernam ze;
met stille zelfvoldoening. »Wanneer denkt
u dat u eens zoudt kunnen komen'! Maar
u moet, heusch, openhartig zeggen wat u er
van vindt! Ik ben niets kieinzeerig; u moet
mij bclocrn- dat u eerlijk zeggen zult zooals
u 't meent."
»Ja ... ik kan de eerste dagen eigenlijk
moei el ij k weg,'' antwoordde Burril, Miss
Metier woonde aan 't andere eind van Parijs;
't was naar haar atelier een Hink uur rijden.
»Ik moet de volgende week inzenden. Kan
het niet wachten tot na de volgende week:'"
»O neen. dat is ie laat! Zou u niet vroeger
kunnen komen? Ik ben ook van plan iets
in te zenden, 'k Wou alleen uw opinie
hooren, of u 't met mij eens is. Ik ben
er eigenlijk zoo over geagiteerd, weet u, en
toch is 't het beste dat ik ooit geschilderd
heb. Vindt jullie ook niefc, meisjes!"
»Xu, wie weet of' ik wat later in den
namiddag niet eens . . ."
»Xeen, niet laat, Mr. Burril, dan vindt u
mij niet thuis. Ik ga altijd om vier uur weg.
U begrijpt: we hebben van vijf tot zes college
in anatomie, en 's avonds teekenen we naar
de antieken bij Miss Ivennedy. We laten
geen minuut verloren gaan, dat verzeker ik
u; ik kan haast geen tijd vinden voor mijn
Julianus. We moeten voortdurend sloven en
zwoegen, of de wereld denkt dat 't ons geen
ernst is. 17 hebt, geen idee, Mr. Burril, hoe
veel vooroordeel er is tegen de vrouw die de
kunst beoefent. We moeien eiken duim gronds
van den weg veroveren, maar 't is die
strijd wel waard, niet waar, meisjes? Och,
wij doen alles zoo grondig! ik heb b.v.
vijf weken achter elkaar niet anders dan
beenen gedaan; gisteren pas ben ik met
ruggen begonnen. Natuurlijk, als iets de
! moeite waard is om te doen dan ook moet
men 't goed doen. Daar hebt u Emma
Kennedv, -?gunst, die werkt zóó! ze
wordt zoo mager ais een geraamte! Ze kan
hier nog maar twee maanden blijven, weet
u, en nu wou ze graag afdoen waar ze mee
begonnen is. O, als ik aan haar ijver denk,
i dan wordt ik lieusch wanhopig, ik voel
[ me soms zoo lui!... Xeen, Emma, spreek
i me nu maar niet tegen; je weet, wat jij al
i niet doet, is kolossaai! wilt u wel gelooven
| dat ze geen minuutje rust zoolang ze 't dag
licht heeft? 't Is alleen de groote verzoeking
j om iets van uw werk te zien dat ze van
j middag met ons meegegaan is. Maar u komt
dus wel eens aan, niet waar, vóór de termijn
van inzending verstreken is?"
»Ik zal mijn best doen,'' zei hij, achter
eenvolgens vier uitgestoken handen in de
zijne nemend eer hij buigend de dames uitliet.
Toen zij de trap afsiommeiden herinnerde
hij zich, dat hij vergeten had thee aau te
bieden, en dacht dat ze hem nu wel niet
alleen onwaardig zouden vinden om schil
derijen naar eene tentoonstelling te zenden,
maar onbeleefd op den koop toe. Dat er thee
enz. op een klein tafeltje gereed stond was
duidelijk zichtbaar geweest; want sedert hij
als schilder meer en meer naam maakte, en
| dus door de wereld meer gezocht werd, had
i hij een vasten dag in de week voor het
ontj vangen van bezoek om niet nu door deze
dan door dien opgehouden te worden.
Juist wilde hij zijn voordeur achter de
vertrekkende bezoekers sluiten, of hij hoorde
daarom wel minder geschikt voor muzikale be
werking zijn.
Er is ook in het muzikale leven, voor
zeker genoeg : ijdelheid der ijdelheden, maar
bezongen behoeft dit niet te worden.
Reeds de aanvang ,/Denn es geht dem Menschen
wie dem Vieh'' klinkt niet erg muzikaal en ook
niet vleiend voor het publiek.
De schoone stem vau den lieer Zalsman trok
weer zeer de aandacht, doch het, eenigszius
lugubre, dat vroeger in de voordracht op te merken
viel, vond in die zangen maar al te veel voedsel.
Daarom hoop ik spoedig den heer Zalsman nog
eens in een ander genre te hooren om te
beoordeelen of hij meer snaren op zijn harp heeft
lecren aanbrengen. Hij vond veel aanmoediging bij
het publiek, waarbij de kritiek zich gaarne aansluit.
Mej. van Zanten ontving veel fraaie
bloemgescheuken, wel een bewijs dat haar arbeid en stre
ven hier gewaardeerd worden.
De Heer Tierie accompagneerde, evenals vroeger
zeer muzikaal. Hij had een belangrijke taak te
vervullen.
De Maatschappij Cacciliei heeft haar 118e con
cert gegeven waarop de ouverture Aniicreoii van
Chernbini, de '\-e Xymiilwtiie van Brahms, het voor
spel t/ie .Weis/ei-sir/r/er, eene herhaling vau Till
L'ule/ispifgel van R. Strausz en 0<Wo#-ouverture van
Weber werden gegeven. Behalve de 4c iïymphonie
vau Brahms, die wij het eerst hebben leereu ken
nen door de Meininger-kapel onder leiding: van
Hans von Biilow, waren het allen bi:kende|werken
voor de Caecilia-bezoekers.
Veel genoegen deed het, de geestige schildering
van Strauss (waarover ik een vorig jaar uitvoerig
schreef) iiog eens te hooren.
De -in Si/itijj/waie van Biahms is m. i. de minst
belangrijke van de vier, en hoe meer ik du
tymphouieën van Brahms hoor, hoe meer ik geneigd
ben de eerste .-ymphome voor de schoonste te houden.
Op het gebied van werken voor kamermuziek
en vocale werken staat Brahms voor mij trouwens
het hoogst.
De uitvoeringen staan bij deze vereeniging altijd
nog hooger dan de Donateurs repetities. In den
schouwburg voelen de leider en een deel van liet
orkest, zich meer te huis dan in de concertzaal
van het Concertgebouw en het is duidelijk dat
zulks een weinig van invloed op de uitvoering is. .
Ook is de zeer groote kalmte vau liet publiek
niet zeer aanmoedigend voor de uitvoerders.
De uitvoering heeft weer getoond hoeveel Mr.
Viotta met dit uit zoo verschillende
bestaiiddeeleu samengestelde orkest weet te doen, en
hoezeer de afwezigen ongelijk hadden.
De tiyafi/ioi/ie van Brahms maakte thans een
hoogst weldadigen indruk en het, voorspel: Die
Mei"ti'rsinijer, werd met een gloed vertolkt, die de
hoorders in extase bracht.
Zeer brillant slaagde ook weer het zoo
moeielijke eu zoo gevaarlijke Kmnlu van Stiausz: Till
Kiileaxjiii'giil en even schoon werden de ouvertures:
Aiiarreon. en Oljernii. uitgevoerd. Dit laatste num
mer sleepte de hoorders zeer meJe. Kortom liet
was een schoone uitvoering, die een veel talrijker
bezoek had verdiend, niet alleen ter wille van het
een zwaren stap de trap opkomen en eene
hijgende ademhaling drong van beneden tot
hem door. Toen de bezoekster eindelijk ver
scheen, duurde het eenige minuten voor zij
genoeg op adem was om te kunnen spreken,
zoodat Burril den vollen tijd had om op te
merken dat zij zeer kort was en zeer
corpuleut, en dat hij haar i u 't geheel niet
kende. Zij liet zich niet uit het veld slaan
door de pijnlijke stilte die heenschte, terwijl
ze al hijgende zat bij te komen, maai1 hield
zich bezig met den jongen schilder te be
kijken, hem van het hoofd tot de voeten op
te nemen, tot ze eindelijk, juist toen hij zijn
mond opende om een einde te maken aau
dit zotte tooneel, met een gesmoorde stem
uitbracht want ze was nog niet geheel
op adem:
»Mr. Burril, niet waar ?''
Burril antwoordde met ieis van eene buiging.
»Wat ben ik blij dat ik u alleen thuis
vind!" hernam ze, eensklaps een groot,
aanteekenboek uit haar zak halend. »Xu kan ik
dadelijk beginnen, en ben in 'n wip met u
klaar."
: Wilt u niet binnenkomen eu even uit
rusten?' vroeg Burril beleefd.
»Xeen, dank u zeer; ik heb van middag
heuach geen tijd, eu 't is niet noodig ook,
want ik zal niet lang blijven. Ik heb enkel
feiten noodig ; laat mij, als 't u blieft,
voortmaken."' Blijkbaar werd zijn beleefdheid hem
kwalijk genomen. -\\i ben bezig een boek te
schrijven -./Onze Kunstenaars in Vreemde
Landen," en ik zou u gaarne er in opnemen.
U zult, wel geen bezwaar maken om mij
eenige bijzonderheden mee te deelen ?''
En nog eer hij tijd had om te antwoorden,
stak ze van wal, en begon:
»Uw naam, of' namen, als ik verzoeken
mag."
Burril had, eer hij het zelf wist, als een
zoete jongen zijn naam voluit genoemd; die
plotselinge aanval werkte verlammend en hij
deed geen poging om weerstand te bieden.