De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 20 december pagina 5

20 december 1896 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No.1017 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ?l Voorstellen. Als gij, lief maagdelijn onder mijn lezeressen, denkt, dat ik u van daag ga spreken over de voor stellen, die u 't meest interesseeren... de huwelijksvoorstellen, dan vergist ge u. Als gij, geachte heer Professor, (bij toeval mocht ge eens een oog op mijn schrijverij slaan) meent, dat ik bedoel wiskundige voorstellen, dan . .. ver gist ge u evenzeer. Als gij, taalkundige onder de broederen, u reeds bij voorbaat ergert over mijn waanwijsheid omdat ge vermoedt, dat ik hier onder uw duiven ga schieten en een verhandeling ga geven over voor. stellen in de beteekenis van... logische zinsneden dan ... vergist ge u ook. .Mijn voorstellen is hier werkwoord. Ik gebruik 't in de beteekenis van: Mag ik u voorstellen ... meneer Die-en-Die, mevrouw Zooen-Zoo." Eenvoudiger en onschuldiger kan 't al niet. Ofschoon we ons zelf nooit geheel en al en anderen slechts voor een zeer klein gedeelte kennen, hebben onze vrienden steeds den moed, de bruta liteit om te zeggen: mag ik je eens voorstellen." Juister zou zijn: mag ik je naam eens noemen", in ruil voor dien van meneer Die-en-Die of mevrouw Zoo-en-Zoo. Ofschoon ik bekennen moet, dat ik mij nooit in historische navorsehingen omtrent de quaestie heb verdiept, zoo geloof ik toch te mogen beweren, dat 't voorstellen iets van later tijd is en in nauw verband met de hoogere beschaving staat. Want in Engeland, waar men de vormen dat wil zeggen ? de gezelschaps-vormen, 't meest in acht neemt, hecht inen ook het grootste gewicht aan het voorstellen. De anecdote vau den verdrin kenden Engelschman, die de hem toegestoken hand van een onbekende niet wil aannemen, omdat hij niet aan den eigenaar der hand was voorgesteld, is overbekend. Trouwens, wij Hollanders spreken ook niet licht met iemand, wiens naam we niet gehoord hebben, ik zeg niet: verstaan hebben, want in dat geval zouden we den kring onzer kennissen zelden uit breiden. 't Is toch een eigenaardigheid, dat men slechts bij uitzondering den naam verstaat. //Mag ik je voorstellen, meneer...?" Wat na meneer" komt, gaat verloren, toch buigt men en zegt: //Heel aangenaam" of: Bizonder aangenaam", al naar de gelegenheid het mee brengt. Om, zoodra men de kans heeft, den voorstellenden vriend in 't oor te bijten: //Hoe heet die snoeshaan nu eigenlijk?" En dan volgt de naam met eenige toelichtingen, waardoor ge in eens weet, welke deugden de aan u voorgestelde mist en welke ondeugden hij bezit. Of wel, ge verneemt, tegelijk met 's mans naam, zijn geheele parentage en als door tooverslag wordt zijn geslachtsboom voor u geplant. Over het al of niet wenschelijke van voorstellen op een middagbezoek, in een publieken tuin, op de wandeling enz. enz. is al zooveel geredeneerd, dat ik er bezwaarlijk iets nieuws over zou kunnen zeggen. Ook gaat het niet aan, zekere regels voor zulke gevallen vast te stellen; gelijk met alle quaesties van etiquette moet men bij instinct voelen, wat men doen moet. Wellevendheid is iets dat van binnen moet komen en dat men niet van buitenaf in kan voeren in 't hart, 't verstand, 't brein, de hersenen of... waar de zetel is. Wat ik meen is ook eigenlijk niet het banale voorstellen vau twee onbekenden door n wederzijdsche bekende. Ik bedoel meer het geven van introducties, en daarover is hel laatste woord nog niet gezegd, want er wordt gruwelijk veel mis bruik van gemaakt. De groote zaak is, dat degene, die de intro ductie geeft, zich zelf ernstig afvraagt, of de per sonen, welke hij met elkander in kennis brengt, wel bij elkander passen en ook of hij ze beiden een dienst doet, door ze aan elkander voor te stellen. Gewoonlijk is dit geenszins 't geval. 't Is een algemeen verschijnsel, dat de meeste menschen ontzaggelijk gastvrij zijn in 't huis van een ander. Iemand gaat naar Indiëb. v. en vertelt 't aan een zijner kennissen, die hem nooit eenige beleefdheid heeft bewezen, doch nu is 't op eenmaal heel anders: //Wel, ga je naar Indiö, nu dan ga je toch zeker over Batavia, wacht ? ik zal je een intro ductie geven aan mijn broer. Hij woont heel mooi, heeft een flink huis met een ruim erf. Hij zal je bepaald te logeeren vragen." De Indische gast in spe is natuurlijk n ver rukking, nauwelijks is hij te Tandjong-Priok afgestapt of hij zoekt in zijn portefeuille naar 't adres van den gastvrijen, mooi-wonenden broer, ? daarbij met innige dankbaarheid denkende aau zijn Hollandschen kennis, die hem met die introductie zulk een grooten dienst heeft bewezen. Want hij is met recht een vreemdeling in Jeru zalem; die bruine bevolking, wier taal hij niet ver staat, heeft iets beangstigends voor hem. Hij hui vert zijn intrek te nemen in een vreemd hotel, waar 't mogelijk wemelt van slangen en kakker lakken en schorpioenen en allerlei kruipende en vliegende ongerechtigheden.... bah! Maar 't denkbeeld van in het huis van ceii Europeaan te logeeren, van iemand van gelijke be weging als hij, lacht hem zeer toe en terwijl hij den weg, deels per spoor, deels per rijtuig aflegt en onder het rijden de wondereu der Koningin van 't Oosten" aanschouwt, neemt hij zich voor maar niet te bescheiden te zijn en, nu hij er toch is, Batavia maar eens flink op te nemen. Maar de gastheer ? Nadat hij eenige bizonderheden omtrent zijn familie in Holland heeft gevraagd, is hij vrij wel uitgepraat en vindt hij den inval van zijn broer lang zoo lumineus niet als zijn logé. 't Zelfde geldt voor den Indo-Europeaan, die voor 't eerst in 't moederland komt; elke intro ductie, die hij kan machtig worden, is een God-send voor hem, doch degeeu, aan wien hij geïntroduceerd wordt, is geneigd er juist 't tegenovergestelde van te deuken. Een ander geval is een meisje, dat op kostschool gaat, in een andere stad of in 't buitenland. Haar ouders vinden het dan heerlijk eenige bekende families te weten, vrienden van vrienden, waar hun dochter eens op visite kan gaan en desnoods gedurende de kleine vacauties kan logeeren. Voor zulk een meisje is het veel waard eens van de scliool-discipliue bevrijd te zijn en ze komt er al spoedig toe zulk een vrienden huis als haar tweede home te beschouwen. Doch voor de bevriende en gedwongen vriende lijke familie zijn zulke bezoeken veel meer een last dan een genoegen. In trou\ve, men kan niet spaarzaam genoeg met zulke introducties zijn, die slechts waarde hebben voor een der beide betrokken partijen. Er is nog een soort van introductie, waarover ik mij al vaak geërgerd heb, namelijk het voor stellen van onbeduidende personen aan meuschen van gewicht, aan kunstenaars, geleerden of staats lieden. Iemand, die toevallig bekend is met een be roemdheid, is er vaak zoo trotsch op, dat hij er overal en bij alle gelegenheden mee pronkt en, om te toonen hoe intiem hij zelf met 't groote personaadje is, zegt hij al heel spoedig! O! dien ken ik persoonlijk, als je wilt, zal ik je voorstellen." Dit is uu voor den kennis heel plezierig, heel vleiend zelfs, de mee.-tett verbeelden zich dat ze er zelf bij winnen door grootheden te kennen en dat eenige stralen van de aureool, die hun edel hoofd omgeeft, wel op hen zullen schijnen. Boven dien, 't klinkt zoo om te zeggen: //ik beu juist aan die of die voorgesteld." Doch voor de tegenpartij (als ik hem zoo eens noemen mag) is het alles behalve prettig, vaak vervelend en tijdroovend. Niemand ondervindt dit meer dan een schilder, zijn vrienden en kennissen zijn steeds geneigd het, oude, Fransche machtwoord: ,,fo iimh de ma r/?/is sant non au/is" in praktijk te brengen. Elk omioozel bakvischje, elk gymnasiast, elke eenvoudige provinciaalsche, elke gewoon burger vindt 't interessant om een atelier te zien, zonder nog van den artist te spreken. Maar vraag nu eens hoe de schilder zulke kennismakingen vindt,, vraag hem, wat zijn kunstenaars-ziel gevoelt bij 't, hooren van de banale, cu vaak in hun domheid kreukende opmerkingen van oumgewijden. Vraag hem hoe zijn oor gekwetst, wordt bij het, telkens herhaalde: «snoezig", beeldrig", hé, hoe mooi", van menschen, die niet liet minste veistaud van lijnen en vormen en kleuv-effecteii hebben. In den aanvang zal zijn ijdelheid er mogelijk door gestreeld zijn, doch langzamerhand zal hij zulke bezoeken als ware bezoekingen gaan be schouwen en zal het stereotype://aangenaam kennis gemaakt te hebben" hem als vlijmende ironie toeklinken. En dan de tijd, die er heen gaat met, zulke ge dwongen praatjes! Eigenlijk is het een wreedheid van vrienden om iemand, die zijn geheele leven wijdt aan liet voort brengen van iets dat anderen tot genot ver strekt, nog van zijn weinige, vrije oogenblikkeii te willen berooven ter wille van vreemden. Ik bedoel hier enkel de ware artisteii, zij, die werkelijke kunstschatten voortbrengen; is 't, niet schaamteloos om nog vau heu te eischeu, dat zij moeten poyar de leur personae, dat, zij nog een deel hunner persoonlijkheid moeten afstaan aan enkelen, nadat zij zooveel uren arbeiden ten dienste van het, publiek? 't Is zoo interessant; de eeiivoudigen vinden het feit op zichzelf van met een beroemuueid te spreken, reeds een genoegen, een eer. De meer ontwikkelden hopen er iets door te leeren, rekenen er op, eenige theorieën te hooren verkondigen, die huu nieuwe gezichtspunten zullen openen en die ze tevens, later, voor de hunne kunnen laten doorgaan. Ze kunnen alleen winnen door zulk een kennis making, en ze deuken er, in hun bekrompen zelfzuclitje, volstrekt niet aan of de auder er ook door verliezen kan. Al was 't slechts zijn tijd of zijn geduld. Met inviteei'ou is het eveuzoo gesteld: zoodra een gastvrouw de ecu of andere grootheid genoeg kent om hem (of haar) aan haar tafel te noodigcu, gaat zij na, welke van haar vrienden er op ge steld zouden zijn hem te ontmoeten.. Doch ze bedenkt niet of 't hem aangenaam zal wezen met al die onbeduideiidlicden aau te zitten. Nogmaals, men is er, over het algemeen, te weinig op bedacht om bij 't voorstellen, bij 't geven vau introducties, bij 't in kennis brengen, te zorgen, dat men niet den een verveelt om den ander een pleizier te doen, en daardoor ontstaan veel onaangenaamheden. Dat gebrek aan tact is, in zij u soor', een ge vaarlijke bacil in onze moderne maatschappij en een, waarvoor 't serum niet licht te vinden zal zijn, TjIDiUiSK HüVtX. Nog eens iets over Vrouwenkwesties". (Ingezonden). ><Recht voor de Vrouw", van alle kanten klinkt het ons tegen, nu eens bedaard en ernstig, al te dikwerf echter een schertsend gesproken of op gewonden woord, weinigen zijn er die de veel omvattende beteekenis er van gevoelen, heel weinigen onder ons die dat »recht" mogen ver langen. »Ilechten", heeft alleen hij, die zijn «plicht" doet. Wat beteekent meer strijd, dan dat ne woord: «Plicht" ? Wat is plicht ? Bestaat liet enkel uit het volbrengen van een bepaald werk V Veeleer de wijze waarop zulks geschiedt, niet de kwantiteit maar de kwaliteit van het leven. werpt het gewicht in den schaal. Er wordt zooveel geschreven, gevochten en altyd weer datzelfde vrouwenkwesties vrouwenrechten .... «Stemrecht kiesrecht deelhebben in politieke aangelegenheden". Waarom der vrouw den toegang geweigerd ? Doch vorder dan ook van haar dat zij «economisch aan den man ge lijk zij", zich onderboude met eigen handen- of geestesarbeid; zij, die zóó den arbeid kennen, met het leven gestreden en overwonnen hebben, zij zijn de eersten onder ons, die recht van spreken hebben, zij zullen ook geestelijk de ge lijken zijn van den man, zij zullen met eigen verstand, «onpartijdig" oordeelen kunnen. Waar wij voor moeten strijden is onze individueele vrijheid, wij moeten siemand" zijn. eene «persoonlijkheid", geen zeepbel die met eiken luchtstroom mededrijft, uit elkanderspat niets achterlatende dan eene herinnering aan schoone kleuren ! Wij moeten vooruit, wij moeten weten, wat de wereld is, en zien, haar ellende en wanhoop, waarlijk leven, het goede willen, en zoeken . altijd en overal. Wij vrouwen, wij mogen onderdrukt zijn, tocb is ons een groote macht gegeven; wij hebben haar echter maar al te veel misbruikt. sCherchez la femme'' 't wordt ons menigmaal in 't aangezicht geworpen, en als wij eerlijk zijn is het zoo, is het zoo schande voor ons, dat die macht niet voor beter word gebruikt. Hoe hooger de vrouw staat, hoe hooger eischen zij stellen mag aan den man, is zij zoodoende de laatste of de eerste V En er is meer, daar is óu'n woord in onzo taal, zoo eenvoudig en zoo grootsch, dat den hoogsten lof uitdrukt dien wij iemand geven kunnen, dat ons allen volkomen gelijk maakt, geen onderscheid van sekse kent, en toch beide omvat, «mensch" te zijn, en dat kunnen wij allen. Dat zij onze leus, vóór alles mensen zijn, geen menschen, die de laatste schakels zijn van alle dierlijke wezens hier op aarde, doch bewust van onzo kracht en ons onvermogen, strevende naar beter, levende naar onze heiligste overtuiging, onbekrompen en een voudig. Wat beteekenen rang of stand, rijkdom of armoede, geloof of ongeloof, wetenschap of kunst, voov de persoon zelf, als mensch niets. Gij allen, die u zoo warm maakt voor onze belangen, laat ons dat toch voor oogen houden willen wij vooruit laat ons dan menschen zijn ?n goed. Dan zullen wij vrij zijn, eikaars overtuiging eerbiedigende, dan is er geen sprake van meerdere of mindere, dan eerst kennen wij waarachtige liefde. * * * XIijl in (iniciilili'mciil. Jl/iJ- cu xoir etuilciti'it. Men'. Furliiilo-lleine. l' 'ifiti:o*i" u in ut. 7ü///f/"^<7. >>u Je St. jSiïcolaasdrukte met haar vraag naar diverse goed-oogende en niet te dure cadeaux voorbij is, heeft de iirma Vos & Legrand in de Kalverstraat aan baar ruime verkoophallen meer eene uitdrukking van nheid gegeven. Hier en daar een arrangement Louis XV, een stel Louis XVI. een hoek J [ollandsche renaissance, een paar Arabische moskeestoelen met wat er bij behoort maar het grootste deel der ruimte is bestemd voor den mouwen stijl, dien de Iirma gaarne zou scheppen. De richting waarin zij werkt en die zij gaarne als oorspronkelijk Ilollandsche richting zcu willen ontwikkelen, heeft aansluiting aan Engelsche. oud-Engelsche en Jap.in.sche motieven, iri zooverre deze een gemeenschappelijk karakter vertoonen. Evenals de voorlaatste Engelsche school in ameublement (Chippendale, Adam, Sheraton) iets eigfcnaardigs had, maar op Krunsche motieven was gegrond en zich daarvan geleidelijk losmaakte, kan eene Ilollandsche school, ofschoon ziüh aansluitend aan Walter ('rane, Morris eu de Japansche kunstenaars, ook bare onafhanke lijkheid verkrijgen. Men ziet het aan do Rozen burg-motieven. In dien geest zou de iirma Vos iX Legrand gaarne iets bereiken; in hare fabrieken en door hare teekenanrs wordt hard gewerkt; door eene reeks vau prijsvragen stelt zij zich voor, de jonge kunstenaars te intereaseeren, en hun talent, evenals in Frankrijk en Engeland geschiedt, voor do industrie te winnen. De eeiste prijsvraag, nog bescheiden, en alleen voor do loden van St. Lueas, geldt do verciering van bene tuireskaart; later zullen, waarschijnlijk maand aan maand, die voor ameublementen volgen. Do 11.11. Vos & Legrand zouden gaarne de overtuiging willen vestigen, dat het mot duurder maar wel mooier is, wand- en vloerversiering, plafond en ameublement bij elkaar passend te hebben, mits men. ei1 maai' vooruit op deukt en zich er rekenschap van geelt; dat het aan gename niet lig't in do groote menigte of de kostbaarheid v:in stollen on pasaemcnton, maar in hun harmonie met plaats on bestemming. In de magazijnen vindt men er aardige voorbeelden van. De moeite waard is bv. een nieuwe schoorsteenversiering met haardbanken, tochtsehermen er. licht boven in den mantel; opmer kelijk i:-, ook een 7.00 eenvoudig mogelijk ameu blement van onvernist on ongepoiitoerd hout. dat toch smaakvol en ongemeen is. De aanvulling van iets eenvoudigs tot de hoogste pracht, mits op beginselen voortbouwend, is niet uitgesloten; de stoeien, tafels, cosy-corners en kasten kunnen in hun modernen stijl met snij en inlegwerk versierd worden; bloemen en vogels kunnen in grillige en harmonische kleuren langs do pluche draperieën en zijden behangsels omhoog klimmen; de opeengestapelde kussens, de tapijten, de hangsluiers kunnen worden overdekt met sprookjesplanten in do tinten van een i'eërie, dit alles brengt het genre, als men wil, mede; maar in alles moet een leidende gedachte zich uitspreken, on het is het streven der iirma, doze gedachte ook door modern-Ilollandsche artisten te doen ontwikkelen. * * * Het was Maandag een vermakelijk déiiléinde salons vau de iirma ILoch op liet Lcidscheplein, mot electrisch licht en bloemen opgeluisterd, waar Je Aiaaterdaiusche dames naar de tentoon gestelde hof- en baltoiletten kwamen kijken en tegen een voorkomende gelegenheid alvast hare keus doen. Toch was niet alles voor Amsterdam of zelfs voor den Haag bestemd. Gelijk wjj vroeger vermeldden, heeft de flrma Hirsch ver leden jaar het oude Fransche huis Drécoil te Weenen overgenomen, en een paar van de door Oostenrijksche prinsessen bestelde hoftoiletten waren hier ter bezichtiging. Het mooiste was een kleed, met vrij langen sleep, van matwit satin duchesse; op iederen naad liep van den zoom omhoog een gestyliseerde pauwenveer, van bleek goudborduursel met kleine robijntjes, diamantjes en andere schitterende steentjes, door paiiletten omgeven; het corsage, in dènzelf len geest, had mouwen van wit gaas en breed afhangende witte chantilly kant, waartusschen strikken van robijnrood fluweel. Een ander hofcostaum voor Weenen bestemd, ook met langen sleep, was van vrij donker rose moiré, geheel geborduurd met zilveren bloemwerk in groote dessins; het onderscheidde zich door een reusaehtigen Mediciskraag (mischien beter Anne d'Autriche) het décolletéomlijstend, met tal van punten over de schouders liggend en op den rug ver achteroverstekend. Een derde, ook besteld, was van rose damast, een deel der figuren met goud omgewerkt; de voorbaan, als tablier, strak en statig, zonder plooi neervallend, vertoonde het mooie damastpatroon in al zijn glans; daar naast vielen twee plooien, met groote strikken van Jonkerder nuance bezet, naar binnen,- en gaven relief zoowel aan de voorbaan als aan de zware damasten plooien die dan weer volgden. Er was veel rose. ook in de voor Amsterdam en den Haag bestemde toiletten. Een baltoilet van rose-crevette gaas, had den rok met ver scheiden volants bedekt; deze schijnen terug te komen in een nieuw stuk te Parijs droeg mlle Chussaing een japon met zes volants, mlle Renée Maupin een met vier-en-twintig volants ; het corsage van den rose-crevette japon was van wit satijn, waarop met rose koraal en kleine dia mant j es een guirlande geborduurd was. De mouwen hierbij waren van wit gaas en lichtgele kant; van den linker schouder viel een groote bouquet boscbviooltjes. Eon ander costuum, voor een jong meisje dat aan eene boschnimf wil doen denken, was van lichtgroen, met zilver dooraderd; op den eenen schouder groenwitte hortensias met groen, aan de groene ceinture zilverbonte klimopbladen; hier en daar groene strikken. Wij zullen niet meer beschrijven; er zijn ook heel goedkoope en toch allerliefste balcostumes. geheel klaar. Een be trekkelijk eenvoudig costuum kan gekozen worden bij een "der prachtige bal-corsages die in voorraad zijn; een wit corsage van zijden mousseline, met zwarte paiiletten geborduurd, gaat overal bij, ofschoon de reeks strikken in eene geheele gamma van rose, van bleek tot cerise, die er hier schuin overheen liep, er zeker heel bijzonder bij past. Zwarte toiletten hebben gitten, kanten, applicatie van witte lersche kant; witte hadden zilver en goud; alle kleuren waren vertegen woordigd, alleen, naar het ons voorkwam, minder geel en minder lichtblauw dan vroeger. Een heel gedistingeerd costuum nog was het volgende: vert du Kil satin duchesse, waarop geborduurde bloemen in bleekpaars en andere natuurlijke kleuren geappliceerd, en de grond geheel bezaaid met pareltjes en paiiletten; strik ken en ceintuur van ophelia (een soort rosemauve) zijde; om het décolletéeen gedrapeerde rand met donker (Siberisch) sabelbont geboord; j mouwen van witte tulle en ophelia strikken. l Het décolletéscheen dit jaar nog al ruim genomen: toch liet men ons teekeningen zien, die uit den Haag teruggekomen waren niet de opmerking, dat ze wel wat meer gedecolleteerd konden zijn. Nu de schouders meer bedekt zijn, en al de balcostumes werkelijk mouwen hebben, wil men op andere wijze zuinig zijn met de stof. E ;n dor rijkste, maar ook der weldadigste vrou wen van Frankrijk is gestorven, mad. EurtadoIleine. Zij was in l M.'l geboren en overleed op haar kasteel Koquencourt in de armen van haar kleinkinderen, prins en prinses Murat. Voor 1S70 reeds wfis zij bekend als oprichtster van tul van liefdadige instellingen; dat jaar en het volgende onderhield zij uitgebreide ambulances, zonder er haar andere werken om te verzuimen; in datzelfde jaar toch werd de eole maternelle in de rue de Bavonne geopend. In ISSI opende zij een disi pensaire. waaruit duizenden arme kinderen ge neesmiddelen ontvingen. Te Croisic gaf zij een landgoed voor hospitaal, te Xice gaf zij een vorstelijke villa als herstellingsoord voor Eransehe officieren, met het noodige geld om alles op grooten voet te onderhouden. In 1SS7 gaf de j Republiek haar het Kruis van het Legioen van Kor, verleden jaar werd /.ij daarin tot ofiicier geprojKneerd. In h:i:;r lokaal in Battersea l'ark te Londen, : hielden deze week de wiflrijdende dames van EnffoliinJ een belangrijke vergadering. Behalve de gewone werkzaamheden, jaarverslag, goedkeu ring dor balans, bestuursverkiezing, vermeldde ; de lijst van werkzaamheden ook dit onderwerp : Discussie over een costuum voor de leden." Er waren al dadelijk twee groote partijen, de achterlijken, die aan den rok quaiid-mème hechten, en de geavanceerden, die in het wieirijdcn vooral het jongeiiscostuum begeeren. j Iliertusschen allerlei nuances; er is druk gedisi cussioerd ; rnrs. Earhmd, een welgevulde jonge ! vruuw, verdedigde met warmte den pantalon; j eene vertegenwoordigster der rechter zijde besprak kortelijk het voordeel van den rok; eene con| ciliante, miss Vanee, wilde ieder vrijheid laten; l maar bij stemming is eindelijk uitgemaakt, dat l de Engelsche wielrijdersbond den pantalon 011| behoorlijk vindt en aan zijn leden liat dragen l van don rok voorschrijft. j E?e. i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl