Historisch Archief 1877-1940
No. 1017
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
O
£ N U I P J B S.
Nederland en de Parijsche tentoonstelling van igoo.
Toen Reuter seinde, dat, H. M. de Regentes
aan den President der Fransche Republiek
een Hollandsch »boek" had gezonden, dacht
ik dadelijk, dat is mis. Het is zoo, het had
het Wilhelmina Album onder redactie van
Fiore della Neve kunnen zijn, maar als dat
nog niet is uitverkocht, en H. M. zou toch
haar eigen exemplaar niet wegschenken.
En een gewoon boek, wat heeft ten
Franschman aan een Hollandsch boek? Met mijn
gewone scherpzinnigheid verbeterde ik het
telegram en vertelde aan mijn hospita, dat
onze regentes aan prseident Faure een
Hollandsche koek" had gezonden rnet een eigen
handig bijschrift. Ik behoef wel niet te zeg
gen, dat wij beiden, mijn hospita en ik, ons
aanstonds bezig hielden met de vraag, wat
voor koek, dat wel zou geweest zijn. De keus
is zoo ruim op dit gebied; men hefft
Zeeuwsche, Bosscher, Groninger, Deventer, Dracht
ster, misschien wel vijftig soorten van koek!
en verder redeneerden wij over het gepaste
van zulk een cadeau, waarbij mijn juffrouw met
?een zekere halstarrigheid staande hield, dat
het meer pas gaf, dat een heer een dame, dan
dat een dame een heer een koek ver
eerde , doch in dit geval wilde zij geen aan
merking maken, omdat H. M. zich er wel van
vergewist zou hebben, dat de heer Faure van
koek hield, en het voor den goeden naam van
dit Hollandsch artikel geen kwaad zou doen,
nu de president der Fransche Republiek er
zijdelings reclame voor maakte.
Hoe dit zij, wij vonden het met het oog op
den toekomstigen loop der wereldgeschiedenis
niet weinig geruststellend, dat H. M. de Regen
tes van het Koningrijk der Nederlanden en
?de president der Fransche Republiek ten aan
schouwe van de geheele wereld hadden blijk
gegeven hoe zij koek en ei waren. Maar wat
komt nu uit? Dat het geen boek en ook geen
koek geweest is, maar een leeuw, die H. M.
den president heeft thuis gestuurd... een l ion
neerlandais. Nu vraag ik toch: Een leeuw
«n een boek? ! Het is waar, er zijn ook papie
ren leeuwen, maar een Hollandschc leeuw
?en een boek l Al moge dan Reuter, die tegen
woordig in z;jn allerlangdradigst bedrijf zich
den tijd schijnt te korten met grollen te be
denken, van de familie van Fritx, Reuter zijn,
ik kan het niet helpen, maar ik vind de laatste
grap, die hij zich jegens onze natie heeft ver
oorloofd, in hooge mate ongepast. En nu waren
de journalisten nog bij de pinken genoeg om
zijn livre" met boek te vertalen, maar
zij hadden het ook als muntstuk kunnen
opvatten, zoodat er zeker aan een beleediging
3ou zijn gedacht....
Toen ik vóór- verleden week.opeezag van mijn
geleerde vrienden, den titel van Tolstoï's werk :
BT T63iT xot;t bxpa vertaalde met : Bet. temt den
vader van Mozes grootmoeder", had ik geen
flauw vermoeden dat ik zoo zeer uit
den rechten koers mij verwijderde, als mij
nu blijkt het geval te zijn geweest. De Re
dactie drijft de vriendelijkheid zóó ver, mij
het volgend schrijven uit St. Petersburg toe
te zenden :
Aan de Redactie van de Amsterdammer,
Weekblad voor Nederland.
De titel van L. Tolstoï's werk, aangehaald
door den Snuifjesman in No. 1014 van uw
blad, is :
BT rem -vo$< bx-pa W tfjeni mojii wéra
of vertaald : » Waarin mijn geloof bestaat"
S.
St. Petersburg, -2
Nietwaar, dat verschilt nog al iets met wat
ik, althans mijn hospita en de keukenmeid,
voor juist aannamen en deze onze misvatting,
is alweder een klaar bewijs, hoe men bij over
zettingen, ook al geschieden die met de meest
denkbare zorg, voor afdwalingen op zijn
hofde behoort te zijn!
Waarschijnlijk begrijpt nu de heer R., de
schrijver in het Nieuirs, die oorzaak was van
de moeilijkheid, waarin wij ons gebracht zagen,
dat hij in 't vervolg er wél aan zal doen,
met niet alleen de aanhalingen, maar ook
den titel van Tolstoï's werk te vertalen, of nog
liever, zijn lezers te zeggen uit welke vertaling
hij zijn wijsheid heeft geput. Wil hij dan
daarbij toch te kennen geven, dat het Russisch
hem niet vreemd is, wat ook ik, in zijn geval,
niet achterwege zou laten, dat hij dit dan doe op
de wijze, waarop Bolland, in zijn intréerede. ons
aan het verstand brengt, dat hij den Prediker
ook wel in het Ilebreeuwsch zou kunnen lezen.
Als de hoogleeraar nl. schrijft : «Ijdelheid der
ijdelheden, zegt de Prediker: Ijdelheid der
ijdelheden, het is alles ijdelheid ! Qohclelh
l : 2." Al zou juist om dat Qohèleth een al te
bijbelvast man kunnen meenen, dat de
aanAsscUKL'OKSTKR : Zou er toch niet nog een wonder kunnen geschieden, zoo dat ik ook naar het bal ga!
haling eerst compleet, mocht heeten, wanneer
zij gevolgd werd door de woorden : >en ook
dit is ijdelheid. (,!oliclellt 2 : 1."
Bijna op den dag zelf, waarop jhr. Sehorer
tot vice president van den Raad van State
is benoemd, kon men uit, Haarlem reeds
meldden: Voor het ambt van Commissaris
der Koningin van Noord-Holland in de
plaats van jhr. Schorer wordt hier genoemd
mr. G. Van Tienhoven." En, opmerkelijk,
! vóór du te Haarlem geschiedde, had ik ook
reeds genoemd mr. G. V;ui Tienhoven, en mij
/ou het niet verwonderen, of mi. G. Van
l Tienhoven had, indien hij het over zich
j heeft, kunnen verkrijgen iemand te noe
men ook zichzelf al genoemd. Ik kan mij
inderdaad niet begrijpen, dat er voor dit
baantje iemand anders dan rnr. Gijs Van
Tienhoven te noemen zou zijn. Wil men naii
het hoofd van de provincie een staatsman
hebben, wiens naam alleen reeds voldoende
; is, om onze provinciale belangen tot aanbe
veling te verstrekken; die rnet wijs beleid en
onpartijdigheid de beide helften van het
gewest, de hoofdstad en het platteland, in
evenwicht zal houden; die door de hoogheid
; van zijn karakter alle geknoei en gescharrel
buiten het provinciaal bestuur kan weeren
natuurlijk dan moet men onzen ouden
buri gemeester hebben, die bovendien nog altijd
onbeloond rondloopt,nadat hij in het
MinisterieTak zich zoo danig van zijn plicht heeft, ge
kweten. Maar noemen en benoemen is niet
hetzelfde en zoo kan het ook hier wel weer
? zijn,dat het paard hetwelk de haver verdient nog
i niet aan de ruif komt te staan. Laat ons het
beste hopen! Het eenige gevaar, dat ik in
Van Tienhovens benoeming zou zien, is ge
legen in de ambitie van Van Twaalf hoven.
Wat zal die dan weer moeten doen om de
meeste te blijven? Maar het spreekt van
zelf, het zou een bittere onbillijkheid zijn Van
Tienhoven daaronder te doen lijden.
Wij kunnen op een (amelijk groot aantal
landgenooten bogen,diegeboren keizer, koning-,
prins, vorst, hertog, graaf of' baron zijn . ..
waarom werd niet n van die allen tot dus
ver door een Koninklijk Besluit getroffen?
Er bestaan toch honderd kansen tegen n,
dat deze personen heel wat rechtstreeksclrer
van Adam afstammen, dan wij en al die
srnids- bakkers- en molcnaarskindcren, die nu
een schreeije vóór hebben. Daar is b. v. mijn
vriend Den Hertog, het gemeenteraadslid, die
zich tegenover het Vaderland zeker nog
verdienstelijker heeft gemaakt dan al de
laatste zes gtjonkbeerden te zamen, om niet
te spreken van Adriaan Prins, het Eerste
kamerlid, die evengoed op een Prins
dom aanspraak zou kunnen maken als Den
Hertog op een Hertogdom. Wat mij hierbij
het meest verwondert, is dat van Houten, die
dan toch zelf niet ontbloot is van een »van"
en indertijd zelfs een nieuwe classificatie voor
de kroon, als ornament, heeft uitgevonden,
en die al honderden verdienstelijke Neder
landers tot ridder heeft helpen slaan, zoo
hopeloos stompzinnig zich betoont, althans
zoo weinig zijn invloed weet te doen gelden,
bij het in stand houden van een aristocratisch
geslacht, bij gebreke waarvan onze natie van
de aarde zou kunnen verdwijnen, zonder dat
er iels aan verloren zou worden.
Met eenige bevreemding heb ik gezien, dat
een officier zich in een openbare vergadering
', de uitdrukking heeft gepermitteerd, dat de
Koningin Wilhelmina niet zou zijn opge
wassen tegen de Holland. Ook al mocht hij
i meerren, dat een nadere verklaring voor zijn
gehoor overbodig zou zijn, daar hij met de
Koningin Wilhelmina een oorlogschip bedoelde
j en met de Holland evenzoo ; mij dunkt, hij
had behooren te bedenken, dat uit zulke
verj klaringen zoo licht misverstand kan
voortj komen. In elk geval dient men aan het bureau
van den burgerlijken stand onzer oorlogs
bodems wel eens te ovenvegen, of het niet
wenschelijk zou zijn deze soort van schepen
onder onschuldiger namen in te schrijven.
Gaat men zoo door, dan zal het kunnen ge
beuren, dat, wat de officier nu aangaande
de Koningin Wilhelmina ten opzichte van
de Holland beweerde, door hem gezegd moet
wordeir van de Koningin Wilhelmina ten
opzichte van de Regerrtes Emma; of', na haar
huwelijk teir opzichte van haar Heer gemaal...
l en zelfs, zonder deze eventualiteiten, hoe veel
i meer zullen wij, bij de eigenaardige wijze
waarop Xederlandsche oorlogschepeir gewoon
j zijn zich te onderscheiden, niet nog aangaande
i de koningin Wilhelmina motten lezen, vóór
zij, om nu maar rriels anders te noemen,
buiten dienst is gesteld!
Er is eerr tijd geweest, toen onze vloot nog
geduchter was dan thans, waarin men het
nuttig vond hare schepen met namen uit het
dieren rij k te doopen, liefst van verscheurend
gedierte, althans van zulk een gedierte als
men gaarne op een afstand ziet; zooals de
Adder, de Panter, zelfs Cerberus, de hellehond
was daarbij niet vergcterr, en het is dus hoogst
waarschijnlijk, d it als de koningin Wilhel- '
mina de thans nog levende familie, waarin zij is
opgenomen, eens met bewustzijn kon monste
ren, zij ietwat verlegen zon zijn niet deze
pearenfage. Daarom zou ik, ais ik iets te
zeggen had wat ik helaas niet heb, tenzij in
de Groene in die nomenclatuur aanstonds
eenige verandering brengen. Mijn in alle
deelen rationeel stelsel zou zijn onze oorlogs
schuiten eenvoudig te letteren ofte nummeren.
Hoe zeer ik mij ook op de hoogte tracht
te houden van de aanspraken op verheffing
in rang en stand onzer groote mannen, toch
ontsnapt er bij wijlen eene aan mijne opmerk
zaamheid. Zoo was ik nu weer er niet op
beducht, dat ik in de krnnt zou lezen, hoe
L. M. A. von Schmid niet al zijn nakomelingen
in den adelstand werd opgenomen met het; j
praedicaat varr jonkheer of jonkvrouw voor
hem zelf en zijn familie. Wel had ik er opge
let, dat Schmid het snridsbedrijf niet meer
uitoefende en meermalen was de vraag bij
mij gerezen, hoe hij toch aan dat von" voor
Schmid gekomen was maar ik had hem
weer uit het oog verloren, nadat ik mij er
van overtuigd had, dat de blauwbloedigheid
ondanks dat von" pas langzaam aan het
toenemen was. Intusscheu ik doe gaarne
amendc honorable, en het kost mij zelfs niets
g<en moeite, mij hartelijk Ie verheugen, nu
Smid. vroeger dan ik mij had voorgesteld,
zij liet al niet als eerr princesse noble, toch
ais eerr homme-noble, gerijpt is aan den
nrenschelijken geslachtsboom.
Alleen is er mij ieis duister in deze
standsverheffing, dat ik even onder de aandacht
mijner vrienden brengen wil: Waarom, zoo
meen ik te motten vragen, begint alle
adellijkheid in onzen tijd hij het jonkheeivchap?
Hadden Smid, G raaf-land, Bakker, Visscher,
Molenaar en hoe de heeren verder mogen
heeten, die ons boven 't hoofd zijrr gegroeid,
nu maar juist zooveel adellijkheid als rroodig
is orn er een jonkheer van te maken? Hoe
komt het, dat er onder onze meest-voortreffe
lijke landgenooten er nooit eens een is, die
als markies, als graaf of als baron uit ons
kringetje in de blauwe wereld overstapt?
Mij dunkt, als we nu alleen maar jonkheeren
err jonkvrouwen aankweeken, en deze zoo
talrijk worden, krijgen we zulk een dunnen
adel, en dat kan toch de bedoeling niet zijn.
Daarom heb ik bij mij zelf wel eens gedacht
zijn wij op den goeden weg, volgen wij de
juiste methode bij onze adelleek?
De. A. O. M. heeft ^alweder" het tarief op
enkele harer lijnen verlaagd. De lijnen zullen
nu allen voor 7';1> cerrt te berijden zijn. Daarin
heb ik altijd het gezond verstand en de
welwillendheid van de A. O. M. gezien : die
onveranderlijke zucht van haar om tarieven
te verlagen. Van de dagen af, toen de
tramomnibusjes irr gebruik werden gesteld, tot nu
de concessie- aanvrage-Sanders bij P. W. ligt,
is zij aan 't verlagen gebleven, en thans zou
ik mij haa«t er ongerust over maken, dat er
niets meer te verlagen voor haar viel. Haast
zeg ik : want er is nog altijd dat eindje van
vier minuten rijdcns, Centraal Station Dam,
dat niet meer dan 'J1/i cent behoort te ko^en, en.
een overstap van dut, lijntje en van de overige
lijnen op andere lijnen voor eindjes, die met een
stuiver in plaats van met een dubbeltje goed
betaald zouden zijn, maar gaf de A. O. M.
nu reeds ook dezeir afslag, dan zou zij zeker
niet zoo heel lang aan het verlagen kunnen
blijmi err verlagen, zooals ik reeds zei,
verlagen is haar lust.. Daarom acht ik liet
een nieuw blijk van gezond verstand, dat zij
niet dadelijk tot het door Sanders aangeboden
tarief is afgedaald, want bij de haar aange
boren neiging om te verlagen, zou zij bij een
nieuwe concessie-aanvraag van den een of
anderen concurrent, zich niet kunnen bedwin
gen ..al weder" te verlagen, lot zij op het laatst
ons orn niets vervoerde, en dit is een gevaar,
dat ik van alle gevaren hel meest ducht.