De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 27 december pagina 4

27 december 1896 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1018 gewaag ik gaarne van de groote piëteit, waar mede de heer Röntgen dit heerlijke werk heeft ingestudeerd. Dat zulks gewaardeerd werd bleek uit de ovaties hem door zijne koorleden gebracht, waarbij de fan fares ran het orkest weerklonken. Nurks zal misschien zeggen dat na het: dona nobis pacem liet voor zulk een luidruchtige hulde niet het gesehikste oogenblik was, doch iedere warme ovatie aan een ernstig kunstenaar gebracht, moet met ingenomenheid begroet worden. Aan Röntgen, die zich zoo met zijn geheele hart en zijn geheele ziel aan dit schoone werk gegeven heeft, zal ieder die hulde van harte ge gund hebben. Bij de solisten komt het meer op het ensemble, het opgaan in het geheel, dan op ieders bijzondere »Leistung" aan. Daarom spreek ik mijne ingeno menheid uit met de dames Gmür?Harloff en Minor en vooral met den heer Messchaert, doch voeg er bij dat de stem van den heer Dierich wat veel op zich zelf bleef staan, en soms te veel domineerde, in ieder geval door het eigenaardig timbre teveel apart bleef. Verder wil ik nog zeggen dat het heerenkoor zich bijzonder goed heeft gehouden, dat in die groepen in deu laafsten tijd merkbare verbetering bij vroeger is te constateeren en dat ik gerust mag verklaren dat de Amsterdamsehe Afdeeling thans eene uitvoering van de Mis heeft gegeven die het van eene vroegere beslist won. * * * Het tweede concert dat vermeld moet worden was van geheel anderen aard. Geen geweldige en groote klankmassa, doch eene uitvoering van meer intiem karakter. Het betreft de Liederen avond van de heeren Orelio en Mam), die een programma gaven uit sluitend samengesteld uit Ned. Liederen van voor heen en thans. Dit streven is zeer te waardeeren, want hoewel de Nederlandsche werken tegenwooraig een ruimer plaats op de programma's krijgen dan vroeger, is grootere bekendmaking van die werken aiet alleen yi het belang van onze kunst, docli ook onontbeerlijk voor de aanmoediging van het streven ??an onze componisten die vooral met hun groctere werken al vaak genoeg teleurstellingen ondervinden. De opera-componisten gevoelen dit in den laatsten tijd maar al te zeer. Het streven van de heeren Orelio en Mann ver dient dus in principe alle aanmoediging en te meer is dit het geval, nu men eene vertolking heeft gehoord die aan de verschillende werken alle recht deed wedervaren. De eerste afdeeling bestond uit oud Nederlandsche en oud Vlaemscbe Liederen bewerkt door van Riemsdijk, Reinigen en Gevaert. De beide laatste liederen liet Loo:e Visschertje . en. Het Kwezelken (waar Heye en Beets een paar aardige gedichtjes a!m te dauken hebben), Isser yemant uit de Oost-Indien gekomen en liet Liedje van de Zee maakten wel deu grootsten indruk. Deze pittige, karakteristieke liederen waren een hoogst interessant begin. Toen kwamen de componisten Craeyvanger (1817), Berlijn (1817), Beltjens (?), van Uree (1807), Verhulst (1816), Hol (1825), Nicola (1829), aan het woord, waarvan vooral de drie laatsten als oorspronkelijke componisten uitblonken. De derde afdeeling was gewijd aan de jongere peiiode, nl. C. v. d. Linden (1839), D. de Lange iiiiiiiiiiiiiiiiiinmiiiiiiiiiiiiiiiii ik drie maanden later uit het ziekenhuis kwam, was ik 't grootste deel van mijn haren kwijt... LI zult zeggen: dat doet er weinig toe, want jelui draagt toch altijd pruiken! Maar 't is toch altijd meer waard, je eigen haar te hebben, ziet u. Als je dat kwijt bent, ben je tot niet veel meer nut. Hij had een soort plumeau van klatergoud gegrepen. Nu komt de bui los .. . Dit stelt den regen voor, verklaarde hij, de reepjes metaal heen en weer schuddend, terwijl een machi nist lycopodium liet ontvlammen. Wind, don der, regen, bliksemstralen; u ziet: het onweer is compleet! eti op bijna opgeruimden toon ging hij voort: Zoo ben ik er toe gekomen, om achter de schermen de elementen te personifieeren. Maar je moet leven, mijnheer, en als je maanden achtereen naar engagementen hebt zitten uitkijken, die toch niet meer komen, reken je je al gelukkig, als je ergens duivelstoejager moogt spelen voor honderd vijftig francs per maand! En de ijzeren plaat schuddend, besloot hij : ??Komaan! nog een klein douderslagje tot besluit! Dat zal 't publiek plezier doen en mijn vrouw ook! Zijn gemaakte vroolijkheid dfed mij pijn. Uw vrouw is misschien nog meer te beklagen, dan u, zei ik hem. Zedelijk, dat is mogelijk! Maar stof felijk is ze er vrij wat beter aan toe dan ik. Is zij aan 't tooneel ? Ja, in 't buitenland! Maar u hebt haar een poos geleden in Parijs kunnen zien . .. niet onder mijn naam, o, neen! Ze zou er zich veel te erg voor schamen, voor dien naam ... ofschoon ze er aardig van heeft geprofiteerd! want als zij talent heeft en dat heeft ze aan wien heeft ze dat dan te danken ? Aan Roseval, mijnheer, aan Roseval, die haar eeuige leermeester is geweest, en een goede, dat kan ik u verzekeren. Ik twijfel volstrekt niet, of. .. Jawel! ... ik zag heel goed straks, welk (1841), S. van Milligen (1849), C. H.Coster (185é), Bernard Zweers (1854), Catli. van Rennes (1858), Jan Brandts Buijs (1868), en Gottfried Mann (1858). (Ook Heinze had ik gaarne in de tweede periode vertegenwoordigd gezien). De lezer zal begrijpen waarom ik geen beschouwing over deze werken geef. Doch wel mag ik zeggen dat alle tegenwoordige componisten den zoo be gaafden zanger en den zeer muzikaleii accompagnateur dankbaar zullen geweest zijn voor de ver tolking van hunne liederen. Orelio zong dit zoo uitvoerige programma met al den rijkdom van stem, uitdrukking en zeggingskracht waarover hij te beschikken heeft en Mann accompagneerde alles met veel muzikaliteit en toewijding. Ik verneem dat de heeren Orelio en Mann ook het voornemen hebben zulke uitvoeringen ook als volks concerten te ge ven. Dit is een voortreffelijk denkbeeld. VA5 MlLLIGEN. N.B. De première van : De Evangeliewan van Kienzl werd hedenavond gegeven. Over deze op voering, die bij het publiek groot succes had, in een volgend artikel. v. M. Camille Saint-Saëns over Mozart's Don Juan. Camille Saint-Saënp, die onlangs in de Revue de Paris een artikel heeft geschreven over de voorstellingen van den OrpJieus, wijdt in het zelfde tijdschrift eenige bladzijden aan den Don Juan. Men moet daarin geen vergelijking zoeken tusschen de beide vertolkingen van de Opéra en van de Opéra eotmque. Saint-Saëns keurt beide evenzeer af, en betreurt het, dat alle meester werken niet, evenals de werken van Wagner, een tempel en een schare van vereorders hebben, om hen te beschermen en te verdedigen. Don J/uin is tegenwoordig uiet meer, wat het geweest is. Onze artisten, gewend aan de moderne opera's, hebben de muziek van Mozart verleerd, en zij wandelen door dit meesterwerk als een muis, die niets begrijpt van de architectuur der schuur, waar zij door loopt. Saint- Sacns herinnert zich nog, den Don Jium gehoord te hebben met Grisi, Mario en Lablache; na dien lijd is de vertolking van het meesterwerk steeds achteruit gegaan en heeft zich meer en meer verwijderd van haar waren geest. Bovendien is het feit, dat de opera in het Fransch wordt gezongen, op zich zelf al voldoende om riet alleen de rhythmen, maar ook de uitdrukking van Mozart's muziek te bederven «waarvan de juistheid en fijnheid niet minder bewonderenswaardig zijn dan de volmaaktheid van den vorm." Volgens Saint-Saëns kan Don (iioranni alleen in het Italiaansch ge zongen worden. Het is vreemd, dat geen der directeuren, die beweerd hebben een volmaakte vertolking van dit meesterwerk te zullen geven, op dit even juiste als eenvoudige denkbeeld ge komen is. Gedenkteeken voor Richard Wagner. Zooals bekend is, heeft Wagner zes jaren lang de villa Triebschen aan de Vierwaldstattersee bij Luzern bewoond. Eenige Weener vereerders van den meester hebben op die villa een marmeren gedenksteen laten aanbrengen met het opschrift: »In dit huis woonde Richard Wagner van April 186G tot April 187-2. Hier voltooide hij Die Meisters-inr/er, tiieyfried, GütterdüiiiHieruny, Kaiscrmarsch, fiieyfricd-Idyll." Richard Pohl. f Te Baden-Baden is op ruim zeventig-jarigen leeftijd een der meest bekende en talentvolle Duitsche schrijvers over muziek overleden. Richard Pohl, te Leipzig geboren, studeerde aanvankelijk in de natuurwetenschappen, doch hield zich al spoedig hoofdzake'ijk bezig met de studie van wijsbegeerte en muziek. In 1854 vestigde hij zich te "Weimar, waar zijne kennismaking met Liszt een beslissenden invloed had op zijn richting en hem tot een dor warmste en begaafdste voor standers van Wagner maakte. Behalve een zeer groot aantal brochures en artikelen in dagbladen en tijdschriften, schreef Pohl »Akustische Brieie für Musiker und Musikfreunde", terwijl hij tevens eene voortreffelijke vertaling leverde van Berlioz' geschriften. Sedert 18G4 woonde Pohl te Baden-Bader, waar hem op zijn zeventigsten verjaardag eene welverdiende hulde werd gebracht. gezicht u zette, toen ik over Rachel sprak... Enfin! zonder mij had mijn vrouw zeker nooit zoo'n succes gehad. Haar voordracht wordt algemeen geroemd, en terecht. Maar wie heeft haar die voordracht gegeven? Roseval, mijn heer; Roseval. De oude regisseur beefde. Kom, kom, zei ik; houd u kalm. Mis schien keert uw vrouw nog eens terug. Hij begon te lachen. Zij had de mooist denkbare gelegenheid om terug te komen, toen ons dochtertje ziek is geworden. Ik meende toen, dat het mijn plicht was haar te waarschuwen en heb haar geschreven . .. - En ? En ze heeft me vijf honderd francs gestuurd!... Ik heb ze natuurlijk terugge zonden. Ik verkoos duizendmaal liever mijn kind zelf te verzorgen, zoo goed ik kon, met mijti eigen verdiensten . . . En 't is goed ge weest ook, want ik heb haar gered .. . Ach, ja' arm kind... Ik heb haar gered! De ontroering van den armen man greep mij aan; ik wilde hem de hand drukken ; maar hij liet er mij den tijd niet toe, want een stuk of vier, vijf figuranten aansprekend, die oj) ons toetraden, riep hij vroolijk : Ah! daar is het volk! Opgelet, jon gens... 'n beetje vief, hoor! Flink uit de borst. . . ben jelui klaar? . . . Ken, twee, drie... En luidkeels begon hij te schreeuwen : Leve de graaf! Leve de gravin ! Onder deze herhaalde toejuichingen zakte het scherm voor het tweede bedrijf. Oogenblikkelijk ontstond ecu groote bewe ging op het tooiieel. De acteurs snelden bij troepjes naar den ingang v;ui den foyer, de machinisten vielen op het decoratief aan, eu niet wetende waar ik mij zou bergen, bleef ik onbeweeglijk op mijn plaats staan, toen Roseval, zich naar mij omdraaiend, zachtjes zeide: Kom mee, mijnheer, dan zal ik u uw manuscript terug geven. fle Jan Etienne Liotaii 1702?1789. Van Gogh. Amsterd. 1806. Welke familie, voor zooverre zij de relieken van haar voorvaderen als een deel van hare ge schiedenis met een zekere vereering bewaard heeft, is niet nog in het bezit van die kleine, op ivoor geschilderde miniatuur portretjes, die in ovalen ebbcnhouten lijstjes met rechthoekigen buitenrand, tot in de kleinste bijzonder heden de getrouwe portretten van overgrootvaders en overgrootmoeders, in hun verhollandscht di rectoire of empire costume, zijn. Er zijn er onder die mim'atuurtjes van bijzondere fraaiheid, zonder eenige pretentie dikwijls, naar werkelijk artistiek mooi. maar door de getrouwe navolging van hun modellen, door ik weet nkt welke inti miteit, door de gemoedelijke-bourgeois-eenvoudigheid en oprechtheid in hun uiterlijk charmeerend, als de alleenig photogratische opteekening van de gelaatstrekken en kleêren van die gedecolteerde dames en heeren met hooge stropdassen, als de bezadigde afbeelding van de een beetje tot bedaren gekomen bourgeoisie. Deze zoo intiem-huiselijke miniatuur kunst of liever vertellingkjes op ivoor, in zachte, gemoe delijke kleuren van de menschen die een eeuw voor ons hun beate beeltenis voor het nageslacht van waarde rekenden, ik meen deze absolute afwezigheid van kunst na de groote krachten die de Renaissance had ontwikkeld en even voor dat de Romantici in Frankrijk een fond voor de latere Barbizonsche school gingen leggen, was de laatste uitlooper, de laatste adem van de toch in Frankrijk dat toen Europa voorging tijdens de renais sance nooit hoog gebloeid hebbende portretteerkunst, en een van de eersten van haar beoefe naars Jean Etienne Liotard. Xa den Lodewijk XÏV stijl, dien met groot ver toon van nagemaakt klassieke pompeusheid een theatraal grandioze Lebrun had voortgebracht, kwam later onder de Rcgence Watteau. n,-,ar 't mij wil voorkomen de grootste Kransche schil der van heel de nr.- Renaissance tijd tot op deze eeuw, die in zijn '"icjmi't ;joitr ('ijlhb'c' dat nu in het Louvrc hangt, een werkelijk niet genoeg te pi ijzen meesterstuk scbiep. De drarcatiseh-klasrieke aspiraties van de schilders waren toen tot zoo'n peil gedaald dat zij niet veer bij machte waren iets ie maken, en hun eenige producten waren toen een soort van potsierlijke composities, waaraan zij zich allen nu en dan bezondigden, reminiscensen van Rubens, zooa's fis.;. 110 van dit boek 1102 wol met e,/n fraaie lichtdruk noouig vindt ten toon te stellen; soort van accademische ondingen die eerst in het begin van deze eeuw, na de Griekscke renaissance, eerst weer geleverd konden worden. Maar toen daarna de pastorale visie var, Watteau zelfs weinig meer invloed op zijn nakomelingen had, was de steeds meer en meer vcrburgeruo i'MUavic; van de sobüders geheei tot de portrotKH'ikunst ie.rug jiebrsrht, en het is Oj'moi'Uc'ijk dal d'-ze kunst ook lat v r. toen :!e Romantici uan liet woord kwamen, uitgangspunt van veel sclioous ?-Tcworueii is. iJanroü! zie ik Liotard alt, ecu van ben die isAeii vooï'loojicr v;i'v de eevste v.'are ^rootei\ ' avi 'i. begin dezer eeuw ir. Frankrijk noemen .nn;;. eu dan wel niet in hun doodo en koude khi;si<'i;o compositien, maar in hun portretten, waiiiin Ingres, en later David en Baron (iros, een ;;etrekkeüjkeu hoi.-go vo'manktheid bereikten. In deze voor-romantici is niet de givoie geestelijke visie van de voorvaderen der ('raus.;!)?..>rt'iiais.-aiicc-kmist d.: lle.ror.tij.Tjn en de Ye;:, lianen. eveumin al.-; hel groolc brio en v'.e virtuositeit van de na hen komende. oprotMiiro voorgangers van de lv\rUi2<msche school, iiianv in hen is een traditie van nauwgezette studie, zonder eenige bijbedoeling voortlevend, die mis schien nog van zeer ouden oorsprorg, de trait ; d'union »or;ade tusschen wat er na hen komen zou en de gothiek. j En als een van hen beschouw ik Jean Etiem-e LiüUu-d. Het zijn dus zijn portretten die mij 't meest aantrekken, die ik het zuiverst en meest volmaakt, het meest een eigen cachet dragend vindt, de echte waarde van wat hij ons achterliet. En onder die pastels, het is merkwaardig dat zelfs het gebruik voor olieverf voor deze weinig sterk aangelegden te machtig scheen ken ik er twee die voor het zuiverst van wat hij maakte mogen aangewezen worden. Eerstens de teere pastei die wij in ons Rijks museum het geluk hebben te bezitten, de dame in urksch costume (La contiesse de Cocentry) en dan »Lu Imlle cltocolatiï-ru", die in het Dresdener museum wordt bewaard. Het komt mij daarom eenigsins jammer voor dat van deze twee meesterstukken geen lichtdruk in dit werk is gegeven, in plaats van die twee veel minder belangrijke specimens van Liotard's werken. Zijn werk, en vooral deze twee portret1'en, zijn zonder eenige pretentie, zonder zwier of virtu ositeit, zonder dieper indringenden blik op het geestesleven van de menschen die hij verbeeldt, zonder sterke kleuren, maar het is gemoedelijk, intiem, zeer nauwgezet en voornamelijk zeer zuiver. En dit acht ik er de zeer groote ver dienste van. Het is zonder klassieke bijbedoeling, zonder aansttllerij, hij heeft zich geheel over gegeven aan de momenteele werking van zijn zeer zuiver, alhoewel niet zeer diep voelend, talent, en hij is zoo-doende op zeer gelukkige wijze de tolk geweest van vrijwel de algemeene geest van zijn dagen. Het is klein en bourgeois, maar zonder aanstellerij bij heeft zijn doel nooit hoog gesteld, maar bereikt het daarom volkomen. Hij is voldaan. En omdat het zijn eigenaardige charme heeft, tot afwisseling van de groote geesten van weleer die meestentijds onze studie en gedachten, waar het geldt de kunstgeschiedenis, geheel in beslag nemeo, ook do minderen uiet uit het oog te ver liezen, heb ik zekere sympathie voor het werk van deze drie professoren. Prof. J. W. R. ilanus heeft hier in het land niet weinig van de beste pastels van dezen vorige eeuwsclie schilder kunnen bestudeeren, en werkelijk heeft Nederland door dit bezit eenigzins recht op dat boek dat ook zijn werken in het buitenland o. s beschrijft en afbeeld. Het begint niet een levensbeschrijving, en gaat, na eenige philosopliische opmerkingen van Liotard over de kunst, tot de volledige catalogiseering van zijn werken over; met veel afbeeldingen, waaronder zeer goede, op mooi papier gedrukt, verdient dit boek veel aanbeveling. Til. MOT.KKXIiO.EIl. De galerij Sciarra. De Roraeinscbe vorst Barberini f'olonna di Sciarra, die eone wereldberoemde galerij bezir, en haar, krachtens de Italiaansche wet, niet mocht verkoopen, ofschoon hij sedert jaren inde grootste geldverlegenheid verkeert, heeft thans van. deu minister van onderwijs in sehoone kunsten (jianturco verlof lot den verkoop gekregen, under voorwaarde dat vijftien van de soujon-te schil derijen en beeldhouwwerken zijner collectie aan den Staat zullen wonier, afgestaan. Onder die schilderijen bevinden zich werken van Guido Rein, Giotto, Andrea del S.irto, Girolamo da C'in.i, Gagïiardi, Sacohi en lleilini. Het is nog niet uitgemaakt, in welk liahaansch museum deze werken zullen worden geplaatst. S, E, yau Nooten. ?2(> Xov. l-_>?15 Dec. .Viei! \r;;;.-t r. i) e. ?,? woord eg zij n ]?<.,?', ('i i' uil jj. ;LI;;'-. '.'..i Xoot'.'ll tu:'!l kl-InK' ik j 'i ir!iji>s ^i-re.-'id Kv. i,ii.'i. alVokei;: ,; ea 'i:; . dan de zaken h.ui :.i','.>Ii;!iiae;-.i t n 1:1 <>:.. ztdliue ;:u:sitiii')i-r kv, ai:i \env.^'e i.ij <j; , het toen btkci.di; iiiiidortijd.M.'hriii .]/:<(??/(./?>? Ik zag iu die a-ji-n mei. eea zokercii eeri' hem op, bij wüs en statig man, keurig i;. iiU1 bedaard in zijn .pie.l;e:i, net in vürm:;u e;i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl