Historisch Archief 1877-1940
B°. 1016
DE AMSTERDAMMER
A°. 1896.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Dit nommer bevat een bijvoegsel.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad Xo. 124).
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Dit Blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover liet
Grand Café, te Parijs.
Zondag 13 December,
Abonnement per 3 maanden /'l.50, fr. p. post/' I.G5
Voor Indié' per jaar . . mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.125
Advertentiën van 1?5 regels /'l.10, elke regel meer . . . ., 0.20
Reclames per regel ' 0.40
I N H O V Di
VAN VEKEE EN VAN NABIJ: De nieuwe sluis te
IJmuiden. Het proces Leckert-Liitzow. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: De Berlijngche huurwoning,
door P. M. C. - KUNST EN LETTEREN: Muziek in
de hoofdstad, door Yan Milligen. Fluiten en
applaudisseeren, door v. L. Varia. Het zesde deeltje,
door J. L. C. A. Meijer. Boek en Tijdschrift, door
P. R Natuursport, door P. J. v. U. FEUILLETON:
De Schrielhannes, naar het Fransch. (,S7o<).?RECLA
MES. YOOB DAMES: Twee heerlijke dagen, (Slot),
door Bertha van 't Sticht. Vrouwenarbeid, door
Catharina Alberdingk Thijm. INGEZONDEN.
Eene bladzijde van Thucydides, door Ch. M. van
Deventer. ? - SCHAAKSPEL. PEN- EN
POTLOODKBASSEN. ADVEETENTIEN.
Heden den 12den December, wordt de
nieuwe sluis te Ymuiden voor de scheepvaart
geopend.
De weg, die hiertoe geleid heeft, is, men
?weet het, een weg met hindernissen geweest.
Hoe lang is er aan die sluizen niet ge
bouwd, hoeveel tegenspoeden, technische en
administratieve, moesten niet overwonnen
worden en hoe lang hadden deze sluizen
nog gesloten moeten zijn, hadde de Minister
zich niet doortastend betoond.
Eindelijk zullen de schepen van de groot
ste breedte en diepgang Amsterdam kunnen
bereiken wanneer ten slotte in het kanaal
zelf alle hinderpalen zijn opgeruimd; want
dit is tot heden nog niet het geval. De
sluis is breed genoeg, maar de brugopenin
gen zijn nog te smal, en het kanaal zelf
laat in sommige opzichten te wenschen over.
Zoo is Amsterdam ten opzichte van zijn
hoofdtoegangsweg van en naar zee, weder in
een ietwat betere conditie gekomen. Het ka
naal, dat grootsche werk, waaraan de hoofd
stad zelf zes millioen gld. heeft ten koste
gelegd, daarin niet begrepen de vele
ruillioenen, die het voor havenwerken heeft uit
gegeven, en nog zal moeten uitgeven, brengt
nu weldra, naar men mag hopen, de grootste
zeebooten aan de kaden. De poort der oude
handelsstad is breed gebouwd, staat wagen
wijd open, als nu de handel maar zijn intocht
houden wil!
Vier ton wil de Minister alvast besteden om
het kanaal te verbreeden. Dit is noodig, want
met de grootere sluis zullen de schepen van
meerderen diepgang komen, waarbij het stelsel
van wisselplaatsen, door sommigen voorge
staan, te groote bezwaren zou opleveren. Bij de
toename der breedte van den kanaalbodem
zal de vaart, ook de vaart in n richting
gemakkelijker gaan en is de kans van averij
te beloopen en aan den grond te geraken,
minder groot.
Behalve van deze voordeelen, in het voor
uitzicht, mogen wij nog van iets anders
gewag maken: de Minister van Waterstaat,
H. en N. legt in de Memorie van Antwoord
op het Afdeelinggverslag der Tweede Kamer
omtrent de Waterstaats-begrooting de ver
klaring af, dat de Regeering het oog blijft
gevestigd houden op hetgeen verricht moet
worden om het Noordzeekanaal aan zijn
bestemming te doen beantwoorden in ver
band met de zich wijzigende omstandigheden.
Indien wij deze verklaring mogen opvatten
als ernstig bedoeld, en dus met volledige
kennis van de omstandigheden uitgesproken,
dan is het niet te gewaagd de onderstelling
te uiten, dat Z. Exc. zich ten volle reken
schap gegeven heeft, van de behoefte der
hoofdstad aan een met de »zich wijzigende
omstandigheden" verband houdend kanaal
naar Rijn of Waal.
Een Minister van Waterstaat, die tevens
Minister van Handel is, moet weten, dat do
lange sloot van Zeeburg naar Gorinchem in
onzen tijd, onder de omstandigheden die den
transito-handel beheerschen, een weldaad voor
de binnenlandsche schipperij mag heeten,
maar als een echte weg van mijl op zeven,
voor de groote Rijnvaart zoo goed als waar
deloos is. Een Minister van Waterstaat, die
het Noordzee-kanaal inderdaad »aan zijne
bestemming wil doen beantwoorden," moet
een plan in het hoofd hebben, om onze
Noordzee-haven met haar groote sluis en
breed kanaal dienstbaar te maken aan den
handel op Midden-Duitschland, door aan haar
te verbinden den kortsten waterweg naar het
land onzer buren ten Oosten; een kanaal
niet langs Utrecht en Gorcum, alsof Ymui
den zijn sluizen opende, om ons op Jirubant
te doen varen, maar een kanaal in de
richting van Keulen en Mainz.
Zulk een kanaal ontbreekt Amsterdam,
en wat meer zegt, zulk een kanaal is aan
Nederland onthouden, niet ter wille van de
concurrentie met de bu.itenland.nchc., de Bel
gische en Duitsche havens, neen, ter wille
van de binnenlandscltr concurrentie, ten bate
van Utrecht en Rotterdam; ten nadeele
van Amsterdam, al wist men dan ook, dat
Antwerpen, Hamburg en Bremen daar wél
bij zouden varen! Het is zoo, en het mag
en moet niet vergeten worden men heeft
2~i miUioen met opzet in die put geworpen,
opdat Amsterdam, ondanks zijn zeekanaal,
waarvoor het zelf (j millioen geofferd heeft,
niet prospereeren zou. Dat was het doel
en dat doel is gelukt, althans ten deele.
Ten deele, aangezien de veerkracht, het
volhardingsvermogen van de oude stad groot
genoeg was, om onder allen druk den strijd
niet op te geven. Nog bleef zij, wat den
irc.rkrlijkcn handel betreft, de handelsstad van
Nederland; en al geeft de statistiek geen
7 O O
schitterende cijfers, hare handelsbeweging
neemt toe. Maar wat zou het hebben
kunnen zijn, als tien jaar vroeger het Noordzee
kanaal ware gereed geweest, en met cle
opening daarvan een groote Rijnvaartweg dat
kanaal, om nogmaals de woorden van den
huidigen Minister te gebruiken het »jian
zijn bestemming had doen beantwoorden ?''
Maar, het spreekt bijna van zelf: wij Ne
derlanders komen te laat, en als wij dan
eindelijk komen zullen, houden wij elkander
tegen ; zoodat, wanneer wij ten slotte
toch nog iets bereiken, wij elkaar van harte
geluk wenschen, als behaalden wij een groot
succes! Of wie is het vergeten, dat heel het
ofliciëele Amsterdam, landgenoot en vreem
deling, tot zelfs de Koningin daarbij, in
Augustus 1S!)4 genoodigd heeft tot een fees
telijke vaart op het J/r-;vr^/r kanaal, dat voor
den transito-handel het Noordzeekanaal bleef
afsluiten en nu na de verspilling van 2">
millioen schier zonder hoop op herstel.
Of wij ook nu bij de opening van de nieuwe
sluis weder feestvierenden zullen zien ? Wij
hebben er nog niets van vernomen. Alleen
uit JJrauiden zelf kwam en dit is ver
klaarbaar een opwekking daartoe. Be
halve echter eenige bijzonder geïnteresseerden,
zullen de Amsterdammers zich kalm houden
bij dit feit. Zij weten maar al te goed, dat
hoe zeer de nieuwe sluis en een verbetering
van den waterweg zelve voor de reeds be
staande scheepvaart hoog noodig zijn, de
bloei der stad niet weer zal keeren, vóór de
handel zijn weg geopend vindt naar het hart
van Duitschland.
Dit had Amsterdam niet mogen vergeten,
en zoo het dit niet heeft vergeten, dit
had Amsterdam niet mogen verhelen bij de
opening van het hergraven Merwede kanaal.
Juist toen had het zich van elk
vreugdebetoon behooren te onthouden ; op den dag
van die vernedering ware geen andere daad
harer waardig geweest, <ian een krachtig
protest.
En thans nu de stoutste optimist over
tuigd moet zijn van het onvoldoende eener
Rijnvaart over Vreeswijk of Gorinchem, moge
de hoofdstad bij de opening van de nieuwe
sluis met kracht getuigen, dat zouder
den kortsten weg naar Duitschland, Amster
dam als haven, wat er ook gebeure, haar
bestemming mist.
De vraag om een nieuw Rijnvaartkanaal
had geen oogenblik mogen verstommen ; men
doe haar weder hooren . .. en eindige niet
vóór men dit doel bereikt heeft, al zal
dat dan ook jaren duren.
Eenmaal komen moet dat kanaal toch!
Het proces Leckerl-Liïlzow.
Tot de regeeringsmiddelen, van welke vorst
Bismarek met voorliefde gebruik maakte,
behoorden de politieke politie en de reptili
npers. Aan den klank van die woorden is
men langzamerhand gewend geraakt, al zijn
zij in den grond gelijk van beteekenis met
omkooperij en spionneering, ophitsing en ver
dachtmaking. Bismarck's opvolger, graaf'
Caprivi, die een door en door eerlijk man was,
heeft van die werktuigen geen gebruik willen
maken, en de werktuigen hebben zich tegen
hem gekeerd en hem ten val gebracht.
De politieke politie was meer dan ooit over
tuigd van haar onmisbaarheid en van hare
macht en intrigeerde in den laatsten tijd
hoofdzakelijk tegen den minister van
buitenlandsche zaken Von Marschall. Met vaste
hand heeft deze laatste in het, wespennest
gegrepen, met den rijkskanselier, vorst
Ilohenlohe, is hij als getuige verschenen in het
proces, dat in het gerechtshof van Moabit
ie Berlijn tegen twee creaturen van de poli
tieke politie werd gevoerd, en de getuige
Von Tausch, de eigenlijke ziel van die poli
tieke politie, zit thans op de bank der be
schuldigden.
De hier Von Marschall heeft over het
optreden van zijne in het duister werkende
tegenstanders eenige zeer interessante
mededeelingen gedaan, liet behoorde, naar het
schijnt, tot de taak der politieke of geheime
politie, inlichtingen te verschaffen over den
oorsprong, en de schrijvers van artikelen, die
tegen de regeering of tegen de persoon des
keizers gericht waren. »Toen de heer Yon
Caprivi aan het bewind kwam" zoo ver
telde de heer Von Marschall in de openbare
zitting van het gerechtshof ^verschenen
in de <s'</<//r; ZrUnii/j heftige artikelen tegen
hem en tegen mij, en later ook tegen den
keizer, artikelen, die zeer perfide gesteld
waren. Wij wendden ons tot de politieke
politie, maar zonder resultaat. Daarop kregen
wij, als ik mij wel herinner in het begin
van Islil, van zekeren lieer F r i u Urentano,
die zich mede-redacteur van de ^nnlc-'/.i il////'/
noemde, een brief- waarin hij verklaarde,
dat hij aan het Ministerie van Buitenliindsche
Zaken den naam van den schrijver der
schandaal-artikelen kon mededeelen. Wij
verzochten den heer Brentano naar Berlijn te
komen: hij deed dit en verklaarde, dat al
deze schandaalarlikelen geschreven waren
door een beambte van de geheime politie.
Wij gaven den brief van den heer Breutano
aan de geheime politie, met het verzoek
om een or.der/.oek in te stellen. Enkele
dagen later kreeg het Ministerie van Bui
tenlandsche Zaken een brief van Bren
tano, waarin deze zich bitter beklaagde,
dat men hem had verraden: men had hem j
O]) de burenux der geheime politie denzelfden j
brief voorgelegd, dien hij aan het Ministerie
van Buitenlandsche Zaken had geschreven, i
Deze omstandigheid heeft natuurlijk ons i
vertrouwen op de geheime politie geschokt,
en sedert dien tijd heeft het Ministerie van
Buitenlandsche Zaken alle betrekkingen met
haar afgebroken. Eeeds het gebruikmaken
van een man als Norraann-Schumann was
hoogst zonderling. Deze heer werd met eene
opdracht van de geheime politie gezonden
naar Leipzig, om het oog te houden op de
beweging der anti-semietische partij. En wat
deed de heer Von Normann-Schumann? Hij
schreef zelf de schandaal-arlikelen, wier
schrijvers hij dan moest opsporen. Natuurlijk
had zijn onderzoek dan geen resultaat."
Aan de zoogenoemde »Vertrauensmanner,"
anonymi op welke de geheime politie zich
steeds beriep, geloofde de heer Von Mar
schall niet. Indien zij bestonden, dan waren
hunne mededeelingen in elk geval van A lot Z
gelogen. »Als de heer Von Tausch meent,
dat hij er zulke lieden op na moet houden,
dan is dit zijne zaak. Wanneer echter
diedoor den heer Von Tausch vertrouwde per
sonen zich verstouten, mijne beambten in het
Ministerie van Buitenlandsche Zaken te be
lasteren, dan brandmerk ik dit streven en
neem de toevlucht tot de openbaarheid."
De heer Von Marschall verdient allen lof
voor den zedelijken moed, die hem dezen
weg deed inslaan en het mêedoogenlooze licht
der openbaarheid over dit warnet van vuile
intriges deed verspreiden. Het is gebleken,
dat de geheime politie niet slechts leefde van
insinuatiën, van verdachtmakingen en van
opzettelijk valsche beschuldigingen, maar dat
zij zelfs voor het stellen van valsche
handteekeningen onder valsche quitantiën niet
terugdeinsde; dat zij hare creaturen, voor het
meerendeel tamelijk verloopen sujetten, tot
het laagst mogelijke zedelijke peil deed zinken,
en dat zij hen in haar macht behield door
het Damocles-zwaard der «intrekking van
subsidie" steeds boven hun hoofd te laten
zweven.
De aanleiding tot dit geruchtmakend proces
was, zooals men zich zal herinneren, de dub
bele lezing van den toast, door den czar te
Breslau uitgesproken. liad Nikolaas II tot
keizer Wilhelm gezegd, dat, hij was »animédes
meines sentiment» que (son) père," of had hij de
woorden gebruikt: »animédes meines
sentiments, que Votre Majesté?" De eerste zeer on
vriendelijke le/ing werd door den correspondent
van \Volff s T<'lr/jra)>h<'it-Aijenhir verspreid ; de
laatste, zeer welwillende, was de officieele
lezing. Een onbeduidend blad, Die II?// am
Mv/i/>/f/, was dadelijk gereed niet de bewering,
dat de hofmaarschalk, graaf Eulenburg, onder
Engelsche invloeden opzet lelijk de eerste,
valsche lezing had verspreid. n de
>'/<M/Xlii'injir-'/j il.tui'j kwam met het verhaal aan
dragen, dat de minister Von Marschall en
vorst Alexander Hohenlohe teen zoon van
den rijkskanselieri uit vijandschap tenen graaf
Eulenburg het artikel van Die \\'iil ,nu
Mviil'iy hadden geïnspireerd. Yan daar een
aanklacht wegens laster tegen de beide boven
genoemde bladen.
De aanklacht trof twee journalisten, zekerei.
Leckert, een ijdel, opgeblazen, slechts ha!;'
toerekenbaar jongmensch van twintig jaar
maar vooral den oud officier Yon Lützon
En deze behoorde tot de geheime politi
stond onmiddelijk onder de orders van don
heer Yon Tausch en verklaarde op diens lart
het artikel tegen den heer Yon Marschall
Uhebben geschreven.
Leckert en Von Liïtzow zijn wegens laster
veroordeeld, maar de groote vraag is, wat hei
gevolg zal zijn van het proces tegen Yon
Tausch, wieas schuld in liet eerste proces
reeds zoo duidelijk is gebleken, dat de recht
bank hem staande de zitting liet arresteeren.
Yon Tausch is 1^ jaar in functie geweest.
dus ook onder het régime Bismarek, en hij
behoort ongetwijfeld tot. de lieden, die
veel en veel leelijks uit de school kunnen
klappen.
Zal men hem daarom ontzien? Het is te
te hopen van niet. De geheime politie is in
Duitschland een macht in den staat geworden,
machtiger dan menig minister, machtiger
zeker dan de ministers onder welke zij
of'licieel ressorteert. .Ministers komen en gaan,
maar de geheime politie blijft. Zij beroemt
er zich op, dat zij in 't geheim moet waken
voor de hoogste staatsbelangen, en zij is er
uitmuntend in geslaagd, het geloof aan haar
onontbeerlijkheid te verspreiden en te beves
tigen. Althans tot voor korten tijd. Thans
zul, zooals -iiitk/'urter Ziiluiii/ zeer juist
opmerkt, moeten worden uitgemaakt, in hoever,
naar de meening der leidende staatslieden
en der andere bevoegde personen, het
ver