De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 13 december pagina 2

13 december 1896 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.1016 meende of werkelijke staatsbelang onvoorwaar delijk vereenigbaar is met de grondslagen der burgerlijke moraal, en of het slechts op grond van deze laatste mag worden gehandhaafd. llliiliitiiiiiiiimiiiiiiimiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiMiiimiiiMifiiHMiiil Sociale mmuiiiimiUMimitimmiiiiiiniiiiniiiii De Berliinsclie huurwoning. Ondergeteekende heeft zijn laren en penaten ondergebracht in een »huis met tuin", waar boven n, twee en drie hoog andere hoofden van gezinnen hetzelfde hebben gedaan. Het huurcontract is een glad stuk papier, welks inhoud »op eerste aanvraag van een der be langhebbenden op behoorlijk zegel" moet worden overgeschreven. Het is een formulier, waarbij een afzonderlijke toelichting behoort, «bevattende tevens een beknopte handleiding voor huurders en verhuurders van huizen, door mr. L. Rinkel". Deze toelichting heb ik mij totnogtoe niet aangeschaft. De huisheer is een welwillend man, en komt iedere maand om zijn dubbeltjes. Wat ik dan te verlangen heb, deel ik hem mede, en is hij niet gezind, aan mijn wenschen te gemoet te komen, dan laat ik de zaak gelijk zij is. Want ik heb wel vernomen, dat onwelwillende huisheeren, als zij zien dat de bewoner spoedig geneigd is, zichzelf te helpen, daarvan profiteeren, en niets meer aan het huis laten doen. In mijn huurcontract staan verder enkele zeer duidelijk en billijke bepalingen, o. a., dat ik bij het eindigen der huur het gehuurde in goeden staat van onderhoud, voorzoover dat ten mijnen laste komt, moet opleveren, »de glazen er onder begrepen." Verder, »dat partijen zullen voldoen aan alle lasten en bezwaren, waartoe elk hunner gebonden is". Het is mij nog niet voorgekomen, dat ik, ter naleving van de richtige uitvoering van dit deel onzer overeenkomst, de gemeen teverordeningen of het B. W. had na te slaan. Als een huurder van een Berlijnsch huis dit verneemt, zal hij van jaloezie zich niet weten te bergen. Hij, die zich bij contract heeft verbonden ik zal maar een paar kleinigheden noemen niet met de deuren te slaan, op de trappen te stampen, geen lawaai te maken, nimmer te twisten, geen storend geruisch te veroorzaken, te zingen of te muticeeren. Om geen steenkolen als brandstof in zijn kachels te gebruiken. Om des avonds op de binnenplaats alleen met vet- of stearinekaarsen of een olielamp te komen, en die in een lantaren gesloten. Om tusschen 10 uur des avonds en 5 uur des morgens niet met licht op zolder te komen, tenzij er eenig gevaar dreigt. Zijn contract heeft slechts betrekking op zijn gezin; daarom is het hem niet veroor loofd, ook indien hij dit uit pure liefdadigheid zou willen, andere personen, bij zich te laten inwonen. Zoo hij ik spreek over huishou delijke dingen, en men zal mij deze rnededeeling dus niet euvel duiden van het closet gebruik maakt, moet hij den hefboom lang zaam naar boven trekken, en onmiddellijk weder laten zakken. Zelfs geen halve minuut lang zoo staat letterlijk in zijn contract beschreven, mag hij het water laten door spoelen. Op den droogzolder mag hij geen wasch te drogen hangen, waaruit nog water druipt. Slechte briketten, die door hun onaangenamen reuk de bewoners van het huis hin deren, mogen niet worden gebruikt. Naai. en breimachines moeten op een onderlaag worden gezet, die het geluid dempt. Dit zijn geen bepalingen, gemaakt om niet te worden nageleefd: wie er tegen zondigt, loopt kans, dat hij onmiddellijk zijn woning moet verlaten. En niet alleen te Berlijn zijn dergelijke contracten gewoonte, maar op den zelfden voet worden zij gesloten te Augsburg, Brungwijk, Eberswalde, Frankfurt a. M., Ham burg, Hannover, Ludwigshafen, Bre^lau. M uchen, Wiesbaden, Zwickau en elders. Wanneer de geldigheid van zulk een overeenkomst voor het oordeel van den rechter wordt ge bracht, valt er persoonlijk wel het een en ander op af te dingen ; maar zoover komt het gewoonlijk niet ; voor het beschreven papier heeft de huurder gewoonlijk te veel respect, dan dat hij de geldigheid van wat zwart op wit staat, durft aantasten! En dien tengevolge is ook menig verhuurder eerlijk overtuigd van de hem bij contract verzekerde rechten. Ook is het niet ieder gegund, proces kosten te wagen aan een geding, waarvan de kansen onzeker zijn. Aan hoeveel onaangenaamheden de Berlijnsche huishuurder dus blootstaat, valt ge makkelijk te begrijpen. Zijn contract is zoo breedvoerig en zoo ingewikkeld van termino logie, dat zelfs juristen een toer hebben, om het te ontcijferen. De huurder teekent dus maar, en het komt voor, dat hij op die wijze afstand doet van onontbeerlijke rechten. Zoo van zijn recht op water, wanneer, om welke reden dan ook, de leiding wordt afgesneden, zelfs indien hij het noodig heeft voor de uitoefening van zijn beroep. ledere aanspraak op schadeloosstelling bij vocht en lekkage in de woning, bij het rooken der kachels, bij het binnendringen van grondwater in den kelder, bij ongedierte enz., zelfs wanneer daardoor de woning ge heel onbruikbaar wordt, vervalt volgens con tract. De politie kan wel een woning wegens vochtigheid doen ontruimen; maar zij ver biedt den verhuurder niet, haar onmiddellijk weder te laten betrekken. Deed zij dit, dan zou de eigenaar tot de administratieve recht spraak zijn toevlucht kunnen nemen, en haar verbod dus slechts na verloop uan tijd effect hebben. Bij de jongste herziening van het B. W. is hierin verandering gebracht, maar de huur der moet zich zonder eenige vergoeding alle mogelijke herstellingen van zijn woning laten welgevallen ; soms heeft hij zelfs afstand te doen van zijn recht op verhaal voor een ongeluk, dat hem wegens de bouwvalligheid zijner woning is overkomen ; hij verbindt zich, zoo hij een bedrijf uitoefent, bij verhuizing dit niet te verplaatsen vóór den dag zelf van het verhuizen; ja, dikwijls doet hij bij contract afstand van alle aanspraak op verbetering der woning, en verbindt hij zich daarentegen, zelf de reparatiekosten te betalen van de dagelijksche slijtage van zijn huis. Men behoeft zich niet te verwonderen, dat langzamerhand een vrij sterke oppositie onder de woninghuurders is ontstaan tegen deze draconische bepalingen der makelaars en huisheeren. Tegenover de talrijke vereenigingen dezer heeren zijn in den laatsten tijd te Berlijn vereenigingen van woninghuurders opgericht, die, zooveel mogelijk onder samen werking met de huisheeren, nieuwe formules voor contracten hebben opgesteld, waarvan de inhoud minder omslachtig en minder on billijk is. Ook ten onzent is de verhouding tusschen huisheer en huurder niet altijd een idylle; maar met Duitfchland vergeleken, kunnen wij woninghuurders althans ook op dit punt verklaren, dat wij leven in een vrij laad. ' F. M. C. ziek in de Hoofdstad, yef/crlflii'inche Vereenirjwrf tot onderlinge oefaiii/g in het spreken van r.reeui'/c tulen zou iemand, die de laatste opvoeringen van Currnen heeft bijge woond, de Ned. Opera kunnen noemen. Dat doet de ontwikkelende invloed van buitenlandsche gasten. Wel heb ik bij de voorstelling van d'Andrade tot mijn leedwezen bespeurd dat, allen nog in het llollandsch zongen, doch ook in dit opzicht mogen wij hopen, want ik lees juist een bericht (per telegraaf) dat een der eerste zan geressen van de Opera in een andere plaats eenc aria r/i-h«e.l in het Italiaansch heeft, sezongen. Dat is natuurlijk eene voorbereiding dat bij eene vol gende voorstelling van d'Andrade iedereen zijn best zal doen om ook Italinansch te spreken en te Dichters zijn soms zieners. Piet, Paaltjens heeft het al gezegd, wat ik nu i met, kleine wijziging) citeer-. In 't, llollandsch zingt men hier niet, meer, Die taal is ongeschikt ; 7,ij klinkt, in d' ooreu van 't publiek Zoo ruw en ongelikt. (Hij heeft, zeker al deze richting bij de Xed. Opera voorgcvocld.i Waiinei r ik de medewerkenden op het rijtje af noem. kom ik tot de volgende aantcckeningcn : De heer Dereims zong en sprak natuurlijk alles in het Franseh. Mevr. Direk\ van de Weghe zong en sprak na tuurlijk alles in het Framch. Mevr. F.nireleu?Scwing probeerde ook eens Franseh 1e spreken. De heer Leeuwin sprak F'ransch en zong Ho'. laiuUch. De heer Orelio zong alles in het llollandsch even als de heeren Poons en \au Heem en de dames Penning en Kamphuizen. Daar was nu noir wel teveel Hollandsch bij, doch bij iedere voorstelling gaan wij vooruit, i daar er lederen keer een paar Franseh spre kenden bij komen, '/oo krijgt, de heer Van der Linden op de gemakkelijkste wijze de Fransche opera bij elkaar, die hij volgens sommige bla den een volgend jaar zal exploiteeren. Het is jammer dat, vroeger juist, van die zijde de i-i-el/dligr opi'i'ii, volgens het plan van den heer Yiotta zoo ernstig bestreden is, want de meeste medewerkers en de directie van de Xed. Opera toonen zich nu trouwe aanhangers van dat principe. Het is niet noodig over deze opvoering veel te zeggen. Behalve de gast, zijn alle medewerkenden reeds meermalen in dit, werk besproken. Van den heer Dereims zij gemeld, dat hij (vooral in de derde en vierde acte) een l)n,i .Ir,*,' gaf, die deze fiimur voor ons op indrukwekkende wijze deed leven, en dan vergeet men ook, dat de heer Dereims misschien wel onder de voortreffelijke .zangers moet worden gerangschikt, doch dat, hij zulks al wat lang geweest is. Men waardeerde het zeer, dat de heer Orelio ditmaal den Esnimillo zong, en geen wonder! want hij gaf veel relief aan die partij. Hij werd stormachtig toegejuicht. Evenzoo mevr. EngelenSewing na de aria in de derde acte, ecu van hare beste vertolkingen. Waren dus de hoofdpersonen (ook mevr. DirckxVan de Weghe als Carnieii) zeer te prijzen, toch kan men van de geheele voorstelling geen gunstigen indruk melden. De verhoudingen tusschen leider. zangers en orkest waren voortdurend van wanke lenden aard. Doch dat is een gewoon feit bij voorstellingen met gasten. Dit mag men niet eens kwalijk nemen, want men komt, immers om een gast te hooreu, en is al het overige dan niet bijzaak? Nog vervuld van de ernstige gedachten, die mij bezielden in liet belang van onze nationale stichting, ontving ik eene uitnoodiging, om de uitvoering van de Vereeuiging voor Vocale en Dramatische Kunst bij te wonen. Hier was het niet alleen muziek, die ons geboden werd, doch ook fragmenten uit tooneelstukken en gedeclameerde verzen. Daar ik begreep, dat, ik vanwege de niet-deskundigheid niet geroepen was om mijn oordeel te zeggen over de declamatorische voordrachten in proza en poëzie (hoewel ik de voordracht van het, fragment uit Rlioi/npe, van Kloos, als een alt-solo, en het fragment van Maeterlinck als een sopraan-solo zou kunnen karakteriseeren, dus inch op mijn gebied) wilde ik mij natuurlijk tot, de bespreking van de muzikale voordrachten bepalen, toen opeens mijn blik op de uitnoodiging viel, waarin te lezen stond : Hoezeer wij in principe voor critiek zijn, die het bereiken ven meerdere volmaking bevordert (de critiek dankt de Vereeuiging voor dat, schoone woord), wenschen wij, met, het oog op ouze werkende ledeii-dilettauteu, geen bespreking der uitvoerenden in de pers." Echter verklaart de vereeniging de zeer gewaar deerde voorlichting en eventueele aan- en opmer kingen van deskundigen niet te willen missen. Hoewel ik onder de vocale solisten twee leden der Xed. Opera aantrof, waaronder een die gewoon lijk in hoofdrollen aldaar optreedt, wil ik toch gaarne het verzoek van de vereeuigiug eerbiedigen. Doch het is niet wel mogelijk een indruk over het geheel te geven zonder in details te treden. Dus bewaar ik het stilzwijgen. Daar ik bovendien reeds meermalen over de uitvoeringen van Mej. Esser ge schreven heb en de muzikale voordrachten uit sluitend in eoncertvorm plaats hadden, kan ik met verslaggeven wachten tot ons eene uiting van muzikale dramatische kunst geboden wordt. Misschien wordt ook aan d« critiek dan. wel wat meer vrijheid gegeven. * * * In het Concertgebouw had Donderdagavond een buitengewoon Abonnementsconcert plaats, waar zich twee solisten : Marie Brema (zang) en Alexander Petschnikofl' (viool) deden hooren, Hoewel de ondervinding leert dat beroemde operazangeressen in de concertzaal vaak teleur stellen, luid ik van deze dame ook als concertzangeres niettemin zeer groote verwachtingen. Ik weet niet welken indruk Mevrouw Hrema op de meeste toehoorders gemaakt heeft, doch voor mij was haar optreden alweer eene teleur stelling na di indrukken van deze dame te Bayreuth ontvaiisen. Xu zal de keuze van de aria uit J,u I!i'i,in >/i> SU/UI in plaats van de groote scène uit Gij/d-r. Diiiiiitii'fiiiiii (een zeer mager surrogaat) daar veel toe hebben bijgedragen, doch alleen wanneer de stem met. volle kracht klonk kreeg men herinncj ringen van vroeger van deze dramatische zangeres. Xiiast inacht.iirc klank, was vaak klanklooslieid op te merken. Ik ben het ook niet. eens met het langzame tempo van Irli i/i'r>IIi: ,'/<?/,.'. tScliumaun moet eens j gezegd hebben: Ks steht wohl nicht, -u sehncll | das abcr es muss allerdings schnell sein. De heer 1'etsehnikoH'is een hoog begaafd virtuoos en kunstenaar, /.oowel in het (ii?f,-,-f van Tschai: kowski als in de f'/>/?"////</ van liach heeft den ; violist ons vcrbaa-d doen staan en doen genieten. ! Al hoort men in de (ii"-i,,/,nt ook sommige effecten ! die strijden met de traditie ulu is hier .loachim), zal men toch sUehls bewondering koesteren voor dezen lijn voelenden kunstenaar, wiens techniek zoo volkomen i*, dat. bij zich geheel uan de muzi kale voordracht, kan wijden. ? Deze bescheiden jonge man was ecu reus wanneer hij speelde. llrt concert van Tchaikowski kan mij als compOsitie niet voortdurend verwannen, doch de wijze van spelen hield mij steeds geboeid. liet orkest heeft weer met de bekende ioewijdin'j; ^p('spi:eld en begeleid. Xa de kleine stukken | van drieg werd de heer Meiigelberg warm loej gejuicht. V\^ MlI.I.h.KN. Fluiten en In Frankrijk is de groote vraag van het lluiten en applaudissecren weer aan de orde gebracht, ditmaal door een verordening van den maire van ' Cherbourg, die in den schouwburg aldaar het ] fluiten verboden heeft. In Parijs gebeurt het, ! naar liet schijnt, al sedert lang, nergens meer ; ! althans in al de bladen die het onderwerp bespre ken wordt het iets verouderds en provinciaals genoemd. Wdt het recht tot fluiten aangaat, heeït men het oude zeggen van Boileau: C'est un droit (ju' a la porte on achète en entrant ; maar men is het er ook wel over eens, dat dit alleen betreft het recht om iets mooi of leelijk te vinden; maar niet om door luidruchtig lawaai het genoe gen zijner medetoeschouwers te bederven. Een aardige definitie is die van George Rodenbach in Figaro : «Fluiten heeft altoos alleen beteekend : niet hegrijpen". Er zou een aardig boekja te schrijven zijn, zegt hij, ^fonoi/nijiMe dn si/llet: men zou daaruit vooral zien, dat nooit iets anders dan het schoone uitgetloten is. Zoo dikwijls in de geschiedenis van het tooneel, het fluiten optreedt, is het uit onwetendheid, tegen over den te hoogen of te nieuwen kunstvorm. Een middelmatig stuk, in harmonie met de door gaande denkbeelden van een algemeen publiek, zal men niet uitfluiten. Maar wel een stuk waarbij men iets nieuws moet denken, iets met inspanning moet gaan begrijpen. De feiten geven hiervan een aardige illustratie. Uitgefloten zijn de Ciil van Corneille, door de coterie van Scudéry, de J'hi-ilre van Racine, door de vrienden van den hertog de Nevers en Mad. Deshoulières; de Athalie, die men eerst twintig jaar later weer heeft durven opvoerenVan Victor Ilugo J.c* linrgrai'es, hetgeen den dichter van verder tooneelwerk deed afzien; en de 'J'iotnJtfïii.ier van Wagner. hetgeen den compo nist een oogenblik moedeloos maakte. Het spreekt van zelf dat er ook wel bij heel wat akeligs ge floten is, waarvan Rodenhach niet spreekt, maar dit zou zonder fluiten ook wel doodgegaan zijn. Dat tegenwoordig in Parijs bet fluiten geheel uit de mode geraakt, ligt misschien daaraan, dat de meeste stukken en vooral de eenigazins geavanceerde stukken die gevaar konden loopen niet begrepen en dus uitgefloten te worden voor hun speciale publieken opgevoerd worden. Er is niet meer een alleenzaligmakende kerk in dit opzicht, er zijn tal van secten. ieder met haar kapelletje. Zoo l'Oeuvre, zoo les Escholiers, zoo al de kleine »théntres a cóté.'' liet fluiten komt daar niet meer voor. omdat alleen de hegrijpenden er heen gaan. Een tweede vraag is deze: als men niet fluiten mag, kan dan het applaudisseeren toegelaten wor den 'i Blijkbaar niet. Wat geldt voor het fluiten, dat het een hinderlijke openbaarmaking van eene meening is, onbescheiden, grof en kwetsend voor i den buurman van den fluiter, geldt ook voor het applaudisseeren. Het is een slechte manier", die bij een welopgevoed publiek allang moest afge schaft zijn. Zij heeft den verderfelijksten invloed op de kunst; zij maakt dat de treurspelspeler twintig regels rammelt om den een-en-twin tigste uit te brullen, dat de tenor zijn hooge noot ver boven do eischen van den componist aanhoudt, dat de komische acteur van zijne rol een caricatuur maakt, dat de virtuozen de kunstenairs j verdringen. »I)e stukken zoowel als de acteurs ? zouden er beter op worden'', beweert Andró i Hallays in de ]),'littl*. =als het applaudisseeren werd afgeschaft, want de schrijvers ook denken alleen aan slotwoorden en pakkende oogenblikkcn; de veelbesproken conventie op het tooneel is eigenlijk alleen de wet van het applaus". j Al deze journalisten, Hallays, U (denbach en de anderen, hebben zeer zeker gelijk. Hun redeI neering is logisch, billijk, rechtvaardig, volkomen juist. Toch is het ook waar, dat do inspan ning die de acteur behoeft om zijne volle i persoonlijkheid te geven, om al do biologische kracht uitteoefenen die in hem is, alleen wordt onderhouden on weer opgewekt door het gevoel dat het publiek met hem sympathiseert, en dat van dt-ze sympathie het applaus do wel grove : en vulgaire, maar naast mogelijke uiting is. In do opeenvolgende indrukken van don avond ont houdt de toeschouwer niet zoo gemakkelijk tot aan bet eind van bet vijfde bedrijf, dat hij over het tweede tevreden geweest is, wanneer hij die tevredenheid bei-tt moeten verzwijgen : on zelfs is er meer kans dat het der,Ie bedrijf goed gespeeld wordt, wanneer na het tweede de sym pathie van bet publiek hoorbaar gebleken is. Toonee'.spelcn is tiiet n;kol een /aak van correct heid, maar ook van warmte, van oloctricitnit, en niemand profiteert er bij, wanneer do eenmaal ' opgewekte stroom zoo spoedig mo^i-lijk wordt afiK'brokeii. IV waarde van genot is tooh vooral 1 dat mon zich bewust is. te genieten, on men onthoudt dat bewu.-tzijn, door er uiting aan te geven. Al ilez;1 laatste rodenen zijn mt-t-r govoelsreden dan strik ie logica; er is ook kans dat zij in oone govooKzaak als die van tooncolsucces, hot hin(p toi-';Mi do logica uithouden. " " v. L. A Cappella-koor te Groningen. T o (ironing"!. is orn a euppella kooi' onder leiding van don 'neer K. Veldkamp aldaar, solo; zalig on spraak!,-eriur. Do beer Veldkamp, exloerling van don heer Arnold Spoel, hoeft nu '. di zo week oeno uitvoering gegeven, waarop in do eerste ritdcoiing koron van Swoo.inek. Palestrina. Arcadolt. ilortnianski en <>ade en in do tweede ai'deelinu' ni'slnitend werken uitgegeven door do \i>d. kooru>roeniiring van Worp, Do I.ango. Wouters. Pij zei en Van Milligen zijn ten geboore gebracht. De heer Mossel te Birmiiigbam. ('it verschillend!1, ons toegezonden, bladen ui liirmingham wordt met groote ingenomenheid melding gemaakt van het spel van den heer

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl