De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 20 december pagina 9

20 december 1896 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 1017 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. O £ N U I P J B S. Nederland en de Parijsche tentoonstelling van igoo. Toen Reuter seinde, dat, H. M. de Regentes aan den President der Fransche Republiek een Hollandsch »boek" had gezonden, dacht ik dadelijk, dat is mis. Het is zoo, het had het Wilhelmina Album onder redactie van Fiore della Neve kunnen zijn, maar als dat nog niet is uitverkocht, en H. M. zou toch haar eigen exemplaar niet wegschenken. En een gewoon boek, wat heeft ten Franschman aan een Hollandsch boek? Met mijn gewone scherpzinnigheid verbeterde ik het telegram en vertelde aan mijn hospita, dat onze regentes aan prseident Faure een Hollandsche koek" had gezonden rnet een eigen handig bijschrift. Ik behoef wel niet te zeg gen, dat wij beiden, mijn hospita en ik, ons aanstonds bezig hielden met de vraag, wat voor koek, dat wel zou geweest zijn. De keus is zoo ruim op dit gebied; men hefft Zeeuwsche, Bosscher, Groninger, Deventer, Dracht ster, misschien wel vijftig soorten van koek! en verder redeneerden wij over het gepaste van zulk een cadeau, waarbij mijn juffrouw met ?een zekere halstarrigheid staande hield, dat het meer pas gaf, dat een heer een dame, dan dat een dame een heer een koek ver eerde , doch in dit geval wilde zij geen aan merking maken, omdat H. M. zich er wel van vergewist zou hebben, dat de heer Faure van koek hield, en het voor den goeden naam van dit Hollandsch artikel geen kwaad zou doen, nu de president der Fransche Republiek er zijdelings reclame voor maakte. Hoe dit zij, wij vonden het met het oog op den toekomstigen loop der wereldgeschiedenis niet weinig geruststellend, dat H. M. de Regen tes van het Koningrijk der Nederlanden en ?de president der Fransche Republiek ten aan schouwe van de geheele wereld hadden blijk gegeven hoe zij koek en ei waren. Maar wat komt nu uit? Dat het geen boek en ook geen koek geweest is, maar een leeuw, die H. M. den president heeft thuis gestuurd... een l ion neerlandais. Nu vraag ik toch: Een leeuw «n een boek? ! Het is waar, er zijn ook papie ren leeuwen, maar een Hollandschc leeuw ?en een boek l Al moge dan Reuter, die tegen woordig in z;jn allerlangdradigst bedrijf zich den tijd schijnt te korten met grollen te be denken, van de familie van Fritx, Reuter zijn, ik kan het niet helpen, maar ik vind de laatste grap, die hij zich jegens onze natie heeft ver oorloofd, in hooge mate ongepast. En nu waren de journalisten nog bij de pinken genoeg om zijn livre" met boek te vertalen, maar zij hadden het ook als muntstuk kunnen opvatten, zoodat er zeker aan een beleediging 3ou zijn gedacht.... Toen ik vóór- verleden week.opeezag van mijn geleerde vrienden, den titel van Tolstoï's werk : BT T63iT xot;t bxpa vertaalde met : Bet. temt den vader van Mozes grootmoeder", had ik geen flauw vermoeden dat ik zoo zeer uit den rechten koers mij verwijderde, als mij nu blijkt het geval te zijn geweest. De Re dactie drijft de vriendelijkheid zóó ver, mij het volgend schrijven uit St. Petersburg toe te zenden : Aan de Redactie van de Amsterdammer, Weekblad voor Nederland. De titel van L. Tolstoï's werk, aangehaald door den Snuifjesman in No. 1014 van uw blad, is : BT rem -vo$< bx-pa W tfjeni mojii wéra of vertaald : » Waarin mijn geloof bestaat" S. St. Petersburg, -2 Nietwaar, dat verschilt nog al iets met wat ik, althans mijn hospita en de keukenmeid, voor juist aannamen en deze onze misvatting, is alweder een klaar bewijs, hoe men bij over zettingen, ook al geschieden die met de meest denkbare zorg, voor afdwalingen op zijn hofde behoort te zijn! Waarschijnlijk begrijpt nu de heer R., de schrijver in het Nieuirs, die oorzaak was van de moeilijkheid, waarin wij ons gebracht zagen, dat hij in 't vervolg er wél aan zal doen, met niet alleen de aanhalingen, maar ook den titel van Tolstoï's werk te vertalen, of nog liever, zijn lezers te zeggen uit welke vertaling hij zijn wijsheid heeft geput. Wil hij dan daarbij toch te kennen geven, dat het Russisch hem niet vreemd is, wat ook ik, in zijn geval, niet achterwege zou laten, dat hij dit dan doe op de wijze, waarop Bolland, in zijn intréerede. ons aan het verstand brengt, dat hij den Prediker ook wel in het Ilebreeuwsch zou kunnen lezen. Als de hoogleeraar nl. schrijft : «Ijdelheid der ijdelheden, zegt de Prediker: Ijdelheid der ijdelheden, het is alles ijdelheid ! Qohclelh l : 2." Al zou juist om dat Qohèleth een al te bijbelvast man kunnen meenen, dat de aanAsscUKL'OKSTKR : Zou er toch niet nog een wonder kunnen geschieden, zoo dat ik ook naar het bal ga! haling eerst compleet, mocht heeten, wanneer zij gevolgd werd door de woorden : >en ook dit is ijdelheid. (,!oliclellt 2 : 1." Bijna op den dag zelf, waarop jhr. Sehorer tot vice president van den Raad van State is benoemd, kon men uit, Haarlem reeds meldden: Voor het ambt van Commissaris der Koningin van Noord-Holland in de plaats van jhr. Schorer wordt hier genoemd mr. G. Van Tienhoven." En, opmerkelijk, ! vóór du te Haarlem geschiedde, had ik ook reeds genoemd mr. G. V;ui Tienhoven, en mij /ou het niet verwonderen, of mi. G. Van l Tienhoven had, indien hij het over zich j heeft, kunnen verkrijgen iemand te noe men ook zichzelf al genoemd. Ik kan mij inderdaad niet begrijpen, dat er voor dit baantje iemand anders dan rnr. Gijs Van Tienhoven te noemen zou zijn. Wil men naii het hoofd van de provincie een staatsman hebben, wiens naam alleen reeds voldoende ; is, om onze provinciale belangen tot aanbe veling te verstrekken; die rnet wijs beleid en onpartijdigheid de beide helften van het gewest, de hoofdstad en het platteland, in evenwicht zal houden; die door de hoogheid ; van zijn karakter alle geknoei en gescharrel buiten het provinciaal bestuur kan weeren natuurlijk dan moet men onzen ouden buri gemeester hebben, die bovendien nog altijd onbeloond rondloopt,nadat hij in het MinisterieTak zich zoo danig van zijn plicht heeft, ge kweten. Maar noemen en benoemen is niet hetzelfde en zoo kan het ook hier wel weer ? zijn,dat het paard hetwelk de haver verdient nog i niet aan de ruif komt te staan. Laat ons het beste hopen! Het eenige gevaar, dat ik in Van Tienhovens benoeming zou zien, is ge legen in de ambitie van Van Twaalf hoven. Wat zal die dan weer moeten doen om de meeste te blijven? Maar het spreekt van zelf, het zou een bittere onbillijkheid zijn Van Tienhoven daaronder te doen lijden. Wij kunnen op een (amelijk groot aantal landgenooten bogen,diegeboren keizer, koning-, prins, vorst, hertog, graaf of' baron zijn . .. waarom werd niet n van die allen tot dus ver door een Koninklijk Besluit getroffen? Er bestaan toch honderd kansen tegen n, dat deze personen heel wat rechtstreeksclrer van Adam afstammen, dan wij en al die srnids- bakkers- en molcnaarskindcren, die nu een schreeije vóór hebben. Daar is b. v. mijn vriend Den Hertog, het gemeenteraadslid, die zich tegenover het Vaderland zeker nog verdienstelijker heeft gemaakt dan al de laatste zes gtjonkbeerden te zamen, om niet te spreken van Adriaan Prins, het Eerste kamerlid, die evengoed op een Prins dom aanspraak zou kunnen maken als Den Hertog op een Hertogdom. Wat mij hierbij het meest verwondert, is dat van Houten, die dan toch zelf niet ontbloot is van een »van" en indertijd zelfs een nieuwe classificatie voor de kroon, als ornament, heeft uitgevonden, en die al honderden verdienstelijke Neder landers tot ridder heeft helpen slaan, zoo hopeloos stompzinnig zich betoont, althans zoo weinig zijn invloed weet te doen gelden, bij het in stand houden van een aristocratisch geslacht, bij gebreke waarvan onze natie van de aarde zou kunnen verdwijnen, zonder dat er iels aan verloren zou worden. Met eenige bevreemding heb ik gezien, dat een officier zich in een openbare vergadering ', de uitdrukking heeft gepermitteerd, dat de Koningin Wilhelmina niet zou zijn opge wassen tegen de Holland. Ook al mocht hij i meerren, dat een nadere verklaring voor zijn gehoor overbodig zou zijn, daar hij met de Koningin Wilhelmina een oorlogschip bedoelde j en met de Holland evenzoo ; mij dunkt, hij had behooren te bedenken, dat uit zulke verj klaringen zoo licht misverstand kan voortj komen. In elk geval dient men aan het bureau van den burgerlijken stand onzer oorlogs bodems wel eens te ovenvegen, of het niet wenschelijk zou zijn deze soort van schepen onder onschuldiger namen in te schrijven. Gaat men zoo door, dan zal het kunnen ge beuren, dat, wat de officier nu aangaande de Koningin Wilhelmina ten opzichte van de Holland beweerde, door hem gezegd moet wordeir van de Koningin Wilhelmina ten opzichte van de Regerrtes Emma; of', na haar huwelijk teir opzichte van haar Heer gemaal... l en zelfs, zonder deze eventualiteiten, hoe veel i meer zullen wij, bij de eigenaardige wijze waarop Xederlandsche oorlogschepeir gewoon j zijn zich te onderscheiden, niet nog aangaande i de koningin Wilhelmina motten lezen, vóór zij, om nu maar rriels anders te noemen, buiten dienst is gesteld! Er is eerr tijd geweest, toen onze vloot nog geduchter was dan thans, waarin men het nuttig vond hare schepen met namen uit het dieren rij k te doopen, liefst van verscheurend gedierte, althans van zulk een gedierte als men gaarne op een afstand ziet; zooals de Adder, de Panter, zelfs Cerberus, de hellehond was daarbij niet vergcterr, en het is dus hoogst waarschijnlijk, d it als de koningin Wilhel- ' mina de thans nog levende familie, waarin zij is opgenomen, eens met bewustzijn kon monste ren, zij ietwat verlegen zon zijn niet deze pearenfage. Daarom zou ik, ais ik iets te zeggen had wat ik helaas niet heb, tenzij in de Groene in die nomenclatuur aanstonds eenige verandering brengen. Mijn in alle deelen rationeel stelsel zou zijn onze oorlogs schuiten eenvoudig te letteren ofte nummeren. Hoe zeer ik mij ook op de hoogte tracht te houden van de aanspraken op verheffing in rang en stand onzer groote mannen, toch ontsnapt er bij wijlen eene aan mijne opmerk zaamheid. Zoo was ik nu weer er niet op beducht, dat ik in de krnnt zou lezen, hoe L. M. A. von Schmid niet al zijn nakomelingen in den adelstand werd opgenomen met het; j praedicaat varr jonkheer of jonkvrouw voor hem zelf en zijn familie. Wel had ik er opge let, dat Schmid het snridsbedrijf niet meer uitoefende en meermalen was de vraag bij mij gerezen, hoe hij toch aan dat von" voor Schmid gekomen was maar ik had hem weer uit het oog verloren, nadat ik mij er van overtuigd had, dat de blauwbloedigheid ondanks dat von" pas langzaam aan het toenemen was. Intusscheu ik doe gaarne amendc honorable, en het kost mij zelfs niets g<en moeite, mij hartelijk Ie verheugen, nu Smid. vroeger dan ik mij had voorgesteld, zij liet al niet als eerr princesse noble, toch ais eerr homme-noble, gerijpt is aan den nrenschelijken geslachtsboom. Alleen is er mij ieis duister in deze standsverheffing, dat ik even onder de aandacht mijner vrienden brengen wil: Waarom, zoo meen ik te motten vragen, begint alle adellijkheid in onzen tijd hij het jonkheeivchap? Hadden Smid, G raaf-land, Bakker, Visscher, Molenaar en hoe de heeren verder mogen heeten, die ons boven 't hoofd zijrr gegroeid, nu maar juist zooveel adellijkheid als rroodig is orn er een jonkheer van te maken? Hoe komt het, dat er onder onze meest-voortreffe lijke landgenooten er nooit eens een is, die als markies, als graaf of als baron uit ons kringetje in de blauwe wereld overstapt? Mij dunkt, als we nu alleen maar jonkheeren err jonkvrouwen aankweeken, en deze zoo talrijk worden, krijgen we zulk een dunnen adel, en dat kan toch de bedoeling niet zijn. Daarom heb ik bij mij zelf wel eens gedacht zijn wij op den goeden weg, volgen wij de juiste methode bij onze adelleek? De. A. O. M. heeft ^alweder" het tarief op enkele harer lijnen verlaagd. De lijnen zullen nu allen voor 7';1> cerrt te berijden zijn. Daarin heb ik altijd het gezond verstand en de welwillendheid van de A. O. M. gezien : die onveranderlijke zucht van haar om tarieven te verlagen. Van de dagen af, toen de tramomnibusjes irr gebruik werden gesteld, tot nu de concessie- aanvrage-Sanders bij P. W. ligt, is zij aan 't verlagen gebleven, en thans zou ik mij haa«t er ongerust over maken, dat er niets meer te verlagen voor haar viel. Haast zeg ik : want er is nog altijd dat eindje van vier minuten rijdcns, Centraal Station Dam, dat niet meer dan 'J1/i cent behoort te ko^en, en. een overstap van dut, lijntje en van de overige lijnen op andere lijnen voor eindjes, die met een stuiver in plaats van met een dubbeltje goed betaald zouden zijn, maar gaf de A. O. M. nu reeds ook dezeir afslag, dan zou zij zeker niet zoo heel lang aan het verlagen kunnen blijmi err verlagen, zooals ik reeds zei, verlagen is haar lust.. Daarom acht ik liet een nieuw blijk van gezond verstand, dat zij niet dadelijk tot het door Sanders aangeboden tarief is afgedaald, want bij de haar aange boren neiging om te verlagen, zou zij bij een nieuwe concessie-aanvraag van den een of anderen concurrent, zich niet kunnen bedwin gen ..al weder" te verlagen, lot zij op het laatst ons orn niets vervoerde, en dit is een gevaar, dat ik van alle gevaren hel meest ducht.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl