Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.1018
staan in nog veel slechter verhouding tot elkaar
dan de (deskundigheid en de geneeskunde in
het algemeen. Evenals v. Houten destijds den
dokters te knap af was, zou het uok nu nog
kunnen voorkomen, dat aan de waarneming
door eenige oppassers en verpleegsters, gedu
rende geruimen tijd achtereen gedaan, meer
beteekenis ware toe te schrijven dan aan de
voorbijgaande inspectie van enkele ambtena
ren, om nu maar niet te spreken van de
deskundige bevoegdheid van den officier van
Justitie!!
De inspectie der krankzinnigengestichten
kan eerst vruchtbaar worden, wanneer
deinppecteurs, bij afwiseeling,eem#e weken achtereen,
als verantwoordelijke controleurs, in de ge
stichten verblijf houden. Alleen op deze wijs
zal hun alles bekend worden wat zij behooren
te weten, en zal het onmogelijk zijn, dat op
den duur in het een of ander gesticht toe
standen ontstaan en jaren lang bestendigd
worden, die het daglicht niet mogen zien.
Wij zouden allerminst geacht willen worden,
met den heer Staalman er vast van overtuigd
te zijn, dat de heer K. ten onrechte in het
gesticht is gehouden. Twijfel is geoorloofd,
gelijk de Minister dien uitsprak, toen bij
zei: »het is echter niet onmogelijk, dat de be
doelde persoon op het oogenblik in e?'e
periode van tijdelijke genezing verkeert,
zcodat hij wellicht op dit oogenblik in de vrije
maatschappij zou kunnen verkeeren." Doch
zeker is het, dat de krankzinnige, die volstrekt
machteloos is, uitsluitend wordt overgeleverd
aan officieele bescherming, d. i. aan een bescher
ming, die door eenige personen verleend wordt
aan vele honderden of duizenden tegelijk.
Wie verdiende meer een voogd, een raads
man, iemand die voor zijn belangen opkwam,
een persoon staande buiten de familie, welke
de opneming van den krankzinnige iu een
gesticht heeft verzocht, dan zulk een patiënt ?
Een onpartijdig onderzoek, zooals door Staal
man werd gewenscht, moest onder de noodige
waarborgen gemakkelijk worden gemaakt;
maar vooral diende daartoe door een ander
nog het initiatief te kunnen worden genomen
dan door den ... Officier van Justitie.
En dan behoorde er tusschen de woning,
die de min of meer krankzinnige verlaat,
en het krankzinnigengesticht niet nog een
inrichting te zijn, waarin hij in twijfelachtige
gevallen, dus ook bij herstel, kon worden op
genomen? Is het niet al te inhumaan goed
aardige ongevaarlijke zieken, tegen hun wil,
op te sluiten als volslagen gekken ? Maakt
men hen nu, in stede van hen aan vrijheid
en zelfstandigheid weder te gewennen, niet
veeleer krankzinnig ? De heer Borgesius
sprak een woord in dien geest. Met gelijke
bescheidenheid als hij, vragen ook wij: Waar
om geen huizen voor zenuwlijders ?
Maar wat wij bovendien vragen : Hoe is
het mogelijk, dat een wet, door v. Houten
zelf, of door v. Houten zelfs, als zwak geka
rakteriseerd, (ook na het Haagsche schandaal,
door den Of"ficier van Justitie nu reeds vergeten),
nog maar steeds ongewijzigd gehandhaafd is
geworden, ofschoon, zooal niet
perf'ectioneering, althans verbetering zoo gemakkelijk te
bereiken zou zijn ?
Moge de zaak-Kievits, al te treurig geëindigd,
tot een herziening van de wet op het krank
zinnigenwezen leiden, waardoor de natie de
zekerheid erlange, dat ook de redden dezer
ongelukkigsten onder de stervelingen ten
volle gewaarborgd zijn.
De werkstaking te Hamburg.
De verwachting, dat de bij de groote
werkstaking te Hamburg betrokken arbei
ders het hoofd in den schoot zouden leggen,
is tot dusver niet verwezenlijkt. Integendeel,
in het conflict ia eene verbittering gekomen,
die eene vreedzame oplossing hoe langer hoe
moeielijker maakt, en die zich helaas reeds
heeft geuit in enkele rustverstoringen, welke
tot dusver met zeer te waardeeren
zelfbeheersching waren vermeden.
Op den 12den December hadden de lei
ders der werkstakenden den Hamburger
Senaat verzocht, nogmaals een voorstel tot
bemiddeling te doen. Zes dagen later kwam
het antwoord van dit regeeringslichaam. Den
werkstakers werd medegedeeld, dat /.ij, alvo
rens men iets in hun belang kon ondernemen,
beginnen moesten met dadelijk weer aan het
werk te gaan; eerst daarna zou de Senaat
eene enquête instellen, teneinde bestaande
grieven zooveel mogelijk uit den weg te
ruimen.
In eene op Zaterdag gehouden vergadering
van werkstakers was de Hamburger
algevaardigde naar den Rijksdag Li'gien van
meening, dat men den raad van den Senaat
moest opvolgen. »Maar'' zoo voegde hij
dadelijk aan dit advies toe «indien de
werkstakeude havenarbeiders den moed en
de kracht hebben om de toestanden te dra
gen, met welke zij (bij voortzetting der sta
king) in de eerstvolgende weken rekening
zonden moeten houden, dan zouden de mid
delen (ter ondersteuning der stakers) nog ge
durende een paar weken kunnen worden
bijeengebracht. De groote moeielijkheid zou
dan daarin liggen, dat men zich financieel
geheel uitputte. Wanneer de stakers, door
energiek te volharden, ten slotte overwinnen,
dan zullen de daarvoor reeds gebruikte en
nog te brengen offers betrekkelijk onbedui
dend zijn". Ten slotte liet de sociaal-demo
cratische afgevaardigde, wiens aarzeling in
eene zoo hoogst belangrijke zaak zeer be
grijpelijk is, de beslissing geheel aan de
arbeiders over ; alleen drukte hij hun op het
hart, solidair te blijven.
Met 7265 tegen 3671 stemmen besloten
daarop de arbeiders, de werkstaking voort
te zetten. De correspondent van de Frank
furter Zcitung schrijft, aan zijn blad, dat dit
resultaat te betreuren is, maar dat men be
zwaarlijk iets anders had kunnen verwach
ten, nadat de Senaat zich vereenigd had met
den door de werkgevers gestelden eisch, dat
de werklieden onvoorwaardelijk den arbeid
moesten hervatten. Juist in dit onvoorwaar
delijke zien de werklieden eene vernedering.
waaraan zij zich niet willen onderwerpen.
Indien in de verklaring van den Senaat
maar n enkel woord was geweest, wat van
welwillendheid getuigde, dan zou de beslis
sing geheel anders uitgevallen zijn, maar na
de hardnekkige ontkenning van het recht
van coalitie voor de arbeiders was geen an
dere uitslag te verwachten. De correspondent
wil niet onrWz >eken, of alle eisenen der ar
beiders konden worden ingewilligd met het
oog op de mogelijkheid voor de haven van
Hamberg om de concurrentie met het bui
tenland vol te houden ; hij wijst er echter
met den meesten nadruk op, dat de werk
lieden herhaaldelijk bewijzen hebben gege
ven van hun bereidwilligheid om aan de
staking een einde te maken, maar dat alle
voorstellen hunnerzijds afgestuit zijn op
de vernederende voorwaarden der tegenpartij.
»Tot het voortduren der werkstaking heeft
niet het minst bijgedragen de houding van
die organen der pers, welke zich van den
beginne aan de zijde der werkgevers hebben
geschaard en hunne positie hebben verdedigd.
De wijze, waarop dit is geschied, en de toon
dien men hierbij meende te mogen aanslaan,
heeft bij de arbeiders en bij hunne pers
eene verbittering gewekt, die zér veel heeft
bijgedragen tot het besluit om de werk
staking voort te zetten. Indien in de
organen der werkgevers ook maar een be
scheiden mate van objectiviteit ware in acht
genomen, indien men zich verwaardigd had,
ook eens kritiek uit te oefenen op de
mededeelingen der werkgevers en een welwillend
woordje voor de arbeiders had ten beste
gegeven, dan zou aan de gehede quaestie
haar scherpte zijn ontnomen, en dan bad
men al lang tot eene overeenstemming kunnen
komen. Maar men heeft zich reeds dade
lijk met scherpen toon tegenover de arbeiders
geplaatst en principieel hun recht ontkend
om te worden beschouwd als een partij met
gelijke aanspraken. Daarom kunnen die
organen zich niet onttrekken aan het ver
wijt, dat een groot deel der schuld voor de
voortduring van het conflict aan hen te
wijten is."
Het is ongetwijfeld een feit van beteeke
nis, dat keizer Wilhelm tegen de werksta
kenden heeft partij getrokken, even kras
eii beslist, als dit reeds in den aanvang der
werkstaking door Bismarck's orgaan, de
Jl/nnburger Saclirichtrit, geschiedde. In een onder
houd met den burgemeester van Altona ver
klaarde de keizer, dat het hem verheugde
te zien, hoe krachtig de werkgevers in Ham
burg zich verzetten tegen de ongerechtvaar
digde eischen der werkstakers. Aan die uit
lating knoopte de keizer een betoog vast over
de noodzakelijkheid van eene coalitie van
werkgevers; alleen door zulk eene coalitie
zou men met goed gevolg kunnen optreden
tegen alle verleidingen en ophitsingen, en
zulk een samengaan der werkgevers zou den
werklieden zelven ten zegen worden. Het kan
zijn, dat de keizer onjuist is ingelicht. Im
mers er zijn van de zijde der l lam burger
reeders loonstaten gepubliceerd, waaruit blijkt
dat een aantal, met name aangegeven
sjouwerlieden een werkelijk zeer voldoend loon ont
vingen. Verzwegen werd echter daarbij, dat
deze loonen, die slechts door een klein deel
der sjouwe.rlieden worden ontvangen, verkregen
worden ten koste van nachtarbeid en over
werk, en dat alleen bijzonder krachtige en
ervarene, en levens bijzonder goed aangeschre
ven werklieden zulke loonen kunnen bedingen.
Van de zesdui/.end sj'Hiweilieden vtrkeeren
zeshonderd in dit gunstig geval, en de/e
>:;:.?;honderd hebben aile.n aan de werkstaking
deel genomen, inziende duf hun individueel
belang moest achter staan bij dat van het
a!/?.?meen. Kn voor liet gros der rjiiiiwerliuden gv idt
de regel, dat bun loon, al beo l het-i M. l'ii l'f.
per dag te zijn, wegens de vele dagen waarop
voor hen geen werk te vinden is, niet meer
dan 000 a 11)1.111 Mark per jaar bedraagt, diii
nog minder dan de 12MO A!;irk, die men vol
gens ue nieuwe wet al.- inkomen moet kunne!!
aanwijzen om Hamburger burger te worden.
Indien Wilhelm II geheel <>p de iioogie
is van de toestanden onder de arbeidende
bevolking, dan kan men uit zijne uitlating
tegenover den burgemeester van Altona slechts
opmaken, dat zijne meening sedert 1890 aan
merkelijk gewijzigd is. Destijds was hij van
oordeel, dat door den Staat maatregelen
moestpn worden genomen om de arbeiders
te beschermen tegen overmatige exploitatie
door de werkgevers; thans acht hij juist
hulp voor die werkgevers noodig en wijst hen
op het wenschelijke eener coalitie. Die ver
andering van standpunt is des te opmerke
lijker, omdat de Hamburger reeders, toen
zij de aangeboden tusschenkomst weigerden,
uitdrukkelijk verklaard hebben, dat het hier
een waeWs-quaestie gold; terwijl zelfs de
Hamburger Senaat het goed recht der arbei
ders niet ontkende, maar hun alleen formeel
ongelijk gaf, en zijn tusschenkomst in 't
vooruitzicht stelde, als zij beginnen wilden
met toegeven.
Het zal der moeite waard zijn na te gaan,
of de laatste uitlating van den keizer moet
worden beschouwd als eene bijzondere mee
ning over een bijzonder geval, dan wel als
het eerste tastbare bewijs, dat de sociale
politiek van 1890 geheel is opgegeven.
Signalementen uit enUtrecntscnen Gemeenteraad
door JAN VAN 'T STICHT.
Mr. J. F. de Beaufort.
Iemand met een goed hart en een eigen quipage
twee zaken, die elkaar op voortreffelijke wijze
aanvullen; wethouder voor zijn pleizier en in het
belang der armen en van de gasfabriek en van
de geheele stad natuurlijk ... het is overbodig
het te zeggen en ik had het dan ook haast ver
geten ; niet groot, maar goed in 't vleesch en in
de jas en met een bonhomie in zijn geheele we
zen, die zelfs uit de knoopen van zijn vest u
tegenstraalt.
Hij is geen redenaar, goddank, en daardoor
blijven we, als hij aan 't woord is, verschoond
van allerlei oudbakken rbeforische figuren en
wendingen, die, wanneer men ze voor het eerst
hoort, wel eenigen indruk maken, maar als men
ze eenige jaren genoten heeft, vermoeiend op de
kakebeenen werken, daar men toch in een fat
soenlijk gezelschap, als de gemeenteraad is, niet
kan gaan zitten gapen.
Na burgemeester Reiger, hoor ik het liefst Mr.
de Beaufort praten. liet spijt mij wel, dat ik
het zeggen moet, maar . .. waarheid bovenal ! En
al had mijn aangeboren beleefdheid me nu ook
haast laten verklaren, dat mijn oor meer gestreeld
wordt (zoo is immers de term ?) door de rede
voeringen van de Beaufort dan door die van
Reiger ik ben blij dat het omgekr-erde er
alvast staat en houd mij overtuigd, dat de wet
houder het volkomen met mij eens is.
Want met genoegen heb ik dikwijls opgemerkt
hoe des wethouders blikken, terwijl de burger
vader bezig is op zijne bondige manier, met een
woordenreeks, die als van een phonograaf aan
zijnen mond ontrolt, alle bezwarenmakers een
slot op den mond te leggen, hoe dan des wet
houders blikken, zeg ik, onderzoekend langs de
gezichten zijner medeleden dwalen als om te zien
of hij daarop dezelfde bewondering ontdekken
kan, die op het zijne zoo duidelijk te lezen staat.
Zijn oogen stralen dan van genot; geheel zijn
goedig gelaat wordt versierd door n grooten
glimlach, die van zijn kin over beide wangen
zijn weg zoekt naar bet voorhoofd, vanwaar bij
tusschen de wenkbrauwen door largs de neus
vleugels weer naar de wangen terugkeert. Op
zulke oogenblikken zetelt er op des wethouders
gelaat zoo'n echte andere-menschen-waardeerende
uitdrukking, dat het voor een geloovig christen
een pleizier is om naar te kijken. Men kan zoo
zien al is het ook niet aan zijn gezicht dat
hij met moeite zijn elleboog in bedwang houdt
om zijn buurman Koek niet een rihbestootje te
geven en daardoor opmerkzaam te maken als hij
Keiger weer bijzonder goed op dreef acht. Maar wat
met des wethouders elleboog mogelijk is, kan
hij niet doen met zijn gezicht. Dat kan hij niet
in bedwang houden en daarop staat dan ook, zoo
duidelijk als in een boek, te lezen: -hoor, hoor;
Is dat welsprekendheid ! Is dat gezonde taal. \vnrs
van alle ornamentjes', waarmede zoovele sprekers
hunne redevoeringen pogen op te sieren ! Niets
gezocht, niets pedant!''
Ja, als dat oordeel in stemming gebracht moest
is, totdat h\j zich eindelijk vermant en zich
neervleit in zijn stoel als een »welgezeten" burger.
Niets gezocht, niets pedant! Dat zijn twee
eigenschappen, die de heer Beaufort, wanneer
hij spreekt, met den burgemeester gemeen heeft.
Pedant: waarom zou hij pedant wezen?! Een de
Beaufort is geen Janus Tulp ! Ik zou de lange
reeks van voorvaderen en moederen van dat ge
slacht weieens in een kinematograaf aan mijne
oogen willen zien voorbijgaan. Dan zou men gewis
eens kunnen zien hoe die familie van den
oerde-Beaufort af tot op onzen wethouder toe met
haar tijd is meegegaan. Harnassen en Spaansche
kragen; pruiken en toga's; neepjes-mutsen en
diadeems; kletterende zwaarden en over het pa
pier glijdende ganzenveders .... uit deze com
binatie om het woord kruising te vermijden
is, naar ik hoop nog lang niet ten slotte, onze
tegenwoordige vredelievende wethouder ontstaan.
En zou die man nu pedant zijn ! Het woord
staat niet eens in zijn dictionnaire ! Kier en
trotsch zelfs, kan en mag hij zijn op dat edel
voorgeslacht en wanneer hij buiten de
portrettengalerij zoo eens om zich heen ziet naar zijne
nog levende neven en nichten, dan kan hij, dunkt
mij, er zich ook best bij neerleggen, dat hij de
Beaufort heet.
N'en déplaise den ouden heer van 't Sticht,
maar ik wou dat ik ook zoo heette. Als de
wethouder me soms nog mocht willen
adopteeren ... ik zal zoo'n dankbaar zoontje voor hem
zijn, dat zijn hond er met kwispelstaarten
niet tegen op kan. En ik breng al kleinkindertjes
voor ZEA. mee ook. Pedant ben ik ook niet, even
min als de wethouder. Om daarop terug te komen.
liet beste bewijs voor des heeren de Beaufort's
bescheidenheid is, dat hij nooit spreekt van zijn
bescheiden meening; dat doen ze hier bijna
allemaal en het meest zij, die daarbij een toon
aanslaan alsof zij wilden zeggen : past op hoor,
dat jelui me niet tegenspreekt, want dan krijgje
er van langs !
Maar de wethouder zegt alleen zijn meening,
het maar aan de andere heeren overlatende om
die bescheiden of brutaal te vinden.
»Niets gezocht" is de heer de Beaufort ook in
zijn spreken. Hij zoekt soms wel erg naar zijn
woorden, maar toch zijn die woorden niet «gezocht".
En als hij daar zoo staat in den grootsten
eenvoud, wel zeer moeilijk sprekende, maar zonder
eenigen omhaal van woorden zijne meening trach
tende duidelijk te maken, altijd glimlachend en
een vriendelijken blik om zich heen werpend,
dan komt onwillekeurig de gedachte bij mij op,
dat de Raadszaal toch nog niet de plaats is waar
Mr. de Beaufort zich op zijn voordeeligst voordoet.
Dat moet, dunkt mij, zijn de gezellige huis
kamer tusschen vrouw en kinderen !
Als daar nog eens een photograüe van ver
schijnt, dan koop ik er dadelijk een, tenzij de
wethouder er mij ntje mocht willen vereeren ....
want het kan beter van een stad, zeg ik maar,
dan van een dorp.
Miu»e*iii:1. in drie bedrijven van
Airniui SciiNiTxi.KR, vertaald
door Kii. MIJASSEN. (Gezelschap
Legras & Haspel).
liet leeraart niet, het heeft geen strekking;
't wil, zonder omhaal, een kleine analyse geven
van een rein gemoed, dat voor 't eerst liefheeft.
\Vij krijgen een week en goed vrouwtje te zien,
dat met haar vader, een oud muziekant, op een
hoog kamertje haar jougd heeft versleten, weinig
van de wereld en 't leven weet en \oor 't eerst
met een man in aanraking komt. dien zij slaat be
minnen, /onder handigheid ot' huichele;; toont
zij hem bare liefde, en legt in zijn gfvaioed ook
iets van hare diepe teederheij. Ken klein
i tijdje is ze gelukkig. Mitav er is oen Ji-"igei;d
j geheim. S:.'huw en angstvallig \vilhij 't yerliorgeu
houden : zijn zinnelijke Heide voor ee:i getrouwde-,
interessante vrouw.
D" m-;ii van die vrouw i; rr aclitr;1 :.'? ;>o:nen
oii livemjt :'f-lt' '!e b.-'even aan de:) mini;.::!!1 vrivj'.
Als "en UTi!eui-r.!>' ii"i:.i ne< tui hij dan een d .iel a.in.
E:l 't. U:l;Y::'.'.!d' ;'? VrOU'.Vi j-1 '.' Ha'ir h'.lliilii!
burgemeester zelf zou wel buiten stemming Idijvon),
maar meer nog dan aan den uitsl.".g van zulk <vi
stemming hecht ik waarde aar. het feit, dat.
»s;>.nIÏIV;T over eenigc zaak oen aantal s:irok-.;i-v, hun.
oorduel hebben gezegd en de biirgumi <.Mer. na
hen met aan onverschilligheid gi'fii/.eud '?'.??.iuul
t o hebbes aangehoord, ten slutte een enkel woord
in het midden meent te moeten brcnircn - /oo.i's
hij dat noemt de balans /.ander t'.vijlel over
slaat naar de zijdo va.'i de ,-ebaai, vv.'üii'in hij yij'n
gawicht gelegd het ft. Dan is het ook weer .nnli.i
om den heer de Beaufort te zien Dan dr.viil hij
heen en weer op zijn stoel, neemt een penhouder
of een potlood in de bami, kijkt zou
t'-ri;ii".ik.eens naar don eeu of ander, die door de ^tf-i'..;:iiii:;
moet teleurgesteld zijn en duet een paar
in/gep.blikjes zoo raar, alsof hij met zichzelf verleden