Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.1016
meende of werkelijke staatsbelang onvoorwaar
delijk vereenigbaar is met de grondslagen der
burgerlijke moraal, en of het slechts op grond
van deze laatste mag worden gehandhaafd.
llliiliitiiiiiiiimiiiiiiimiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiMiiimiiiMifiiHMiiil
Sociale
mmuiiiimiUMimitimmiiiiiiniiiiniiiii
De Berliinsclie huurwoning.
Ondergeteekende heeft zijn laren en penaten
ondergebracht in een »huis met tuin", waar
boven n, twee en drie hoog andere hoofden
van gezinnen hetzelfde hebben gedaan. Het
huurcontract is een glad stuk papier, welks
inhoud »op eerste aanvraag van een der be
langhebbenden op behoorlijk zegel" moet
worden overgeschreven. Het is een formulier,
waarbij een afzonderlijke toelichting behoort,
«bevattende tevens een beknopte handleiding
voor huurders en verhuurders van huizen, door
mr. L. Rinkel". Deze toelichting heb ik mij
totnogtoe niet aangeschaft. De huisheer is
een welwillend man, en komt iedere maand
om zijn dubbeltjes. Wat ik dan te verlangen
heb, deel ik hem mede, en is hij niet gezind,
aan mijn wenschen te gemoet te komen, dan
laat ik de zaak gelijk zij is. Want ik heb
wel vernomen, dat onwelwillende huisheeren,
als zij zien dat de bewoner spoedig geneigd
is, zichzelf te helpen, daarvan profiteeren, en
niets meer aan het huis laten doen. In mijn
huurcontract staan verder enkele zeer duidelijk
en billijke bepalingen, o. a., dat ik bij het
eindigen der huur het gehuurde in goeden
staat van onderhoud, voorzoover dat ten mijnen
laste komt, moet opleveren, »de glazen er onder
begrepen." Verder, »dat partijen zullen voldoen
aan alle lasten en bezwaren, waartoe elk hunner
gebonden is". Het is mij nog niet voorgekomen,
dat ik, ter naleving van de richtige uitvoering
van dit deel onzer overeenkomst, de gemeen
teverordeningen of het B. W. had na te slaan.
Als een huurder van een Berlijnsch huis
dit verneemt, zal hij van jaloezie zich niet
weten te bergen. Hij, die zich bij contract
heeft verbonden ik zal maar een paar
kleinigheden noemen niet met de deuren
te slaan, op de trappen te stampen, geen lawaai
te maken, nimmer te twisten, geen storend
geruisch te veroorzaken, te zingen of te
muticeeren. Om geen steenkolen als brandstof
in zijn kachels te gebruiken. Om des avonds
op de binnenplaats alleen met vet- of
stearinekaarsen of een olielamp te komen, en
die in een lantaren gesloten. Om tusschen 10
uur des avonds en 5 uur des morgens niet
met licht op zolder te komen, tenzij er eenig
gevaar dreigt.
Zijn contract heeft slechts betrekking op
zijn gezin; daarom is het hem niet veroor
loofd, ook indien hij dit uit pure liefdadigheid
zou willen, andere personen, bij zich te laten
inwonen. Zoo hij ik spreek over huishou
delijke dingen, en men zal mij deze
rnededeeling dus niet euvel duiden van het closet
gebruik maakt, moet hij den hefboom lang
zaam naar boven trekken, en onmiddellijk
weder laten zakken. Zelfs geen halve minuut
lang zoo staat letterlijk in zijn contract
beschreven, mag hij het water laten door
spoelen. Op den droogzolder mag hij geen
wasch te drogen hangen, waaruit nog water
druipt. Slechte briketten, die door hun
onaangenamen reuk de bewoners van het huis hin
deren, mogen niet worden gebruikt. Naai.
en breimachines moeten op een onderlaag
worden gezet, die het geluid dempt.
Dit zijn geen bepalingen, gemaakt om niet
te worden nageleefd: wie er tegen zondigt,
loopt kans, dat hij onmiddellijk zijn woning
moet verlaten. En niet alleen te Berlijn zijn
dergelijke contracten gewoonte, maar op den
zelfden voet worden zij gesloten te Augsburg,
Brungwijk, Eberswalde, Frankfurt a. M., Ham
burg, Hannover, Ludwigshafen, Bre^lau. M
uchen, Wiesbaden, Zwickau en elders. Wanneer
de geldigheid van zulk een overeenkomst
voor het oordeel van den rechter wordt ge
bracht, valt er persoonlijk wel het een en
ander op af te dingen ; maar zoover komt
het gewoonlijk niet ; voor het beschreven
papier heeft de huurder gewoonlijk te veel
respect, dan dat hij de geldigheid van wat
zwart op wit staat, durft aantasten! En dien
tengevolge is ook menig verhuurder eerlijk
overtuigd van de hem bij contract verzekerde
rechten. Ook is het niet ieder gegund, proces
kosten te wagen aan een geding, waarvan de
kansen onzeker zijn.
Aan hoeveel onaangenaamheden de
Berlijnsche huishuurder dus blootstaat, valt ge
makkelijk te begrijpen. Zijn contract is zoo
breedvoerig en zoo ingewikkeld van termino
logie, dat zelfs juristen een toer hebben, om het
te ontcijferen. De huurder teekent dus maar, en
het komt voor, dat hij op die wijze afstand doet
van onontbeerlijke rechten. Zoo van zijn recht
op water, wanneer, om welke reden dan ook,
de leiding wordt afgesneden, zelfs indien hij
het noodig heeft voor de uitoefening van zijn
beroep. ledere aanspraak op schadeloosstelling
bij vocht en lekkage in de woning, bij het
rooken der kachels, bij het binnendringen
van grondwater in den kelder, bij ongedierte
enz., zelfs wanneer daardoor de woning ge
heel onbruikbaar wordt, vervalt volgens con
tract. De politie kan wel een woning wegens
vochtigheid doen ontruimen; maar zij ver
biedt den verhuurder niet, haar onmiddellijk
weder te laten betrekken. Deed zij dit, dan
zou de eigenaar tot de administratieve recht
spraak zijn toevlucht kunnen nemen, en haar
verbod dus slechts na verloop uan tijd effect
hebben.
Bij de jongste herziening van het B. W. is
hierin verandering gebracht, maar de huur
der moet zich zonder eenige vergoeding alle
mogelijke herstellingen van zijn woning laten
welgevallen ; soms heeft hij zelfs afstand te
doen van zijn recht op verhaal voor een
ongeluk, dat hem wegens de bouwvalligheid
zijner woning is overkomen ; hij verbindt zich,
zoo hij een bedrijf uitoefent, bij verhuizing
dit niet te verplaatsen vóór den dag zelf van
het verhuizen; ja, dikwijls doet hij bij contract
afstand van alle aanspraak op verbetering
der woning, en verbindt hij zich daarentegen,
zelf de reparatiekosten te betalen van de
dagelijksche slijtage van zijn huis.
Men behoeft zich niet te verwonderen, dat
langzamerhand een vrij sterke oppositie onder
de woninghuurders is ontstaan tegen deze
draconische bepalingen der makelaars en
huisheeren. Tegenover de talrijke
vereenigingen dezer heeren zijn in den laatsten tijd
te Berlijn vereenigingen van woninghuurders
opgericht, die, zooveel mogelijk onder samen
werking met de huisheeren, nieuwe formules
voor contracten hebben opgesteld, waarvan
de inhoud minder omslachtig en minder on
billijk is. Ook ten onzent is de verhouding
tusschen huisheer en huurder niet altijd een
idylle; maar met Duitfchland vergeleken,
kunnen wij woninghuurders althans ook op
dit punt verklaren, dat wij leven in een vrij
laad. ' F. M. C.
ziek
in de Hoofdstad,
yef/crlflii'inche Vereenirjwrf tot onderlinge oefaiii/g
in het spreken van r.reeui'/c tulen zou iemand, die
de laatste opvoeringen van Currnen heeft bijge
woond, de Ned. Opera kunnen noemen.
Dat doet de ontwikkelende invloed van
buitenlandsche gasten. Wel heb ik bij de voorstelling
van d'Andrade tot mijn leedwezen bespeurd dat,
allen nog in het llollandsch zongen, doch ook in
dit opzicht mogen wij hopen, want ik lees juist
een bericht (per telegraaf) dat een der eerste zan
geressen van de Opera in een andere plaats eenc
aria r/i-h«e.l in het Italiaansch heeft, sezongen. Dat
is natuurlijk eene voorbereiding dat bij eene vol
gende voorstelling van d'Andrade iedereen zijn
best zal doen om ook Italinansch te spreken en te
Dichters zijn soms zieners.
Piet, Paaltjens heeft het al gezegd, wat ik nu
i met, kleine wijziging) citeer-.
In 't, llollandsch zingt men hier niet, meer,
Die taal is ongeschikt ;
7,ij klinkt, in d' ooreu van 't publiek
Zoo ruw en ongelikt.
(Hij heeft, zeker al deze richting bij de Xed.
Opera voorgcvocld.i
Waiinei r ik de medewerkenden op het rijtje af
noem. kom ik tot de volgende aantcckeningcn :
De heer Dereims zong en sprak natuurlijk alles
in het Franseh.
Mevr. Direk\ van de Weghe zong en sprak na
tuurlijk alles in het Framch.
Mevr. F.nireleu?Scwing probeerde ook eens
Franseh 1e spreken.
De heer Leeuwin sprak F'ransch en zong Ho'.
laiuUch.
De heer Orelio zong alles in het llollandsch
even als de heeren Poons en \au Heem en de
dames Penning en Kamphuizen.
Daar was nu noir wel teveel Hollandsch bij,
doch bij iedere voorstelling gaan wij vooruit,
i daar er lederen keer een paar Franseh spre
kenden bij komen, '/oo krijgt, de heer Van der
Linden op de gemakkelijkste wijze de Fransche
opera bij elkaar, die hij volgens sommige bla
den een volgend jaar zal exploiteeren.
Het is jammer dat, vroeger juist, van die zijde
de i-i-el/dligr opi'i'ii, volgens het plan van den heer
Yiotta zoo ernstig bestreden is, want de meeste
medewerkers en de directie van de Xed. Opera
toonen zich nu trouwe aanhangers van dat principe.
Het is niet noodig over deze opvoering veel te
zeggen. Behalve de gast, zijn alle medewerkenden
reeds meermalen in dit, werk besproken.
Van den heer Dereims zij gemeld, dat hij (vooral
in de derde en vierde acte) een l)n,i .Ir,*,' gaf, die
deze fiimur voor ons op indrukwekkende wijze
deed leven, en dan vergeet men ook, dat de heer
Dereims misschien wel onder de voortreffelijke
.zangers moet worden gerangschikt, doch dat, hij
zulks al wat lang geweest is.
Men waardeerde het zeer, dat de heer Orelio
ditmaal den Esnimillo zong, en geen wonder!
want hij gaf veel relief aan die partij. Hij werd
stormachtig toegejuicht. Evenzoo mevr.
EngelenSewing na de aria in de derde acte, ecu van hare
beste vertolkingen.
Waren dus de hoofdpersonen (ook mevr.
DirckxVan de Weghe als Carnieii) zeer te prijzen, toch
kan men van de geheele voorstelling geen gunstigen
indruk melden. De verhoudingen tusschen leider.
zangers en orkest waren voortdurend van wanke
lenden aard.
Doch dat is een gewoon feit bij voorstellingen
met gasten. Dit mag men niet eens kwalijk nemen,
want men komt, immers om een gast te hooreu,
en is al het overige dan niet bijzaak?
Nog vervuld van de ernstige gedachten, die mij
bezielden in liet belang van onze nationale stichting,
ontving ik eene uitnoodiging, om de uitvoering van
de Vereeuiging voor Vocale en Dramatische Kunst
bij te wonen. Hier was het niet alleen muziek,
die ons geboden werd, doch ook fragmenten uit
tooneelstukken en gedeclameerde verzen. Daar ik
begreep, dat, ik vanwege de niet-deskundigheid
niet geroepen was om mijn oordeel te zeggen over
de declamatorische voordrachten in proza en poëzie
(hoewel ik de voordracht van het, fragment uit
Rlioi/npe, van Kloos, als een alt-solo, en het
fragment van Maeterlinck als een sopraan-solo zou
kunnen karakteriseeren, dus inch op mijn gebied)
wilde ik mij natuurlijk tot, de bespreking van de
muzikale voordrachten bepalen, toen opeens mijn
blik op de uitnoodiging viel, waarin te lezen stond :
Hoezeer wij in principe voor critiek zijn, die
het bereiken ven meerdere volmaking bevordert
(de critiek dankt de Vereeuiging voor dat, schoone
woord), wenschen wij, met, het oog op ouze
werkende ledeii-dilettauteu, geen bespreking der
uitvoerenden in de pers."
Echter verklaart de vereeniging de zeer gewaar
deerde voorlichting en eventueele aan- en opmer
kingen van deskundigen niet te willen missen.
Hoewel ik onder de vocale solisten twee leden
der Xed. Opera aantrof, waaronder een die gewoon
lijk in hoofdrollen aldaar optreedt, wil ik toch
gaarne het verzoek van de vereeuigiug eerbiedigen.
Doch het is niet wel mogelijk een indruk over
het geheel te geven zonder in details te treden. Dus
bewaar ik het stilzwijgen. Daar ik bovendien reeds
meermalen over de uitvoeringen van Mej. Esser ge
schreven heb en de muzikale voordrachten uit
sluitend in eoncertvorm plaats hadden, kan ik met
verslaggeven wachten tot ons eene uiting van
muzikale dramatische kunst geboden wordt.
Misschien wordt ook aan d« critiek dan. wel wat
meer vrijheid gegeven.
* *
*
In het Concertgebouw had Donderdagavond een
buitengewoon Abonnementsconcert plaats, waar zich
twee solisten : Marie Brema (zang) en Alexander
Petschnikofl' (viool) deden hooren,
Hoewel de ondervinding leert dat beroemde
operazangeressen in de concertzaal vaak teleur
stellen, luid ik van deze dame ook als
concertzangeres niettemin zeer groote verwachtingen.
Ik weet niet welken indruk Mevrouw Hrema
op de meeste toehoorders gemaakt heeft, doch
voor mij was haar optreden alweer eene teleur
stelling na di indrukken van deze dame te
Bayreuth ontvaiisen.
Xu zal de keuze van de aria uit J,u I!i'i,in >/i>
SU/UI in plaats van de groote scène uit Gij/d-r.
Diiiiiitii'fiiiiii (een zeer mager surrogaat) daar veel
toe hebben bijgedragen, doch alleen wanneer de
stem met. volle kracht klonk kreeg men
herinncj ringen van vroeger van deze dramatische zangeres.
Xiiast inacht.iirc klank, was vaak klanklooslieid op
te merken.
Ik ben het ook niet. eens met het langzame
tempo van Irli i/i'r>IIi: ,'/<?/,.'. tScliumaun moet eens
j gezegd hebben: Ks steht wohl nicht, -u sehncll
| das abcr es muss allerdings schnell sein.
De heer 1'etsehnikoH'is een hoog begaafd virtuoos
en kunstenaar, /.oowel in het (ii?f,-,-f van
Tschai: kowski als in de f'/>/?"////</ van liach heeft den
; violist ons vcrbaa-d doen staan en doen genieten.
! Al hoort men in de (ii"-i,,/,nt ook sommige effecten
! die strijden met de traditie ulu is hier .loachim),
zal men toch sUehls bewondering koesteren voor
dezen lijn voelenden kunstenaar, wiens techniek
zoo volkomen i*, dat. bij zich geheel uan de muzi
kale voordracht, kan wijden.
? Deze bescheiden jonge man was ecu reus wanneer
hij speelde.
llrt concert van Tchaikowski kan mij als
compOsitie niet voortdurend verwannen, doch de wijze
van spelen hield mij steeds geboeid.
liet orkest heeft weer met de bekende
ioewijdin'j; ^p('spi:eld en begeleid. Xa de kleine stukken
| van drieg werd de heer Meiigelberg warm
loej gejuicht.
V\^ MlI.I.h.KN.
Fluiten en
In Frankrijk is de groote vraag van het lluiten
en applaudissecren weer aan de orde gebracht,
ditmaal door een verordening van den maire van
' Cherbourg, die in den schouwburg aldaar het
] fluiten verboden heeft. In Parijs gebeurt het,
! naar liet schijnt, al sedert lang, nergens meer ;
! althans in al de bladen die het onderwerp bespre
ken wordt het iets verouderds en provinciaals
genoemd. Wdt het recht tot fluiten aangaat, heeït
men het oude zeggen van Boileau: C'est un
droit (ju' a la porte on achète en entrant ; maar
men is het er ook wel over eens, dat dit alleen
betreft het recht om iets mooi of leelijk te vinden;
maar niet om door luidruchtig lawaai het genoe
gen zijner medetoeschouwers te bederven.
Een aardige definitie is die van George
Rodenbach in Figaro : «Fluiten heeft altoos alleen
beteekend : niet hegrijpen". Er zou een aardig
boekja te schrijven zijn, zegt hij, ^fonoi/nijiMe
dn si/llet: men zou daaruit vooral zien, dat nooit
iets anders dan het schoone uitgetloten is. Zoo
dikwijls in de geschiedenis van het tooneel, het
fluiten optreedt, is het uit onwetendheid, tegen
over den te hoogen of te nieuwen kunstvorm.
Een middelmatig stuk, in harmonie met de door
gaande denkbeelden van een algemeen publiek,
zal men niet uitfluiten. Maar wel een stuk
waarbij men iets nieuws moet denken, iets met
inspanning moet gaan begrijpen.
De feiten geven hiervan een aardige illustratie.
Uitgefloten zijn de Ciil van Corneille, door de
coterie van Scudéry, de J'hi-ilre van Racine,
door de vrienden van den hertog de Nevers en
Mad. Deshoulières; de Athalie, die men eerst
twintig jaar later weer heeft durven
opvoerenVan Victor Ilugo J.c* linrgrai'es, hetgeen den
dichter van verder tooneelwerk deed afzien; en
de 'J'iotnJtfïii.ier van Wagner. hetgeen den compo
nist een oogenblik moedeloos maakte. Het spreekt
van zelf dat er ook wel bij heel wat akeligs ge
floten is, waarvan Rodenhach niet spreekt, maar
dit zou zonder fluiten ook wel doodgegaan zijn.
Dat tegenwoordig in Parijs bet fluiten geheel
uit de mode geraakt, ligt misschien daaraan, dat
de meeste stukken en vooral de eenigazins
geavanceerde stukken die gevaar konden loopen
niet begrepen en dus uitgefloten te worden
voor hun speciale publieken opgevoerd worden.
Er is niet meer een alleenzaligmakende kerk in
dit opzicht, er zijn tal van secten. ieder met haar
kapelletje. Zoo l'Oeuvre, zoo les Escholiers, zoo
al de kleine »théntres a cóté.'' liet fluiten komt
daar niet meer voor. omdat alleen de hegrijpenden
er heen gaan.
Een tweede vraag is deze: als men niet fluiten
mag, kan dan het applaudisseeren toegelaten wor
den 'i Blijkbaar niet. Wat geldt voor het fluiten,
dat het een hinderlijke openbaarmaking van eene
meening is, onbescheiden, grof en kwetsend voor
i den buurman van den fluiter, geldt ook voor het
applaudisseeren. Het is een slechte manier", die
bij een welopgevoed publiek allang moest afge
schaft zijn. Zij heeft den verderfelijksten invloed
op de kunst; zij maakt dat de treurspelspeler
twintig regels rammelt om den een-en-twin
tigste uit te brullen, dat de tenor zijn hooge noot
ver boven do eischen van den componist aanhoudt,
dat de komische acteur van zijne rol een
caricatuur maakt, dat de virtuozen de kunstenairs
j verdringen. »I)e stukken zoowel als de acteurs
? zouden er beter op worden'', beweert Andró
i Hallays in de ]),'littl*. =als het applaudisseeren
werd afgeschaft, want de schrijvers ook denken
alleen aan slotwoorden en pakkende
oogenblikkcn; de veelbesproken conventie op het tooneel
is eigenlijk alleen de wet van het applaus".
j Al deze journalisten, Hallays, U (denbach en
de anderen, hebben zeer zeker gelijk. Hun
redeI neering is logisch, billijk, rechtvaardig, volkomen
juist. Toch is het ook waar, dat do inspan
ning die de acteur behoeft om zijne volle
i persoonlijkheid te geven, om al do biologische
kracht uitteoefenen die in hem is, alleen wordt
onderhouden on weer opgewekt door het gevoel
dat het publiek met hem sympathiseert, en dat
van dt-ze sympathie het applaus do wel grove
: en vulgaire, maar naast mogelijke uiting is. In
do opeenvolgende indrukken van don avond ont
houdt de toeschouwer niet zoo gemakkelijk tot
aan bet eind van bet vijfde bedrijf, dat hij over
het tweede tevreden geweest is, wanneer hij die
tevredenheid bei-tt moeten verzwijgen : on zelfs
is er meer kans dat het der,Ie bedrijf goed
gespeeld wordt, wanneer na het tweede de sym
pathie van bet publiek hoorbaar gebleken is.
Toonee'.spelcn is tiiet n;kol een /aak van correct
heid, maar ook van warmte, van oloctricitnit, en
niemand profiteert er bij, wanneer do eenmaal
' opgewekte stroom zoo spoedig mo^i-lijk wordt
afiK'brokeii. IV waarde van genot is tooh vooral
1 dat mon zich bewust is. te genieten, on men
onthoudt dat bewu.-tzijn, door er uiting aan te
geven. Al ilez;1 laatste rodenen zijn mt-t-r
govoelsreden dan strik ie logica; er is ook kans dat zij
in oone govooKzaak als die van tooncolsucces,
hot hin(p toi-';Mi do logica uithouden.
" " v. L.
A Cappella-koor te Groningen.
T o (ironing"!. is orn a euppella kooi' onder
leiding van don 'neer K. Veldkamp aldaar,
solo; zalig on spraak!,-eriur. Do beer Veldkamp,
exloerling van don heer Arnold Spoel, hoeft nu
'. di zo week oeno uitvoering gegeven, waarop in
do eerste ritdcoiing koron van Swoo.inek.
Palestrina. Arcadolt. ilortnianski en <>ade en in do
tweede ai'deelinu' ni'slnitend werken uitgegeven
door do \i>d. kooru>roeniiring van Worp, Do
I.ango. Wouters. Pij zei en Van Milligen zijn ten
geboore gebracht.
De heer Mossel te Birmiiigbam.
('it verschillend!1, ons toegezonden, bladen ui
liirmingham wordt met groote ingenomenheid
melding gemaakt van het spel van den heer