Historisch Archief 1877-1940
No. 1016
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ik juilie verder aan datkrankzinniergehuichel
je in het vervolg te bezondigen. Van nu af
moet dat uit wezen hoor! Begrepen?! Een
^ander jaar houd ik op 5 Dec. tot 's avonds
tien uur kantoor; ik wil aan dat proletariaat
van de lessenaar een voorbeeld geven ; ik heb
recht te verwachten, dat jelui je naar mijn
principes zult gedragen en jij, nicht, blijft
thuis.
Mijn vrouw, die 't altijd met mij eens is,
sprak geen woord tegen, en Thérèse keek
uit haar oogjes met die brutale onverschillig
heid, waaraan ik al gewoon ben, en die zoo
veel zeggen wil als : al draait u nog zoo hard
aan de as van de aarde, die beweegt zich toch
naar mijn wil; alleen nicht waagde het bijna
?duidelijk hoorbaar tot haar te fluisteren : »Ik
geloof dat Uwes pa nu een weinig overdrijft";
natuurlijk zij dacht aan haar goud tientje
van 5 December.
Intusschen was er herhaaldelijk gescheld,
zonder dat Jacob iets binnen had gebracht,
en daar sloeg de pendule half tien, toen
'Thérèse zich verwijderde, zoodat alleen de
beide andere dames mijn gehoor bleven uit
maken. Dit hinderde me in het bijzonder,
?omdat ik juist gereed was een aparte beschou
wing te geven over de beteekenis van den
St. Nicolaas-avond voor jonge meisjes; iets
waartoe te meer aanleiding bestoud, nu eron
der de cadeautjes, die Théièse had bemachtigd,
?er n voor kwam, dat ik in verband meende
te moeten brengen met zekere vurige blikken,
die af en toe van buifen door de vensters
worden geworpen Maar vóór ik me vrouw
dienaangaande een vraag had kunnen doen,
kwam Jacob de kamer binnen, liep zonder
?een woord te spreken naar de porie brifée,
schoof die met iets plechtigs in zijn houding
?open en trad mijn vrouw op me toe, greep
.mij heel ongewoon bij den arm, stak haar
rechter- door mijn linker, en zei. zoo ongeveer
als een volleerde actrice dat in de comedie zou
?doen : gelieve u me nu maar te vergezellen.
Wat er op dat moment met rne gebeurde,
waag ik niet te beschrijven. Ik wierp een
blik in mijn hel verlichte salon daar vlak
voor me en dat was nu niet een bliksem
straal bij een onbewolkten hemel, neen, het
leek veeleer op een onbewolkten hemel bij een
bliksemstraal. Enkel liefde, vrede en blijd
schap straalden mij tegen. Daar stond in vol
ornaat, goud en purper bekleed, de groote
Sint, een forsche, rijzige, kaarsrechte gestalte,
met den kromstaf in zijn hand en de myter
op het hoofd, blinkende van edelgesteenten
van velerlei kleuren, en achter hem bemerkte
ik, voor zoover dat met mijn verbijsterde
oogen nog mogelijk was, eeriige van mijn
beste vrienden en warmste vereerders, die, bij
mijn binnentreden aan den arm van mijn
vrouw, gevolgd door nicht, dadelijk begonnen
te applaudisseeren, tot de bisschop met een
zacht st! st! hen tot bedaren bracht. Op
de tafel vóór me, links van den heilige,
verhief zich een voorwerp, van plus minus
twee voet hoog, nog overdekt met een witten
doek, en daar naast, met de eene h.ind op de
tafel geleund, zag ik Thérèse En terwijl
ik er over dacht of ik nog een halven pas
voorwaarts zou schrijden, begon de strakke
mond zich te openen en, zonder dat ik er eerst
iets van vermoedde, dat het Sjoerd in eigen
persoon was, zag ik zijn uitgestrekte arm en uit
gespreide hand op mij gericht terwijl hij sprak:
Edele medeburger! Deze allen, mannen gezeten
in hoogheid van gezag, en hoogheid van weten
schap en gaven, hebben zich niet kunnen be
dwingen op een avond als de huidige, wanneer de
waardeering en de vereering wijding ontvangen
van genegenheid en hartelijke gevoelens, l',
op de eenige, hun en l* waardige wijze, te huldi
gen in deztn uwen familiekring. Te rade
gaande met de verheven aspiratié'n v;in uwen
geest, aanhoudend getroffen door het eigen
aardige en oorspronkelijke van uw wezen
hebben zij gemeend door geoefende kun
stenaarshand uwe persoonlijkheid te tnoeten
vereeuwigen en alzoo u in beeld te doen
brengen voor de levenden en de nakome
lingschap Ik verzoek u, Mejuffrouw,
het konterfeitsel uws vaders, van zijn om
hulsel te ontdoen. Zij vragen u beschei
denlijk met aandrang, dat u dit gedenkteeken
uit hunne hand wilt aanvaarden, en verstouten
zich daarbij den wensch uit te spreken, dat
gij bij testamentaire beschikking dit beeld
ter plaatsing, nu uw verscheiden, in het Rijks
museum den lande zult afVtaan, dewijl' de
hpoge llegeering, goedgunstig Inschikkende,
zich reeds verbonden heeft daarvoor eene
plaats op te houden, aan den oostelijksten
wand van den voorhof', U-r zijde van onzen
yoe.ln lanreatiiK, den dichter Laurillard.
Hij had nauwelijks uitgesproken of zwijgend
drukte hij mij, me vrouw en Th<'rè>e de hand
en maakte een buiging voor nicht, die, zooals
me vrouw me later vertelde, het heel ongepast
beantwoordde met, dank u wel l>//n/einrcx/cr.'
en al tle zeven die do deputatie vormden,
deden dergelijks. Zoo zag ik Eduard, Alt.es,
Hubrecht, Treub, en ook de Ranitz, Klaas
en Tobie, die voor de gelegenheid
expresgelijk _ uit den Haag overgekomen waren
en die te samen minstens vijftig kaartjes
op tafel achterlieten van medegevers, maar
geen enkele hunner sprak een woord. Hoe
eloquent de meesten hunner o:>k zijn, zij
wilden blijkbaar de plechtigheid niet be
derven, door het een of' ander ie zeggen,
dat allicht banaal geklonken zou hebben
in ,_een sfeer van zooveel gevoel. En ik
zelf... vóór Sinterklaas de deur uit was,
begonnen mijn lippen zich te bewegen, maar zij
gaven geen klank; geluidloos stond ik te
mummelen alsof ik weer een zuigeling was
en juist zag ik nog den rug van Tobie door
de deur aan de gang zich verwijderen, toen
het mij gelukte zooveel heerschappij over
mijn zenuwen te krijgen, dat ik kon stamelen :
Man ... nen ..! maar het was te laat, ik
sloeg me met de hand tegen het voorhoofd .. .
ik was kapot... 't Benige waartoe ik op dat
moment me nog in staat gevoelde, was mijn
Bij de feestelijke opening der nieuwe sluizen te IJmuiden.
.Burgemeester VKxrxd Mr-:m:s/.: (laat l
AJISTKKDAMSCIIK HTKUEMAAÜJ» : De tij*
de weg naar het land ontbreekt.
zakdoek uit te halen en, zonderling, zooals
het hoogere en het lagere zelfs in het b.'ste
menschenleven door elkaar zijn geweven : toen
ik dat deed. schoot op eens mij de herinnering
door het hoofd, dat me vrouw met zulk een
onredelijken aandrang na den eten me een
schoonen zakdoek in de handen had gestopt; ze
had natuurlijk begrepen, dat ik hem wel
noodig hebben zou.
Wat er in onze harten verder dien avond
is omgegaan, in het bijzonder in iiet mijne,
ik heb nu nog het gevoel alsof ik heilig
schennis pleeg, wanneer ik het onder woorden
' zou willen brengen en het. aan de groote
klok hangen. Daar zijn van die herinneringen,
die je in je binnenste liefst als een mysterie
i bewaart om er later niet de engelen eens over
{ te spreken. Alleen wil ik zeggen, dit me vrouw
me wel tien minuten sprakeloos heeft, staan
aankijken en me toen om den hals is gevallen ;
een exces van hartstocht en aandoaiilijkliL'id,
! waarvan ik in geen tien jaar het voorwerp
i was geweest, daar zij maar al te goed door
drongen is van het besef welk een afstand
ze tegenover het verhevene heeft te bevaren,
wil zij zichzelf niet belachelijk maken. Alleen
nicht,
zoo plat en pl
de Lijnbaansgracht zelve, waar haar familie
woont, was drukker dan ooit; onverdraaglijk
snapachtig, maar 't spreekt van zelf: wij luister
den niet naar haar. Ileere mijn tijd. neet'.' riep /.ij
uit, terwijl mijn vrouw nog aan mij a hals hing,
wat zegt uwes daar nu van; herinnert uwe u w< l,
wat ik verleden jaar nog zei : ja ja neef, als
uwe een poosje tijd van leren heen, en u
doet geen gekke dingen, richten ze nog voor
uwes heengaan een standbeeld voor u op ;
maar dat zal ik dan wel niet zien, want mij:i
oogen worden nie-t, den dag minder, en mi is
hel standbeeld er al, en ik mag het zien. Nu
zou ik dan toch met de schrift mogen
zeggen, laat uwe dienstmaagd gaan in l
vrede; want mijn oogen.... ja neef, ik j
zal het maar niet heelemaal uitspreken, want i
u mocht eens denken aan profunie ! Maar j
dit moet ik /.eggen: wat bent u goe l getiMlt'en,
het is of ze u zoo in de. was hebben gezeten
afgetrokken in het klein; en zóó kiesch ! Ze
hebben niet gewacht tot je zeventigjaar bent,
neen ze hebben U genomen, zooals je er uitzag
in den tijd toen uwes pas beroem l begon te
worden, nu zoowat dertig jaar geleden, toen
u op de Rozegracht woonde. . . . geen grijs
haartje nog, en met de eene hand in je zak,
dat heb je altijd gehad, alsof je zeggen wou :
ik pas op mijn portemormaie. Die herinnering
mee naar IJmuiden, Mevrouw''
Jen zijn er niet naar P> irgenuester, om feest te
MiiiMiiiiiMitiiiiiiiiniiiiiiiiiMmiiiiiMiiiiMiiiiiiiMiiimiiiiMiiimiMiiiimiiiiMiimii
aan de Rozegracht. hindarde mij op dat
oogenblik niet, maar daar zat het noodige venijn
in, en, gelukkig dat, ze me dat nog eens onder
den neus kon wrijven, begon zij kwanswijs
tegen Tnérèse, al verder uitweidende over je
papa's" jeugd. Op mij had l-.;n altijd de be
loften van de familie gerust, en dat haar
tak naar b.ineden was gegaan, was haast
een geluk in haar oog, omdat het er toe had
bijgedragen mij te doen rijzen, maar dat
ik nu toch eenmaal zóó hoog zou opklimmen,
neen, dat had zij nooit durven denken. K<\ dan
vervolgde zij weer rechtstreeks tot mij. 't Is
zonde om naar iemands dood te verhingen, maar
als ik bedenk, dat ik na U w afsterven neet', je
in het, Rijksmuseum terug zal vinden, zou ik me
haast, met dat denkbeeld kunnen verzoenen. U
bij Dominee Iriurillard! Wat zal Laurilljml
het een pleizier doen, dat, hij nu weet wie hij
naa<t zich krijgt; ais hij dat morgen in de
krant, leest, maakt, hij al vast een versje voor
je voetstuk gereed. Zoo'n leuke vrijer Naast
Brommèijer! Kijk dat rijmt al neef, maar
dat doe ik zoo maar, Lmrillard kan het, wel
anders... En wat zeg jij Thérèse, hoe,
vind ./'/' je vader nu wel ? .Behalve de das
die te dun en een beetje al te licht is voor
een eerwaardig man als neet', zou ik er g.--en
aanmerking op weten te maken... en jij''
Tiiérè-e keek heel o;i\ riendeiijk. 't Leek
dat, zij haar r.eu>je wal optiok?en iiicht
achtend aanziende, antwoordde zij : Wat
ding' 't. L'jkt wel een koekenbakker op
Zondagsch!! Die uitlating beviel mij
best. Wees zoo welwillend gestemd al~
je kunt, maar als je eigen dochter zoo weinig
pië'eit aan den dag legt, zou de liefde voor jezelf'
boven komen al leek je op een wangedrocht.
J k weel wel zij had het (/ver het beeld en
niet over mij. maar toch zou ik haar een
schrobbeering hebben gegeven, waiv niet Jacob
do u' mijn vrouw binnen geroepen, om ook
mijnheer eens te zien.... En gelukkig, dat
verdreef' aanstonds alle gevoeligheid, want
Jacob was zóó onvoorwaardelijk en zoo uit
bundig in zijn lot, dat geen inensch meer aan
een koekenbakker denken kon. Hij vond. een
voudig gezegd, dat, het beeld nog meer op
mijnheer geleek, dan mijnheer zelf', - en dat
meende hij oprecht, want ik ken hem door
en door. Zoo lang ik hem in mijn huis heb,
heeft hij nooit kunnen liegen, zonder dat ik
reeds vooruit begreep, waarom hij loog. En hij
gaf nog een bevestiging van zijn opinie,die allen
twijfel verbannen zou hebben, indien hij had
kunnen bestaan. Gisteren nog mevrouw, heb
vieren, wat geeft ni3 de weg naar zee, als
ik wel honderd menschen inde Kalverstraat
voor den winkel van Harte zien staan en
daar was maar n roep: daar hei je die
mijnheer uit de B >cht! D.it is Bro;nmeijer!
die zoo dikwijls het land heeft gered, zei de
een; die weet met, wie het koninginnetje
trouwen gaat, de ander ; dat is die mijnheer,
die een huis voor gevallen meisjes heeft
gesticht, hoorde ik een dame zeggen, waar
op een ander antwoordde, dat is geen kunst
als je voor vijftig miljoen niet op-taat; en
verscheidenen heb ik liooren zeggen: wat
lijkt die mijnheer J-iromineijer toch goed!
Zoo o >k een man met een gaspijp op zijn
schouder, die er bijvoegde, ja dat is hem, ik heb
als grenadier in den Haag meermalen het
geweer voor hem gepresenteerd, als hij bij de
koningin op het paleis kwa'ti. Daar
ik er niet van houd mijn lof door mijn
minderen te hooren zingen. en ik be
greep, dat, Jacob voor vele weken bedorven
zou zijn, als hij nog verder zicli in presentie
van ons allen belangrijk maakte, nu bij
die overstrooming van gevoeligheid voor
hem hei hek van den dam was. lei ik hem
? en zei : houd die gekke
Maar wat bazel je toch
van dien winkel Van Harte in de
Kalverstraal .. .'!
Bazelen mijnheer, met uw permissie, ik
b;\Z' l volstrekt niet daar staat u te koop . . .
Wat blief... sla /.',? ie koon . . . ': '. Jacob
knikte, en nicht keek mijn vrouw verbaasd
aan. Ileere, lleere. niet alleen dat ze u een
gedenkieeken hebben opgericht... vleide zij,
maar ze hebben u dus ook in den handel
gebracht! Ja. zei mijn vrouw tot Tnérèse,
wijzende op mijn beeld optafel; je papa staat
hior niet. alleen, maar luj wordi verkocht als.
een keizer, een koning en een koningin!!
Nu moest ik zelf toch wezenlijk lachen om
den onzin, en zoo b'j mijn neus langs, om
ook nog iets ie /eggen, vroeg ik aan Jakob:
Ivi is er nog al vraag naar me, zou je denken ?
l' gaat weg al-; koek inijnhe.-r. De winkel
bediende heeft m ij verzekerd dat zii de be
stellingen me! kunnen bijhouden. Mur dan
duizend had hij (-r ai verkocht.
Ik zei niets, maar dacht bij mezelf: en
toch ben ik maar een iiicnf</:li '