Historisch Archief 1877-1940
No.1013
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
heeren A. J. Nijland en H. J. Royaards, twee
zeer uitgebreide collecties, welke 24?26 dezer
worden verkocht. Geen der verzamelaars was
het te doen om eene aan strenge kunsteischen be
antwoordende keurcollectie bjjeen te brengen.
De eerste wenschte zich een algemeen overzicht
te vormen en de tweede collectie is vooral voor
de Nederlandsche Kerkgeschiedenis van belang.
Maar tusschen de vele namen van minder
beteekenis vinden we toch Rembrandt, Potter,
Ostade, Ruisdael, Cuyp, Seghers, Dürer en Van
D^jk, ook nog Bega, Berchem, Bol, Van Borsum,
Ruyterwegh, Jacob Cornelisz, Delff, Dusart,
Everdingen, Goltzius, de Hooghe, Lucas van Leyden,
Lievens, v. Gbijen, Porcellis, de van de Velde's,
de Vlieger en Zeeman. Deze collecties zijn Zondag
en Maandag te bezichtigen.
Rijksmuseum.
Deze dagen ontdekten we weder een nieuw
muurtafereel aan de achterzijde, gelukkig be
scheidener van kleur dan het luidruchtige mid
denvak.
Het is wel wonderlijk hoe voor dergelijke
bestemming steeds gelden te vinden zijn, terwijl
voor de proefnemingen met de verlichting van de
Nachtwacht, zeker toch van eenig meerder aan
belang, geen credieten worden geopend.
Sedert de, naar men zegt niet eens in alles naar
het voorstel der Stedelijke Commissie gevolgde,
kap wijziging is aangebracht (waardoor nog te veel
zenithlicht op den vloer valt terwijl voor de
beide Van der Helsten onnoodig licht is wegge
nomen) is verder niets geschied.
Het driehoekig stuk kap in de opening is zeer
schadelijk voor een goeden lichtval en ook den
bouwmeester kan het niet onverschillig zijn deze
thans blootgekomen weinig geslaagde constructie
te verwijderen.
Al mag men ook niet overtuigd zijn, dat het
voorstel der commissie alle idealen zal verwe
zenlijken, voor het oogenblik is het de meest
bereikbare oplossing, die, zoo ze eventueel niet
mocht voldoen, ook aan niets zal hebben geschaad.
En wenschelijk is het zeker, dat wanneer deze
verandering werkelyk zal worden beëindigd, dit
niet als dezen zomer geschiede in het drukst
van het museumbezoek. C. G. 't H.
Merk-lappen.
In het winter-nummer van The Studio wijdt
Gleeson-White een anthousiast artikel, met veel
goed gekozen en uitmuntend gereproduceerde
voorbeelden, aan een van de vele en thans zooals
ook de andere byna doodgebloeide takken van
de traditie kunst: de merklappen. «One can
think of nothing to day more typically feminine
than this object" zegt hij, en te recht, want als
er een kunst is, die aan den huiselijken haard
en door vrouwen meer is gekweekt en ontwikkeld,
dan is dit zeker de intiem stille, veel geduld en
toeleg vragende borduur- en weefkunst; en waar
de laatste door den jammerlijk te grooten groei van de
machinale productie voorgoed uit de huiskamer
gebannen schijnt, daar is het verdwijnen van die
tot zoo sublieme resultaten geleid hebbende bor
duurkunst, ik meen dan naar de oude wijs, van
uit het huis, maar wat erger is van uit de school
voor jongere kinderen, dus ook uit de liefde
van de meer ouderen, by'na verdreven. En dit
wel door valsch begrip van schoonheid en rijkdom.
Want men moet allén bij de
heele-kleinemeisjes-klassen de merklappen gaan zoeken, ik
meen dezulken die in de oude traditie, d. w. z.
in de goede, worden gemaakt en geleerd, en dan
nog meer allén als studie, als begin, dan als
verkregen resultaat worden beschouwd.
De illustraties bjj dit Engelsche opstel leeren
evenwel voor hen die het nog niet wisten dat
hier juist zoo'n stevige basis tot voortwerken ligt,
en dat een onbegrepen gezien hebben van mooie
Japansche en Chineesche en middeleeuwsche
borduurwerken de zucht tot onkundige navolging
in borduren op fluweel en zjjde en wat dies
meer z\j, hebben aangewakkerd, nog versterkt
door een bourgeois-verlangen naar schijn in
rijkdom en schoon.
Wel verre ben ik er van te beweren dat het
borduren op deze meer precieuse stoffen, met meer
duurzaam materiaal en rijkere kleuren niet tot
prachtige resultaten leiden kan, maar waar voor
alsnog bij gebrek aan stevigen grondslag in de
traditie, of aan hechte basis in naar de ware
beginselen geleid onderricht, eenige hoop op
goede uitkomsten vrij onzeker zijn, daar blijft
het eenig aangewezen vervolg van wat
eeuwen onder vrouwen, en hier in Holland niet
het minst, gekend werd, de zoo eenvoudige
kruissteek op het grove maar mooie linnen, naar
oude patronen van bijna altijd charmeerende
combinatie, in de volkomen overgave aan de oude
en eenig goede overlevering.
TH. M.
De Prix de Rome.
In De Telegraaf van 16 Nov. j.l. avond editie,
zegt de heer Jan Marie het volkomen met mij
eens te z\jn dat in een »Prix de Rome" allén
op vakvaardigheid gelet dient. Dan verstaan wij
elkaar volkomen, en dient alle vraag naar op
vatting buiten gesloten. Al was het werk van
den heer Wortman een copie, dan nog zou ik
zjjn werk boven dat van den heer Wieneke stellen,
omdat hier naar het geleerde, niet naar iets
anders gevraagd wordt. Nu schuilt voor m\j de
vakvaardigheid niet in een tentoonstelling daar
van in overdreven spier-zwellingen of'anderzins,
maar in een zeer getrouwe navolging van het model.
En als die geest tot studieus bekijken tot vol
komen bedaardheid is gestold, zonder opwinding
of aanstellerij, dan verkies ik die, alhoewel soms
minder in kennis, boven den uiterlijk meer arti
stiek maar minder fond hebbenden zwier.
Til. MOLKENHOKR.
Verkooping van de Firma Roos.
In de Brakke Grond is weer een belangrijke
veiling van oude schilderijen. De volgende week
komt een van moderne. Den met G goede licht
drukken geïllustreerden catalogus naziende, vinden
wij het eerst een prachtige Gerard Ter Borgh die
de aandacht verdient. De lichtdruk is een beetje
te zwart en geeft niet geheel die mooie grijs-groene
toon weer die dit bijzondere schilderijtje heeft,
dat zeker het beste en mooiste stukje uit deze
collectie is. 't Is een jonge man die bij een
tafel staat, waarop een groot boek. Zonder veel
verschillende kleuren is dit een staaltje van Ter
Borgh zooals er zelden onder den hamer komen.
Een groote Bol, een dames portret, en een
curieuse Borik, met iets van een gothieke traditie
in compositie en kleur, vragen dan de aandacht.
Twee kleine ronde paneeltjes van den fluweelen
Breughel met oude omschriften, die de text van
de voorstelling schynen, een Camphuysen, een
groot stilleven van Claesz, een curieus fransch
portret van een prins uit den Louis XIV tijd,
een van Goyen, Dirk Hals, een groot stilleven
van Willem Claesz. Heda, een landschap van ons
Kessel, een mooi landschap van Adam Pijnacker,
een stilleven van Ring, en verder verscheidene
andere nummers die dit tot een aantrekkelijke
tentoonstelling maken.
De catalogus die Arti van haar Petersburgsche
expositie heeft gemaakt, is tegelijk in 't Fransch
en 't Russisch. Ze is op hollandsch papier ge
drukt, met een oker onderdruk van het meer
dan bekende versierde wapen van St. Lucas. De
inleiding is een soort geschiedenis. Dan komen
de namen van de inzenders.
De firma Frans Buffa en Zonen in de
Kalverstraat hebben uitnoodigingskaarten en catalogi
die rijk met ornamentatie versierd zijn
verzonden voor eene tentoonstelling die zij van
teekeningen enz. van Iloytema, van 17 Nov. tot
17 Dec. zullen houden.
Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co.,
Spui 23, is tentoongesield een schilderij van
Corot, »Kruidenzoeksters" en een aquarel van
A. Mauve, »Bij de Schaapskooi".
Onthulling van Richard Hol's borstbeeld.
Maandagmiddag te half twee zal in het Rijks
museum de onthulling plaats hebben van het door
den beeldhouwer H. W. M. Odévervaardigde
borstbeeld, onzen gevierden toonkunstenaar op
zijn zeventigsten verjaardag door zijn talrijke
vereerders aangeboden.
iiiiniiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Een Meisjes-roman,"
Ik moet eerlijk bekennen, dat ik geen jonge
dame ben, en ik zeg er bij, dat het mij voor deze
gelegenheid spijt. Want als ik het was of was
geweest, beter ongetwijfeld ware ik dan in staat
om te beoordeelen, of Tine van Berken in haar
nieuwen roman aan jonge meisjes geeft, wat zij
graag hebben willen. Doch nu ik mij behelpen
moet met mijn eigen manneninzicht, kan ik slechts
trachten mij door mijn taak heen te slaan met de
hulpmiddelen van algemeen litterair gevoel en
algemeene psychologie.
En vooreerst zij dan gezegd, dat Mijn Zusters
en Ik een boek is met frischheid en opgewekt
heid geschreven, wal een deugd is, ook indien
de meisjes er niets van merken. De schrijfster
heeft plezier in haar werk; de onschuldige
incidentjes van het meisjesleven zijn belangwek
kend voor haar, en met liefhebberij zoekt zij
rond in het bescheiden tuintje van dat jonge en
reine bestaan; zij vindt nederige bloempjes, een
voudige blaadjes, kleine stengeltjes; in haar
botaniseertrommel komen geen nieuwe soorten of
variëteiten en het determineeren zal haar niet
lang ophouden. Maar zelfs als haar plantjes te
weinig bizonder zijn om een variëteit in haar
herbarium te brengen, er is verscheidenheid, die
de wetenschap niet noodig vindt om te
classificeeren, in die verscheidenheid rond te zien is
voor Tine van Berken een lust, en deze
beminlijke lust te zien, is een lust voor den lezer
althans voor den lezer die ze opmerkt, en de
meisjes merken ze misschien niet op.
Het is een uiterst simpele vertelling. Een meisje
van een jaar of veertien, jongste van een gezin,
dat uit enkel vrouwen bestaat. En Charlotte is
wat onder den plak bij haar oudere zusters, die
haar wat plagen met haar voorname neigingen.
Want Charlotte is lang niet volmaakt en heeft
haar kleine gebreken; ze is niet lief voor haar
zusters en met niet weinig snobbisme bedeeld.
Zij vindt haar eigen famielje niet gedistingeerd
in taal, manieren en opvatting, en veel hooger
stelt ze haar vriendinnetje, neen haar amie,
Tillie, die er Fransche woordjes onder door gooit,
en spreekt van een ideetje suiker en een nnar/e1jt
melk, en o zoo mooi kan aquarelleeren. Charlotte
is niet volmaakt, en de vertelling behandelt om
zoo te zeggen haar groentijd, waarin zij door het
leven en haar zusters gedonderd wordt, tot zij
als een betamelijk gemiddeld mensen tot de vrije
studie van het bestaan geïnaugureerd wordt.
Mag ik het zeggen, ik die geen vrouw bon ?
Ik vind de oudere zusters zeer aardig gedaan.
Ze zijn lief, en misschien met wat te weinig
gebreken, maar ze zijn vroolijk, hartelijk en met
gevoel voor humor. Er is een verkwiklijke geur
van gezond leven aan deze creaties, en deze is
niet overal waar te nemen bij Charlotte zelf,
die toch de hoofdpersoon is. Want Charlotte
heeft haar kleine gebreken, maar als zij die heeft
afgeleerd, is zij geheel een normaal braaf mensch
en wij vinden bij haar niet die gezonde
vroolijkheid, waardoor de oudere dames zoo
aantreklijk zijn.
De lezer ziet, dat ook deze simpele vertelling
niet zonder haar zieledrama is. Inderdaad vind
ik dit verschijnsel zeer merkwaardig. Terwijl ik
bezig ben beroemde werken uit de vorige eeuw
te bestudeeren, groote-menschenboeken, romans
van Fielding, komt Tine van Berken en wijst er
mij op, dat zelfs een reus als Fielding aan de
eischen van zijn tijd gebonden was en ook een
pretentie-looze schrijfster van deze eeuw een
motief in haar werk brengt, aan den grooten
novellist van honderd-vijftig jaar geleden onbe
kend. Mijn zuster en ik is een vertelling met
incidentjes, maar het zijn niet de incidentjes
alleen, waarom het te doen is; zij hebben belang,
misschien in de eerste plaats door den band, die
ze vereenigt, en die band is de karakterontwik
keling. Het motief der burgerlijke romans van
onzen tijd is de karakterontwikkeling; het dra
matische thema is de vorming en omvorming van
het karakter door de gebeurtenissen. Fielding
laat Torn Jones een reeks van avonturen beleven,
maar deze avonturen hebben geen invloed op
zijn aard. Hij heeft geen gebreken, die hij door
zy'n avonturen leert kennen en overwinnen, en
hij treedt de rumoerige episode van zijn zwerf
tocht uit als volkomen dezelfde inwendige mensch
die hij was, toen Inj zijn .pleegvader verlaten
moest. Maar Charlotte uit het bescheidene
meisjesboek, ik zeide het reeds, heeft gebreken,
loopt groen, wordt gedonderd, en komt als een
herboren mensch uit haar leerjaren te voorschijn.
Zoo het leven haar dondert, de kuur helpt,
en ik zou zelfs wel lust hebben om van een
wonderkuur te spreken. Tine van Berken is
niet alleen op haar wijze een roman-dramaturg
van het thema der eeuw, maar ook moralist, wat
zeker ook tot veel van de novellistiek onzer
eeuw behoort, en ik vind dat zij aan het gevaar
dat het moraliseeren dreigt, niet geheel ontkomen
is. Ook een moralist kan de menschen met zijn
stokpaardje niet achterna zitten zonder zijn zraak
te bederven, en Tine van Berken heeft van haar
stokpaardje al te zeer de schooltoeren doen zien.
Het einde van het boek is te braaf, te zoet, te
gewoon, te conventioneel. Goed en wel dat
Charlotte aan het eind een lief meisje is geworden,
dat lacht om haar eigen ijdelheidjes en ten volle
de hartelijkheid en de flinkheid van haar zusters
erkent; dat niet meer de aspiraties van een
rijkelui'sleven heeft, niet meer de kwikjes en
kwakjes van een belachlijke voornaamheid, dat
met overtuiging een leven van werken aanvaardt
en er zelfs genoegen in vindt; goed en wel is
dit, en goed en wel ook dat in den aanvang
reeds is aangewezen, hoe Charlotte niet enkel
een kind van kleine gebreken is, maar wel dege
lijk de elementen van een lief en flink gemoed
in zich heeft; dit is alles goed en wel en voortreflijk
maar, Madame van Berken, als Charlotte die kleine
gebreken had, kwamen ook die niet voort uit
een essentieelen karaktertrek ; had de overwin
ning niet meer tijd moeten kosten, had niet iets
van die malligheden moeten overblijven, had
Charlotte niet haar buien van mismoedigheid en
ontevredenheid moeten hebben, met de daarbij
behoorend uitingen van kibbelarij en kribbigheid?
Jamais aux spectatcurs n'offrez rien d'incroyable,
Madame, en nu gij eenmaal het kwaad in
Charlotte's ziel hebt gebracht, is het enkel een won
derkuur, die dat zieltje als een engeltje zoo schoon
wascht, en hier verlangden wij een kuur, doch
geen wonderkuur. Kan het dan niet ? Het kan,
maar niet volgens den normalen gang van zaken ;
het is om zoo te zeggen niet natuurlijk, en uw
drama was mér treffend geweest, zoo het natuur
lijk ware gebleven; uw moraliseeren had meer
uitgewerkt zoo uw stokpaardje zijn neiging tot
kuren niet geheel had afgeleerd, zoo de les niet
ware opgedrongen, doch met besef van de
menschelijke onvolkomenheid aangeboden.
Doch kan een mensch jokken\ Jamais aux
spectatcurs n'offrez rien d'incroijable, zeg ik, en
onmiddellijk moet ik erkennen, dat Tine van
Berken iets ongelooflijks heeft gedaan en ik voor
mij haar dat allerminst kwalijk neem, al vrees ik,
al vrees ik ... ik durf het haast niet te zeggen,
al vrees ik, dat de meisjes het niets aardig
zullen vinden. Madame ! Het komt er al vroeg
in, zeggen de wijzen, en gij hebt de wijzen ver
onachtzaamd ; gij houdt Amor buiten uw boek
en buiten Charlotte's hart! Het engagement en
het huwlijk van Truus en Frans tel ik niet; de
zoete zonde had men bij uw hoofdpersoon moeten
vinden, waar ge een vertelling van het gewone
leven maaktet. Mij hindert het niet, want wat er
overbleef van het gemoedsleven na aftrek van
Amor, met lust en frischheid hebt ge het behan
delt, doch waar ge uw jong publiek moets boeien
door het zijn eigen leven in uw spiegel te toonen,
waarom verbandet gij Amor geheel 'i Want gij
hadt hem kunnen toelaten ook zonder dien uiter
sten eerbied te schenden, welken wij aan de
kinderen zoo gaarne geven.
Het komt er al vroeg in, zeggen de wijzen,
Madame, en zij zeggen nog iets. Amor, hetzij
hij een god is, hetzij slechts een daemon, houdt
er niets van om veronachtzaamd to worden, en
hij zint op wraak. Nu reeds heeft hij zijn zér
verre nicht, de Plicht, opgedragen mij als helper
van zijn wraak op te roepen, want ik moet
wel berichten, tot inlichting van den lezer, hoe
ver ge in uw eerbied voor de jeugd gegaan zijt.
En Amor zal maken, dat de meisjes ontevreden
zijn, en uw boek niet zoo rnooi vinden, als be
hoorde. Doe het nooit meer, Madame. Gun hun
het zoete fantasietje; gij haalt het er toch niet
uit, zeggen de wijzen, en beter is het onvermij
delijke te erkennen, en er mede te doen wat
goed is.
Tot deze woorden dwingt mij de Plicht, Amor's
zeldzame gezellin, en ik moest ze spreken. Doch
wat Amor, en wat ook de meisjes mogen zeggen,
op mijn erkentelijkheid blijft ge aanspraak hebben.
CH. M. VAN DEVENTER.
1) Mijn zusters en II;, door Tine van Berken,
geïllustreerd door C. Koppenol. Amsterdam,
H. J. W. Becht.
BOEKAANKONDIGING.
De Geschiedenis der Xuid-Afrikaansclte
Itt/mb/iek. aan liet rol/i- rerteld door C. J.
VAX DER Loo. Zwolle, Van der Vegt
en Mehler.
De belangstelling in Transvaalsche zaken, door
de gebeurtenissen in het begin van dit jaar zoo
krachtig opgewekt, zal zeker velen met ingeno
menheid het boek van den heer van der Loo ter
hand doen nemen, dat in zg'n beknopten vorm
een duidelijk en helder overzicht geeft van de
geschiedenis onzer Zuid-Afrikaansche
stamverwanten.
Mocht die belangstelling later eene tweede uit
gave noodig maken, dan zullen de uitgevers ver
standig doen door de voor het meerendeel zeer
leelijke prentjes weg te laten. Tevens kan dan
de »lijst van inteekenaren" wegvallen, die voor
de lezers niet de minste waarde heeft.
De St. Nicolaas-Catalogus van de heeren J. H.
& G. van Heteren onderscheidt zich ook ditjaar
weder door fraaie typografische uitvoering. Het
pleit voor den goeden smaak der firma, dat zij
zooveel zorg besteedt aan eene uitgave, die uit
den aard der zaak een tijdelijk karakter heeft.
GEORGE in: MAUBIKR. Jiarty Josselin (naar
het Engelsch). Amsterdam, L. J. Veen.
Het jongste werk van den geestigen
Punchteekenaar, evenals zijn Peter Ibbetson en zijn
Trilbij door hem zelf geïllustreerd, ontleent eene
eigenaardige waarde aan de droevige omstandig
heid, dat het eerst kort voor den dood voltooid
werd. In boekvorm is het ook in het oorspron
kelijk nog niet verschenen ; de goed geslaagde
Nederlandsche vertaling houdt gelijken tred met
de uitgave in de achtereenvolgende nummers van
Ilarper's Magazine.
Als --aanbeveling" voegt de uitgever aan deze
eerste aflevering een afdruk toe van een artikeltje
door den heer Grein in het Handelsblad geschre
ven, waarin o. a. wordt beweerd: «Wanneer men
gaat uitmeten, welke plaats Du Maurier toekomt
in het Pantheon van Victoria's Mannen van
beteekenis, dan zal men zijn boeken gerust als
ballast over boord kunnen werpen." Wij zijn het
met den heer G. slechts in zoover eens, dat ook
naar onze meening Du Maurier als teekenaar
hooger stond dan als schrijver; daarom behoeven
zijn boeken nog niet met eene haast beleedigende
geringschatting te worden behandeld. Ook in
Jiarty Josselin (The Martian) toont Du Maurier
zich een onderhoudend en beminnelijk schrijver,
die zijn dubbel talent op smaakvolle wijze gebruikt.
iiiiiiiiiiiiiitiniiHmmuiiiiiiiiiiitiiuimiiiiiiuiiiuiiiiiiiiiiiiiHMi
40 c e n t fl per rega].
nimiliiniitllii niiiliiiiitlliiliniiiiuiiii
TRA D E
MARK.
MARTELL'S COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle soliede Wijnhandelaars
en bij de representanten
HOOIM1 V\Ni\rltltl l\l*:it.
te Amsterdam.
Prijzen ra af ? 2.50 per FM.
H. R AH R te Utrecht.
Pianofabriek.
Binnen- en Buiten!. Muziekhandel.
Amerikaansche Orgels.
Ruime kenze in Huurpiano's.
MEIJROOS & KALSHOVEN,
Arnhem.
Piano-, Orgel- en Muziekhandel.
Ruime keuze in Huurpiano's.