Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1017
Jhr. Mr, Van Panbnys,
Afgetreden Vice-President van den
Raad van State.
HELTS-JES
uil dn Jtti.
Naar het ransch
van ANDKÉTHEUKIET.
Mijne grootmoeder vaii moederszijde leerde mij
de beginselen van het lezen. Het was een klein,
bewegelijk vrouwtje, met levendige blauwe oogeu en
een lauige gelaatskleur; eene uitstekende huisvrouw,
maar vreeselijk heerschzuchtig. Zij liet mij ureu
lang met den neus in mijn abc-boek zitten, in eeu
kamer, welker muren niet grijs papier behangen
waren, waarop episodes uit den Russischen
veldto'eht waren afgebeeld. Die oude suorrebaarden,
bivakkeerende in de sneeuw, leidden dikwijls mijn
aandacht af en telkens werd ik tot de orde geroe
pen door een tik met de bremaald op mijne vin
gers. Ik weet niet of ik mijne vorderingen aan
deze methode te danken had, maar ik leerde zeer
vlug lezen en het eerste gebruik, dat ik van mijne
nieuwe wetenschap maakte, was een boek over
mythologie te verslinden, dat mij toevallig in han
den was gevallen. De wonderlijke avonturen, die
het boek bevatte, de platen met afbeeldingen
deigoden en halfgoden brachten mij in verrukking.
De gulzigheid van Saturnus, de jalousie van Juuoj
de metamorphosen van Jupiter, de ongelukkige
liefdesbetrekkiugen van den DeUt-chtn A polio,
deheldenfïteh van Sicciius en van Hercules; Hebe, Pan,
de' Nimfen, al die legenden vol jeugdige frischheid
en schoonheid brachten mij in verovering en ik
geloofde er ouvoorwaarlijk aan. Kinderzielen hebben
de naïeve ontvankelijkheid der primitieve volkeren
en alles wat ik las was voor mij een geloofsarti
kel. Toen mijne familie, ontsteld over mijne voor
liefde voor de heidensclie goden, mij van mijne
dwaling genezen wilde en mij met behulp van den
catechismus en van de bijbelsche geschiedenis over
tuigen wilde, dat al de verbalen uit mijne mytho
logie louter sprookjes waren, had ik eene gewaar
wording alsof ik een stortbad kreeg. De hemel
der Christenen leek mij kil eii somber naast den
stralenden Olympus van de Grieksche goden. In
weerwil van de moeite, die men zich gaf, om mij
aan het verstand te brengen hoever het christe
lijke spiritualisme boven de verdichtsels van het
oude godendom stond, was ik sltchts ten halve
overtuigd. Xelfs nu nog ben ik niet geheel bekeerd
en met een heimelijk welgevallen herhaal ik dik
wijls de regels vag ainte-Beuve:
Yieux paganisme antique, es-tu mort ?... On Ie dit;
Mais Pan tout bas s'en moque et la Sirene en rit.
Nog een andere invloed werkte er toe mee om
mij den naturalistischen weg te doen kiezen. Mijn
grootvader was vroeger houtvester geweest. Na m
dienst te zijn geweest ouder het Keizerrijk en
opgeklommen te zijn tot kapitein der dragonders,
was hij, tijdens de Restauratie, uit den dienst
gegaan, en dank zij de voorspraak van zijn landgenoot,
maarschalk Oudmot, had men hem de betrekking
van inspecteur van de bosscheu van Augoulême
bezorgd. Na in 1830 op pensioen gesteld te zijn,
had hij zich i u zijn geboorteplaats gevestigd om er
zijne verdere levensjaren door te brengen; de liefde
voor zijne bosscheu was hem echter bijgebleven,
en in de nabijheid van Bar had hij een klem bosch
gekocht, waar hij steeds het grootste gedeelte van
den zomer doorbracht. De eenzaamheid trok hem
te meer aan, doordien zij hem vrijwaarde voor de
bitse aanmerkingen en het despotisme van mijne
knorrige grootmoeder' De brave man was in alle
opzichten van een contrast van zijne vrouw; hij
was zacht van inborst, zeer gesteld op den
huisclijken vrede en op eene goede tafel, rondborstig
en altijd bereid een ander met zijn geld of op eeii
andere manier te helpen. Hij bedierf mij en ik
was dol op hem. Zoodra het voorjaar oanbrak,
keek ik met verlangen uit naar de mooie dagen,
die in mijne vacantie vielen. Ik was in de wolken
van vreugde, wanneer mijn grootvader mij 's mor
gens vroeg toeriep:
//Kom jongen, trek je dikke laarzen aan, het is
mooi weer, wij gaan van middag naar liet bosch !"...
Wij beklommen langzaam de aan weerzijdeu met
wingerd beplantte helling van de Ghala'ide. Mijn
grootvader droeg een lederen pet met oorkleppeu,
een weitasch op den rug, en zijn magere, gespierde
beenen waren gestoken in een broek van blauw
linnen; zijn hooge gestalte liep steeds voor mij
uit en stak duidelijk af tegen den kalkachtigen
bodem van de helling. In een klein lialf uur be
reikten wij het kreupelhout van de Petit-Juré, dat
aan de ne zijde begrensd werd door een kaal,
golvend terrein. Het boseh van mijn grootvader
leek mij onmetelijk toe, ofschoon het slechts drie
morgen groot was. In het midden bevonden zich
twee bloemperken, een huisje waarvan de muren
met hout bekleed waren en een door hagenbeuken
omgeven prieel waar wij het middagmaal gebruikten.
Zoodra wij aan waren gekomen, stak mijn groot
vader een pijp aan, begon hij zijn planten op te
binden en bet onkruid in de paden te wieden.
Wat mij betreft, ik voelde mij vrij en uitgelaten
als een jong veulen. Ik genoot van mijne vrijheid
door zoo diep mogelijk in het kreupelhout door te
dringen en strekte mijne ontdekkingstochten uit tot
het aangrenzende veld, ik keek naar de vogels en
naar het gekrioel der mieren op den grond, liep
de vlinders achterna en sloot vriendschapp met de
dieren en planten van het bosch. Ik stak aan den
kant van de sloot een vuurtje aan van droge takken,
klom in de hoornen, en stopte mijn maag en zakken
vol met al de wilde vruchten die ik machtig kon
worden: hazelnoten, elsbessen en beukeuootjes.
Ik wentelde mij oin en om in het gras en dronk
mij een roes aan de bedwelmende boschgeuren.
Ik maakte mij eigen met deze omgeving en lang
zamerhand openbaarde zich de boschnatuur aan mij.
Menigmaal als ik op den grond uitgstrekt, gewiegd
door het gesuis der bladeren, door de takken boven
mijn hoofd de blanke vlucht der wolken gadesloeg,
kwamen mij al mijne oude mythologische helden
weer voor den geest en het was mij als gevoelde
ik den ademtocht der woudnympben langs mij
heen strijken, als hoorde ik de verte het fluitje
van God Pan...
Een heel enkelen keer brachten wij een bezoek
aan een ouden zonderling, die in onze buurt woonde.
Meer nog dan mijn grootvader dweepte hij met
het boschleven. Midden in het bosch had hij een
vrij groot huis laten bouwen, waar hij 's zomers
geheel alleen woonde. Hij was vroeger officier der
artillerie geweest en bij Waterloo had hij den rechter
arm tot aan den elleboog verloren. Nooit zag ik
zonder een heimelijk gevoel van ontzetting het
roodachtige, ronde stompje, dat uit zijn hemds
mouw stak. Hij heette Curt en was gehuwd met
eene freule Huot de Goncourt, eene eigen tante,
als ik mij niet vergis van Jules en Edmond de
Goncourt. De echtelieden harmoniëerden zeer
slecht en vader Curt verkoos dan ook de eenzaam
heid van zijn huis in het bosch ver boven de
echtelijke woning. Hij maakte zelf zijn bed op,
bereidde zijn zelf maal, verstelde zelf zijn kleereu
en ging alleen om met jagers of met eeuige oude
wapenbroeders. Zoodra mijn grootvader verscheen
aan de bocht van de laan waar de dennen afwis
selden met de rozelareu ging de brave man eenige
kruiken bier uit zijn kelder halen : er werden pijpen
aangestoken en, gezeten aan den voet van een beuk,
die zijn zware, met rossige nootjes beladen takken
tot laag boven onze hoofden uitspreidde, begonnen
de twee oudjes te spreken over den vervlogen tijd.
Bii den e8iiüenwer,
(Liislif/e JSliittcr.)
BISMABCK: »Ik voel mij weer heelemaal Hink; kijk maar eens, hoe ik met steenen kan gooien^"
Dn. SCI[\VEXIN<;KK - »Fwe Doorluchtigheid moest dat liever laten; Gij doet er L' zelf kwaad mei\"
was eigenaar van de schouwburgzaal; wanneer
voorbij reizende tooneelgezelschappen op hunnen
doortocht, voorstellingen in Bar le-Duc kwamen
j geven, had hij recht op een zeker aantal billetten,
l die hij meestal aan zijn vrienden gaf, o. a. ook
aan mijn grootvader. Toen ik ongeveer acht jaar
] oud was, gaf de troep van het departement een
j stuk, getiteld: //La Fillle de l'Air," half komedie,
half féerie, dat toen zeer in den smaak viel. Sedert j
eenige maanden waren sprookjes mijne gelief koosde j
lectuur en brachten mij evenzeer in vervoering
als vroeger de mythologie. Ik vleide en smeekte i
mijn grootvader zóó lang, dat hij zich, in weerwil
van het verzet mijner grootmoeder, liet overhalen j
mij mee naar de komedie te nemen. Wij traden j
dus het kleine, zeegroen geverfde zaaltje binnen, !
toen de dilettanten, waaruit het orkest bestond,
hunne instrumenten stemden. l
Ik zag met koortsig ongeduld het oogenblik
tegemoet, dat, het geheimzinnige roode gordijn, i
dat het tooneel nog aan mijn oog onttrok, opge
haald zou worden. Eindelijk begon liet orkest eene
ouverture te spelen, wat mij het hart luide deed
kloppen, maar ik geraakte eerst in ecu toestand
van extase toen het gordijn langzaam in de hoogte i
ging en ik de luchtgeesten in de wolken zag be- |
wegen. Het was, als ik mij goed herinner, de
geschiedenis van een Elf, die hare vleugels ver
loor, omdat zij haar liefde geschonken had aan
een aardschen sterveling. Het geheele stuk was
eene mengeling van werkelijkheid en fantaisie,
wat voor mij juist, de grootste bekoring was. De
nimfen, die rondvlogen in gazen rokjes en met,
kleurige vleugeltjes, de decoraties, de .trucs," het
spel der acteurs, alles nam ik voor goede munt
op. Eeu der geesten vooral, die slechts op de
deuren behoefde te blazen om ze wijd te doen i
openvliegcn, bracht mij in eerbiedige verbazing. Ik
ergerde mij over de lange pauzen tusscheu de be
drijven en toen eindelijk het stuk uit '.vas en het
gordijn voor goed werd neergelaten, overviel mij
een gevoel van diepen weemoed, alsof men mij
voor altijd van mijne beste vrienden gescheiden
had. Gedurende verscheidene weken bleef ik onder
de betooveriug van wat ik gezien had. Ik was als
in een roes; ik bracht uren door met mij te ver- :
kleeden als luchtgeest, met bordpapieren vleugels,
die ik aan de schouders vastspelde, en ik reciteerde
met luider stemme gedeelten van de gesprekkeu,
die ik onthouden had. Mijne moeder begon zich
te verontrusten over mijn overspannen toestand en
klaagde er over bij eene zuster mijner grootmoe
der, die wij tante Thurèse noemden.
Dat kind droomt van komedies" zeide zij ...
Jlir, Mr, Scliorer,
Dat waren eindelooze gesprekken waarin breed
voerig de verdiensten van Gerard, udinot en
Exelmans, drie militaire beroemdheden uit het
departement van de Meuse besproken en ver- [
geleken werden; daarna kwamen de herinneringen j
uit den garuizoenstijd in de kleine Duitsche stadjes j
aan de beurt, gekruid niet verweuschingen tegen j
de Pruisen, die met hun kartetsen den arm van \
//kanonnier" verbrijzeld hadden. Hij zwaaide zijn j
stompje met een woedend gebaar en zwoer, dat j
s nog niet afgeloopeu was, dat Frankrijk nog- j
ils de kaart van Europa wijzigen zou en weer
impje
alles
maals .. _ . .,
bezit zou nemen van gene zijde van den Rijn
Helaas l
Toch heb ik aan Curt, dien ruwen veteraan,
mijn eerste dramatische emotie te danken. Hij
,/AJs hij 't maar niet in zijn hoofd krijgt acteur
te worden!"
//Och, wel neen!1' antwoordde mijn oudtante
goedig,'«maar hij heeft veel verbeelding, misschien
wordt, hij wel een auteur!1'
Auteur, wat is dat?" vroeg ik nieuwsgierig.
,, Ken auteur" hernam mijne tante is iemand die
komedie's schrijft, zooals het stuk dat, ge gezien
hebt; en wanneer zijne stukken mooi zijn, dan
wordt hij door de geheele zaal toegejuicht, men
gooit kransen naar hem, hij wordt beroemd...''
En sterft, in het hospitaal," voltooide mijne
moeder prozaïsch, die de betrekking van auteur al
even gevaailijk vond als die van acteur.
Nieuw benoemd Vice-President van den
Raad van State.
Ugolino's nageslacht.
Heeft de door Dante bezongen Ugolino
Gherardesca kinderen nage!at"n 'i Die vraag is te Londen
uitgemaakt door de politie, welke twee telgen vai\
dit illustre geslacht, den graaf en de gravin Usrolini.
benevens hunne verwanten, de markiezin Paccini
en den graat' Paccini, heeft gearresteerd wegens
diefstallen in winkels. De getuigen herkenden met
groote zekerheid de hun ontstolen voorwerpen.
Een hunner, een fabrikant uit Brugge, vond bij
liet in beslaggenornene een hoeveelheid kostbare
kant, die hem ontfutseld was. Gravin Ilgolini
protesteerde met groote waardigheid, en verze
kerde, dat zij die kant had ten geschenke gekregen
van mevrouw Casimir-Perier, de ircilmrc van den
vorigen President der I'ransche Republiek, liet
kostte eenige moeite, de gravin aan 't verstand
te brengen, dat de lieer Casimir-Perior nog niet
heelemaal dood is. De vier nakomelingen van
l'golino zullen in Januari terechtstaan ; tot dien
tijd zullen zij kunnen eonstateeren, dat het
gevangenisrégime, al is het nog niet bepaald aan
lokkelijk, sedert de dertiende eeuw heel wat
verbeterd is.
Een nieuwe Piepenbrink.
Algemeen bekend is de scène uit Gustav
Freytag's .Joiirimlislvii, waarin Bolz zich weet te
verzekeren van de gunst en de steun van den
invloedrijken wijnkooper Piepenbrink. Ken zekere
reporter uit IJudapest. die door de meest verba
zingwekkende kunststukken een kamerzetel ver
worven beeft, schijnt Gustav Freytag niet zonder
succes te hebben bestudeerd. Kr wordt namelijk
o. a. het volgende ever hern verteld : In een
klein plaatsje van het kiesdistrict woonde een
Duitscher, Fuehs genaamd, die veel invloed bezat.
Het hing geheel van hem af', wie in het dor])
zou worden gekozen. Fuchs zond elk jaar op
liismarck's verjaardag een telegram van
golukwensching aan den ouden man in het
Sacbsunwald, en kreeg altijd een paar vriendelijke regels
van dankbetuiging terug. De held van het
verkiezings-blijspel ging naar de dorpsherberg, nam
geen notitie van Kuch», die tot ile aanwezigen
behoorde, begon over koetjes en kalfjes te praten
en bracht eindelijk bet gesprek op /ijne m zou
door Duitscbland »0p een goeden keer was ik
eens op I'riedrichsruh, bij Hismarck. Wij spraken
bijzonder gezellig niet elkaar, onder anderen ook
over Hongarije, en hij vertelde mij, dat liet hem
altijd zoo'n pleizier deed. dat hij elk jaar op
zijn verjaardag een gelukwensen ontving van een
zekeren I'uchs uit Hongarije. Als ge soms
eens in dat comitaat komt, moet ge dien
vriendelijken man toch mijn harteijke groeten doen,'"
zeide Hismarck. Ik zon bet graag doen, maar
ik keu hem niet." Toen de vreemdeling dat
zeide, sprong Fuchs op, vuurrood van pleizier.
»Maar dat ben ik ! Ik ben die Fuchs, aan wion
Bismarck zijn groeten heeft opgedragen !" Hij
schudde den slimmen candidaat met de grootste
warmte de hand, en het geheele dorp stemde
op hem. M«n ziet hieruit, dat de nieuwe afge
vaardigde wel wist, hoe hij zijn. zaakjes in orde
moest brengen !
']>i(f: »lïl. . . . !
dames- ondergoed
trouwen !"
daar h;-b ik bij vergiss'r.g
gestolen; nu zal ik tóch moeten