De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 22 november pagina 5

22 november 1896 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No.1013 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. heeren A. J. Nijland en H. J. Royaards, twee zeer uitgebreide collecties, welke 24?26 dezer worden verkocht. Geen der verzamelaars was het te doen om eene aan strenge kunsteischen be antwoordende keurcollectie bjjeen te brengen. De eerste wenschte zich een algemeen overzicht te vormen en de tweede collectie is vooral voor de Nederlandsche Kerkgeschiedenis van belang. Maar tusschen de vele namen van minder beteekenis vinden we toch Rembrandt, Potter, Ostade, Ruisdael, Cuyp, Seghers, Dürer en Van D^jk, ook nog Bega, Berchem, Bol, Van Borsum, Ruyterwegh, Jacob Cornelisz, Delff, Dusart, Everdingen, Goltzius, de Hooghe, Lucas van Leyden, Lievens, v. Gbijen, Porcellis, de van de Velde's, de Vlieger en Zeeman. Deze collecties zijn Zondag en Maandag te bezichtigen. Rijksmuseum. Deze dagen ontdekten we weder een nieuw muurtafereel aan de achterzijde, gelukkig be scheidener van kleur dan het luidruchtige mid denvak. Het is wel wonderlijk hoe voor dergelijke bestemming steeds gelden te vinden zijn, terwijl voor de proefnemingen met de verlichting van de Nachtwacht, zeker toch van eenig meerder aan belang, geen credieten worden geopend. Sedert de, naar men zegt niet eens in alles naar het voorstel der Stedelijke Commissie gevolgde, kap wijziging is aangebracht (waardoor nog te veel zenithlicht op den vloer valt terwijl voor de beide Van der Helsten onnoodig licht is wegge nomen) is verder niets geschied. Het driehoekig stuk kap in de opening is zeer schadelijk voor een goeden lichtval en ook den bouwmeester kan het niet onverschillig zijn deze thans blootgekomen weinig geslaagde constructie te verwijderen. Al mag men ook niet overtuigd zijn, dat het voorstel der commissie alle idealen zal verwe zenlijken, voor het oogenblik is het de meest bereikbare oplossing, die, zoo ze eventueel niet mocht voldoen, ook aan niets zal hebben geschaad. En wenschelijk is het zeker, dat wanneer deze verandering werkelyk zal worden beëindigd, dit niet als dezen zomer geschiede in het drukst van het museumbezoek. C. G. 't H. Merk-lappen. In het winter-nummer van The Studio wijdt Gleeson-White een anthousiast artikel, met veel goed gekozen en uitmuntend gereproduceerde voorbeelden, aan een van de vele en thans zooals ook de andere byna doodgebloeide takken van de traditie kunst: de merklappen. «One can think of nothing to day more typically feminine than this object" zegt hij, en te recht, want als er een kunst is, die aan den huiselijken haard en door vrouwen meer is gekweekt en ontwikkeld, dan is dit zeker de intiem stille, veel geduld en toeleg vragende borduur- en weefkunst; en waar de laatste door den jammerlijk te grooten groei van de machinale productie voorgoed uit de huiskamer gebannen schijnt, daar is het verdwijnen van die tot zoo sublieme resultaten geleid hebbende bor duurkunst, ik meen dan naar de oude wijs, van uit het huis, maar wat erger is van uit de school voor jongere kinderen, dus ook uit de liefde van de meer ouderen, by'na verdreven. En dit wel door valsch begrip van schoonheid en rijkdom. Want men moet allén bij de heele-kleinemeisjes-klassen de merklappen gaan zoeken, ik meen dezulken die in de oude traditie, d. w. z. in de goede, worden gemaakt en geleerd, en dan nog meer allén als studie, als begin, dan als verkregen resultaat worden beschouwd. De illustraties bjj dit Engelsche opstel leeren evenwel voor hen die het nog niet wisten dat hier juist zoo'n stevige basis tot voortwerken ligt, en dat een onbegrepen gezien hebben van mooie Japansche en Chineesche en middeleeuwsche borduurwerken de zucht tot onkundige navolging in borduren op fluweel en zjjde en wat dies meer z\j, hebben aangewakkerd, nog versterkt door een bourgeois-verlangen naar schijn in rijkdom en schoon. Wel verre ben ik er van te beweren dat het borduren op deze meer precieuse stoffen, met meer duurzaam materiaal en rijkere kleuren niet tot prachtige resultaten leiden kan, maar waar voor alsnog bij gebrek aan stevigen grondslag in de traditie, of aan hechte basis in naar de ware beginselen geleid onderricht, eenige hoop op goede uitkomsten vrij onzeker zijn, daar blijft het eenig aangewezen vervolg van wat eeuwen onder vrouwen, en hier in Holland niet het minst, gekend werd, de zoo eenvoudige kruissteek op het grove maar mooie linnen, naar oude patronen van bijna altijd charmeerende combinatie, in de volkomen overgave aan de oude en eenig goede overlevering. TH. M. De Prix de Rome. In De Telegraaf van 16 Nov. j.l. avond editie, zegt de heer Jan Marie het volkomen met mij eens te z\jn dat in een »Prix de Rome" allén op vakvaardigheid gelet dient. Dan verstaan wij elkaar volkomen, en dient alle vraag naar op vatting buiten gesloten. Al was het werk van den heer Wortman een copie, dan nog zou ik zjjn werk boven dat van den heer Wieneke stellen, omdat hier naar het geleerde, niet naar iets anders gevraagd wordt. Nu schuilt voor m\j de vakvaardigheid niet in een tentoonstelling daar van in overdreven spier-zwellingen of'anderzins, maar in een zeer getrouwe navolging van het model. En als die geest tot studieus bekijken tot vol komen bedaardheid is gestold, zonder opwinding of aanstellerij, dan verkies ik die, alhoewel soms minder in kennis, boven den uiterlijk meer arti stiek maar minder fond hebbenden zwier. Til. MOLKENHOKR. Verkooping van de Firma Roos. In de Brakke Grond is weer een belangrijke veiling van oude schilderijen. De volgende week komt een van moderne. Den met G goede licht drukken geïllustreerden catalogus naziende, vinden wij het eerst een prachtige Gerard Ter Borgh die de aandacht verdient. De lichtdruk is een beetje te zwart en geeft niet geheel die mooie grijs-groene toon weer die dit bijzondere schilderijtje heeft, dat zeker het beste en mooiste stukje uit deze collectie is. 't Is een jonge man die bij een tafel staat, waarop een groot boek. Zonder veel verschillende kleuren is dit een staaltje van Ter Borgh zooals er zelden onder den hamer komen. Een groote Bol, een dames portret, en een curieuse Borik, met iets van een gothieke traditie in compositie en kleur, vragen dan de aandacht. Twee kleine ronde paneeltjes van den fluweelen Breughel met oude omschriften, die de text van de voorstelling schynen, een Camphuysen, een groot stilleven van Claesz, een curieus fransch portret van een prins uit den Louis XIV tijd, een van Goyen, Dirk Hals, een groot stilleven van Willem Claesz. Heda, een landschap van ons Kessel, een mooi landschap van Adam Pijnacker, een stilleven van Ring, en verder verscheidene andere nummers die dit tot een aantrekkelijke tentoonstelling maken. De catalogus die Arti van haar Petersburgsche expositie heeft gemaakt, is tegelijk in 't Fransch en 't Russisch. Ze is op hollandsch papier ge drukt, met een oker onderdruk van het meer dan bekende versierde wapen van St. Lucas. De inleiding is een soort geschiedenis. Dan komen de namen van de inzenders. De firma Frans Buffa en Zonen in de Kalverstraat hebben uitnoodigingskaarten en catalogi die rijk met ornamentatie versierd zijn verzonden voor eene tentoonstelling die zij van teekeningen enz. van Iloytema, van 17 Nov. tot 17 Dec. zullen houden. Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co., Spui 23, is tentoongesield een schilderij van Corot, »Kruidenzoeksters" en een aquarel van A. Mauve, »Bij de Schaapskooi". Onthulling van Richard Hol's borstbeeld. Maandagmiddag te half twee zal in het Rijks museum de onthulling plaats hebben van het door den beeldhouwer H. W. M. Odévervaardigde borstbeeld, onzen gevierden toonkunstenaar op zijn zeventigsten verjaardag door zijn talrijke vereerders aangeboden. iiiiniiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Een Meisjes-roman," Ik moet eerlijk bekennen, dat ik geen jonge dame ben, en ik zeg er bij, dat het mij voor deze gelegenheid spijt. Want als ik het was of was geweest, beter ongetwijfeld ware ik dan in staat om te beoordeelen, of Tine van Berken in haar nieuwen roman aan jonge meisjes geeft, wat zij graag hebben willen. Doch nu ik mij behelpen moet met mijn eigen manneninzicht, kan ik slechts trachten mij door mijn taak heen te slaan met de hulpmiddelen van algemeen litterair gevoel en algemeene psychologie. En vooreerst zij dan gezegd, dat Mijn Zusters en Ik een boek is met frischheid en opgewekt heid geschreven, wal een deugd is, ook indien de meisjes er niets van merken. De schrijfster heeft plezier in haar werk; de onschuldige incidentjes van het meisjesleven zijn belangwek kend voor haar, en met liefhebberij zoekt zij rond in het bescheiden tuintje van dat jonge en reine bestaan; zij vindt nederige bloempjes, een voudige blaadjes, kleine stengeltjes; in haar botaniseertrommel komen geen nieuwe soorten of variëteiten en het determineeren zal haar niet lang ophouden. Maar zelfs als haar plantjes te weinig bizonder zijn om een variëteit in haar herbarium te brengen, er is verscheidenheid, die de wetenschap niet noodig vindt om te classificeeren, in die verscheidenheid rond te zien is voor Tine van Berken een lust, en deze beminlijke lust te zien, is een lust voor den lezer althans voor den lezer die ze opmerkt, en de meisjes merken ze misschien niet op. Het is een uiterst simpele vertelling. Een meisje van een jaar of veertien, jongste van een gezin, dat uit enkel vrouwen bestaat. En Charlotte is wat onder den plak bij haar oudere zusters, die haar wat plagen met haar voorname neigingen. Want Charlotte is lang niet volmaakt en heeft haar kleine gebreken; ze is niet lief voor haar zusters en met niet weinig snobbisme bedeeld. Zij vindt haar eigen famielje niet gedistingeerd in taal, manieren en opvatting, en veel hooger stelt ze haar vriendinnetje, neen haar amie, Tillie, die er Fransche woordjes onder door gooit, en spreekt van een ideetje suiker en een nnar/e1jt melk, en o zoo mooi kan aquarelleeren. Charlotte is niet volmaakt, en de vertelling behandelt om zoo te zeggen haar groentijd, waarin zij door het leven en haar zusters gedonderd wordt, tot zij als een betamelijk gemiddeld mensen tot de vrije studie van het bestaan geïnaugureerd wordt. Mag ik het zeggen, ik die geen vrouw bon ? Ik vind de oudere zusters zeer aardig gedaan. Ze zijn lief, en misschien met wat te weinig gebreken, maar ze zijn vroolijk, hartelijk en met gevoel voor humor. Er is een verkwiklijke geur van gezond leven aan deze creaties, en deze is niet overal waar te nemen bij Charlotte zelf, die toch de hoofdpersoon is. Want Charlotte heeft haar kleine gebreken, maar als zij die heeft afgeleerd, is zij geheel een normaal braaf mensch en wij vinden bij haar niet die gezonde vroolijkheid, waardoor de oudere dames zoo aantreklijk zijn. De lezer ziet, dat ook deze simpele vertelling niet zonder haar zieledrama is. Inderdaad vind ik dit verschijnsel zeer merkwaardig. Terwijl ik bezig ben beroemde werken uit de vorige eeuw te bestudeeren, groote-menschenboeken, romans van Fielding, komt Tine van Berken en wijst er mij op, dat zelfs een reus als Fielding aan de eischen van zijn tijd gebonden was en ook een pretentie-looze schrijfster van deze eeuw een motief in haar werk brengt, aan den grooten novellist van honderd-vijftig jaar geleden onbe kend. Mijn zuster en ik is een vertelling met incidentjes, maar het zijn niet de incidentjes alleen, waarom het te doen is; zij hebben belang, misschien in de eerste plaats door den band, die ze vereenigt, en die band is de karakterontwik keling. Het motief der burgerlijke romans van onzen tijd is de karakterontwikkeling; het dra matische thema is de vorming en omvorming van het karakter door de gebeurtenissen. Fielding laat Torn Jones een reeks van avonturen beleven, maar deze avonturen hebben geen invloed op zijn aard. Hij heeft geen gebreken, die hij door zy'n avonturen leert kennen en overwinnen, en hij treedt de rumoerige episode van zijn zwerf tocht uit als volkomen dezelfde inwendige mensch die hij was, toen Inj zijn .pleegvader verlaten moest. Maar Charlotte uit het bescheidene meisjesboek, ik zeide het reeds, heeft gebreken, loopt groen, wordt gedonderd, en komt als een herboren mensch uit haar leerjaren te voorschijn. Zoo het leven haar dondert, de kuur helpt, en ik zou zelfs wel lust hebben om van een wonderkuur te spreken. Tine van Berken is niet alleen op haar wijze een roman-dramaturg van het thema der eeuw, maar ook moralist, wat zeker ook tot veel van de novellistiek onzer eeuw behoort, en ik vind dat zij aan het gevaar dat het moraliseeren dreigt, niet geheel ontkomen is. Ook een moralist kan de menschen met zijn stokpaardje niet achterna zitten zonder zijn zraak te bederven, en Tine van Berken heeft van haar stokpaardje al te zeer de schooltoeren doen zien. Het einde van het boek is te braaf, te zoet, te gewoon, te conventioneel. Goed en wel dat Charlotte aan het eind een lief meisje is geworden, dat lacht om haar eigen ijdelheidjes en ten volle de hartelijkheid en de flinkheid van haar zusters erkent; dat niet meer de aspiraties van een rijkelui'sleven heeft, niet meer de kwikjes en kwakjes van een belachlijke voornaamheid, dat met overtuiging een leven van werken aanvaardt en er zelfs genoegen in vindt; goed en wel is dit, en goed en wel ook dat in den aanvang reeds is aangewezen, hoe Charlotte niet enkel een kind van kleine gebreken is, maar wel dege lijk de elementen van een lief en flink gemoed in zich heeft; dit is alles goed en wel en voortreflijk maar, Madame van Berken, als Charlotte die kleine gebreken had, kwamen ook die niet voort uit een essentieelen karaktertrek ; had de overwin ning niet meer tijd moeten kosten, had niet iets van die malligheden moeten overblijven, had Charlotte niet haar buien van mismoedigheid en ontevredenheid moeten hebben, met de daarbij behoorend uitingen van kibbelarij en kribbigheid? Jamais aux spectatcurs n'offrez rien d'incroyable, Madame, en nu gij eenmaal het kwaad in Charlotte's ziel hebt gebracht, is het enkel een won derkuur, die dat zieltje als een engeltje zoo schoon wascht, en hier verlangden wij een kuur, doch geen wonderkuur. Kan het dan niet ? Het kan, maar niet volgens den normalen gang van zaken ; het is om zoo te zeggen niet natuurlijk, en uw drama was mér treffend geweest, zoo het natuur lijk ware gebleven; uw moraliseeren had meer uitgewerkt zoo uw stokpaardje zijn neiging tot kuren niet geheel had afgeleerd, zoo de les niet ware opgedrongen, doch met besef van de menschelijke onvolkomenheid aangeboden. Doch kan een mensch jokken\ Jamais aux spectatcurs n'offrez rien d'incroijable, zeg ik, en onmiddellijk moet ik erkennen, dat Tine van Berken iets ongelooflijks heeft gedaan en ik voor mij haar dat allerminst kwalijk neem, al vrees ik, al vrees ik ... ik durf het haast niet te zeggen, al vrees ik, dat de meisjes het niets aardig zullen vinden. Madame ! Het komt er al vroeg in, zeggen de wijzen, en gij hebt de wijzen ver onachtzaamd ; gij houdt Amor buiten uw boek en buiten Charlotte's hart! Het engagement en het huwlijk van Truus en Frans tel ik niet; de zoete zonde had men bij uw hoofdpersoon moeten vinden, waar ge een vertelling van het gewone leven maaktet. Mij hindert het niet, want wat er overbleef van het gemoedsleven na aftrek van Amor, met lust en frischheid hebt ge het behan delt, doch waar ge uw jong publiek moets boeien door het zijn eigen leven in uw spiegel te toonen, waarom verbandet gij Amor geheel 'i Want gij hadt hem kunnen toelaten ook zonder dien uiter sten eerbied te schenden, welken wij aan de kinderen zoo gaarne geven. Het komt er al vroeg in, zeggen de wijzen, Madame, en zij zeggen nog iets. Amor, hetzij hij een god is, hetzij slechts een daemon, houdt er niets van om veronachtzaamd to worden, en hij zint op wraak. Nu reeds heeft hij zijn zér verre nicht, de Plicht, opgedragen mij als helper van zijn wraak op te roepen, want ik moet wel berichten, tot inlichting van den lezer, hoe ver ge in uw eerbied voor de jeugd gegaan zijt. En Amor zal maken, dat de meisjes ontevreden zijn, en uw boek niet zoo rnooi vinden, als be hoorde. Doe het nooit meer, Madame. Gun hun het zoete fantasietje; gij haalt het er toch niet uit, zeggen de wijzen, en beter is het onvermij delijke te erkennen, en er mede te doen wat goed is. Tot deze woorden dwingt mij de Plicht, Amor's zeldzame gezellin, en ik moest ze spreken. Doch wat Amor, en wat ook de meisjes mogen zeggen, op mijn erkentelijkheid blijft ge aanspraak hebben. CH. M. VAN DEVENTER. 1) Mijn zusters en II;, door Tine van Berken, geïllustreerd door C. Koppenol. Amsterdam, H. J. W. Becht. BOEKAANKONDIGING. De Geschiedenis der Xuid-Afrikaansclte Itt/mb/iek. aan liet rol/i- rerteld door C. J. VAX DER Loo. Zwolle, Van der Vegt en Mehler. De belangstelling in Transvaalsche zaken, door de gebeurtenissen in het begin van dit jaar zoo krachtig opgewekt, zal zeker velen met ingeno menheid het boek van den heer van der Loo ter hand doen nemen, dat in zg'n beknopten vorm een duidelijk en helder overzicht geeft van de geschiedenis onzer Zuid-Afrikaansche stamverwanten. Mocht die belangstelling later eene tweede uit gave noodig maken, dan zullen de uitgevers ver standig doen door de voor het meerendeel zeer leelijke prentjes weg te laten. Tevens kan dan de »lijst van inteekenaren" wegvallen, die voor de lezers niet de minste waarde heeft. De St. Nicolaas-Catalogus van de heeren J. H. & G. van Heteren onderscheidt zich ook ditjaar weder door fraaie typografische uitvoering. Het pleit voor den goeden smaak der firma, dat zij zooveel zorg besteedt aan eene uitgave, die uit den aard der zaak een tijdelijk karakter heeft. GEORGE in: MAUBIKR. Jiarty Josselin (naar het Engelsch). Amsterdam, L. J. Veen. Het jongste werk van den geestigen Punchteekenaar, evenals zijn Peter Ibbetson en zijn Trilbij door hem zelf geïllustreerd, ontleent eene eigenaardige waarde aan de droevige omstandig heid, dat het eerst kort voor den dood voltooid werd. In boekvorm is het ook in het oorspron kelijk nog niet verschenen ; de goed geslaagde Nederlandsche vertaling houdt gelijken tred met de uitgave in de achtereenvolgende nummers van Ilarper's Magazine. Als --aanbeveling" voegt de uitgever aan deze eerste aflevering een afdruk toe van een artikeltje door den heer Grein in het Handelsblad geschre ven, waarin o. a. wordt beweerd: «Wanneer men gaat uitmeten, welke plaats Du Maurier toekomt in het Pantheon van Victoria's Mannen van beteekenis, dan zal men zijn boeken gerust als ballast over boord kunnen werpen." Wij zijn het met den heer G. slechts in zoover eens, dat ook naar onze meening Du Maurier als teekenaar hooger stond dan als schrijver; daarom behoeven zijn boeken nog niet met eene haast beleedigende geringschatting te worden behandeld. Ook in Jiarty Josselin (The Martian) toont Du Maurier zich een onderhoudend en beminnelijk schrijver, die zijn dubbel talent op smaakvolle wijze gebruikt. iiiiiiiiiiiiiitiniiHmmuiiiiiiiiiiitiiuimiiiiiiuiiiuiiiiiiiiiiiiiHMi 40 c e n t fl per rega]. nimiliiniitllii niiiliiiiitlliiliniiiiuiiii TRA D E MARK. MARTELL'S COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle soliede Wijnhandelaars en bij de representanten HOOIM1 V\Ni\rltltl l\l*:it. te Amsterdam. Prijzen ra af ? 2.50 per FM. H. R AH R te Utrecht. Pianofabriek. Binnen- en Buiten!. Muziekhandel. Amerikaansche Orgels. Ruime kenze in Huurpiano's. MEIJROOS & KALSHOVEN, Arnhem. Piano-, Orgel- en Muziekhandel. Ruime keuze in Huurpiano's.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl