De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 29 november pagina 6

29 november 1896 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1014 DAMEjS. Twee telüie ten. Ja, ik heb twee heerlijke dagen doorleefd in mijne vaderstad; liet waren twee heerlijke dagen voor mij, de 6e en 7e Sept., de dagen, waarop gehouden werd het 1ste Nationaal Congres voor Geheel-Onthouding van Alcoholhoudende dranken. Wie had dit durven voorspellen, een tiental jaren terug, dat de onthoudingsbeweging in '9üal zoo in kracht zou zijn toegenomen, dat een dergelijk congres zou kunnen worden gehouden, wat meer zegt: dat het prachtig zou slagen. Want prachtig geslaagd moet ieder het noemen, die het heeft bij gewoond, 't zij hij behoorde tot de vele leden of er aan deelnam als een van de talrijke begun stigers of toehoorders. Wie van de laatsten, die deze twee dagen de besprekingen ia de gezellige concertzaal van Het Gebouw" heeft aangehoord, wie die zijne oogen heeft laten gaau langs de dichtbezette stoelenrijen, zal nu nog aan de ont houding kunnen deuken als aan eene ziekelijke dweperij, aan de onthouders als aan klein troepje fanatieken, dat men gerust kan negeereu? Wien van die toehoorders heeft niet verkwikt de aan blik van die groote schare mannen en vrouwen ja, gelukkig, er waren veel vrouwen van allerlei stand, van allerlei leeftijd, van allerlei godsdienstige en staatkundige overtuiging, van ontwikkeling vooral! ondanks dat verschil van overtuiging op godsdienstig of politiek gebied, elkaar waardeerende en krachtig saoienwerkeude in den strijd tegen de zonde van ons volk. Wien heeft niet goedgedaau dat gezamenlijk voortrokken van den katholieken priester naast den Jood, van den orthodoxen naast den modernen predikant, van den clericaal naast den sociaal-democraat? Wie zag niet met vreugde in gleichem Schritt und Tritt den soldaat en de Zondagschoolonderwijzeres, den oud-zeekapitem en den evangeliedienaar, de professoren in de schei kunde en de pbysiologie en den ondermeester, den inspecteur der belastingen en den koopman, den meester in de recliten en den letterkuudige, den psychiater en den geneesheer! Trouwens, wie, die het lijstje van sprekers en spreeksters daar hebben 4 vrouwen op dit congres het woord ge voerd ; wie had ook dit durven denken een tiental jaren terug ook maar gezien heeft, zal nog schouderophalend durven doodzwijgen de onthoudingsbeweging. Ik zal niet beproeven, van alle referaten en debatten een uitvoerig verslag te leveren. Dit zou mij niet mogelijk en trouwens ook niet. gewenscht zijn: ik raakte dan ook niet uitgeschre ven, evenmin als een der inleiders op het congres uitgepraat raakte. Ieder had 20 minuten voor zijn referaat en ieder zou wel 40 minuten en nog langer aan 't woord hebben willen blijven. (Geen wonder inderdaad!) Een der inleiders, die toch zooveel mogelijk wilde zeggen, heeft mij bewon dering afgedwongen door zijne weergalooze vlug heid van tong. Behalve hem en Willem vau Zuijlen geloof ik op 't oogenblik geen Nederlander, zelfs geene Nederlandsche en de vrouw heeft immers het brevet van ratelen in staat, om zooveel woorden te spreken in zoo korte spanne tijds. Ja, ik geloof, dat Huijgens' beruchte tandelooze Neel het tegen dezen spreker zou hebben moeten afleggen. Van de 4 inleidtóm waren er 3 op tijd klaar. Waar ik dus niet van alle referaten veel zal kunnen weergeven en zelfs van de gevoerde debat ten weinig zal kunnen mededeelen, daar kies ik het wetenschappelijk gedeelte om het uitvoerigst te bespreken. Ik verheug er mij zeer in, dat de wetenschap onze beweging zóó komt steunen. Wat mij persoonlijk aangaat, kon het mij betrekkelijk weinig schelen, wat de wetenschap over de ont houding zegt. Ik ben drankbestrijdster geworden en zal drankbestrijdster blijven op geheel andere dan wetenschappelijke, op ethische gronden. Omdat de maatschappelijke drinkgewoonte veel maatschap pelijke ellende na zich sleept, wil ik niet langer meedoen aan die gewoonte en alzoo niet langer medeplichtig zijn aan die ellende, ook al zou ik mij persoonlijke opofferingen moeten getroosten, ook al zou de alcohol voor mijn lichaam nuttig of noodig zijn. Het is het beginsel, dat Ds. De Koe in zijne rede noemde: //Zuivering van schuil," dat aan mijne onthouding ten grondslag ligt, het zelfde beginsel, dat den geneesheer in de allereerste plaats tot de onthouding moest brengen, het beginsel, dat dr. G. C. van Walsem in zijn polemiek gevoerd met dr. M. W. Pijnappel in het Weekblad van het Nederlanclsch Tijdschrift voor geneeskunde doet zeggen: Intusschen zijn wij als geneeskundigen er daar mede niet af. Wij hebben geholpen om die dwingal in de menschheid te bevestigen; is het onbillijk, dat wij van ons zelf vorderen, die dwaling uit te roeien." (bl. 6/2) en verder: //Het is de quaestie niet of alcohol in bepaalde gevallen een bruikbaar geneesmiddel is. Aan deze quaestie kan de genees kunde eerst met vrucht gaan, als zij vrij geworden is van den ban der suggestie, die het vormen van een zeker oordeel in een dergelijk moeilijk thera peutisch probleem in den weg staat. Bleek metter daad, dat de alcohol door andere stoffen volledig vervangen kon worden, dan zou het een voldoen zijn aan onze schuld tegenover de maatschappij ') hem ook buiten de medicijukast te houden," (bl. 673). Maar er zijn er zoovelen, die hier anders over denken, die onze gelederen niet zullen komen ver sterken, zoolang ze vreezen hun lichaam of hun geest door onthouding eeuige schade te zullen doen. Met het oog op die velen verheugt, het mij, dat ook de Nederlandsche mannen der wetenschap komen verkondigen: //De alcohol is absoluut 011uoodig voor den gezonden mensch, en hij is de oorzaak van veel ziekten, van lichaam, geest en ziel." Dit verheugt mij vooral, dat de Neder landsche medici dit algemeen schijnen te erkennen; immers, de doctoren-inleiders zijn principieel in 't geheel niet bestreden. Dit is inderdaad een triurnf voor de geheel-onthouding; men mag toch niet aannemen, dat de Nederland=che geueesheerentegenstanders zoo lauw zouden zijn, dat geen van hen althans het eerste gedeelte van dit congres k««ft bijgewoond, waar het een stuk van hunne wetenschap gold. Dat niet allen hun'gemeenschapsplicht gevoelen zóó als dr. van Walsem, dat is jammer, maar.... verklaarbaar; maar dat zij tegen over zoo'n belangrijk deel van hun vak onverschillig zouden staan, dat is niet aan te nemen. Neen, daar zijn natuurlijk veel geneesbeeren-tegenstandersvan-geheel-onthouding geweest op het Utrechtsen congres. Geen van allen heeft gesproken. Ik feliciteer de medische inleiders (en onze beweging) met hun succes. Wegens ongesteldheid van den voorzitter prof. dr. J. W. Gunning die zou hebben ingeleid: De pharmaceutische appreciatie van den alcohol werd het congres geleid door den vice-voorzitter prof. dr. J. van Rees. In zijne openingsrede zette deze uiteen, waarom dit congres er een moest zijn van geheel-onthouders, waarom een samengaan met de matigheidsmannen niet langer mogelijk is, her dacht vervolgens wijlen den diepbetreurden ds. Koch, bracht een woord van warme, welverdiende hulde aan de beide veteranen der beweging, den meer dan 80 jarigen ds. Adama van Scheltema en den ongeveer even ouden prof. Vaïeton en gaf ten slotte het woord aan den laatsten ouden (maar nog niet oud-) strijder ter behandeling vau de vraag: Wat leert ons de geschiedenis aangaande de matigheidsbeweging? Ofschoon er altijd is gewaarschuwd tegen dronken schap en wijngebruik en er reeds onder Israël verbodswetten hebben bestaan, ofschoon de middel eeuwen ergerlijke tooueelen genoeg te aanschouwen hebben gegeven, is eerst in onze 19e eeuw eene systematische bestrijding van dit kwaad begonnen. In Januari 1826 werd te Boston voor 't eerst eene bijeenkomst vau geleerden gehouden met het doel, het drankmisbruik te gaan bestrijden. Deze ge leerden, ten onrechte dronkenschap beschouwende als eene ondeugd, maakten onderscheid tusschen matigheid en onmatigheid en stelden zich tevreden met slechts de laatste te bestrijden en wel met godsdienstig-zedelijke vermaningen. Nadat later de wetenschap eene andere beschouwing is komen geven en den alcohol heeft doen kennen als een vergif, dat de oorzaak is van vele acute en chro nische ziektegevallen, van de ontaarding en ver woesting der verschillende organen, is men ook den alcoholist meer gaan beschouwen als een zieke, die in bepaalde gestichten moest worden verpleegd, dan als een zondaar, en is men gaau inzien, dat de strijd tegen de onmatigheid alleen gevoerd, niet tot het doel: wegnemen der drankellende, kan voeren. Na gewezen te hebben op het onzedelijke eeuer drankbelasting, toont spreker met voorbeelden, voornamelijk aan verschillende Amerikaansche ver bodsstaten ontleend, aan, dat wetgevingsmaatregeleu alleen dan iets tot vermindering van dronkenschap kunnen bijdragen, wanneer zij door den heerschendeii geest der bevolking gesteund en door de bevoegde autoriteiten krachtig gehandhaafd worden. Het vergunningswetten kan de matigheidsbeweging geen vrede hebben; verbodswetten daarentegen zullen zeer veel goeds kunnen doen. Maar het doel zal alleen dan worden bereikt, wauneer in den boezem van het volk zelf de bestaande drinkgewoonten hervormd worden door uitbanning van alles wat bedwelmt. Met krachtige stem en even krachtige overtui ging werd deze rede door den grijsaard voorge dragen. De tweede spreker, dr. F. B. Banniug, verkon digde, dat de resultaten van het physiologiseh on derzoek in groote tegenspraak zijn met wat algemeen omtrent de eigenschappen van alcoholische dranken verkondigd wordtLangen tijd heeft men op allerlei schijngronden het gebruik van alcoholische dranken verdedigd. Physiologische proeven in den laatsten tijd genomen, hebben een nieuw licht over de zaak geworpen. En men moet geheel-onthouder of bijna zijn om niet met de physiologie in botsing te komen. Noch om den eetlust op te wekken, noch om de spijsvertering te bevorderen, noch om als voedings middel of spaarmiddel voor eiwit, noch als middel ter verwarming kan de alcohol van dienst zijn. Zoowel de speeksel, als de maagsap en pancreasspijsvertering worden door het gebruik van alcohol belemmerd; zelfs bier vertraagt de spijsvertering en neemt het hongergevoel weg. Wat het op wekken van den eetlust aangaat, het is eeu feit, dat juist met de geheel-onthouding de eetlust toe neemt. Als voedingsmiddel behoeft men den alcohol waarlijk niet aan te bevelen ; noch om de goedko.)pte, noch om het onschuldig karakter van deze voedingsstof (?) Men kan zich even goedkoop met snippen als met bier voeden; bier is acht maal zoo duur als brood. Van eiwitbesparing is al even min sprake bij alcoholgebruik; gaat dit gebruik gepaard met slechte voeding, dan is algeheele uit putting het gevolg er van. Vandaar het verschijnsel dat men in den werkenden stand zoo weinig oude dronkaards ziet. En buitendien : al zou de a'cohol eenige waarde als voedingsmiddel hebben, dan nog zou deze voedingsstof afkeuring verdienen om hare uadeelige werking op allerlei organen, op de maag (slepende maagcatarrh), op longen en keel, op de hersenen, op het hart en op het zenuwstelsel. Het gezonde hart wordt reeds door een gering gebruik van alcohol tot grootere werkzaamheid, tot krachts verspilling aangezet; in grootere hoeve'-lhedcm ge bruikt, is de alcohol oorzaak van hartziekte, van hartvervelting vooral. Het ..Münchener bierhart" is ook in ons land, helaas l bij de medici iiiet onbekend. Groote schade brengt dit hersen- en zenuwvergif aan het zenuwgestel toe. Dit geldt voor kinderen in nog veel sterkere mate dan voor volwassenen. Kinderen alcoholische dranken te geven, noemt zelfs de tegenstander der geheelonthouding eene misdaad. Aan de werking van den alcohol op het zenuwstelsel is voor een groot deel de degeneratie op zedelijk gebied toe te schrij ven. Reeds door de geringe werking van 2 tot ?!< glazen bier daags wordt liet geestelijk en zedelijk niveau verlaagd. Als genotmiddel ten slotte mag deze stof absoluut niet worden gebruikt, die mis schien nog gevaarlijker is, dan opinm en morphine. 't Is trouwens een eigenaardig smaakje, dat smaakje nn-de-siècle van den drinker; een mengseltje van wonderolie, salpeterzuur en kokosolie geniet hij als vieux cognac". Zulke genotmiddelen schenkt men zelfs zijn vijanden niet. En een New-Foundlander zou er wel lekker voor bedanken. Dat dr. Banning toe de conclusie kwam : Het is vooral de taak des geneesheers het volk over den waren aard en de werking van alcoholische dranken voor te lichten" zal niemand verwonderen. Hierna verkreeg het woord Prof. Dr. J. van Rees. Wat de ervaringen, sedert meer dan een halve eeuw opgedaan, onafhankelijk van het ras, in on derscheidene landen en onder verschillende omstan digheden (klimaat, gewoonten, graad van oefening) ten duidelijkste hebben aangetoond, n.l. dat zelfs matig gebruik van alcoholhoudende dranken op de krachtsontwikkeling bij min of meer regelmatigen spierarbeid een ongunstigen invloed uitoefent, heb ben wetenschappelijk onderzoekingen bevestigd, ook voor de enkele spier of groepen van spieren. De beschrijving van het toestelletje, waarmee de wetenschap deze onderzoekingen heeft gedaan en eene breede uiteenzetting van de genomen proeven zal ik hier niet geven. Niet, omdat dit niet zeer interessant is, maar om niet al te veel van den tijd en het geduld mijner lezers en lezeressen te vergen. Ik geef slechts de conclusies, die uit het betoog van den heer Van Rees zijn af te leiden en die tevens duidelijk practisch nut hebben. Eene frissche, niet vermoeide spier of een derge lijk complex van spieren, dus ook: een frisch, niet vermoeid mensch, zal, reeds bij een eenmalig ma tig alcoholgebruik (4 5 gram in den vorm van sterke dranken, b.v. kirschwasser, 10?12 gram in den vorm van bier) schijnbaar tot meer (alcoholil lusie), inderdaad tot minder krachtsontwikkeling in staat zijn. Voor eeue uitgeputte spier of een groep uitge putte spieren, dus ook: voor een uitgeput mensch is rust het eenige middel tot herstel van krachten. Het gebruik van alcohol bij uitputting heeft ten gevolge eene plotselinge opflikkering van kracht (nooit: herstel van krachten), die spoedig wordt gevolgd door eene groote reactie. Betere resul taten dan het gebruik van alcohol geven in zoo'n geval het gebruik van eene geringe hoeveelheid suiker of de massage der spier (respectievelijk spieren) gedurende eenige minuten. De alcohol, dien de uitgeputte arbeider gebruikt, doet denzelfden dienst als de zweepslag bij het uitgeputte paard. Beide leiden tot eene bovenmatige krachtsontwik keling, die door nog grooter uitputting wordt gevolgd. (Slot volgt). BEKTIIA. VAX 'T STICHT. ') De cursiveering is van do schr. lialtuilct. Chrysanthe.nw.ms. Piloemriuen. Edelweiss. Koningin Victoria. Potpoiirri. Recepten. Eanige wintera heeft men de jonge meisjes zelfs op bals en soirees in zware stoffen gekleed ; satijn, bengaline, faille, liefst gevoerd en met randen van paardehaar en fibre chamois ver zwaard, waren mode. Dit is weer voorby; dit jaar zal luchtig en transparant het wachtwoord zijn. Tulle, krip en gaas zijn de aangewezen stoffen; maar de fabrieken hebben er heel wat afwisseling in gebracht. Het gaas wordt gevarieerd met strepen van satyn, moiré, gegauffreerd crëpon, nu eens breeder, dan smaller, nu eens op gelijke afstanden dan onregelmatig, nu eens als smalle linten met franje j omzoomd, dan als haartijne koordjes op het door- ,; schijnend gaas. Bon wet heerscht daarbij: d« j strepen hebben de kleur van de stof; geen ge kleurde strepen meer op witten of anderen grond. Voor bloempatronen (gedrukt, geschilderd of gebrocheerd) geldt dit nief, maar die zijn dit jaar in de minderheid. Jonge vrouwen dragen behalve dit ook Liberty satijn, bengaline, gemoireerd olienne, taf; de gebrocheerde zijde, het fluweel, het moiré, die vorige jaren ook door jonge vrouwen gedragen werden, laat men nu weer aan de ouderen over, en zelfs deze kiezen niet al te donkere tinten. Alle baltoiletten hebben dit jaar de schouders bedekt; onder de meest fantastische arrangementen wordt van alle de voering a la Louis XV gemaakt; dit is gemakkelijk sluitend, en stelt de draagster, met het mildste décolleté, niet aan eea slordig corsage bloot. * * * Men begint al te klagen dat chrysanthemumtentoonstellingen te veel op elkaar gelyken. Er schijnt niets nieuws meer te vinden te zijn dan steeds grootere bloemen ; de eenige soort, waarin meer volmaaktheid verkregen wordt dan vorige jaren is die der donzige of pluimige chrysanthemums, eene soort waarvan de eerste exemplaren nog geen tien jaar geleden uit Japan zijn over gebracht. Nog wordt beweerd, dat de Japanners op geheime plaatsen in de binnenlanden of in afgesloten keizerlijke tuinen een soort kweeken die hier nog onbekend is. een grijsblauwe, aschblauwe chrysanthemum. Niemand heeft haar ooit gezien, maar men vindt haar op vazen afgebeeld. De mogelijkheid is intusschen niet uitgesloten dat dit aan de fantasie van den schilder ten be hoeve van de kleurharmonie of zelfs doodeen voudig aan een toeval van kleurverandering bij het porcelein bakken is toe te schrijven. Men kan eigenlijk ook vragen, evenals by' de groene roos, wat men er aan hebben zou, al vond men ze. Roode rozen en gele en witte chrysanthemums zijn zoo mooi als men ze maar begeeren kan. * * lii het fraaie bloemenmagazijn van de maatj schappij Corona (firma Groenewegen) op de Reguliersbreestraat is een nieuwe verzameling vazen, voetstukken, bloembakken enz. tentoon gesteld, afkomstig uit de Manufacture de f'aïences décoratives te Hasselt. In verschillende vormen, hooge slanke en breede platte vazen, piedestals als zuilen of als draken, eenvoudige halve tonnen of met allerlei relief en sommige nog gedecoreerd. doet zich het glasachtig geëmailleerde'aardewerk voor; de tinten zyn groenblauw, mosgroen, granietrood, paarsrood, groenbruin, of gevlamd, ge aderd, gekorreld, gemoireerd, genuanceerd, maar altoos zoo, dat ze aan het groen der planten en de kleur der bloemen geen kwaad doen. De prijzen zijn, de groote afmetingen in aanmerking genomen, niet hoog. * * * Wat is de gevaarlijkste plant ? Aan het gebruik van vergiftige kruiden sterven zeker nu en dan wel eenige menschen en kinderen, maar zoowel de zonen der wildernis als de inwoners der beschaafde wereld passen in den regel vry wel op, wat zy in den mond steken. Nu en dan kruipt onder de bl&uwbessen of tusschen de bramen uit een kleine donkere adder en geeft den onvoorzichtigen snoeper een steek die doodelijk worden kan. Maar gevaarlyker dan deze allen is de gezochte plant, die hooger dan de diepblauwe klokken, de alpenrozen en de gen tianen groeit, het onschuldige reine teedere Edelweiss. Weet men dat er jaarlyks niet minder dan vijftig Edelweissplukkers, toeristen of^plukkera van beroep, omkomen ? Dit gevaar verhoogt de kostbaarheid der plant, maar doet ze ook te meer begeeren, zoodat reeds geheele plateaux, de best bereikbare, geheel kaal geplukt en uitgeroeid zijn. Reeds twintig jaar geleden werden er te Innsbrück meer dan 50,000 Edelweissplantjes 's jaars verkocht, en bij de reismanie, die steeds toeneemt, zou er sinds lang geen plantje meer over zijn, als niet van twee kanten het Edelweiss beschermd werd. Vooreerst heeft de Oostenrijksche regeering door een aantal verbodsbepalingen en het afsluiten van enkele berggedeelten getracht de verwoesting te stuiten en de Zwitsersche heeft haar voorbeeld gevolgd; ten andere hebben eenige voorzichtige kweekers de gewoonten en behoeften van het Edelweiss bespied, en tuinen aangelegd, die jaarlijks voor den verkoop reeds duizenden bloemen leveren. De voornaamste kweekerijen zyn die van de firma's Jakel. Straussgittel en Mazera te UnterPreth, een plaatsje in het Koritznitzadal, achter den Predil. Volgens de Klagenfurter Zeitung is die zaak eene geldwinning. De handelaars hebben echter veel jonge planten noodig, en koopen die bij mandenvol van de inwoners van het Italiaansche dorpje Resia, dat er geheel van leeft. * * Koningin Victoria is buitengewoon matig. Zy neemt geen deel aan het middagmaal, en eet alleen tusschen een en twee uur een paar coteletten, een stukje schapeiibout of wat kip, zeer eenvoudig klaargemaakt, ofschoon het in een gouden servies gediend wordt. Toch bespreekt de koningin iederen morgen het menu voor het diner der koninklijke familie uitvoerig in het Fransch met de Franschen chef de cuisine; ook woont zij het diner by, maar zonder te eten. Als de koningin ongesteld of afwezig is, neemt prinses Beatrice de zaak over, en vroeger mocht ook prins Henry van Battenberg, die zeer by zy'ne schoonmoeder in gunst was, er wel eens voor zorgen. * * * Potpourri. Men weet dat het in de zeventiende en achttiende eeuw in Frankrijk mode was, in vazen op schoorsteenmantels of in hrüle- parfums een »potpourri" te onderhouden, een mengsel van rozebladen, kruidnagelen, muskus, verschillende zaden, schyfjes reukhout, citroenschil enz. alles met zout doormengd en met reukwater begoten. Deze mode komt weer op. De oude beroemde recepten zijn te omslachtig en een aantal van de oude odeurs, muskus, ambregris, lavendel, wil men niet zoo sterk meer; een nieuw recept is het volgende: Men neemt voor 30 centen borax, voor 30 cen ten muskus, voor 10 centen kruidnagelen. V* pond salpeter, Vz pond grof zout, en wat fijn zout, mengt het dooreen en voegt er wat laurier bladen en lavendelbloesem by. Dan plukt men de bladen van een menigte damascusrozen, wrijft ze goed met zout in, en doet evenzoo met alle andere bloemen, jasmijn, acacia, of welke andere geurende bloemen men er bij wil voegen. Men moet steeds zorg dragen, bij iedere bijvoeging de bloemenpekel om te roeren en, mocht ze opdrogen, er zout bij te voegen. * * * Siciliaanschc pudding. Men smelt l/* pond versehe boter en laat ze langzaam bekoelen, dan giet men ze op twee eierdooiers en een eiwit, geklopt, voegt er 1/4 pond suiker by en wat amandelen. Men legt in een blikken bakschotel een laag van feuilletódeeg met opstaanden rand, vult dat met een of twee soorten confituren, giet het mengsel hierover heen, en bakt tot het gaar is. Dan spreidt men er terstond het wit van twee eieren a Ja ncige geklopt over heen; en zeeft er zoolang fijngepoederde suiker over, tot het sneeuwwit ziet. Men laat het dan een paar mi nuten in een koelen oven staan, of voor het vuur, om hard te worden, en steekt dan als versiering amandelen, van de schil ontdaan, in figuren over de oppervlakte. Gai-nalcnsoep. Ingrediënten L)]/J liter vischbouillon, l liter garnalen, '2 ons broodkruim, een beetje anchovy sauce (in flesschen in den comestibleswinkel), V* liter azijn en kruideryen. Men maakt den bouillon door een kleinen verschen schelvisch te koken in ongeveer 3 liters water; de gepelde Rarnalen zet men een half uur met wat foelie, V* liter azy'n, en een kwart liter vischbouillon in eene sauspan te warmen; dan giet men de overige bouillon met de azy'n waarin do garnalen gewarmd zijn, in een kastrol, maakt de garnalen met het broodkruim in een vijzel lijn, giet ze door een zeef, en mengt ze langzamerhand door de soep ; men voege er dan wat ansjovissaus, zont en peper bij. Verlangt men de soep wat dikker, dan bindt men ZB m«t wat meel. E?e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl