De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 3 januari pagina 1

3 januari 1897 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H*., 1019 DE AMSTERDAMMER A°. 1897. WEEKBLAD VOOK NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr. Dit nommer bevat een bijvoegsel. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Dit Blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 3 Januari. Abonnement per 3 maanden / 1.50, t'r. p. post/' 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.125 Advertentiën van 1?5 regels /'l. 10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 INHOUD» VAN VEBBE EN TAN NABIJ: Armen en wer keloozen. Ontslag uit het Krankzinnigengesticht. Een constitutioneel conflict in de Vereenigde Sta ten. TOONEEL EN MfUZIEK: Anonieme brieven, door White. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. KUNST-EN LETTEREN: Prachtwerken der firma Franz Haufstangl te München, door A. Bredins. _ VABIA. FEUILLETON: De blikslagerswerkstaking. BECLAME8. VOORDAMES: Zon dagsrust in Stad"! door Mara. Allerlei, door E-e. Drogon van Arthur von Schendel, door Ch. M van Derenter. ? - Boek en Tijdschrift, door F. K. SCHAAKSPEL. Een nieuw liederboek, door J. L. O. A. Meijer. ALLEBLEI. SCHETSJE. PEN- EN POTLOODKEASSEN. ADVEBTENTIEN. «llllttlliliiiiiliiiiiiiill miminiimiiiiMMilm i u IIIIIIHI Arm P n PU Wprlrplnnypn l 111 u 11 uil nulLuluu/iuii. Wij verkeeren midden in den winter. Indien we het niet wisten, zouden er drie zaken zijn, die, de Amsterdammers althans, daaraan herinnerden. lo. Een adres, door een tiental Vakvereenigingen : die der timmerlieden, metselaars, opperlieden, schilders, steenhouwers-gezellen, lood- en zinkwerkers en stucadoors, aan den gemeenteraad gezonden, waarin zij de ver tegenwoordigers der burgers vragen »als hunne aangewezen verzorgers, krachtens de zedelijke verplichting, die op U (raadsleden) rust, zon der verwijl middelen te beramen en tot uit voering te brengen om in den nood der werkeloozen te voorzien." 2o. Een oproep van de heeren W. van Hasselt, C. W. Janssen, H. B. Lefébure, F. C. H. v. Haaften en A. D. Holterman, het bestuur der commissie tot werkver schaffing, meer bekend onder den naam van C. W. Janssen ??tot hun Sladgenootcn, om niet alleen gelden voor de werkverschaffing te geven, maar ook voor bijstand aan hen, die niet door werkverschaffing kunnen worden geholpen. Zij vestigen de aandacht >op den %eer trewigen toestand waarin dezen winter de bouwvakken verkeeren." Er zijn tenge volge van »een opmerkelijke stilte in de bouwbeweging" een groot aantal gezinnen, waarvan de hoofden reeds gedurende vele weken werkeloos zijn, die IN BEPAALDEN NOOD VERKEEREN. 3o. Een collecte-kaart van Liefdadigheid naar vermogen voor Oud- en Nieuwjaar. waarvan er een drieduizendtal aan de »goede vrienden van het genootschap" worden ge zonden, in de hoop, dat ieder der vrienden eenige, zoo mogelijk 31 vrienden zal vinden, die een zeker bedrag op een der 31 streepjes invullen. In 't kort dus gezegd: armoe links en rechts; armoe overal en weinig hulp, veel te weinig, jammerlijk weinig hulp. Zoo is de toestand, 'teene jaar iets beter dan het ander, maar toch elk jaar; zoo is de toestand midden in den winter, als de Christenen kerstfeest vieren, de dankbare zielen op oudejaarsavond in de kerken geen plaatsje onbezet laten en zij elkander op l Januari, zooal niet heil en zegen zelf, althans de hartelijke wenschen daarvoor komen aanbieden, zoodat een mensch er haast eer te veel dan te weinig van zou krijgen. Op deze tegenstelling: de oceaan van »nood en ellende" en de wereld overvloeiende van »christelijkheid en humaniteit", die men mid den in den winter vlak naast elkander kan aan schouwen, is reeds zoo dikwijls gewezen, dat wel niemand daarover een woord zal kunnen zeggen, hetwelk niet banaal klinkt. Het samentreffen van die twee kan geen sterve ling schokken, want het is doodeenvoudig een illustratie van de menschelijke natuur, ons allen van nabij bekend. Wat ons in deze nog wel eens verwondert, is de naïveteit, om geen krasser woord te gebruiken, waardoor zij zich onderschei den, die meenen, dat men met de christelijkheid en de humaniteit alleen wel den nood der armoede in onze maatschappij voldoende zal kunnen keeren. Maar meer nog dan deze naïveteit verbaast ons vaak de hardvochtigheid der illusionisten, die zich daarbij gerechtigd achten, »de i nood en de ellende" van duizenden mannen, vrouwen en kinderen te laten voortbestaan, aan Christelijkheid en Humaniteit den tijd gunnende zich zoozeer te ontwikkelen, dat er geen »nood en ellende'' meer zal zijn. En dan spreken wij nog niet eens van hen, zij zijn niet in weinigen die geheel zonder christelijkheid en vol strekt zonder humaniteit, »den nood en de ellende" de onmisbare factoren achten, om de maatschappij tot haar heerlijksten materieelen levensbloei te brengen, die dus den nood en de ellende, van anderen een zegen achten voor zichzelf. Ondanks alle christelijkheid en humaniteit bestaat er een dubbel geloofsartikel, waar mee de maatschappelijke toestanden worden gerechtvaardigd: en dat artikel luidt: wij hebben niet alleen het recht zelf rijk te zijn, maar ook het recht anderen gebrek te laten lijden. Het gebrek laten lijden is ons recht. Wie niet mocht gelooven, dat deze leer geldt, hij ga de achterbuurten maar eens door; hij behoeft niet eens in de kelders neer te dalen, of de hooge trappen naar de zolders en vlieringen op te klimmen; mocht hij tegen zooveel moeite nog opzien, hij blijve stil in zijn comfortable kamer, en koope zich een armenwet, of, indien deze »studie" te veel van hem zou vorderen, hij leze slechts zijn dagblad en als hij dan in een week tiids niet een dozijn bewijzen van het in eere houden van bovengenoemd dubbel geloofsartikel ge vonden heeft, zou hij wel een geboren wetgever moeten zijn. Een paar staaltjes van hetgeen men zoo in zijn krant kan lezen: De JV. R. C. ver haalde dezer dagen van een oppassend werk man, die om »een huurschuld van eenige guldens met vrouw en vier kinderen uit zijn woning was gezet; zonder een cent op zak, werd hij met de zijnen, het oudste kind was twaalf jaar, het jongste n jaar, en een der kinderen pas uit het ziekenhuis ontslagen, de straat opgestuurd. De man was reeds eenige weken werkeloos en al zijn po gingen om werk te vinden bleven vruchte loos. Bibberend vnn koude en honger, zoo schrijft de N. K. C., drongen de kleinen zich tegen vader en moeder aan en ze sukkelden voort in den mistigen avond, met het voor uitzicht den gansenen nacht op de straat te moeten doorbrengen... want »aan het politie bureau vond men geen termen om het gezin onderdak te verleenen en te vergeefs ook had de man reeds bij het armbestuur aan geklopt." Het volgende is ontleend aan het Ihndclxblad: s Te Barneveld is een 81 jarige grijsaard, wien, hoewel in behoeftige omstandigheden verkeerende, geen enkel armbestuur eenige ondersteuning verleenen wil,, door zijn kostbaas per kar tot vóór het raadhuis dier ge meente vervoerd, en aldaar afgeladen. Naar aanleiding hiervan is nu door den Raad aldaar besloten /' 2 kostgeld per week voor den ongelukkige uit de gemeentekas te be talen." Natuurlijk, aangezien er behalve nood en ellende ook christendom en humaniteit in de wereld is, verkeert de Rotterdamsche werk man nu niet neig 's nachts met zijn gezin op straat, en heeft niet minder dan een raadsbesluit den Barneveldschen grijsaard ? 2 kostgeld per week bezorgd! Bedenk hoe veel er vaak geleden moet worden, eer men in onze maatschappij er toe komt... hulp te verleenen ; lees den op roep van de heeren Janssen c.s. aan zijn stadgenooten voor de duizenden, de vele duizenden werkloozen; weet dan daarbij, dat de heeren van Liefdadigheid naar Ver mogen, bij de toezending van de collectekaart spreken van hun -»%oo bitter noodlijdende kas" en ontken eens dat geven plicht is ! Misschien vraagt de een of andere lezer, hoe groot de behoefte wel is. Tot ons leedwezen kunnen wij hem geen antwoord geven. lAefd. n. Ferm. deelt slechts mede: »in 35 districten zijn meer dan 500 vrijwillige bezoekers dagelijks werkzaam. Vele duizenden gezinnen zijn zoodoende reeds ge holpen, maar door gebrek aan geldmiddelen moeten er zoovelen nog ongeholpen blijven.'1 Ons dunkt het Genootschap had belang rijker mededeeling kunnen doen, dan die aangaande de 500 bezoekbroeders, welke vele duizenden gezinnen heeten reeds geholpen te hebben. Waarom gaf het niet het getal der duizenden gezinnen en het tarief der bedeeling op, waarmede zoogenaamd gehol pen werd, alsmede het getal der gezinnen, waaraan nog in het geheel geen bijstand kon worden verleend, n het bedrag der gelden hetwelk het genoodschap te kort komt, om den nood naar eisch te lenigen? Wat kan sprekender zijn, dan zulke cijfers? De toestand echter is zóó diep treurig, dat men zelfs bij het vragen om bijdragen de waar heid niet eens durft te zeggen! En wat de wprkeloozen betreft.- hoeveel duizenden zij zijn, men weet het niet. De tien adresseerende vakvereenigingen kunnen niet nagaan, hoevelen er buiten hunne vereenigingen staan. Het statistisch bureau ver spreidt in deze geen licht, althans geen vol doend licht. Maar ook in de gemeenteraads zitting van jl. Woensdag werd het erkend, algemeen erkend: de toestand is zeer ernstig, eisoht dringend voorziening. Daarom betreuren wij het, dat niet alvast het voorstel-Nolting of een voorstpl in dien geest, werd aangenomen, om f 10.000 toe te staan en de beschikking er over op te dra gen aan de commissie voor het plan Janssen. Dan hadden immers dadelijk door deze com missie, in vereeniging met de besturen der vakvereenigingen, eenige honderden gezinnen geholpen kunnen worden, die te lang reeds het noodige moesten ontberen. Het voorstelGerritsen, overgenomen door B. en W. om eene commissie te benoemen tot leniging van van de gedwongen werkeloosheid, hoe juist ook heeft toch een verlenging van den onhoudbaren toestand tengevolge met min stens rrertirn dagen. En is het niet te vreezen, dat met het oog op de door die commissie voor te stellen plannen tot leni ging, iinniddi-lx de gaven nog karisrer dan nu zullen worden toegezonden ? Daarom: men liad in afwachting, van de te nemen definitieve maatregelen althans de f 10.000 door Nolting gevraagd ter aanvankelijke leniging in zoo bitteren nood moeten be schikbaar stellen, nu zulke betrouwbare mannen, als de leden der commissie van het plan-Janssen verklaard hadden ook in deze richting werkzaam te willen zijn. Hoe dit zij de nood en ellende zijn openbaar. Daar is geld noodig. Veel geld. Geld voor de ettelijke duizenden werkeloozen, maar niet alleen voor hen, ook voor de vele duizenden ongelukkigen, die reeds in tijden zonder werkeloosheid niet door Liefdadigheid naar Vcnnoijen voor gebrek kunnen worden bewaard. Men zij dus milder dan ooit, en tijge aan het werk. Maar wat bovenal noodig is: dat de vakvereenigingen. de liefdadigheidsgenootsehappen en de gemeenteraad, welke laatste steeds wakker wordt als de nood op't hoogst is gerezen, zoo krachtig mogelijk en zonder te verslappen, bij H. M. de Regentes en bij hare raadslieden aandringe op een betere armenwet en op een stelselmatige voorziening in de behoefte der werkloozen. 'Want al is het alleszins juist, dat de gemeente het orgaan moet blijven ter toepassing van armenzorg en tot hulpbetoon aan de werkloozen, zon der steuu van het Rijk door wettelijke bepa lingen maatregelen van meer algemeenen aard en financieelen bijstand, kan een stad als Amsterdam onmogelijk in de steeds klim mende behoefte voorzien. De Raad toone zich actief in deze dagen, maar zorge ook, dat in de toekomst meu hem niet schuldig kunne achten aan verzuim, Ontslag uit M KraÉziiippsticlit. Geachte Redactie! Vergun uwen getrouwen lezer een klein plaatsje in de kolommen van uw blad ter beantwoording van het hoofdartikel in No. 1018 onder bovenstaand opschrift. Waar ik uwe artikelen altijd met genoegen en veelal met sympatie las, wensch ik reeds dadelijk te verklaren, dat ik uw blad ditmaal zeer onvoldaan heb ter zijde gelegd. Niet zoo zeer om het onderwerp zelf, dat daarin. werd behandeld, dan wel om de weerzinwek kende wjjze waarop daarin door u de Officier van Justitie te Haarlem wegens aijne in de Tweede Kamer gehouden redevoering in het debat werd gebracht. Weinig had ik gedacht bij de lezing van het opschrift boven uw artikel, waaruit ik dus kri tiek op de vigeerende krankzinnigen-wetgeving en eventueele verbetering daarvan hoopte te ver nemen, dat daarin uitsluitend het geval »Kievits" zou worden behandeld. U zult dan ook wel wil len toegeven dar, naar den inhoud te oordeelen, het opschrift behoorde te luiden: Het geval Kievits." Vergun m\j u openlijk te vragen: »kent gij de zaak Kievits en kent gij den Haarlemschen Offi cier van Justitie?" Zoo neen, waarom u dan een oordeel aangematigd over zaken en personen, dat ten zeerste bezijden de waarheid is ? Of was het u alleen te doen om de houding van Mr. Macar als kamerlid te critiseeren ? Zoo ja, dan zult ge zeker_ ootmoedig willen bekennen, dat dit even goed had kunnen geschieden met ter zijde stelling van zijne (Dualiteit van Officier van Justitie ? Evenwel de beantwoording van die vragen brengt ons niet tot elkaar en ik zou daardoor mijn hoofddoel n.l. mogelijke oützenuwing van uw hoofdartikel voorbijstreven. Heeft Mr. Macarézich in de daad zoo vergist, vraag ik mij af, toen hij de waarborgen der krankzinnigen-wetgeving een zaak noemde, die met rcel zorg door den wetgever is behandeld ? Mijn antwoord daarop luidt beslist ontkennend, ten spijt van het oordeel van Mr. Borgesius en van Mr van Houten. Ik wil er op wijzen, dat behalve een geneeskundige verklaring voor de opname noodig is machtiging van den kanton rechter of van den president der rechtbank, die den patiënt in persoon kuunen hooren, waarvan niet zelden gebruik wordt gemaakt. Die machtigingen zijn hoogstens vier weken geldig, waarop eene nieuwe machtiging door de rechtbank kan worden verleend, eveneens zoo noodig na verhoor van den patiënt. Ten overvloede wijs ik er op, dat de geneeskundige verklaring nooit afkomstig mag zijn van den medicus aan het gesticht, waarin de opname verzocht wordt, verbonden. Werkelijk, geachte redactie, de waarborgen onzer krank zinnigenwet zijn nog zoo slecht niet, indien gij u slechts de moeite wilt getroosten ze te vinden. Trouwens dat in de door u in grove trekken aangegeven verbetering eenige meerdere waarbor gen zouden zijn gelegen, ontken ik ten stelligste. Of durft ge soms ernstig beweren, dat het ver blijf van een inspecteur desnoods gedurende ettelijke weken in een gesticht b. v. als *Meerenberg" met 1:200 a 1300 patiënten een grootere waarborg zou zijn'! M. i. zijn de waarborgen uitsluitend te zoeken bij de medici aan de ge stichten verbonden, die beter dan iemand in staat zijn den patiënt te beoordeelen. Reeds in het begin van dit artikel stelde ik de vraag: »kent ge de zaak Kievits en kent ge Mr. MacaréV" Ik vroeg dit met voordacht, omdat, indien uw antwoord ten aanzien van de zaak Kievits ontkennend zou luiden, ik u zou wenschen aan te raden eerst een onpartydig onderzoek af te wachten, alvorens u op glad ijs te wagen. Dat ge Mr. Macaréniet kent, blijkt uit uw hoofd artikel ten duidelijkste en daarom veroordeelt het zichzelve. Wie bekend is met de nauwkeurige

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl