De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 13 december pagina 3

13 december 1896 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1016 DE AMSTERDAMM KR WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. J. Mossel alhier, die aldaar het concert van Saint Saëns op Mr. Stockley's orchestral concert vertolkte en die met zijne echtgenoote mevrouw Mossel-Belinfante en zyn broeder Max het Tripleconcert van Beethoven uitvoerde. De toon van den heer Mossel «pure rather than demonstrative" wordt zeer geroemd, evenzoo zijn voordracht en techniek. He is »a fine performer" zegt de Binningham Daily Post. Evenzoo roemt men de uitvoering van het Triple-Concert. Opmerking verdient dat het concert van Saint Saëns als geheel en het Triple-Concert als nage noeg onbekend te Birmingham wordt genoemd. Lorenzaccio. In het Renaissance-theater te Parijs is l,oreneaccio van Alfred de Musset, door Armand d'Artois naar de eischen van het tooneel gearrangeerd, opgevoerd, en het is gebleken een groote triomf voor de actrice en den dichter te zijn. Of het stuk ooit voor het tooneel bestemd geweest is, valt moeielijk te zeggen; het kwam noch met de beperking van tijd, noch met de mogelijkheid van tooneelverandering overeen; er rnoe.--t dus geschrapt worden. Er zijn een aantal schilder achtige tooneelen, die met de handeling in weinig verband stonden, of alleen een »mot" encadreerden, moeten wegvallen, maar de figuur van Loren zaccio, den weifelenden samenzweerder, is vrijer geworden Sarah Bernhardt heeft met onnavolg baar talent de rol gespeeld ; de geheele kritiek is in de wolken er over. Zoowel de Musset's meer aangegeven dan uitgewerkte psychologie, als het dichterlijk fantastische van zijn zielszieken held, het elegante en droevige, is in hare vertol king weergegeven. De vraag is weer opgeworpen, of het voor Sarah Bernhardt die toch ook gedebuteerd heeft met het travesti in Le /iiissant, en nu weer deze travesti zoo uitmuntend gegeven heeft, niet geraden zou zijn, ook den vorstelijk melancholieken Hamlet en den monsterknaap Nero (van Ilacine of van Cossa) eens te geven. IIIIIIIII1IUIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIII11I1IIII Tentoonstelling William Estall. Bij van Wisselingh & Co. op het Spui is van dezen jongen Engelschman een niet onbelangrijke collectie schilderijen en waterverfteekeningen ten toongesteld, die in eens een juisten blik op dit eigenaardig talent geven. De allereerste indruk is die van een zeer ongelijkmatig vermogen, dat nu eens zijn willen bereikt, en in een ander werk even ver daarvan blyft, en daartoe geeft zeker dit soort werk herhaaldelijk aanleiding. Want men moet hier niet gaan zoeken naar sterk overtuigd of overrompelend grootsch zien, in eens pakkend door hevig gevoelde kleurschakeeringen, met sterke plastiek of zeer varieerende sujetten, maar er is een zeer groote gelijkmoedigheid in willen, een bijna niet anders dan op hetzelfde motief studeeren van dezen zoeker, die nu en dan zijn doel bereikt, en in een herhaling van hetzelfde motief, iets waarin h\j zeer veel verrast, zich veel minder sterk en overtuigd betoont. Ik zou willen geloven dat hy veel van zijn teere subtiliteit bij Fransche romantici geleerd heeft, met name Corot, waar in zjjn meer sterk aangezette hoornen een niet zeer overtuigde, maar voor veel ontwikkeling vatbare Daubigny of Rousseau aan het woord schijnt. 't Zijn meest schapenkudden over heuvelige gronden grazend, in stille grijze misten, bij het opkomen van een watergrijze zon. Teer zich in den nevel verliezende boomgebladerten, of land schappen, vlak en licht-grijs groen, onder hooge grijs-blauwe luchten. Er is een stille gracie in dit werk, en met tact gekozen, zou uit deze nu misschien wel wat al te groote collectie, een IlltlllllMIHII Illlttlll l Hllll llimilHII IIIIHU iHMiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiMiimiiiiiiiiii DE SCHRIELHANNES. Naar het Fransch, (Slot). »Wij zullen hem totaal in het nauw moeten drijven,1' meende de jonge Charabourdon. »Dat zullen wij!" stemde Boitel toe. Groot was echter zijn verbazing, toen 's avonds, even voor het sluiten, de Schrielhannes hem ten aanhoore van verscheidene collegaas vroeg: »Is u van avond vrij, mijnheer Boitel ?'' »Ja, mijnheer Galard; hoe zoo P1' ant woordde hij. »Zoudt u dan zoo goed willen zijn, straks even op me te wachten. Ik wilde u verzoeken mij een paar uren van uw avond af te staan : ik moet u spreken!" Ietwat ongerust, maar zonder dit tegenover de overige aanwezigen te laten blijken, zei hij op luchtigen toon: »O, zeker; met genoegen; met heel veel genoegen." »Je bent er bij, maat!" schertste Driole, zoodra Galard de hielen had gelicht; »daar zit niet meer of minder op dan een duel." »Poeh ! Een duel. Waarvoor?" »Pas maar op, weetje! Die zachtzinnige doetjes zijn soms tijgers." tiental werkelijk zeer mooie dingen te kiezen zijn, waar de anderen in hun trachten misschien even goed, in bereiken zekerlijk nu en dan wer kelijk een eind bij ten achter staan. Tjl. MoLKEXBOEK. Tentoonstelling van Moderne Belgen in de Lakenhal te Leiden. Als de jongere zoekers van nu in Belgiëhun kracht in excentriciteit meenen te vinden, ik meen in het bedenken en verheelden van alles wat maar ongehoord en ongezien is, dan hebben zij hun doel wel bereikt; die buitensporigheid namelijk, over de mate van deugd die daaraan ten grondslag ligt zou nog getwist kunnen worden. Heel anders dan voor een paar jaar de »Vingtisten", »Pointillisten" en andere nieuwe richtingen, die met de oude toch het fond gemeen hadden, al was de uitvoering eenigszins meer gezocht is de stemming van de nu in de Lakenhal te Leiden exposeerenden. Het mystieke, symbolieke, ma cabere, lugubere, om van het obsceene niet te spreken, alles wat voor hun verbeelden wat anders dan direct lichamelijke aandoeningen te weeg brengt, alles wat in hun oog wijst op een meer geestelijk bestaan, is hun welkom, maar of dit bereikt wordt, en al dat willen niet alleen een uiterlijke vertooning van allerlei rare gedrocbtelijkheden wordt, valt nog te onderzoeken. Maar men kan maar zoo iets willen ; aan den beschouwer staat het dan om een werkelijk bereiken dan wat anders dan buitensporige voorstellingen allén, te apprecieeren. Zoo met Fe/icien Jloj>s die een aantal etsen exposeert van eenigsins obsceenluguber-diabolische strekking, die meest voor boek-illustratie gemaakt schijnen, en getiteld zijn als: »Masqties Parisiens", »Le cathéchisme des Mariés", »La dame au cochon" en anderen, en waarvan 't mij wil toeschijnen dat de qualiteit niet in staat is de minder avouabele strekking ook maar eenigsins te vergoeden, indien, wel beschouwd, zulks dan al ooit mogelijk ware. Dondelet komt met verscheidene illustraties voor verzen van Maeterlinck, die als boutsneden bedoeld zijn, maar daarom niet minder met een pen zijn geteekend (O! anachronisme!) en in een lijstje bijelkaar de boekversieringen van »ltct liedekcn rail den Jlere Hulcicijn", die gekleurd en wel, toch allerontzettendst veel op namaak van oude handschriften lijken. Van Knsor allerhande macabere voorstellingen (pourvu qu'on s'amuse). Van Tiuniluir mede ge woon bekeken stadsgezichten, een schilder die nog veel van ons Hollanders leeren kan; van JJeijonre de yiini/nes allerlei raar en nachtmerrie achtig aangekeken landschappen en van Me.hJH'rs een doodskopacbtig portret van kardinaal Melchers, heel in 't rood, met een als met bloed besmeerde roode lijst; ook al zoo'n moordenaars-fantasie. Van (.ottft twee toch werkelijk al te pauvre schilderijen en beeldhouwwerk van Casper waar eenig minder exentriek bekijken van de natuur in te vinden is en reminisensen aan werken van Rodin. Van Vmeli allerlei aardewerk, die bewijzen dat hij noch de techniek, noch eenige heldere ideeën omtrent zulk werk machtig is. De «enige die zijn anarchistische-omverwerpersphantasie in een beetje daarbij komende kracht in uiterlijk weet neer te zetten is de Groti.r en al zou ik niet gaarne zoo'n nachtmerrie-achtige, oproer-zaaiendelithographie in mijn kamer hebben hangen ; hij is onder dit stelletje buitensporigen de eenige die zijn kunnen een beetje gelijken tred met de «uitspattingen" van zijn geest laat houden. 'Jii. MULKEMJOKK. The Pageant. Er staan een aantal goed geslaagde lichtdrukken in dit werk, vooral naar l'uvis d« Chavannes. Vooral die prent waar een paar jonge meisjes aan den zeekant op de mooi met bloemen begroeide duinen gegroepeerd zijn, is een van de mooie dingen die ik in kort van dezen grooten Franschman gezien heb. l'uvis kan wat geen ander van zijn tijdgenooten meer machtig is, en wat voor hem in misschien nog subliemer grootheid Millet bezeten heeft, en wat ten onzent in de werken van Thijs Maris en Derkinderen soms alleen »Nu, we zullen 't wel hooren," zei hij, innerlijk zeer bevreesd. De mee»te heeren bleven op straat nog staan, om de ontmoeting der tegenstanders bij te wonen, maar zagen zich in hun ver wachting bedrogen, daar de Schrielhannes een rijtuig aanriep, Boitel verzocht in te stappen en wegreed. In de eerste minuten gedurende den rit, werd door de beide heeren, buiten de gewone beleefdheidsformules, geen woord gewisseld. Eindelijk opende Boitel den mond: »Waar gaan we eigenlijk heen?" vroeg hij zoo luchtig en hartelijk mogelijk. »Naar mijn huis, meneer Boitel, Rue OavLussac, oO. Wij zijn er direct.'' Toen het rijtuig stilhield, betaalde hij den koetsier en noodigde Boitel uit hem te volgen. »'t Is een beetje hoog," zei hij veront schuldigend, »op de vijfde tage." Hij bracht hem in een kleine kamer, het slaapvertrek van een jonggezel, dat tijdelijk tot werkkamer diende, te oordeelen naar een tafel, beladen met paperassen, die in het midden stond. »U merkt, ik werk zelfs na bureautijd, mijnheer Boitel," zei hij, »ik zal u laten zien, waarom. Als u even mee zoudt willen gaan. Ik heb nog een kamer." Hij stak het portaal over, opende een deur, en zei, zijn bezoeker voorgaande : »Adriana, laat ik je even meneer Boitel voorstellen, een van mijn collegaas op het bureau, een van mijn beste collegaas," en tot den andere die beteuterd stond: -/Mijn zuster." Boitel maakte een diepe buiging en sloeg wordt gezien door hen die met recht verstand zich tegenover een schildering kunnen plaatsen, ik meen dat zij de gave hebben van de geeste lijke mooiheid van hun menschen in een ge baar kunnen doen uitkomen, in de stand van een voet, in de houding van een arm, in de wending van het hoofd, zoodat het lijkt alsof de levende adem der natuur over hun werk is gegaan. Juist zoo groote innigheid in de uitvoering van hun beste verlangens, maakt hen tot die grooteren van nu, die de oneindigheid van het geestelijke steeds op het oog hebben, en altijd doelen op het fond, de ware achtergrond van wat zij aan materiale vormen op het doek brengen. Er zijn ook mooie lichtdrukken naar Rossetti en Watt in dit boek, en achter in komen eenige goede reproducties naar oude houtsneden, en een vijf kleurendruk in houtsneèvan Lucien Pisarro. The Parade. Dit is een boek voor kinderen, meisjes en jongens, en de zeer gevarieerde prentjes, van absoluut niet de minste artistieke beteekenis, maar daarom toch voor kinderen niet minder aardig om aan te zien, zijn van verscheidene artisten, waaronder een drietal Hollanders: Nico Jungman, Ilenry Teixeira de Mattos en A. van Anrooy. Jungman is hier eenigzins door Engelschen beïnvloed, ofschoon zijn werk nog dadelijk als niet echt britsch kan herkend worden ; van Anrooy van een Engelsche-Fransche illustrators handig heid, en Teixeira de Mattos geeft een kleurendruk die nu niet geheel en al van de fijnste distinctie kan genoemd worden. Overigens is er voor iedere smaak wat in te vinden, reminixensen aan allerlei symbolische en ornamenteele specialiteiten in Engeland, een en ander samengebonden in een wit bedrukt vuur rood omslag enz. enz. te samen een zeer geva rieerd prentenboek. Th. M. Lectuur. Iu T'u' Jfit//<t.:hie of Art van Dec. een artikel over Adolphe Artz van d; hand van Ricbard Heath met veel goed gereproduceerde werken van dezen Hollander. In The. Art Journal van Dee. iets over de Albcrtina en de Xational Gallery van Gustav I.ndwig met een paar superbe teekeningen vau oude meesters in zinco. In de (iir.'ettc d<:a HI'KII.I' Ar/n iets over de Gallery I/iyard, met een lichtdruk naar een mooie ('arpacio en andere Italianen. Een lichtdruk naar de aan Justus van Duitschland toegeschreven tryptichon in bet Louvre. Michel Angclo's briefwisseling. De uitgave der ruim <>()() aan Michel Angelo gerichte en in het Arcliii'io Ijiuninrotli te Flo rence bewaarde brieven is thans eene uitgemaakte zaak, en binnenkort kan de verschijning der eerste alleverirg worden tegemoet gezien. De geheele correspondentie is zorgvuldig afgeschreven en geordend. Slechts een klein deel dezer verza meling heeft vroeger het licht gezien, en wel in Gayix's (.'tt>'tc(/!/iu, in Bottari's Jjcttei'e jiilturiclie en in Gotti's Vitu di Mic/ielani/elu. De aan Michel Angelo gerichte brieven van Sebastiano del Piombo zijn door Eng. Mür.tz afzonderlijk uitgegeven, en voor korten ti.id heeft ook Addington Symonds voor zijne omvangrijke biographie van den meester een ruim gebruik gemaakt van de F'lurentijnsche verzameling. Het onuitgegevene bevat echter nog veel interessants. Zoo zal de geschiedenis van de farade en de sacristy van San Lorenzo eerst kunnen worden geschreven, als de talrijke brieven van Giovanni F'antucci, van Giovanni Spina e. a. over dit onderwerp gepubliceerd zijn. De brieven zijn zeer friscb en aanschouwelijk geschreven; dikwijls wordt demons VII sprekend ingevoerd, en telkens vernemen wij. dat hij de brieven en teekeningen van Michel Angelo zelf heeft door gezien en er onvoorwaardelijke!! lof' aan to ge kend heeft. Ken keer vinden wij zelfs eene eigen handige kantteekening van den Paus, die den kunstenaar tot spoed aanspoort met de woorden: »Gij weet, dat Pausen niet lang leven''. Over bet werk in de Sixtijnsche Kapel zal IIIIIMMIUllmlIIIII verbaasde blikken rond. Dat tweede vertrek was groot en bijna weelderig gemeubileerd. Een dik, mollig tapijt bedekte den grond; langs de smaakvol be hangen wanden hingen, zooal geen meester stukken, dan toch doeken van werkelijke kunstwaarde, en oude etsen. Tegen den achtermuur, tegenover de twee hooge vensters, die het, vertrek verlichtten, stond een ge beeldhouwd ledikant onder een hemel met matgoud peluchen gordijnen, links een open geslagen vleugel van Pleyel, rechts een keurige boekenkast. En overal, hier en daar verspreid. op het schrijfbureautje, op den schoorsteen mantel, oj> de piano zelfs, vazen en bloemen. Op een germikkelijken stoel, tegen het voeteneind van het ledikant geplaatst, lag een jonge vrouw, een jong meisje van om streeks twintig jaren, met den elleboog op een der kussens, die haar aan alle kanten ondersteunden, te lezen; zij zag doodelijk bleek en scheen lijdend of herstellend te wezen. Boitel herkende haar onmiddellijk. Zij was het, die hij den vorigen middag met, Galard in het rijtuig had gezien. Deze liet zijn bezoeker niet veel tijd om na te denken. Xa zijn zuster te hebben omhelsd en naar haar gezondheid te hebben gevraagd, zei hij: »lk wilde u niet hier heen hebbeu gebracht, zonder u aan mijn zuster voor te stellen, de eenige familie die ik heb. Als u nu nog even hier naast zoudt willen komen . . .'' «Mijnheer Boitel," begon hij, zoodra zij alleen waren, zijn bezoeker die, heel slecht op zijn gemak, was blijven staan, een stoel aanbiedend, «mijnheer Boitel, u hebt mij in men niet veel nieuws vernemen; alleen bevestigt zich de bewering, dat tusschen Michel Angelo en Julius II nooit een contract is gemaakt, en dat de Paus af en toe, als hij zelf geld had, den kunstenaar een paar honderd dukaten liet uit betalen. De collectie bevat brieven van Frans I van Frankrijk, van Catharina de Medici, van de her togen \an Urbino en van Ferrara, waarin in de vleiendste uitdrukkingen een werk van de hand des meesters gevraagd wordt, hetzij een beeld houwwerk, hetzij eene schilderij of'eene teekening. Bijzonder belangwekkend zijn in deze verza meling de brieven van vrienden en van familie leden. Zoo zijn er een reeks brieven van den ouden Ludovico Buonarotti, die zich kenmerken door een bartelijken en vaderlijken toon; in een daarvan doet de oude man een goed woord voor behoeftige huurders, die te Settignano een huis van zijn beroemden zoon bewonen. Ook versprei den sommige brieven eenig licht over de ver houding tusschen Michel Angelo en Rufael; het blijkt daaruit, dat tusschen de leerlingen der beide meesters een zeer verbitterde strijd werd gevoerd, die onder anderen leidde tot een hoogst ongerechtvaardigde critiek van Rafael en diens school, en tot eene van groote partijdigheid ge tuigende ophemeling der verdiensten van Sebastiano del Piombo. Verbetering. In ons laatste nummer is, bij de vermelding der artiaten, van wie werken zijn aangekocht voor de verloting van Arti et Amiciliiie, mej. Ilooy genoemd. Bedoeld is mej. Hovy. Het zesde deeltje, Als een dichter begint met: «Harst los! bezielt u, heiige snaren!'' en als dan volgt: ?>Dat bij verga, die diep verbastert!, Den vaderlandschen grond miskent, . . . Hij leev:, maar boe een slaaf der slaven! Zijn rit, verworpen, onbegraven, /ij 't aas, waarop 't gevogelt' brast! Zijn naam zij elk een vloek in de ooren, -Ku 't kroost, den onverlaat geboren, /ij eeuwig met dien vloek belast!" dan valt het een rederijker niet kwalik te nemen als hij op zijn kateder staande zijn longen met volle kracht laat werken en zijn stem uitzet bij bet voordragen van 's mans verzen. Zelfs bij 't zacht voor zichzelf lezen var. zulke verzen stelt men zicb licht een galmende toon voor. Toch doen rederijker en lezer de llol/iuidcelm mitic en dus de dichter Helmers op die wijze onrecht. Wie 't groote dichtstuk van Ilelmers nog eens in handen neemt, en vooral eerst de bedaard redenerende, gemoedelike «Voorrede" overleest, die zal met volkomen instemming Verwey horen zeggen, dat al bet schijnbaar op gegalm berekende retorieso materiaal in Helmers z'n verhandeling niets anders bewijst >dan dat hij voor dergelijke verheven schijnende wendingen en woedend-doende termen een gemoedelijke liefde had," en dat »zijn volzinnen, babbelend en zich rondend... er hun eigenste tamheid bij(houden), zijn geluid zijn welwillendheid." De korte karakteristiek van Aellollandache nul ie waaruit hier werd aangehaald met een zestal regels als bewijsplaats, is al wat over en van Ilelmers in het zesde deeltje van ^'alerlmul^lie (lichters, met in'O'ii run Alliert l'cni'ïi/ I) is opgenomen. Maar bet is genoeg voor degenen. voor wie in de eerste plaats Verwey's uitgaaf geschikt is: voor hun, die met de werken van onze dichters bekend zijn en graag wat van bun beste verzen in een mooi boekje bijeen zien met 1) Bij S. L. van Looy, Amsterdam. de noodzakelijkheid gebracht den sluier op te lichten waarmede ik, uit een gevoel dat u ongetwijfeld zult begrijpen, mij u privé-leven heb meenen te moeten verbergen. Ik ben niet onkundig gebleven van den hatelijken sehimpnaam, waarmede u me hebt gedood verfd en ik vcr/.cker u, dat ik mij nooit de geringste moeite zou hebben gegeven om een van u aan het verstand te brengen dat ik dien niet verdien, wanneer ik niet zeker wist, omdat u mij gisteren in het boscb hebt gezien, dat u, onopzettelijk, dat wil ik toegeven, de aanleidende oorzaak waart van alle kleine laagheden, die mij vandaag zijn toegevoegd. Zeg als 't u belieft, aan uwe collegaas en onthoud het wel, meneer Beitel, dat de ^ebrielhannes alleen leeft om met een weinig geluk de laatste dagen vau zijn zus ter te omstralen, de laatste levensdagen zijner zuster, wier eenige steun bij is, die hij innig liefheeft, die de doctoren hebben opgegeven en die door geen macht of' wetenschap ter wereld te redden is, en dat hij voortaan niemand zal veroorloven te vergeten, dal een jong meisje heilig is voor wie haar liefheeft,!'' Boitel opende te vergeefs den mond om wat te zeggen. Eerst buiten, op het portaal, herstelde hij zich van zijn ontroering. «Vergeeft u me?" vroeg hij. »Yan harte;" zei (ialard, de hem toege stoken hand drukkend. En toen hij den volgenden middag thuis kwam, vond hij bij zijn portier een prachtigeii bloemkorf', dien de heeren bureaucraten, lichtzinnige lui, maar met goede harten, zooals wij allen op hun leeftijd, aan de zieke hadden gezonden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl