De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 27 december pagina 2

27 december 1896 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.1018 staan in nog veel slechter verhouding tot elkaar dan de (deskundigheid en de geneeskunde in het algemeen. Evenals v. Houten destijds den dokters te knap af was, zou het uok nu nog kunnen voorkomen, dat aan de waarneming door eenige oppassers en verpleegsters, gedu rende geruimen tijd achtereen gedaan, meer beteekenis ware toe te schrijven dan aan de voorbijgaande inspectie van enkele ambtena ren, om nu maar niet te spreken van de deskundige bevoegdheid van den officier van Justitie!! De inspectie der krankzinnigengestichten kan eerst vruchtbaar worden, wanneer deinppecteurs, bij afwiseeling,eem#e weken achtereen, als verantwoordelijke controleurs, in de ge stichten verblijf houden. Alleen op deze wijs zal hun alles bekend worden wat zij behooren te weten, en zal het onmogelijk zijn, dat op den duur in het een of ander gesticht toe standen ontstaan en jaren lang bestendigd worden, die het daglicht niet mogen zien. Wij zouden allerminst geacht willen worden, met den heer Staalman er vast van overtuigd te zijn, dat de heer K. ten onrechte in het gesticht is gehouden. Twijfel is geoorloofd, gelijk de Minister dien uitsprak, toen bij zei: »het is echter niet onmogelijk, dat de be doelde persoon op het oogenblik in e?'e periode van tijdelijke genezing verkeert, zcodat hij wellicht op dit oogenblik in de vrije maatschappij zou kunnen verkeeren." Doch zeker is het, dat de krankzinnige, die volstrekt machteloos is, uitsluitend wordt overgeleverd aan officieele bescherming, d. i. aan een bescher ming, die door eenige personen verleend wordt aan vele honderden of duizenden tegelijk. Wie verdiende meer een voogd, een raads man, iemand die voor zijn belangen opkwam, een persoon staande buiten de familie, welke de opneming van den krankzinnige iu een gesticht heeft verzocht, dan zulk een patiënt ? Een onpartijdig onderzoek, zooals door Staal man werd gewenscht, moest onder de noodige waarborgen gemakkelijk worden gemaakt; maar vooral diende daartoe door een ander nog het initiatief te kunnen worden genomen dan door den ... Officier van Justitie. En dan behoorde er tusschen de woning, die de min of meer krankzinnige verlaat, en het krankzinnigengesticht niet nog een inrichting te zijn, waarin hij in twijfelachtige gevallen, dus ook bij herstel, kon worden op genomen? Is het niet al te inhumaan goed aardige ongevaarlijke zieken, tegen hun wil, op te sluiten als volslagen gekken ? Maakt men hen nu, in stede van hen aan vrijheid en zelfstandigheid weder te gewennen, niet veeleer krankzinnig ? De heer Borgesius sprak een woord in dien geest. Met gelijke bescheidenheid als hij, vragen ook wij: Waar om geen huizen voor zenuwlijders ? Maar wat wij bovendien vragen : Hoe is het mogelijk, dat een wet, door v. Houten zelf, of door v. Houten zelfs, als zwak geka rakteriseerd, (ook na het Haagsche schandaal, door den Of"ficier van Justitie nu reeds vergeten), nog maar steeds ongewijzigd gehandhaafd is geworden, ofschoon, zooal niet perf'ectioneering, althans verbetering zoo gemakkelijk te bereiken zou zijn ? Moge de zaak-Kievits, al te treurig geëindigd, tot een herziening van de wet op het krank zinnigenwezen leiden, waardoor de natie de zekerheid erlange, dat ook de redden dezer ongelukkigsten onder de stervelingen ten volle gewaarborgd zijn. De werkstaking te Hamburg. De verwachting, dat de bij de groote werkstaking te Hamburg betrokken arbei ders het hoofd in den schoot zouden leggen, is tot dusver niet verwezenlijkt. Integendeel, in het conflict ia eene verbittering gekomen, die eene vreedzame oplossing hoe langer hoe moeielijker maakt, en die zich helaas reeds heeft geuit in enkele rustverstoringen, welke tot dusver met zeer te waardeeren zelfbeheersching waren vermeden. Op den 12den December hadden de lei ders der werkstakenden den Hamburger Senaat verzocht, nogmaals een voorstel tot bemiddeling te doen. Zes dagen later kwam het antwoord van dit regeeringslichaam. Den werkstakers werd medegedeeld, dat /.ij, alvo rens men iets in hun belang kon ondernemen, beginnen moesten met dadelijk weer aan het werk te gaan; eerst daarna zou de Senaat eene enquête instellen, teneinde bestaande grieven zooveel mogelijk uit den weg te ruimen. In eene op Zaterdag gehouden vergadering van werkstakers was de Hamburger algevaardigde naar den Rijksdag Li'gien van meening, dat men den raad van den Senaat moest opvolgen. »Maar'' zoo voegde hij dadelijk aan dit advies toe «indien de werkstakeude havenarbeiders den moed en de kracht hebben om de toestanden te dra gen, met welke zij (bij voortzetting der sta king) in de eerstvolgende weken rekening zonden moeten houden, dan zouden de mid delen (ter ondersteuning der stakers) nog ge durende een paar weken kunnen worden bijeengebracht. De groote moeielijkheid zou dan daarin liggen, dat men zich financieel geheel uitputte. Wanneer de stakers, door energiek te volharden, ten slotte overwinnen, dan zullen de daarvoor reeds gebruikte en nog te brengen offers betrekkelijk onbedui dend zijn". Ten slotte liet de sociaal-demo cratische afgevaardigde, wiens aarzeling in eene zoo hoogst belangrijke zaak zeer be grijpelijk is, de beslissing geheel aan de arbeiders over ; alleen drukte hij hun op het hart, solidair te blijven. Met 7265 tegen 3671 stemmen besloten daarop de arbeiders, de werkstaking voort te zetten. De correspondent van de Frank furter Zcitung schrijft, aan zijn blad, dat dit resultaat te betreuren is, maar dat men be zwaarlijk iets anders had kunnen verwach ten, nadat de Senaat zich vereenigd had met den door de werkgevers gestelden eisch, dat de werklieden onvoorwaardelijk den arbeid moesten hervatten. Juist in dit onvoorwaar delijke zien de werklieden eene vernedering. waaraan zij zich niet willen onderwerpen. Indien in de verklaring van den Senaat maar n enkel woord was geweest, wat van welwillendheid getuigde, dan zou de beslis sing geheel anders uitgevallen zijn, maar na de hardnekkige ontkenning van het recht van coalitie voor de arbeiders was geen an dere uitslag te verwachten. De correspondent wil niet onrWz >eken, of alle eisenen der ar beiders konden worden ingewilligd met het oog op de mogelijkheid voor de haven van Hamberg om de concurrentie met het bui tenland vol te houden ; hij wijst er echter met den meesten nadruk op, dat de werk lieden herhaaldelijk bewijzen hebben gege ven van hun bereidwilligheid om aan de staking een einde te maken, maar dat alle voorstellen hunnerzijds afgestuit zijn op de vernederende voorwaarden der tegenpartij. »Tot het voortduren der werkstaking heeft niet het minst bijgedragen de houding van die organen der pers, welke zich van den beginne aan de zijde der werkgevers hebben geschaard en hunne positie hebben verdedigd. De wijze, waarop dit is geschied, en de toon dien men hierbij meende te mogen aanslaan, heeft bij de arbeiders en bij hunne pers eene verbittering gewekt, die zér veel heeft bijgedragen tot het besluit om de werk staking voort te zetten. Indien in de organen der werkgevers ook maar een be scheiden mate van objectiviteit ware in acht genomen, indien men zich verwaardigd had, ook eens kritiek uit te oefenen op de mededeelingen der werkgevers en een welwillend woordje voor de arbeiders had ten beste gegeven, dan zou aan de gehede quaestie haar scherpte zijn ontnomen, en dan bad men al lang tot eene overeenstemming kunnen komen. Maar men heeft zich reeds dade lijk met scherpen toon tegenover de arbeiders geplaatst en principieel hun recht ontkend om te worden beschouwd als een partij met gelijke aanspraken. Daarom kunnen die organen zich niet onttrekken aan het ver wijt, dat een groot deel der schuld voor de voortduring van het conflict aan hen te wijten is." Het is ongetwijfeld een feit van beteeke nis, dat keizer Wilhelm tegen de werksta kenden heeft partij getrokken, even kras eii beslist, als dit reeds in den aanvang der werkstaking door Bismarck's orgaan, de Jl/nnburger Saclirichtrit, geschiedde. In een onder houd met den burgemeester van Altona ver klaarde de keizer, dat het hem verheugde te zien, hoe krachtig de werkgevers in Ham burg zich verzetten tegen de ongerechtvaar digde eischen der werkstakers. Aan die uit lating knoopte de keizer een betoog vast over de noodzakelijkheid van eene coalitie van werkgevers; alleen door zulk eene coalitie zou men met goed gevolg kunnen optreden tegen alle verleidingen en ophitsingen, en zulk een samengaan der werkgevers zou den werklieden zelven ten zegen worden. Het kan zijn, dat de keizer onjuist is ingelicht. Im mers er zijn van de zijde der l lam burger reeders loonstaten gepubliceerd, waaruit blijkt dat een aantal, met name aangegeven sjouwerlieden een werkelijk zeer voldoend loon ont vingen. Verzwegen werd echter daarbij, dat deze loonen, die slechts door een klein deel der sjouwe.rlieden worden ontvangen, verkregen worden ten koste van nachtarbeid en over werk, en dat alleen bijzonder krachtige en ervarene, en levens bijzonder goed aangeschre ven werklieden zulke loonen kunnen bedingen. Van de zesdui/.end sj'Hiweilieden vtrkeeren zeshonderd in dit gunstig geval, en de/e >:;:.?;honderd hebben aile.n aan de werkstaking deel genomen, inziende duf hun individueel belang moest achter staan bij dat van het a!/?.?meen. Kn voor liet gros der rjiiiiwerliuden gv idt de regel, dat bun loon, al beo l het-i M. l'ii l'f. per dag te zijn, wegens de vele dagen waarop voor hen geen werk te vinden is, niet meer dan 000 a 11)1.111 Mark per jaar bedraagt, diii nog minder dan de 12MO A!;irk, die men vol gens ue nieuwe wet al.- inkomen moet kunne!! aanwijzen om Hamburger burger te worden. Indien Wilhelm II geheel <>p de iioogie is van de toestanden onder de arbeidende bevolking, dan kan men uit zijne uitlating tegenover den burgemeester van Altona slechts opmaken, dat zijne meening sedert 1890 aan merkelijk gewijzigd is. Destijds was hij van oordeel, dat door den Staat maatregelen moestpn worden genomen om de arbeiders te beschermen tegen overmatige exploitatie door de werkgevers; thans acht hij juist hulp voor die werkgevers noodig en wijst hen op het wenschelijke eener coalitie. Die ver andering van standpunt is des te opmerke lijker, omdat de Hamburger reeders, toen zij de aangeboden tusschenkomst weigerden, uitdrukkelijk verklaard hebben, dat het hier een waeWs-quaestie gold; terwijl zelfs de Hamburger Senaat het goed recht der arbei ders niet ontkende, maar hun alleen formeel ongelijk gaf, en zijn tusschenkomst in 't vooruitzicht stelde, als zij beginnen wilden met toegeven. Het zal der moeite waard zijn na te gaan, of de laatste uitlating van den keizer moet worden beschouwd als eene bijzondere mee ning over een bijzonder geval, dan wel als het eerste tastbare bewijs, dat de sociale politiek van 1890 geheel is opgegeven. Signalementen uit enUtrecntscnen Gemeenteraad door JAN VAN 'T STICHT. Mr. J. F. de Beaufort. Iemand met een goed hart en een eigen quipage twee zaken, die elkaar op voortreffelijke wijze aanvullen; wethouder voor zijn pleizier en in het belang der armen en van de gasfabriek en van de geheele stad natuurlijk ... het is overbodig het te zeggen en ik had het dan ook haast ver geten ; niet groot, maar goed in 't vleesch en in de jas en met een bonhomie in zijn geheele we zen, die zelfs uit de knoopen van zijn vest u tegenstraalt. Hij is geen redenaar, goddank, en daardoor blijven we, als hij aan 't woord is, verschoond van allerlei oudbakken rbeforische figuren en wendingen, die, wanneer men ze voor het eerst hoort, wel eenigen indruk maken, maar als men ze eenige jaren genoten heeft, vermoeiend op de kakebeenen werken, daar men toch in een fat soenlijk gezelschap, als de gemeenteraad is, niet kan gaan zitten gapen. Na burgemeester Reiger, hoor ik het liefst Mr. de Beaufort praten. liet spijt mij wel, dat ik het zeggen moet, maar . .. waarheid bovenal ! En al had mijn aangeboren beleefdheid me nu ook haast laten verklaren, dat mijn oor meer gestreeld wordt (zoo is immers de term ?) door de rede voeringen van de Beaufort dan door die van Reiger ik ben blij dat het omgekr-erde er alvast staat en houd mij overtuigd, dat de wet houder het volkomen met mij eens is. Want met genoegen heb ik dikwijls opgemerkt hoe des wethouders blikken, terwijl de burger vader bezig is op zijne bondige manier, met een woordenreeks, die als van een phonograaf aan zijnen mond ontrolt, alle bezwarenmakers een slot op den mond te leggen, hoe dan des wet houders blikken, zeg ik, onderzoekend langs de gezichten zijner medeleden dwalen als om te zien of hij daarop dezelfde bewondering ontdekken kan, die op het zijne zoo duidelijk te lezen staat. Zijn oogen stralen dan van genot; geheel zijn goedig gelaat wordt versierd door n grooten glimlach, die van zijn kin over beide wangen zijn weg zoekt naar bet voorhoofd, vanwaar bij tusschen de wenkbrauwen door largs de neus vleugels weer naar de wangen terugkeert. Op zulke oogenblikken zetelt er op des wethouders gelaat zoo'n echte andere-menschen-waardeerende uitdrukking, dat het voor een geloovig christen een pleizier is om naar te kijken. Men kan zoo zien al is het ook niet aan zijn gezicht dat hij met moeite zijn elleboog in bedwang houdt om zijn buurman Koek niet een rihbestootje te geven en daardoor opmerkzaam te maken als hij Keiger weer bijzonder goed op dreef acht. Maar wat met des wethouders elleboog mogelijk is, kan hij niet doen met zijn gezicht. Dat kan hij niet in bedwang houden en daarop staat dan ook, zoo duidelijk als in een boek, te lezen: -hoor, hoor; Is dat welsprekendheid ! Is dat gezonde taal. \vnrs van alle ornamentjes', waarmede zoovele sprekers hunne redevoeringen pogen op te sieren ! Niets gezocht, niets pedant!'' Ja, als dat oordeel in stemming gebracht moest is, totdat h\j zich eindelijk vermant en zich neervleit in zijn stoel als een »welgezeten" burger. Niets gezocht, niets pedant! Dat zijn twee eigenschappen, die de heer Beaufort, wanneer hij spreekt, met den burgemeester gemeen heeft. Pedant: waarom zou hij pedant wezen?! Een de Beaufort is geen Janus Tulp ! Ik zou de lange reeks van voorvaderen en moederen van dat ge slacht weieens in een kinematograaf aan mijne oogen willen zien voorbijgaan. Dan zou men gewis eens kunnen zien hoe die familie van den oerde-Beaufort af tot op onzen wethouder toe met haar tijd is meegegaan. Harnassen en Spaansche kragen; pruiken en toga's; neepjes-mutsen en diadeems; kletterende zwaarden en over het pa pier glijdende ganzenveders .... uit deze com binatie om het woord kruising te vermijden is, naar ik hoop nog lang niet ten slotte, onze tegenwoordige vredelievende wethouder ontstaan. En zou die man nu pedant zijn ! Het woord staat niet eens in zijn dictionnaire ! Kier en trotsch zelfs, kan en mag hij zijn op dat edel voorgeslacht en wanneer hij buiten de portrettengalerij zoo eens om zich heen ziet naar zijne nog levende neven en nichten, dan kan hij, dunkt mij, er zich ook best bij neerleggen, dat hij de Beaufort heet. N'en déplaise den ouden heer van 't Sticht, maar ik wou dat ik ook zoo heette. Als de wethouder me soms nog mocht willen adopteeren ... ik zal zoo'n dankbaar zoontje voor hem zijn, dat zijn hond er met kwispelstaarten niet tegen op kan. En ik breng al kleinkindertjes voor ZEA. mee ook. Pedant ben ik ook niet, even min als de wethouder. Om daarop terug te komen. liet beste bewijs voor des heeren de Beaufort's bescheidenheid is, dat hij nooit spreekt van zijn bescheiden meening; dat doen ze hier bijna allemaal en het meest zij, die daarbij een toon aanslaan alsof zij wilden zeggen : past op hoor, dat jelui me niet tegenspreekt, want dan krijgje er van langs ! Maar de wethouder zegt alleen zijn meening, het maar aan de andere heeren overlatende om die bescheiden of brutaal te vinden. »Niets gezocht" is de heer de Beaufort ook in zijn spreken. Hij zoekt soms wel erg naar zijn woorden, maar toch zijn die woorden niet «gezocht". En als hij daar zoo staat in den grootsten eenvoud, wel zeer moeilijk sprekende, maar zonder eenigen omhaal van woorden zijne meening trach tende duidelijk te maken, altijd glimlachend en een vriendelijken blik om zich heen werpend, dan komt onwillekeurig de gedachte bij mij op, dat de Raadszaal toch nog niet de plaats is waar Mr. de Beaufort zich op zijn voordeeligst voordoet. Dat moet, dunkt mij, zijn de gezellige huis kamer tusschen vrouw en kinderen ! Als daar nog eens een photograüe van ver schijnt, dan koop ik er dadelijk een, tenzij de wethouder er mij ntje mocht willen vereeren .... want het kan beter van een stad, zeg ik maar, dan van een dorp. Miu»e*iii:1. in drie bedrijven van Airniui SciiNiTxi.KR, vertaald door Kii. MIJASSEN. (Gezelschap Legras & Haspel). liet leeraart niet, het heeft geen strekking; 't wil, zonder omhaal, een kleine analyse geven van een rein gemoed, dat voor 't eerst liefheeft. \Vij krijgen een week en goed vrouwtje te zien, dat met haar vader, een oud muziekant, op een hoog kamertje haar jougd heeft versleten, weinig van de wereld en 't leven weet en \oor 't eerst met een man in aanraking komt. dien zij slaat be minnen, /onder handigheid ot' huichele;; toont zij hem bare liefde, en legt in zijn gfvaioed ook iets van hare diepe teederheij. Ken klein i tijdje is ze gelukkig. Mitav er is oen Ji-"igei;d j geheim. S:.'huw en angstvallig \vilhij 't yerliorgeu houden : zijn zinnelijke Heide voor ee:i getrouwde-, interessante vrouw. D" m-;ii van die vrouw i; rr aclitr;1 :.'? ;>o:nen oii livemjt :'f-lt' '!e b.-'even aan de:) mini;.::!!1 vrivj'. Als "en UTi!eui-r.!>' ii"i:.i ne< tui hij dan een d .iel a.in. E:l 't. U:l;Y::'.'.!d' ;'? VrOU'.Vi j-1 '.' Ha'ir h'.lliilii! burgemeester zelf zou wel buiten stemming Idijvon), maar meer nog dan aan den uitsl.".g van zulk <vi stemming hecht ik waarde aar. het feit, dat. »s;>.nIÏIV;T over eenigc zaak oen aantal s:irok-.;i-v, hun. oorduel hebben gezegd en de biirgumi <.Mer. na hen met aan onverschilligheid gi'fii/.eud '?'.??.iuul t o hebbes aangehoord, ten slutte een enkel woord in het midden meent te moeten brcnircn - /oo.i's hij dat noemt de balans /.ander t'.vijlel over slaat naar de zijdo va.'i de ,-ebaai, vv.'üii'in hij yij'n gawicht gelegd het ft. Dan is het ook weer .nnli.i om den heer de Beaufort te zien Dan dr.viil hij heen en weer op zijn stoel, neemt een penhouder of een potlood in de bami, kijkt zou t'-ri;ii".ik.eens naar don eeu of ander, die door de ^tf-i'..;:iiii:; moet teleurgesteld zijn en duet een paar in/gep.blikjes zoo raar, alsof hij met zichzelf verleden

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl