De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 3 januari pagina 3

3 januari 1897 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1019 DE AMSTEU 1) A M M F. R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. vriend was, te duelleeren, maar gelukkig houden z\jn rede en wysheid hem terug, iets wat voor een echt Duitscher zeer moeielyk is. In de rest van 't stuk, in de twee voorafgaande bedreven, komt verder geen enkele interessante gedachte, geen enkele saillante gebeurtenis, geen enkel belangrijk, volgehouden karakter voor. De boel draait als een oude draak om eenige duels en anonieme brieven. De vrouw van den professor heeft die brieven geschreven aan de voorname ingezetenen van 't kakelende stadje. Zij dienen om haar geheimen minnaar te verdedigen tegen leuterpraat die over hem rondgaat. Een vrouw die een zoo eigenaardige daad durft te doen, zal toch ook wel haar list hebben gebruikt, moet men denken Och neen ! zy schrijft die brieven op papier dat haar man gekocht heeft en dus dadelijk zou herkennen. Enfin, het geval moest uitkomen ! Xa veel ge harrewar, een valsche beschuldiging die bijna op een duel uitdraait, volgt dan ook de waarheid, de oplossing en 't genoemde slot. Het is den auteur niet gelukt z'rjn uitwerking vernuftig en indrukwekkend te maken, zijn mid delen om tot 't einde te komen zijn vervelend, pitteloos en ongelijkmatig doorgevoerd. Dat hy met al zyn fouten bovendien nog weinig blik op zyn werk heeft, bewijst zgn onhandige samen stelling. Het Ie bedry'f nl. speelt in het café»Het gouden Anker", waar een klein-steedsche vergadering aan de praattafel uit komt maken wie de ano nieme briefschrijver is. In plaats dat Ie bedrijf nu te gebruiken om ons de verhouding duidelijk te maken tusschen de vrouw van den professor en haren minnaar, zoodat de verdere bedrijven vloeiend en in harmonie met 't eerste zouden zy'n, worden we onthaald op een apart tafreel dat er los byhangt en heelemaal buiten de verdere stemming staat. De overige handelingen gebeuren nl. ten huize van den professor. Maar de auteur heeft vermoedelijk zoo een pittoresque kletsvergadering bijgewoond in een klein stadje en de drang was te groot, hij heeft 't niet in kunnen houden en 't geheel van zijn tooneelstuk er precies mee bedorven. Als de onhandige schrijver meer routine en ver nuft had, zou h\j van zijn onderwerp : anonieme brieven, duels en valsche beschuldigen, misschien een speelsche klucht kunnen maken, want zijn stof is voor een ernstig drama inderdaad te vaag en banaal. Conclusie: een pikant scbandaaltje door een nogal onhandig, onrjjp, ongeestig auteur, tot drie bedrijven gerekt, met een slot dat bij toeval zeer gelukkig is. Het stuk wordt heel goed gespeeld. De heer Royaards gaf iets bizonders. Hy stelde een ouden, prikkelbaren, zeer vooruitstrevenden klein-stadschen dokter voor en gaf een pittige, volgehouden creatie. De heer Clous, de lydende, maar wijze pro fessor had in 't laatste gedeelte sobere, juiste iiHiuiiiiuimu IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIII mum uu iiiiiiiiiiiiiiii DE BLIKSUGERSWERKSTAKING. Naar het Duitsch VAN K O R Y T O W S K A. Onder de firma's, die wegens de Berlijnsche Nijverheidstentoonstelling in 18Ü6 zóó met bestel lingen waren overladen, dat zij er zich niet uit wisten te redden, bevond zich ook de reclameschilden fabriek van Richard Löhmicke in de Stralauerstrasse te Berlijn. Men schreef deu 23en April en nog slechts vier of vijf dagen scheidden de koortsig opgewonden hoofdstad van de feestelijke opening van haar wereldbazaar. Zes monteurs van de firma Löhmicke werkten onafgebroken van 's morgens vroeg tot 's avonds laat buiten in Treptow. Niettegenstaande dat was het zeker, dat honderden etalages en kiosken op den openingsdag niet met hun schilden, wapens en medailles zouden prijken. De telefoon stond bij Löhmicke niet meer stil, zoodat de juffrouwen op het centraalbureau der vertwijfeling nabij waren. Kruiers en dienstmannen kwamen uit alle wijken aangesneld en beloof den den heer Löhmicke een koninkrijk voor een paar vergulde letters bij den naam Meyer. Hageldicht kletterden de aanmaningen en dreigbrieven op den ongelukkigen fabrikant neer. Löhmicke was geregeld iederen dag reeds vóór zes uur 's morgens op het tentoonstellingsterrein en verliet zijn fabriek nooit vóór middernacht. Toch raakte hij geenszins overstuur; hij was niet erg zenuwachtig. Niettemin, iu den grond van zijn hart verweuschte hij dat onverstandige jagen en geloofde hij, dat hij blij zou zijn, als hij vier weken ouder was. Den 2Gen April arriveerde een brief van de firma Sally Samueli, die op den len Mei haar vijf-en-twintig jarig bestaan zou vieren en die voor haar Jubileums-Cognacmerken Blai/c ei Noirn, Roi de Prusse", ^Ville de Serli-ii" in Treptow een uitheemsch tempeltje had opgeslagen. Zij eischte haar drie schilden binnen vieren twintig uren. //Komen uw werklieden" heette het verder na dien termijn, dan zullen wij hen met honden uit den tempel laten jagen en een proces tot schadevergoeding van jaarlijks momenten, evenals zijn scheidende echtgenoote (mevr. Holtrop) en de minnaar van zijn vrouw (de heer Henri de Vries). He anderen gaven wat er te geven was. Het Ie bedrijf, de vergadering aan de kletstafel, had karakter. Meer valt er niet te zeggen. * * * Het dramatje Frits van Hermann Südermann ging vooraf. Evenals de meeste moderne drama's uit Duitschland, berust de inhoud op het voor ons zoo domme en barbaarsche duel-idee. Een jong militair is afgerammeld door een getrouwd man, en nu wil deze jongeling om zijn eer weer te redden absoluut duelleeren. Hij weet zeker dat ie wordt doodgeschoten, zijn heele familie ongelukkig maakt, een gemeen echt breker is.... en toch tegen alles in: hij wil duelleeren. Echt Duitsch ! Een verstandig Hollander zou in zoo'n geval goddank wijzer doen. Hij zou dat pak slaag als wél verdiend moeten beschouwen en denken : zonder of met duel blijf ik een echt-of inbreker, de vrouw die echt liet breken eerloos, en de be drogen echtgenoot een eerlijk man. Alzoo: ik zal uit dien eerlijken man zijn nabijheid blijven. In 't gezegende, groote Duitsche Rijk schijnt 't duel-begrip nog allertreurigst te heersenen. De lui willen gedecideerd schieten, en meestal om de eer van een eerlooze te redden. Het zou waarlijk kranig zijn als er uit dat Duitschland nu eens een sterk drama kwam, waarin de auteur uit de hoogte en met al zijn talent en kracht het duelbegrip vernietigde, belachelijk en onmogelijk maakte. Nu bou wen die auteurs hun drama's op een onzuiveren grondslag en hun menschen, die daar naar han delen, blijven in een beschaafd land onmogelijk en het beklagen waard. Al is de uitwerking dan ock treffend en van groote drainatis"he kruclit; de fondamenten zijn rot en die worden haast niet aangetast. Het is vreemd, dat er geen sterke stemmen worden gehoord in de beschaafde landen waar die middeleeuwsche barbaarschheid nog heerscht. 't Schijnt dat er daar geen mooiere en betere middelen bestaan, om zijn eer te redden en zich te wreken. Het stukje Friti kan hier dus natnurlijk niet dan indruk maken die het verdient, maar dat Bouwmeester weer een kranig en sterk karakter heeft gegeven en Rooyaards, als de echtbreker even uitmuntend meedeed, staat toch vast, We hebben nu in Amsterdam binnen enkele weken Yritz, 3[innesj~>el en Anonieme brieven gezien, waar het duel in vollen eur is. Wat zal er nu als reactie komen ? Win T E. Muziek in de Hoofdstad Een nieuw muziekdrama De Ecaxgelieman van een vurig bewonderaar voor de muziekdrama's van iiiiiiiiiiuiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiïmmmii 10.000 mark tegen u instellen. Hoogachtend: Sal!y Samueli & Co., Duitsche Co,;nac-firma. Merken: Blanc et Noir' , Hoi de Prusse", /,Ville de Berlin". Toen Löhmicke dien brief gelezen had, greep hij in zijn vestzakje en haalde er iets uit. Hij bekeek het met een nadenkend gezicht en reikte het zwij gend zijn tegenover hem werkenden boekhouder toe. Het was een tienpfeuuigstuk. De boekhouder haastte zich uit de bierkiosk op den hoek een //kleintje licht" te halen. Hij was een intelligente jongeling, die van de firma L limicke maandelijks een salaris van vijf en twintig mark genoot. Ia zijn vrije uren bekleedde hij het ambt van voorzitter van de liefhebberij-tooneelclub: De gele sjerp. Nadat Löhmicke zijn kleintje licht had leeggedrouken, opeiide hij de toehtdeur, die zijn kantoor van de werkplaats scheidde en riep met zijn stentorstem boven het duivelsch geraas der smeden, pletters, polijsters en deu helscheu stank der lakkers, schilders en verguldersuit: ,/Heidaar, Jansen !" //Meneer Löhmicke?" brulde deze terug. //Luister eens! Sally Samueli wil zija schilden uiterlijk morgen hebbeu. Kan dat?" «Geen denken aan, meneer Löhmicke ! Hij mag blij zijn, als hij ze den laatsten krijgt!" //Au ! Verduiveld ! Nu, laat morgen de krammen aan den cognactempel inslaan, begrepen P" «Goed, meneer Löhmicke !" schreeuwde de dessinateur en meesterknecht Jansen weerom. .We zullen van nacht tot een uur doorwerken!" riep Löhmicke. //Uitstekend!" klonk het terug. De bekleede deur viel in 't slot. Het werd weer stil op 't kantoor. Löhmicke besloot deze korte stilte te benuttigen om aan Sally Samueli te schrijven. Maar wat? Dat was de vraag. Alles wat eeu drieste verbeel dingskracht vermag te bedenken, had hij de Duitsche cognacflrma reeds voorgespiegeld. Zijn voorraad waarschijnlijke uitvluchten was op; hij was uit verkocht. Werkstaking der smeden, der pletters, der gieters achter elkaar. liet trouwen van den vergulder, drielingen bij de vrouw van den schilder, een oveuverstopping in de glasblazerij in Silezië, ja, zelfs een aardbeving in Chili en een revolutie in Honoloeloe. Aoh, Löhmicke gevoelde, dat zijn gelukster ver bleekte. EQ nog nooit had hij het misschien zóó diep beseft, dat hij eigenlijk maar een eenvoudige werkman was, die het door vlijt eu Portuna's gunst tot fabrikant had gebracht. Intusschen overwogen de werklieden den ernst van den toestand. //Nu maar aangepakt, jongens! eu ferm!" riep Jansen. Er helpt geen lieve vader of moeder aan: Sally moet zijn schilden hebben!" Wagner, deed mij veel verwachten toen de eerste opvoering door de Ned. Opera was aangekondigd. De geschiedenis is al verhaald in de bladen, dus wil ik slechts ervau aanstippen dat het drama eigenlijk geheel afgespeeld wordt in de eerste acte waarin de jonge minnaar zich ten onrechte ziet aan geklaagd door een valschen broeder en tot twintig jaar gevangenisstraf wordt veroordeeld. In de tweede en derde acte zien wij hem na 30 jaar als Evattgelieman terug en zijn wij getuige dat zijn broeder door berouw gekweld op zijn sterfoed zijn vergiffenis afsmeekt en die eindelijk verkrijgt. Dit werk heeft een gemtngden indruk op mij gemaakt. Hoeveel stijlen er in muzikaal opzicht wel iu vertegenwoordigd zijn, zou ik niet durven zeggen. Doch het heeft mij behaagd dat de componist nog al iets durft te wagen. Eeiie geheele tweede acte te laten drijven op de scène van den Kciinijdleman met de kinderen en het verhaal vaii Mutlhlos is veel gewaagd, doch kinderen op het tooneel hebben altijd succes. Dat weten de medespelers al zoo goed, dat bij het terugroepen mevrouw Gulp Kiehl een zuigeling die ook op het tooneel zat in het succes liet deelen, wat zoozeer in den smaak viel dat er nog twee keer extra gehaald moest worden. De kinderen zijn niet te versmaden bondgenooten voor eene operadirectie. Zegt het voort! Doch wij zouden over de muziek van Kienzl spreken. Dat is echter niet zoo heel gemakkelijk, want de medespelers waren nog niet al te vast. De leider, de heer Kwast, heeft een schitterende vuurproef doorstaan dat hij onder zulke omstandighe den alles zoo goed bij elkander wist te houden, want er waren zeer kritieke momenten. Vooral in de eerste acte liep het geheel niet te best, wat hèt ei listige gedeelte betreft, en onder zulke omstandigheden komt een werk niet op zijn gunstigst uit. Vooral de heer Orclio was er iri de eerste acte in het geheel niet in, doch in derde acte heeft hij vetl goed gemaakt en wist hij door zijn schoonen zang weer ieder te boeien. Een scherpe tegenstelling met de ernstige scènes vormt in de eerste acte de grappige scène van de burgers, die met hun vrouwen een kannetje wijn komen drinken en wat kegelen. De componist heeft voor die scène een vvegsleepeudcu Weener wals als hoofdthema genomen. Nu was die scène echter te veel operette-genre om als contrast een goeden indi uk te maken. Ik wil gaarne gelooven dat de componist daar eenige schuld aan heeft doch ik ben van oordeel dat dit gfdeelte veel te operette-achtig gespeeld werd. De accenten waren m. i. veel te zwaar en die schreeuw op het eerste sterke maatdeel van den wals deed mij denken aan de manier waarop Engelsche café-chautant-zangeressen gewoon zijn maar een schreeuw te geven waar de zang eigenlijk het hoogtepunt moest bereiken. Doch men meene niet dat ik deze muziek afkeur. Er is zooveel in dat den musicus boeit, vooral iu de orkestrale behandeling, dat men gevoelt met een meester te doen te hebben, doch men wordt ieder oogenbhk zoo van den eenen stijl in den iiiiiiniiiiiuii //'t Is mij wel," meende de penseelschrijver, hoe meer overuren, hoe meer loou." Was de baas maar een paar dagen vroeger zoo slim geweest,, ous tot eenen hier te houden, dau waren we nu klaar !" riep de kleine Selchow, de vernisser. Op dat punt waren al de werklieden der blikwerkfabriek het eens. Eu als men zegt: »al de werklieden,'' dan duidt men daarmede aan: aartsvaderlijke gestalten en stoere jongelingen, mannen van een ondergaande wereldbeschouwing en voor vechters van den aanbrckenden socialen dageraad. De politiek is een nuttige zaak. Maar men moet zouder twijfel ten allen tijde van het jaar eten. Als men geheel alleen op de wereld stond, zou men zeker niet achterblijven, wanneer zijn makkers voor hun rechten strijden. Men heeft echter vrouw en kinderen, en heeft men die niet, dan krijgt men ze mettertijd. Men heeft toch min&tens eeu meisje. Dikwijls ook twee. Pranz Selchow, de kleine vernisser, bezat er zelfs wel vier of vijf. Het wemelde vau haar op straat, als het kranige kereltje op ziju hoogeu ladder stond, om uit geslepen spiegelruiten en reusachtige gouden letters een nieuw wonder der reclame-industrie te scheppen. Dau stieten de meisjes elkaar met de ellebogen aau en lispelden verliefd: Daar is hij! Daar is Selchow!" En zij waren in de Leipzigerstrassc evengoed als aau de Gesundbrunnen daar achter, op de Belleallianceplatz' zoo goed als in Moabit. Löhmicke dreef zijn zaak niet op den socialistischeu grondslag der arbeidsverdeeling. Hij ver wierp dien; of dit altijd ten voordeele van zijn zaak was, stond te bezien, 't \Vas iu elk geval zijn overtuiging. Hij bestreed den gildegeest en kweekte genieën van universeele knapheid. De vernisser monteerde, en de monteurs deden smidswerk. De pletter, Mariaberg, bijgenaamd //stille Hendrik" hield de boeken cu de boekhouder haalde kleintjo licht" voor den patroon. Zickendraht, de blikslager, hield er maar n meisje op ua. Zij heette Cecilia Wiesengrund eu was stopster in de shawl- en omslagdoekeufabriek vau Schott en Spitz aau den Groeneweg. Cilly was een verstandige meid, in alle opzichten, ook hierin dat zij zulk eeu suffer als Hugo Zickeudraht had gekozen. Alle slimme, vrouwen houden van domme mannen, tegen wie zij iu oogenblikken vau zwakheid kunnen zeggen: //Kom, zand er over, ouwe sul!" Bij Löhmicke kwam weinig blikwerk voor. Niettegenstaande dat zat Zickendraht er reeds zeven jaren. Eeu blikslager van Löhmicke moest iets vau alle werkzaamheden afweten. En dat Zickendraht bijna van niets afwist, was voor Löh micke een voortdurende ergernis en liet Ziekenandereu gesleept, dat men geen houvast heeft aan het geheel. Waartoe dient b. v. aan het begin van de tweede acte die lange solo van de breiende oude juffrouw, die (de solo namelijk) met de handeling niets te maken heeft en die in den ouderwetschen afge sloten vorm geschreven is ? De jeune première is al dertig jaar dood als de 2e acte begint en verder speelt het stuk af tusscheu de beide broeders eu de meergenoemde oude juffrouw. Had ik daarom geen gelijk toen ik zeide dat de componist iets wagen durfde? En ik voeg er bij dat liij ook iets wagen kau, want er zij u gedeelten in de derde acte die u doen gevoelen wat deze componist vermag. Het kan echter zeer goed zijn dat ik vau het orkestrale meer geuoten heb omdat dit gedeelte beter marcheerde. Wanneer allen op het tooueel zeker zijn van hun zaak, doet zich wellicht het geheel anders voor. l n ieder geval ga ik nog eens eeiie voorstelling zien. Ten slotte zij nog vermeld dat de heer Urlus als Matthias, mevr. hijssen?Biemerkamp als Martlm (de minnenden) zich met veel toewijding van hun taak kweten, dat de heer Ebbeler een prior eu voogd was die iu vocaal opzicht aau zijne partij meer recht kan doeu wedervaren, en dat de geheele scène met de kegelaars los gespeeld werd, zij het dan ook met te veel ijver. * * Thans wil ik met een enkel woord een kuistenaar gedenken die den leeftijd bereikt heeft waarop de dankbare tijdgenooten gewoon zijn hem hulde te brengen voor hetgeen hij heeft tot stand gebracht en voor hetgeen hij als menscli voor zijne omgeving geweest is. Ik behoef dien leeftijd niet te noemen. Ieder weet dat ik den 70-jarigen leeftijd bedoel. Voor de meesten is die leeftijd dan ook een eindpaal, wat de ofiicieele werkzaamheid betreft. Frans Cocnen heeft vóór zijn 70.»te jaar af scheid genomen van zijn weikkriug en die taak aan jongere krachten overgedragen. Hoewel hij nu reeds sedert anderhalf jaar teruggetrokken leeft, wrildc de Ainsterdamtche muziekwereld toouen dat men. hem niet vergeten heeft eu daarom werd hij op ziju verjaardag (26 December) uitgeuoodigd te Amsterdam iu het Concertgebouw te komen, waar men hem wilde complimeuteereu eu waar (e zijner eere door deu heer Mengelberg met ziju orkest de tweede symphouie van Coeuen werd uit gevoerd. Op de receptie was het zeer levendig. Het Hoofdbestuur van Toonkunst bracht Coeuen oflicieel hulde en schonk hem een oirkoude waarna Coeueu dankte met eenvoudige, sympathieke woor den, zoo als hij dat weet te doen. (De Regeering had zijne verdiensten eveneens erkend door zijue benoeming tot Ridder vaa de Ned. Leeuw!) Iu de Concertzaal was liet zeer vol eu toen na de uitvoering vau de symphonie de jubilaris op het podium werd geroepen, barstte er een langdurig iiiiiiiiiiiiinmmimiimiiiiiiiin draht volmaakt koud. Sally moet zijn schilden hebben!" Terwijl deze gedachte de firma Lühmicke, van af den patroon eu zijn boekhouder met het pein zend gewelfde voorhoofd, tot stillen Hendrik met den athleteubiceps en de vereelte proletanërvuist, bezig hield, nam Zickeudraht het woord. Hij dacht langzaam maar daarom des te secuur der. 'L'oen hij met zijn overwegingen in liet reine was, begou hij: Ik heb niets niemendal tegen overuren. Maar wat beteekeut overuren? alles goed eu wel. Ik ben voor den achturigen dag." Wel, man!" riep de laksohilder; is dat de nieuwste nousens die je bedenkt ?" De pletter Mariaberg hield zijn buik vast van 't lachen. Zickeudraht verkoos niet uitgelachen te worden. Als jelui geen solidariteitsgevoel in je lijf hebt, is 't erg treurig voor jelui zelf!" schreeuwde hij. Zulke arbeiders bestaan voor mij niet." Nu proestten allen het uit. Zij waren bekend met Zickendrahts ongelukkige liefde voor de poli tiek, waarover hij zijn collega's verwarde betoogen placht te houden. Ik kan niet meer!" brulde Mariaberg. Nu werd Zickendraht woedend. Loopt naar de weerga, allemaal! Jelui neemt mij toch niet in de maling!" schreeuwde hij woedend. Je ver beeldt jelui, dat je meer bent dan ik, omdat je 40 Pfennig per uur verdient ? Daar l hier ligt mijn soldeerbout eu ik neem hem niet eerder weer op, vóór mij ook 40 Pfenning wordt toegestaan." Ga toch naar binnen, man", antwoordde de penseelschrijver droogjes en vertel dat mijnheer Löhmicke eens!" Zickeudraht veegde de handen aan zijn schootsvel af en ging iu het kantoor. IIij had nog lang niet uitgesproken, toen hij er reeds weer buiten lag. Langzaam stond hij op en wreef peinzend zijn zitvleesch. Hij keek daarbij niet bijzonder snugger. Blijkbaar was mijnheer Löhmicke's hand sneller dan Zickeudraht's begrip. Zijn collegaas hielpen hem medelijdend op de been. De kleine Selchow schuierde hem af en ver beet een opmerking. Daarna gingen allen, behalve Zickeudraht, weer aan 't werk. Toen het dezen eindelijk duidelijk was geworden, dat Löhmicke niet op ziju eisch was ingegaan, begreep hij dadelijk wat hem te doen stond. Ik strike" verklaarde hij en maakte er direct eeu begin mee, door de handen in zijn broekzakken te steken en een priem, die op den grond lag, weg te schoppen. Hij dacht er intusschen niet aan, de fabriek te verlaten, maar slenterde er tot 's avonds toe in rond. Hij hield zich bezig met zijn collegaas op

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl