Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1014
DAMEjS.
Twee telüie ten.
Ja, ik heb twee heerlijke dagen doorleefd in
mijne vaderstad; liet waren twee heerlijke dagen
voor mij, de 6e en 7e Sept., de dagen, waarop
gehouden werd het 1ste Nationaal Congres voor
Geheel-Onthouding van Alcoholhoudende dranken.
Wie had dit durven voorspellen, een tiental jaren
terug, dat de onthoudingsbeweging in '9üal zoo
in kracht zou zijn toegenomen, dat een dergelijk
congres zou kunnen worden gehouden, wat meer
zegt: dat het prachtig zou slagen. Want prachtig
geslaagd moet ieder het noemen, die het heeft bij
gewoond, 't zij hij behoorde tot de vele leden of
er aan deelnam als een van de talrijke begun
stigers of toehoorders. Wie van de laatsten, die
deze twee dagen de besprekingen ia de gezellige
concertzaal van Het Gebouw" heeft aangehoord,
wie die zijne oogen heeft laten gaau langs de
dichtbezette stoelenrijen, zal nu nog aan de ont
houding kunnen deuken als aan eene ziekelijke
dweperij, aan de onthouders als aan klein troepje
fanatieken, dat men gerust kan negeereu? Wien
van die toehoorders heeft niet verkwikt de aan
blik van die groote schare mannen en vrouwen
ja, gelukkig, er waren veel vrouwen van allerlei
stand, van allerlei leeftijd, van allerlei godsdienstige
en staatkundige overtuiging, van ontwikkeling
vooral! ondanks dat verschil van overtuiging op
godsdienstig of politiek gebied, elkaar waardeerende
en krachtig saoienwerkeude in den strijd tegen de
zonde van ons volk. Wien heeft niet goedgedaau
dat gezamenlijk voortrokken van den katholieken
priester naast den Jood, van den orthodoxen naast
den modernen predikant, van den clericaal naast
den sociaal-democraat? Wie zag niet met vreugde
in gleichem Schritt und Tritt den soldaat en de
Zondagschoolonderwijzeres, den oud-zeekapitem en
den evangeliedienaar, de professoren in de schei
kunde en de pbysiologie en den ondermeester, den
inspecteur der belastingen en den koopman, den
meester in de recliten en den letterkuudige, den
psychiater en den geneesheer! Trouwens, wie, die
het lijstje van sprekers en spreeksters daar
hebben 4 vrouwen op dit congres het woord ge
voerd ; wie had ook dit durven denken een tiental
jaren terug ook maar gezien heeft, zal nog
schouderophalend durven doodzwijgen de
onthoudingsbeweging.
Ik zal niet beproeven, van alle referaten en
debatten een uitvoerig verslag te leveren. Dit zou
mij niet mogelijk en trouwens ook niet.
gewenscht zijn: ik raakte dan ook niet uitgeschre
ven, evenmin als een der inleiders op het congres
uitgepraat raakte. Ieder had 20 minuten voor
zijn referaat en ieder zou wel 40 minuten en nog
langer aan 't woord hebben willen blijven. (Geen
wonder inderdaad!) Een der inleiders, die toch
zooveel mogelijk wilde zeggen, heeft mij bewon
dering afgedwongen door zijne weergalooze vlug
heid van tong. Behalve hem en Willem vau
Zuijlen geloof ik op 't oogenblik geen Nederlander,
zelfs geene Nederlandsche en de vrouw heeft
immers het brevet van ratelen in staat, om
zooveel woorden te spreken in zoo korte spanne
tijds. Ja, ik geloof, dat Huijgens' beruchte
tandelooze Neel het tegen dezen spreker zou hebben
moeten afleggen. Van de 4 inleidtóm waren er
3 op tijd klaar.
Waar ik dus niet van alle referaten veel zal
kunnen weergeven en zelfs van de gevoerde debat
ten weinig zal kunnen mededeelen, daar kies ik
het wetenschappelijk gedeelte om het uitvoerigst
te bespreken. Ik verheug er mij zeer in, dat de
wetenschap onze beweging zóó komt steunen. Wat
mij persoonlijk aangaat, kon het mij betrekkelijk
weinig schelen, wat de wetenschap over de ont
houding zegt. Ik ben drankbestrijdster geworden
en zal drankbestrijdster blijven op geheel andere
dan wetenschappelijke, op ethische gronden. Omdat
de maatschappelijke drinkgewoonte veel maatschap
pelijke ellende na zich sleept, wil ik niet langer
meedoen aan die gewoonte en alzoo niet langer
medeplichtig zijn aan die ellende, ook al zou ik
mij persoonlijke opofferingen moeten getroosten,
ook al zou de alcohol voor mijn lichaam nuttig
of noodig zijn. Het is het beginsel, dat Ds. De
Koe in zijne rede noemde: //Zuivering van schuil,"
dat aan mijne onthouding ten grondslag ligt, het
zelfde beginsel, dat den geneesheer in de allereerste
plaats tot de onthouding moest brengen, het beginsel,
dat dr. G. C. van Walsem in zijn polemiek gevoerd
met dr. M. W. Pijnappel in het Weekblad van het
Nederlanclsch Tijdschrift voor geneeskunde doet zeggen:
Intusschen zijn wij als geneeskundigen er daar
mede niet af. Wij hebben geholpen om die dwingal
in de menschheid te bevestigen; is het onbillijk,
dat wij van ons zelf vorderen, die dwaling uit te
roeien." (bl. 6/2) en verder: //Het is de quaestie
niet of alcohol in bepaalde gevallen een bruikbaar
geneesmiddel is. Aan deze quaestie kan de genees
kunde eerst met vrucht gaan, als zij vrij geworden
is van den ban der suggestie, die het vormen van
een zeker oordeel in een dergelijk moeilijk thera
peutisch probleem in den weg staat. Bleek metter
daad, dat de alcohol door andere stoffen volledig
vervangen kon worden, dan zou het een voldoen zijn
aan onze schuld tegenover de maatschappij ') hem
ook buiten de medicijukast te houden," (bl. 673).
Maar er zijn er zoovelen, die hier anders over
denken, die onze gelederen niet zullen komen ver
sterken, zoolang ze vreezen hun lichaam of hun
geest door onthouding eeuige schade te zullen
doen. Met het oog op die velen verheugt, het mij,
dat ook de Nederlandsche mannen der wetenschap
komen verkondigen: //De alcohol is absoluut
011uoodig voor den gezonden mensch, en hij is de
oorzaak van veel ziekten, van lichaam, geest en
ziel." Dit verheugt mij vooral, dat de Neder
landsche medici dit algemeen schijnen te erkennen;
immers, de doctoren-inleiders zijn principieel in
't geheel niet bestreden. Dit is inderdaad een
triurnf voor de geheel-onthouding; men mag toch
niet aannemen, dat de Nederland=che
geueesheerentegenstanders zoo lauw zouden zijn, dat geen van
hen althans het eerste gedeelte van dit congres
k««ft bijgewoond, waar het een stuk van hunne
wetenschap gold. Dat niet allen
hun'gemeenschapsplicht gevoelen zóó als dr. van Walsem, dat is
jammer, maar.... verklaarbaar; maar dat zij tegen
over zoo'n belangrijk deel van hun vak onverschillig
zouden staan, dat is niet aan te nemen. Neen,
daar zijn natuurlijk veel
geneesbeeren-tegenstandersvan-geheel-onthouding geweest op het Utrechtsen
congres. Geen van allen heeft gesproken. Ik feliciteer
de medische inleiders (en onze beweging) met
hun succes.
Wegens ongesteldheid van den voorzitter prof.
dr. J. W. Gunning die zou hebben ingeleid:
De pharmaceutische appreciatie van den alcohol
werd het congres geleid door den vice-voorzitter
prof. dr. J. van Rees. In zijne openingsrede zette
deze uiteen, waarom dit congres er een moest zijn
van geheel-onthouders, waarom een samengaan met
de matigheidsmannen niet langer mogelijk is, her
dacht vervolgens wijlen den diepbetreurden ds. Koch,
bracht een woord van warme, welverdiende hulde
aan de beide veteranen der beweging, den meer
dan 80 jarigen ds. Adama van Scheltema en den
ongeveer even ouden prof. Vaïeton en gaf ten
slotte het woord aan den laatsten ouden (maar nog
niet oud-) strijder ter behandeling vau de vraag:
Wat leert ons de geschiedenis aangaande de
matigheidsbeweging?
Ofschoon er altijd is gewaarschuwd tegen dronken
schap en wijngebruik en er reeds onder Israël
verbodswetten hebben bestaan, ofschoon de middel
eeuwen ergerlijke tooueelen genoeg te aanschouwen
hebben gegeven, is eerst in onze 19e eeuw eene
systematische bestrijding van dit kwaad begonnen.
In Januari 1826 werd te Boston voor 't eerst eene
bijeenkomst vau geleerden gehouden met het doel,
het drankmisbruik te gaan bestrijden. Deze ge
leerden, ten onrechte dronkenschap beschouwende
als eene ondeugd, maakten onderscheid tusschen
matigheid en onmatigheid en stelden zich tevreden
met slechts de laatste te bestrijden en wel met
godsdienstig-zedelijke vermaningen. Nadat later de
wetenschap eene andere beschouwing is komen
geven en den alcohol heeft doen kennen als een
vergif, dat de oorzaak is van vele acute en chro
nische ziektegevallen, van de ontaarding en ver
woesting der verschillende organen, is men ook
den alcoholist meer gaan beschouwen als een zieke,
die in bepaalde gestichten moest worden verpleegd,
dan als een zondaar, en is men gaau inzien, dat de
strijd tegen de onmatigheid alleen gevoerd, niet
tot het doel: wegnemen der drankellende, kan voeren.
Na gewezen te hebben op het onzedelijke eeuer
drankbelasting, toont spreker met voorbeelden,
voornamelijk aan verschillende Amerikaansche ver
bodsstaten ontleend, aan, dat wetgevingsmaatregeleu
alleen dan iets tot vermindering van dronkenschap
kunnen bijdragen, wanneer zij door den heerschendeii
geest der bevolking gesteund en door de bevoegde
autoriteiten krachtig gehandhaafd worden. Het
vergunningswetten kan de matigheidsbeweging geen
vrede hebben; verbodswetten daarentegen zullen
zeer veel goeds kunnen doen. Maar het doel zal
alleen dan worden bereikt, wauneer in den boezem
van het volk zelf de bestaande drinkgewoonten
hervormd worden door uitbanning van alles wat
bedwelmt.
Met krachtige stem en even krachtige overtui
ging werd deze rede door den grijsaard voorge
dragen.
De tweede spreker, dr. F. B. Banniug, verkon
digde, dat de resultaten van het physiologiseh on
derzoek in groote tegenspraak zijn met wat algemeen
omtrent de eigenschappen van alcoholische dranken
verkondigd
wordtLangen tijd heeft men op allerlei schijngronden
het gebruik van alcoholische dranken verdedigd.
Physiologische proeven in den laatsten tijd genomen,
hebben een nieuw licht over de zaak geworpen.
En men moet geheel-onthouder of bijna zijn om
niet met de physiologie in botsing te komen.
Noch om den eetlust op te wekken, noch om de
spijsvertering te bevorderen, noch om als voedings
middel of spaarmiddel voor eiwit, noch als middel
ter verwarming kan de alcohol van dienst zijn.
Zoowel de speeksel, als de maagsap en
pancreasspijsvertering worden door het gebruik van alcohol
belemmerd; zelfs bier vertraagt de spijsvertering
en neemt het hongergevoel weg. Wat het op
wekken van den eetlust aangaat, het is eeu feit,
dat juist met de geheel-onthouding de eetlust toe
neemt. Als voedingsmiddel behoeft men den alcohol
waarlijk niet aan te bevelen ; noch om de
goedko.)pte, noch om het onschuldig karakter van deze
voedingsstof (?) Men kan zich even goedkoop met
snippen als met bier voeden; bier is acht maal
zoo duur als brood. Van eiwitbesparing is al even
min sprake bij alcoholgebruik; gaat dit gebruik
gepaard met slechte voeding, dan is algeheele uit
putting het gevolg er van. Vandaar het verschijnsel
dat men in den werkenden stand zoo weinig oude
dronkaards ziet. En buitendien : al zou de a'cohol
eenige waarde als voedingsmiddel hebben, dan nog
zou deze voedingsstof afkeuring verdienen om hare
uadeelige werking op allerlei organen, op de maag
(slepende maagcatarrh), op longen en keel, op de
hersenen, op het hart en op het zenuwstelsel. Het
gezonde hart wordt reeds door een gering gebruik
van alcohol tot grootere werkzaamheid, tot krachts
verspilling aangezet; in grootere hoeve'-lhedcm ge
bruikt, is de alcohol oorzaak van hartziekte, van
hartvervelting vooral. Het ..Münchener bierhart"
is ook in ons land, helaas l bij de medici iiiet
onbekend. Groote schade brengt dit hersen- en
zenuwvergif aan het zenuwgestel toe. Dit geldt
voor kinderen in nog veel sterkere mate dan voor
volwassenen. Kinderen alcoholische dranken te
geven, noemt zelfs de tegenstander der
geheelonthouding eene misdaad. Aan de werking van
den alcohol op het zenuwstelsel is voor een groot
deel de degeneratie op zedelijk gebied toe te schrij
ven. Reeds door de geringe werking van 2 tot ?!<
glazen bier daags wordt liet geestelijk en zedelijk
niveau verlaagd. Als genotmiddel ten slotte mag
deze stof absoluut niet worden gebruikt, die mis
schien nog gevaarlijker is, dan opinm en morphine.
't Is trouwens een eigenaardig smaakje, dat smaakje
nn-de-siècle van den drinker; een mengseltje van
wonderolie, salpeterzuur en kokosolie geniet hij als
vieux cognac". Zulke genotmiddelen schenkt men
zelfs zijn vijanden niet. En een New-Foundlander
zou er wel lekker voor bedanken.
Dat dr. Banning toe de conclusie kwam : Het
is vooral de taak des geneesheers het volk over
den waren aard en de werking van alcoholische
dranken voor te lichten" zal niemand verwonderen.
Hierna verkreeg het woord Prof. Dr. J. van Rees.
Wat de ervaringen, sedert meer dan een halve
eeuw opgedaan, onafhankelijk van het ras, in on
derscheidene landen en onder verschillende omstan
digheden (klimaat, gewoonten, graad van oefening)
ten duidelijkste hebben aangetoond, n.l. dat zelfs
matig gebruik van alcoholhoudende dranken op de
krachtsontwikkeling bij min of meer regelmatigen
spierarbeid een ongunstigen invloed uitoefent, heb
ben wetenschappelijk onderzoekingen bevestigd,
ook voor de enkele spier of groepen van spieren.
De beschrijving van het toestelletje, waarmee de
wetenschap deze onderzoekingen heeft gedaan en
eene breede uiteenzetting van de genomen proeven
zal ik hier niet geven. Niet, omdat dit niet zeer
interessant is, maar om niet al te veel van den
tijd en het geduld mijner lezers en lezeressen te
vergen. Ik geef slechts de conclusies, die uit het
betoog van den heer Van Rees zijn af te leiden
en die tevens duidelijk practisch nut hebben.
Eene frissche, niet vermoeide spier of een derge
lijk complex van spieren, dus ook: een frisch, niet
vermoeid mensch, zal, reeds bij een eenmalig ma
tig alcoholgebruik (4 5 gram in den vorm van
sterke dranken, b.v. kirschwasser, 10?12 gram in
den vorm van bier) schijnbaar tot meer (alcoholil
lusie), inderdaad tot minder krachtsontwikkeling
in staat zijn.
Voor eeue uitgeputte spier of een groep uitge
putte spieren, dus ook: voor een uitgeput mensch
is rust het eenige middel tot herstel van krachten.
Het gebruik van alcohol bij uitputting heeft ten
gevolge eene plotselinge opflikkering van kracht
(nooit: herstel van krachten), die spoedig wordt
gevolgd door eene groote reactie. Betere resul
taten dan het gebruik van alcohol geven in zoo'n
geval het gebruik van eene geringe hoeveelheid
suiker of de massage der spier (respectievelijk
spieren) gedurende eenige minuten. De alcohol,
dien de uitgeputte arbeider gebruikt, doet denzelfden
dienst als de zweepslag bij het uitgeputte paard.
Beide leiden tot eene bovenmatige krachtsontwik
keling, die door nog grooter uitputting wordt
gevolgd.
(Slot volgt). BEKTIIA. VAX 'T STICHT.
') De cursiveering is van do schr.
lialtuilct. Chrysanthe.nw.ms.
Piloemriuen. Edelweiss. Koningin
Victoria. Potpoiirri. Recepten.
Eanige wintera heeft men de jonge meisjes
zelfs op bals en soirees in zware stoffen gekleed ;
satijn, bengaline, faille, liefst gevoerd en met
randen van paardehaar en fibre chamois ver
zwaard, waren mode. Dit is weer voorby; dit jaar
zal luchtig en transparant het wachtwoord zijn.
Tulle, krip en gaas zijn de aangewezen stoffen;
maar de fabrieken hebben er heel wat afwisseling
in gebracht. Het gaas wordt gevarieerd met strepen
van satyn, moiré, gegauffreerd crëpon, nu eens
breeder, dan smaller, nu eens op gelijke afstanden dan
onregelmatig, nu eens als smalle linten met franje j
omzoomd, dan als haartijne koordjes op het door- ,;
schijnend gaas. Bon wet heerscht daarbij: d« j
strepen hebben de kleur van de stof; geen ge
kleurde strepen meer op witten of anderen grond.
Voor bloempatronen (gedrukt, geschilderd of
gebrocheerd) geldt dit nief, maar die zijn dit
jaar in de minderheid.
Jonge vrouwen dragen behalve dit ook Liberty
satijn, bengaline, gemoireerd olienne, taf; de
gebrocheerde zijde, het fluweel, het moiré, die
vorige jaren ook door jonge vrouwen gedragen
werden, laat men nu weer aan de ouderen over,
en zelfs deze kiezen niet al te donkere tinten.
Alle baltoiletten hebben dit jaar de schouders
bedekt; onder de meest fantastische arrangementen
wordt van alle de voering a la Louis XV gemaakt;
dit is gemakkelijk sluitend, en stelt de draagster,
met het mildste décolleté, niet aan eea slordig
corsage bloot.
* *
*
Men begint al te klagen dat
chrysanthemumtentoonstellingen te veel op elkaar gelyken. Er
schijnt niets nieuws meer te vinden te zijn dan
steeds grootere bloemen ; de eenige soort, waarin
meer volmaaktheid verkregen wordt dan vorige
jaren is die der donzige of pluimige
chrysanthemums, eene soort waarvan de eerste exemplaren
nog geen tien jaar geleden uit Japan zijn over
gebracht. Nog wordt beweerd, dat de Japanners
op geheime plaatsen in de binnenlanden of in
afgesloten keizerlijke tuinen een soort kweeken
die hier nog onbekend is. een grijsblauwe,
aschblauwe chrysanthemum. Niemand heeft haar ooit
gezien, maar men vindt haar op vazen afgebeeld.
De mogelijkheid is intusschen niet uitgesloten
dat dit aan de fantasie van den schilder ten be
hoeve van de kleurharmonie of zelfs doodeen
voudig aan een toeval van kleurverandering bij
het porcelein bakken is toe te schrijven. Men
kan eigenlijk ook vragen, evenals by' de groene
roos, wat men er aan hebben zou, al vond men
ze. Roode rozen en gele en witte chrysanthemums
zijn zoo mooi als men ze maar begeeren kan.
* *
lii het fraaie bloemenmagazijn van de
maatj schappij Corona (firma Groenewegen) op de
Reguliersbreestraat is een nieuwe verzameling
vazen, voetstukken, bloembakken enz. tentoon
gesteld, afkomstig uit de Manufacture de f'aïences
décoratives te Hasselt. In verschillende vormen,
hooge slanke en breede platte vazen, piedestals
als zuilen of als draken, eenvoudige halve tonnen
of met allerlei relief en sommige nog gedecoreerd.
doet zich het glasachtig geëmailleerde'aardewerk
voor; de tinten zyn groenblauw, mosgroen,
granietrood, paarsrood, groenbruin, of gevlamd, ge
aderd, gekorreld, gemoireerd, genuanceerd, maar
altoos zoo, dat ze aan het groen der planten en
de kleur der bloemen geen kwaad doen. De
prijzen zijn, de groote afmetingen in aanmerking
genomen, niet hoog.
*
* *
Wat is de gevaarlijkste plant ? Aan het gebruik
van vergiftige kruiden sterven zeker nu en dan
wel eenige menschen en kinderen, maar zoowel
de zonen der wildernis als de inwoners der
beschaafde wereld passen in den regel vry wel
op, wat zy in den mond steken. Nu en dan
kruipt onder de bl&uwbessen of tusschen de
bramen uit een kleine donkere adder en geeft
den onvoorzichtigen snoeper een steek die
doodelijk worden kan. Maar gevaarlyker dan deze
allen is de gezochte plant, die hooger dan de
diepblauwe klokken, de alpenrozen en de gen
tianen groeit, het onschuldige reine teedere
Edelweiss.
Weet men dat er jaarlyks niet minder dan
vijftig Edelweissplukkers, toeristen of^plukkera
van beroep, omkomen ?
Dit gevaar verhoogt de kostbaarheid der plant,
maar doet ze ook te meer begeeren, zoodat reeds
geheele plateaux, de best bereikbare, geheel kaal
geplukt en uitgeroeid zijn. Reeds twintig jaar
geleden werden er te Innsbrück meer dan 50,000
Edelweissplantjes 's jaars verkocht, en bij de
reismanie, die steeds toeneemt, zou er sinds lang
geen plantje meer over zijn, als niet van twee
kanten het Edelweiss beschermd werd. Vooreerst
heeft de Oostenrijksche regeering door een aantal
verbodsbepalingen en het afsluiten van enkele
berggedeelten getracht de verwoesting te stuiten
en de Zwitsersche heeft haar voorbeeld gevolgd;
ten andere hebben eenige voorzichtige kweekers
de gewoonten en behoeften van het Edelweiss
bespied, en tuinen aangelegd, die jaarlijks voor
den verkoop reeds duizenden bloemen leveren.
De voornaamste kweekerijen zyn die van de
firma's Jakel. Straussgittel en Mazera te
UnterPreth, een plaatsje in het Koritznitzadal, achter
den Predil. Volgens de Klagenfurter Zeitung is
die zaak eene geldwinning. De handelaars hebben
echter veel jonge planten noodig, en koopen die
bij mandenvol van de inwoners van het Italiaansche
dorpje Resia, dat er geheel van leeft.
* *
Koningin Victoria is buitengewoon matig. Zy
neemt geen deel aan het middagmaal, en eet
alleen tusschen een en twee uur een paar
coteletten, een stukje schapeiibout of wat kip, zeer
eenvoudig klaargemaakt, ofschoon het in een
gouden servies gediend wordt. Toch bespreekt
de koningin iederen morgen het menu voor het
diner der koninklijke familie uitvoerig in het
Fransch met de Franschen chef de cuisine; ook
woont zij het diner by, maar zonder te eten.
Als de koningin ongesteld of afwezig is, neemt
prinses Beatrice de zaak over, en vroeger mocht
ook prins Henry van Battenberg, die zeer by
zy'ne schoonmoeder in gunst was, er wel eens
voor zorgen.
* *
*
Potpourri. Men weet dat het in de zeventiende
en achttiende eeuw in Frankrijk mode was, in
vazen op schoorsteenmantels of in hrüle- parfums
een »potpourri" te onderhouden, een mengsel van
rozebladen, kruidnagelen, muskus, verschillende
zaden, schyfjes reukhout, citroenschil enz. alles
met zout doormengd en met reukwater begoten.
Deze mode komt weer op. De oude beroemde
recepten zijn te omslachtig en een aantal van
de oude odeurs, muskus, ambregris, lavendel, wil
men niet zoo sterk meer; een nieuw recept is het
volgende:
Men neemt voor 30 centen borax, voor 30 cen
ten muskus, voor 10 centen kruidnagelen. V* pond
salpeter, Vz pond grof zout, en wat fijn zout,
mengt het dooreen en voegt er wat laurier
bladen en lavendelbloesem by. Dan plukt men
de bladen van een menigte damascusrozen, wrijft
ze goed met zout in, en doet evenzoo met alle
andere bloemen, jasmijn, acacia, of welke andere
geurende bloemen men er bij wil voegen. Men
moet steeds zorg dragen, bij iedere bijvoeging
de bloemenpekel om te roeren en, mocht ze
opdrogen, er zout bij te voegen.
* *
*
Siciliaanschc pudding. Men smelt l/* pond
versehe boter en laat ze langzaam bekoelen, dan
giet men ze op twee eierdooiers en een eiwit,
geklopt, voegt er 1/4 pond suiker by en wat
amandelen. Men legt in een blikken bakschotel
een laag van feuilletódeeg met opstaanden rand,
vult dat met een of twee soorten confituren, giet
het mengsel hierover heen, en bakt tot het gaar
is. Dan spreidt men er terstond het wit van twee
eieren a Ja ncige geklopt over heen; en zeeft
er zoolang fijngepoederde suiker over, tot het
sneeuwwit ziet. Men laat het dan een paar mi
nuten in een koelen oven staan, of voor het vuur,
om hard te worden, en steekt dan als versiering
amandelen, van de schil ontdaan, in figuren over
de oppervlakte.
Gai-nalcnsoep. Ingrediënten L)]/J liter
vischbouillon, l liter garnalen, '2 ons broodkruim, een
beetje anchovy sauce (in flesschen in den
comestibleswinkel), V* liter azijn en kruideryen.
Men maakt den bouillon door een kleinen
verschen schelvisch te koken in ongeveer 3 liters
water; de gepelde Rarnalen zet men een half
uur met wat foelie, V* liter azy'n, en een kwart
liter vischbouillon in eene sauspan te warmen;
dan giet men de overige bouillon met de azy'n
waarin do garnalen gewarmd zijn, in een kastrol,
maakt de garnalen met het broodkruim in een
vijzel lijn, giet ze door een zeef, en mengt ze
langzamerhand door de soep ; men voege er dan
wat ansjovissaus, zont en peper bij. Verlangt
men de soep wat dikker, dan bindt men ZB m«t
wat meel.
E?e.