Historisch Archief 1877-1940
. 1018
DE AMSTERDAMMEK
. 1896.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Dit nommer bevat een bijvoegsel.
Eet auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig1 de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad Xo. 124).
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Dit Blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capacincs tegenover litt
Grand Café, te Parijs.
Zondag 27 December,
Abonnement per 3 maanden /'l.50, fr. p. post/' 1.C5
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.125
Advcrtentiën van l?5 regels /'l.lü, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
I N H O U Di
VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Ontslag uit het
Krankzinnigengesticht. De werkstaking te Ham
burg. Signalementen uil den Utrechtschen Gemeen
teraad, door Jan van 't Sticht. TOONEEL EN
MUZIEK: Minnespel. door White.?Cabaret en caf
concert. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen.
KUNST- EN LETTEREN: L'oeuvre de Jan Etienne
Liotard, door Th. Molkenboer. S. E. van Nooten. (met
portret), door B. W. P. de Vries Boek en Tijdschrift,
door F. B VABIA. INGEZONDEN. FEUIL
LETON : De tweede Begisseiir, (Slot). EECLAME3.
SCHAAKSPEL. De Schuttersmaaltijd, door G. C.
't Hooft. VOOR DAMES: De Internationale Vrouwen
bond, door Vera. Jonge moeders en jonge kinderen.
Allerlei, door E-e. Van Deyssel's proza, door Albert
Verwoy. ? Van Deyssel's nieuwe Bundel, (Slot),
door Ch. M. van Deventer. -- SCHETSJES: P:en
?winterpraatje, door A. J. M. Brouwer Anoher. PEN
EN POTLOODKEASSEN. ADVEETENTIEN
MiMMMimiiiiiiiiiuimiiiiimiiiiiiiiiMmiHiiiiiiiiiiii
Ontslag uit het Krankzinnigen
gesticht.
In zeer ruimen kring zal dezer dagen het
overlijden van den heer D. W. Kievits, in
het gesticht Meerenberg, met meer dan ge
wone belangstelling zijn vernomen; niet het
minst echter in de hoofdstad zelf'.
Er was een tijd, dat hij als een der meer
bekende Amsterdammers de aandacht trok.
Vurig, bewegelijk, scherpzinnig, openhartig,
bedeeld met een zekere mate van geest, nam
hij ook nu en dan deel aan het publieke
leven en legde hij in zijn ongeschoolde wel
sprekendheid een oorspronkelijkheid aan den
dag, die gaarne naar hem deed luisteren.
Doch het meest bekend was hij wel door zijn
expediteursbedrijf, dat hij met bijzonder goed
gevolg uitoefende, en door zijn contract met
het Internationale Koloniale
TentoonstellingsComité, hetwelk later tot een procedure voor
een Belgische rechtbank voerde, eindigende
met een veroordeeling van den heer A. C.
Wertheim q.q. tot betaling van 200000 frcs,
Een vonnis evenwel dat hier te lande niet uit
voerbaar bleek te zijn. Of de heer Kievits,
ook zonder deze ervaring niet gekomen zou
zijn, tot een toestand, die zijn opname in een
krankzinnigengesticht noodzakelijk maakte,
zal wel niemand kunnen beslissen. Zeker is
intusschen, dat de hem gebleken onmogelijk
heid, om in Nederland recht te verkrijgen?na
tuurlijk, naar zijn opvatting van recht hem
met een wantrouwen tegen de financieele
machten en een afkeer van de justitie en de
regeerende klasse vervulde, die de perken van
het redelijke zeer verre te buiten gingen,
Langzamerhand werd die wereld voor hem
n complot.
We zouden deze herinnering niet
nederschrijven, ware Kievits' naam even vóór zijn
afsterven niet op aller lippen gebracht, door
de moedige daad van den afgevaardigde Staal
man.
Wij zeggen de moedige daad; want er be
hoort groote moed toe in de Tweede Kamer
de meening uit te spreken : naar mijne over
tuiging wordt er in het krankzinnigengesticht
Meerenberg een burger van zijn vrijheid
beroofd, die niet krankzinnig is. En deze moed
is te meer te waarderen, daar de uitgesproken
overtuiging verkregen was door een lang
durig nauwgezet onderzoek, en zij voor de
Kamer gerechtvaardigd werd met tal van
mededeelingen, wier juistheid niet betwijfeld
konde worden. Het gevolg van Staalmans
optreden in de Kamer is dan ook geweest,
dat een zeer groot deel der natie de
wenschelijkheid van een onpartijdig onderzoek
dezer zaak erkende, en ook dagbladen zich
in dien geest hebben uitgelaten.
De ongelukkige, voor wien de heer Staal
man zich zoo veel moeite getroost heeft, is
overleden, en het naast-liggend doel zal de
Heldersche afgevaardige dus niet bereiken.
Doch nu de kwestie haar persoonlijk karak
ter heeft verloren, mag zij niet van de agenda
verdwijnen vóór zij in haar algemeene
beteekenis is toegelicht en tot eenig gevolg
heeft geleid. Immers de onderstelling, dat
een niet-krankzinnige gedwongen wordt in
een kranzinnigengesticht verblijf te houden
moet zoo goed als onmogelijk zijn.
Deze onderstelling echter schijnt, zooals de za
ken nu staan, niet al te absurd. De heer Staal
man toch begon zijn redevoering
metdealgemefne thesis: «Mijnheer de Voorzitter ! Het kwam
in de laatste jaren enkele malen voor, dat in
verschillende krankzinnigengestichten
menschen werden opgehouden of' verpleegd, die
bij nauwkeurig toezicht of' beter uitgeoefende
inspectie hadden ontslagen moeten worden.
Althans het bleek, dat er, toen voldoende
aandrang van buiten werd uitgeoefend, in de
gevallen door mij bedoeld, geen voldoende
aanleiding bestond de patiënten langer bui
ten de maatschappij te honden."
Geheel in overeenstemming met deze be
wering gaf een inzender in de Standaard
(No. 7G02) het volgende te lezen :
In Xov. 1811:2 werd mij door een mijner ken
nissen verteld, dat de vrouw van een verren
neef van mij, en wonende in een aan Amsterdam
grenzende gemeente, naar het buiten-gasthuis
was vervoerd, daar zij in zeer overspannen toe
stand verkeerde.
Dat haar echtgenoot zich in Indiëbevond en
zijn Familie in Fries-lam! wonende is, verzocht
ik mijn vrouw de patiënte een bezoek te brengen.
Hieraan gevolg gevende, vervoegde zij zich ten
kantore van bovengenoemd gesticht, en vernam
daar, dat de patiënte diezelfde week naar Mee
renberg zou vervoerd worden en kreeg tevens
verlof haar te gaan bezoeken. Thuis komende,
was mijn vrouw ten hoogste verbaasd, dut de
dame naar Meerenberg verwezen was, daar zij
haar oogenschijnlijk geheel normfial had aange
troffen en dacht, dat er misschien een vergissing
plaats had. Ik schreef dus alles naar Friesland
en hoorde verder niets voor '2~2 Dec. toen ons
van daar gevraagd werd of wij hun schoonzuster
eens wilden gaan bezoeken, opdat zij dienaan
gaande iets naar Indiëkonden schrijven Wij
begaven ons een der Kerstdagen naar Meeren
berg en troffen de dame zeer welvarend win, get'n
spoor van abnormaliteit vertoonende. Xij schetste
ons, wat zij geleden had met een transport wer
kelijk krankzinnigen vervoerd te worden, hoewel
ze niet wist, dat zij naar Meerenberg werd ge
bracht, en verzocht ons den heer v. Deventer te
verzoeken, haar uit die verschrikkelijke omgeving
te ontslaan, hetgeen wij gaarne voor haarj deden.
ZEd. vroeg ons, in hoe verre wij gerechtigd
waren dat te vragen, en hoewel hij mo'-st toe
stemmen, dat de patiënt steeds rustig was. konden
wij na eenige discussie de dame geen anderen
troost geven, dan dat haar man dan maar
volinacht moest sturen. Daarmede verliepen 4 maan
den, in welken tijd wij geregeld bezoeken aan
de patiënte brachten, haar altoos zeer wel treffende,
met verlangen de volmacht te gemoet ziende.
Eindelijk met April kwam het lang gewenschte
papier en brachten wij haar de blijde tijding, in
de hoop dat haar ontslag nu volgen zou, doch
ook ditmaal was het weer mis.
Toen ik mij ook nu weer met het verzoek van
die dame bij den Directeur vervoegde, kreeg ik
ten antwoord, dat ik geen recht had haar ontslag
aan te vragen, daar het van den persoon uit rnoest
gaan, die haar opneming had aangevraagd. Ik
verzocht den directeur ons dan te zeggen, wie
dat geweest was, doch ZEd. wilde dat niet doen.
Ik moest dus in den blinde zoeken, wie dat ge
weest kon zijn, en nadat er weer eenigo maanden
verloren waren gegaan vernam ik, dat het de
Burgemeester van het plaatsja harer inwoning
was geweest. /^Ed. was direct bereid in het be
lang der patiënte het verzoek om ontslag te doen
en na nog eenige moeilijkheden te hebben over
wonnen, berichtte de directeur mij. dat de patiënte
gehaald kon worden, het was toen inmiddels
Juni '!),'! geworden.
Dit mijn schrijven is dienende Z.Exc. den
Minister aan te toonen, dat er van vrijwillig ont
slag bij den directeur geen sprake schijnt te zijn,
daar het, zooals ik van meer zijden verneem,
steeds door drang van buiten schijnt te moeten
geschieden. Hadden wij ons niet zoo
geinteresseerd voor die dame, hoogstwaarschijnlijk was
ook zij nog in die vreeselijke omgeving, evenals
de heer Kievits wiens naaste familie, die het
recht hebben zijn ontslag aan te vragen, nooit
naar hem omzien, en het niet doen.
U dankzeggende voor de plaatsing
Het kan alzoo moeilijk betwijfeld worden
dat er gevallen voorkomen, waarbij een patiënt
nog geruimeu tijd in een krankzinnigenge
sticht blijft opgesloten, ofschoon hij reeds
hersteld is.
En dit is nogal verklaarbaar.
Meermalen zal het geval zich voordoen,
dat de familie, op wier verzoek de toestem
ming tot het plaatsen in een gesticht gegeven
is, niet zonder angst den aanvankelijk her
stelde weer ziet terugkomen.
Daarom blijft dan, natuurlijk, aandrang om
het familielid te ontslaan, uit en is het
zeer goed te begrijpen, dat de directeur, van
wien de in-vrijheid-stelling moet uitgaan, van
die zijde veeleer wordt aangespoord tot de
uiterste voorzichtigheid.
De aanwezigheid van krankzinnigheid is
vaak moeilijk te constateeren, doch nog veel
moeilijker de gene'.ing. De directeur zal in een
groot aantal gevallen niet verder kunnen
komen dan tot het constateeren van de afwe
zigheid der ziekte-verschijnselen gedurende een
korteren of langeren tijd, maar de zekerheid,
dat de reconvalescent, die als hersteld onder
de zijnen terugkeert, niet weldra het bewijs
zal leveren, dat hij toch eigenlijk geenszins
genezen was, is nie.t te verkrijgen.
Hoe verklaarbaar dus, dat, waar de familie
zelve niet op invrijheidstelling van den lijder
aandringt, integendeel, haar eer vreest dan
begeert, de directeur slechts noode tot de
terugzending van den geheel of ten deele
genezeue het initiatief' neemt. Zoolang de pa
tiënt in het gesticht blijft, bestaat er immers
geen er;kel gevaar.
Het is duidelijk, dat deze toestand, hij zij
zoo natuurlijk mogelijk, zeer dikwijls een
nieuw ongeluk voor den gedetineerde is.
In het geval Kievits had men het volgende:
De lijder zelf voelde zich reeds lang hersteld.
Volgens verplegers en oppassers was er sedert
geruimen tijd niets abnormaals in zijn spreken
en gedrag waar te nemen.
2-1 Dec. '9-tgafde directeur te kennen, dat de
patiënt waarschijnlijk met zes weken zou
omslagen worden (schrijven van J. J. Kievits
in de O. H. C.)
Terzelfder tijd verklaarde Mevr. K.: hij mag
niet thuis komen, want ik ben bang voor
hem. (Ibid.)
In I8!),j heeft Kievits den Heer Staalman
per brief weten te bereiken, en verzocht deze
aan den Directeur den Heer K. te m ogen spre
ken. Maar de Directeur antwoordde den Heer
Staalman, dat hij het in het belang van den
lijder achtte, dat dit bezoek zou plaats hebben
in tegenwoordigheid van diens echtgenoote"
en Mevr. Kievits schreef den Heer Staalman,
hem te moeien opmerken dat er buiten mijn
voorkennis, met niiju echtgenoot in geen
correspondentie mag worden getreden."
?"De lieer Kif rits is orer het geheel niet
lastigDat ZEd. soms drifliy, heftig in tegen anderen,
is niet te rcr/com/ercn, omdat Itet licm zicaar
ralt, hier a w lang Ie moeten blij ren en ''t hindert
licin als li/j ziet dat andere hecrcn een of' -vier
da/jen naar de familie gaan en dal ZEd. steeds
liirr moet blij ren." (Verpleegster Ment/;).
Aangenomen nu dat de persoon, die iemand
in een gesticht heeft doen opsluiten, (wij
denken hierbij ook aan het boven aangehaald
schrijven uit de Standaard), bij voldoende ge
nezing den herstelde niet in zijn midden terug
wenscht te ontvangen op welke wijs wordt
dan voor het recht van dien ongelukkige
gezorgd ?
Iets droevigers toch dan het lot van den
man, die onnoodig in een krankzinnigen
gesticht blijft opgesloten is haast niet te
denken!
Bij de beantwoording van deze vraag komen
wij, waar er sprake is vaii Meerenberg, van
zelf terecht bij den Haarlemsclien Officier van
.Justitie en bij den Minister v. Houten.
De heer Kethaan Macarébegon, in antwoord
nan den heer Staalman, met de blijmoedige
verzekering, dat onze wet op het plaatsen in
krankzinnigengestichten, en het ontdaan daar
uit, niets te wenschen overlaat. Wanneer er,
zoo klonk het uit zijn justitieëe.Jen mond:
"ii-anneer er cc/ie \nal; is, die, met rccl :orydoor
den 'icct/jcrer is bflmnde.ld, dan ix het '.elcer-iccl
de opneming ran ecu krank~imtiy<' in een ge
sticht en de xonj ruor de patiënten geduren<l( n
den lijd, dal, .;/? in de.ryclijk ges'ich.l rerplcegd
worden". De heer Officier van Justitie liet
hierop het een en ander volgen ten l/eirij.e
van deze zijne stelling.
Toen de heer Keth. Macarézijn lofzang op
de wet geëindigd had, vroeg dadelijk de heer
Borgesius het woord, zooals hij zei alleen
hierom, dat ik niet ronder rcrtcaiidering door
den vorigen geachten spreker heb hooren ver
klaren, dat onze wet voldoende waarborgen
geeft, dat niemand zonder werkelijk krank
zinnig te zijn, in een krankzinnigen-gesticht
kan opgenomen worden". En van Houten liet
o. a. hierop volgen. «Daaromtrent ben ik het
met den geachten afgevaardigde uit Zutfen
eens, dat het zwakste gedeelte van de wet is
de opneming." Immers de eerste geneesheer
de beste heeft maar te verklaren, dat hij iemand
voor krankzinnig houdt, en deze uitspraak, be
vestigd door een bevelschrift van den kan
tonrechter, is voldoende otn het krankzinni
gengesticht voor den man of'de vrouw in kwes
tie te openen.
De heer Macaréhad zich dermate vergalop
peerd, dat hij niets beter wist te doen dan de
woorden, die wij aanhaalden, terug te nemen,
voorgevende dat zij hem waren ontsnapt". Ik
was niet voorbereid op eene discussie over de
waarde en (!) de mérites van de wet op het
krankzinnigen wezen; vandaar dat ik mij straks
tuinder juist heb uitgedrukt,".
De officier van justitie te Haarlem, die
krachtens zijn ambt driemaandelijks inspectie
houdt over een krankzinnigengesticht, waarin.
T2()(l a 7.VtW lijders zijn opgenomen... moet na
jaren zulk een ambt te hebben bekleed, in de
hooge vergadering" op het Binnenhof verkla
ren, dat, hij zich even had vastgepraat, omdat
hij, officier ran justitie, nog geen studie had
gemaakt van de waardeen de merites! van die
wet. Deze officier van justitie schijnt of zoo
weinig ernstig of zoo weinig verstandig te zijn,
dat hij, na alles wat er omtrent het
Haagschekrankzinnigeuhuis-schandaal, nog zóó korten
tijd geleden, bekend is geworden, met een soort
van meerderheidsgevoel den Heer Staalman
durfde toevoegen: «Omtrent de zaak zelve
verwijs ik den geachten spreker naar enkele
wetsbepalingen, welke ik niet mag' vermoe
den, dat hem onbekend zijn, maar welke hij
waarschijnlijk over het hoofd heeft gezien".
Wanneer er ne zaak is, die door den wet
gever met veel zorg is behandeld dan is het
zeker wel.... de zorg voor de patiënten ge
durende den tijd, dat zij in dergelijk gesticht
verpleegd worden'' ! !
En nu is het juist de:e Officier van Justitie,
die, bij het in de Kamer behandelde geval,
het Nederlandsche volk heeft trachten duidelijk
te maken, hoe zeer de wet den krankzinnige
met waarborgen omringt tegen onnoodige
verlenging van den afzonderingstijd. Men
heeft, zoo zei hij, den geneesheer-directeur, de
doctoren, de inspecteurs, en dan den
Officier ran Justitie, die alle drie maanden,
vergezeld van den inspecteur van het genees
kundig staatstoezicht, de gestichten bezoekt;
en opdat er niet het geringste gevaar
besta, als al die dirigeerende, cureerende
en intpecteerende machten zich verbissen of
misdragen, verzekerde hij : ,,De Officier van
Justitie heeft buitendien, als hij twijfelt of
iemand niet reeds hersteld is en dus behoort
ontslagen te worden, de berorydlicid om een
nader onderzoek omtrent dien patiënt uit te
lokken."
De beer ethaan Macarémoet liet ons
vergeven als wij, na zijn houding in de Kamer,
betwijfelen, of' de belanghebbenden zich we'
altijd van een Officier ran .Justitie, die deze
berocijdhcid heeft, veel hulp mogen beloven,
ook al is liet niet een Oflicier van Justitie,
die iemand nog voor krankzinnig houdt.
omdat deze hem anderhalf' jaar geleden uit
ongeduld, in drift, heeft, gemolesteerd !
De minister verzekerde den heer Staalman,
dat een geval, als liet door hem besprokene.
niet k'/a ontgaan aan het toezicht van de
inspecteurs. -Anders zouden die ambtenaren
bun plicht niet doen". ,.l)e regeering is over
tuigd, dat er niemand in een krankzinnigen
gesticht gehouden wordt of er moeten zeer
goede redenen /ijn om hem daar te houden";
voorts legde de minister er den nadruk op.
dat men alleen moet afgaan op de deskun
digen ... De minister verzwakte wtl een wei
nig die laatste opmerking, door zelf mee te
deelen, dat hij als kek een? iemand in een
gesticht had doen opnemen, aangaande wien
de doktoren zes weken lang zeiden, dat hij niet
krankzinnig was ; en, zoo-als v. Houten zelf
hierop liet volgen: die gevallen zijn niet
zeldzaam''. De >/rakui:-digheid en de psychiatrie