De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 3 januari pagina 7

3 januari 1897 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1019 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Dropn door Arflrar van Scheniel.X) Het boekje van Arthur van Schendel heeft imy de oude en leerzame les weder tastbaar .gemaakt, de les: dat men voorzichtig moet zijn .met een oppervlakkigen indruk. Ik had Dragon op reis medegenomen, het boeide mij niet zeer, ,ik ging aan het bladeren, en vond nergens de bewezen van een krachtig of spontaan tempera ment, zoodat ik den heer Van Schendel voor «en onbeduidend mensch hield ; mij verbaasde, dat de uitgave van zy'n vertelling zoo keurig verzorgd was, en later nog meer verbaasd 1) stond, toen ik zag, hoe Dragon door den heer Kloos werd geprezen. 2). Dan, zooals ik zeide, ik heb wederom ervaren, dat men met een oppervlakkigen indruk voor zichtig moet zy'n. Uit een gezette lezing leerde ik den heer Van Schendel als een ernstig poger jnet veel bekwaamheid kennen, en ik zal het wel laten hem onbeduidend te noemen. Toch was ook die eerste indruk, hoezeer op.pervlakkig, niet geheel zonder kritischen inhoud. .Arthur van Schendel is, naar dit verhaal te re ienen, geen jong auteur van een sterk spontane natuur: de kunst, of wat hy wil van de kunst ?dan, spat hem niet uit de ziel, en daardoor komt 'het, dat hy u niet pakt by een vluchtige lezing, «n dat ge u dwingen moet tot aandacht, wanneer ,ge wat aan hem hebben wilt. Hij neemt u niet unede; zy'n impressies zy n met een groot streven .naar accuraatheid gegeven, doch treiïen niet sterk; ly' heeft een respectabele hoeveelheid vly't en .een grooten eerbied voor het vak, maar zjjn aan drang is minder dan zijn vlijt en zijn eerbied. Zeg ik het juist zoo? Misschien toch had de ?heer Van Schendel wél aandrang en veel zelfs, doch heeft hij gedacht, dat de voorzichtigheid ?ook een jong man goed staat, en het hem geraden was aan zijn spontaneïteit de breidels van studie ?en vlijt op te leggen, opdat hij niet zou doorhollen, niet wetend welke sprongen hij maakte -en wat voor vertooning hy' aan zijn publiek zou ?verschaffen. Ik geloof dat het niet zoo is, want zóó behoed zaam, dunkt me, is een jong auteur niet, dat hij te beschikken zou hebben over veel spontaneiteit en die geheel zou kunnen of willen verbergen achter den mantel der zelfbeheersching. Ik ge loof dat het niet zoo is, om de reden thans ge roemd, en een die ik straks nog aanduiden zal. Maar zeker heeft Arthur van Schendel veel vly't en eerbied, zeker weet hij wat goed werk is, en was er slechts wat meer aandrang noodig geweest om menige passage van goed werk tot mooi werk te verheffen. Althans, zoo het niet aan mij ligt, moet het zijn schuld zy'n, dat zoo vaak een beschrijving klaarblijkelijk met vly't en bekwaamheid is ge schreven, en toch geen indruk maakt. Ik wil hier van koud noch van droog spreken, want beide woorden zijn te scherp, maar ik kan enkel «onstateeren, dat ik gansch niet getroffen word door een beschrijving als de volgende, waaraan toch waarschynlijk veel zorg is besteed. »De monniken kwamen in processie, een op tocht van bruine pijen en gebogen hoofden; de nonnen kwamen met de armen gekruist op de borst; de edelen uit den omtrek kwamen met «parretakken en kruisen. Zij verzamelden zich in den voorhof binnen de wallen, rondom lag in simpele nederigheid het dienstbare volk met ontbloote hoofden geknield. Van de kloosters «n van de slottorens, somber in de grauwe winterlucht, klepelden de klokjes, gelijkmatig en helder. In de kapel werd de mis gezongen. En toen men de lykbaar de poort uitdroeg, intoneerden de geestelijke broeders en zusters allen den treurkantiek; de drie kinderen volgden, Drogon suf en wezenloos, aan den arm zijner zuster." 3) Natuurlyk mocht men hier niet zoo dicht op n driemaal het woord ktca/itcit vinden, maar toch is het citaat met zorg bewerkt. Hoe komt het, dat het niet treft 'i Hoe komt het dat dit citaat niet treft en het volgende wel V »Bij 't lichten van den dag der voltrekking 4) reed Amalric, een uweelen wambuis in blauw-en witten mi-parti en een baret met zwierige vederen dragende, gevolgd door al zijne gasten en vassalen den bruids stoet tegemoet, die van het noorden moest komen, den weg langs door het rijpende koren. RoEdom het kasteel, in het park en aan den rivieroever stonden wit gedekte tafels met Hunkerend kristal en zilveren vaten, pralende in het felle licht der zomerzon. Het lachend hinniken der paarden klonk helder als de metalen klaroenfanfaren. De ridders en hunne dames in vlottende gewaden, gezeten op sierlijk en statig stappende pronkers, hadden glanzende oogen en vroolijk gepraat." (5 Hoe komt het dat dit citaat wel werkt en het voorgaande niet? Dat zal wel liggen aan tal van kleinigheden in zegging en styleering, gezamenlijk te schrijven op rekening van de aanwezigheid of het ontbreken van den aandrang, die het element van het pakkende, het boeiende, die allure, rhythme en sentiment in de beschrijving brengt. Zie ook nog eens dit. »Boven het verlaten beukenwoud rees de maan, maar nog zonder licht te schijnen. Het leek of de schaduwen, in het dichte loof der boomen genesteld, de hellingen van de boomen afgleden, | met de trage dampen van den dauw omhoog krulden tegen de donkere gedaanten der kloosters en der schamele boerenwoningen aan de rivier en zoo zich verder uitspreidden op de duistere geploegde akkers.1' 6) Een spoortje aandrang en allure hadden deze kleine descriptie waarschynlyk uitnemend fraai gemaakt; thans moet men zich sterk inspannen om er iets van te gevoelen, al bemerkt men wel dit, dat de heer Van Schendel met veel zorg en smaak zijn visie heeft aangezien en zijn woorden gekozen. Misschien is het geen goede reden, waarom ik in Drogon zoo zeer de absentie van aandrang meen te zien. Ik heb eens het genoegen gehad den heer Van Schendel te ontmoeten, en toen vertelde hij my, hoe zijn man Villiers de l'IsleAdam was. ? En een schoon man is dit zeker, maar ik meen thans duidelijk te ontwaren, waarom de heer Van Schendel in gebreke blijft veel indruk te maken. Hy' heeft iets gedaan, wat bij den Franschen schrijver uit zijn natuur voortkwam, en wat zijn Hollandsche bewonderaar met opzet heeft moeten navolgen. Villiers geeft menigmaal niet alleen een fraaie vertelling met een psychologische of filosofische grondgedachte tot motief, maar hij spreekt dat motief uit of Iaat het uitspreken. Zóó componeeren schy'nt vxn te voren zeer onartistiek, Villiers echter bewees, dat men wonderen van schoon werk kan leveren met die methode van componeeren. Bij hem kwam de methode uit de ziel. De heer Van Schendel echter zal overlegd hebben hoe hy het Villiers kon nadoen, en hij heeft het hem nagedaan, behalve in de spontaneïteit, want niet was hij zoozeer met Villiers nog n geworden, dat bij hem en bij zy'n afgod hetzelfde uit dezelfde ziel voortkwam. Hij maakt van Drogon den man, die alleen om slechte dingen te doen niet te zwak is 7), en componeert op dit zeker zeer schoone motief zijn vertelling. Maar juist dit opzetlijke heeft, naar mijn gissing, aan zijn werk het spontane ontnomen en hem belet, alles wat hij zien en ge voelen moest, helder, en in betrekking tot het ge heel, helder te zien en te gevoelen. Van Ursulla, Drogon's zuster, is nagenoeg niets terechtgekomen. Ermgarde. de overspelige vrouw, men be merkt plotseling dat zij een heldhaftig canaille is, die met forsche onbeschaamdheid haar zonde aan de wereld toont, maar men bemerkt dien aard te laat, gelijk men ook te laat eerst gevoelt hoe haar zinlijkheid Drogon aantrekt en lijden doet. Van het motief van den Ring van Jezus verwacht men veel, doch het doet niets. De toovenaar ? wijsgeer Karo, ik geloof dat hij al heel zwak op zijn wijsgeerige beenen staat, en de auteur hem niet steviger kon maken. Er is een raar gescharrel met bijgeloovigheden, een zonderling uit-den-toon-vallen menigmaal, uit den statigen in den familiaren toon. Dit alles kan ik slechts toeschrijven aan het opzet van het componeeren, die de spontaneïteit kwaad heeft gedaan. Doch ook als ik daarin gelijk heb, zal ik niet nalaten den heer Van Schendel mijn compliment te maken, want hij heeft veel bekwaamheid, veel eerbied voor het vak, en weet er veel van wat goed werk is. CH. M. VAN DEVENTER. 1) Drogon door Arthur van Scliendel met plaat jes van M. Bauer. Amsterdam, W. Versluys, 18%. 2) Nieuwe Gids van December. 3) Jfrogon, blz 20. 4) nl. van het huwelijk. 5) Blz. 33. V>) Blz. 38. 7) Blz. 114. bemint, haar allén nemen als trouw ? Heeft hy dan nog iets met de Jodin te maken? De auteur wou blijkbaar een niet al te tam slot hebben, en nam daarom een netelige oplossing. Zy'n uitwerking mag anders boeiend heeten. Het intrigeeren van de adelijke dame, het karakter van de schoone Rachel, de opmerkingen ten voordeele van 't Joodsche ras, zy'n nooit lang dradig of onmogelijk. Een mooie verdienste van de meeste Noorsche boeken is, dat zij ruiken frisch als harslucht uit de dennenwouden, als kruidengeur van 't open veld. Ook deze forsche Noor heeft weer met al zijn gefilosofeer over kerkelijke en sociale vraag stukken, de natuur niet vergeten. Het lijkt soms of er bloemen op de bladen liggen, als hij goed op dreef is. De hoofdstukjes zijn kort en stevig, er wordt niet gezeurd en er is bijna geen enkele sentimenteele regel. De vertaling schy'nt verdienstelijk werk. * * * Jules Huret: Enquête sur la question sociale en Europe. (Paris, Perrin & Cie.) De beminde interviewer is ditmaal bij staats lieden en benkiers, by' geleerden en kapita listen, by bourgeois en proletariërs geweest om hun een openhartige meening over 't gewicht en de oorzaken van 't socialisme te vragen. Hij heeft o. a. Rotschild en Bebel, Jaurès en Burne, de boeren en werklui een visite ge maakt. De vele meeningen en conclusie's zijn allen merkwaardig en zeer origineel. De een spreekt dikwijls precies een ander tegen : maar ieder heeft van zijn standpunt gelijk. Dit is o. a. een kleine conclusie van baron Alphonse de Rotschild : »Eh bien! quand vous serez marie et que vous aurez des enfants, vous n'admettrez plus qu'on attaque l'héritage." In al de opinies zit iets waars en bizonders en ze zijn vooral prachtig om te vergelijken en er zelf n bovenste beste meening uit samen te stellen. De heer Huret schrijft eenvoudig en vloeiend, als een voortreffelijk causeur. * * * La Nouvelle Jtevii.e kondigt aan: »deux publications du plus haut intérêt", nl. een onuitgegeven novelle van H. de Balzac en brieven van ustave Flaubert. * : * Beschouwingen over de nieuwe richting »le naturisme" zijn op 't oogenblik in bijna alle Fransche tijdschriften te lezen. De nieuwe heeren schijnen vooral met Zola te dwepen en te zoeken naar »la clartc". Inderdaad iets nieuws! * * l'aris qui s'amuse is de titel van een serie afleveringen, waarin de beeltenissen staan van de. schoonste diva's uit de café-concerts, in hun succes-costuum. F. R. Boek en Tijdschrift, De Jodin, naar het Noorsch van JOHN PAULSEX, door GERHJT BAKKKU. (Amst. H. W. J. Becht). Het overoude vraagstuk: is een huwelijk moge lijk tusschen een vrouw van 't Semitische en een man van 't Arische ras, weer tot een roman gemaakt. Rachel, een overschoone, prachtige Jodin strijdt met haar minnaar tegen een oud-adellijke, streng Christelijke intrigante, zijne moeder, die uit conventie en steile trots tegen het huwelijk is. Door langdurig, zeer rijn en handig te intrigeeren, doet zij de weerlooze Jodin hun ras-verschil vernederend en scherp voelen. Langzaam en haast onmerkbaar voor de twee slachtoffers, ge lukt 't haar ze van elkaar te dringen. Rachel vertrekt dan naar 't Zuiden. Beiden zijn ze ongelukkig. Rachel en ook vermoedelijk de auteur, komen dan dan maar tot de conckissie, dat het rasverschil nu nog te groot is, om een gelukkige ' verbintenis van Jood en Christen mogelijk te maken. Een conclusie die nogal flauw en betwistbaar is. Deze vraag is b.v. in dit geval er dadelijk te gen te stellen : Waarom trotseert die man heel zijn familie niet en alles wat hem in den weg komt, voor de vrouw die hij bemint ? Doet bij 't tegendeel : zijn lafheid is sterker dan zijn liefde on dat heeft de auteur juist niet laten blijken. De held : van zijn boek wordt voorgesteld als vrijzinnig en krachtig, zijn handelwijze is daarmee dus zeer in strijd. Overigens is de conclusie niet rooskleurig. ; Moet de domme strijd tusschen twee rassen voort blijven duren, volgens dezen auteur, of moet de Christen als hij toevallig een Jodin ! Een oud-Grieksch dichter teruggevonden. Het Jïritinh Hritsciun is in het bezit gekomen van een deel der tot dusver onbekende werken van den Griekschen dichter Bacchylides. Bacchylides, die in de vijfde eeuw voor Christus leefde, was een tydgenoot en een mededinger van Pindaros en een neef van Simonides. Hij stond bekend als een der beste lyrische dichters van zijn tijd. Het handschrift, waarin zijne gedichten voorkomen, werd gevonden in een Egyptischen papyrus uit de eerste eeuw voor Chr. Ongelukkig verkeert die papyrus in een vrij slechten staat en zal de aanvulling en reconstructie van den tekst veel moeite kosten. Intusschen zijn een aantal oden, in omvang afwisselend van 14 tot 200 regels en in den stijl van Pindaros geschreven, geheel ongeschonden behouden gebleven. Boeddha's geboorteplaats. Dr. Fahrer, de archaeologische inspecteur in de Xoord-Westelijke provinciën van Britsch-Indi heeft een paar ontdekkingen gedaan, die voor de geschiedenis van het Boeddhisme van belang zijn. Hij had van de regeering van Nepaul verlof ge kregen om eene landstreek ten noorden van Manza-Xigliva te onderzoeken en zou bij dat onderzoek door generaal Khadga Shamsher worden geholpen. Débeide onderzoekers ontmoetten elkander toevallig op eene plaats, waar zich de puinhoopen van eenig ^tii/ias bevonden en een tien voet hooge monolitb, die geheel met op schriften van pelgrims uit vroegere eeuwen was bedekt. Onder den grond, waar de basis der kolom bleek te zijn, vond men een goed bewaard opschrift, waarin de groote keizer Peyadassi verklaarde, dat dit monument was opgericht om aan volgende geslachten de geboorteplaats van Boeddha aan te wijzen. Tien mijlen ten Noord-Oosten van deze plek zijn de uitgebreide puinhoopen gevonden van de oude stad Kapilavastu, de residentie van Boeddha's vader Suddhobana. De twee Salons te Parijs. Xu, om voor de aanstaande groote wereld tentoonstelling plaats te maken, het «jidlaifi r/e riiiduxlrii'" aan de <'/I«>HI>H /?,'//»;e.f te Parijs, zal gesloopt worden, is er voor de aanstaande jaarlijksche Salon maar n geschikte plaats beschik baar, en wel op het Champ de Mars. Het ligt voor de hand, dat nu men ook in Parijs al dat gerucht tusschen oilicieelen en niet-otticieelen moe begint te worden, deze gelegenheid wordt ter hand genomen om een vergelijk te treffen. W;mt men heeft van beide kanten ingezien dat zoo'n scheiding werkelijk niet in aller voordeel om in het belang dat de kunst er zelf bij heeft, nog niet at' te meten is, en men klaagt aan den eenon kant over te groote bevoordeeling van de vreemdelingen (aan de ('hiunim /?,7ww) en die van het Champs de Mars trekken door hun »snobisme" de klanten naar hun expositie?. Men meent dat dit alles werkelijke bezwaren zy'n, en men is gaan hooren hoe de beide pre sidenten van de twee salons er over denken. Puvis de Chavcmnes vindt dat een vereeniging onmogelyk is, hy wil »de la grandeur dans l'art", en wilde dat die jonge lui wat meer ta lent hadden, in plaats van zich met al zulke standjes af te geven ; hij wil een internationale kunst, maar niettemin de leden-buitenlanders, die nu voor een vierde van het aantal in de jury worden toegelaten, nog veel beperken. Detaille, zou de geschillen gaarne bijgelegd zien, maar gelooft weinig aan het welslagen van drie ondernemingen. Hij gunt den buitenlanders gaarne een plaats maar zij moeten als ge nviteerden beschouwd worden. Als het er dan zoo mee staat, zegt Jules Chanell in den Figaro, zal het noodig zijn dat Parijs nog een lokaal aanwijst, voor de tweede salon, wij evenwel, die al dat geharrewar van uit de verte aanzien, zouden meenen dat u salon meer dan voldoende was, men moest dan maar een wat strengere jury by' elkaar brengen, en zij die dan a tout-tra vers-opstandelingen wilden zijn bij elkaar in aparte zaal hangen, om elkaar daar met venynige gezichten aan te kijken. TH. M. Twee Millets. Bij Preijer in de Kalverstraat zijn slechts voor een paar dagen twee kleine schildery'tjes te zien geweest (tot 2 Januari) die beide aan J. F. Millet worden toegeschreven. Zy zijn beide gesigneerd, en het grootste en waarschijnlyk het oudste, draagt den naam voluit. Het is een soort bijbelsche voorstelling, misschien een opwekking van Lazarus, in ieder geval een vrouw die een ouden, by'na geheel naakten man ondersteunt. De geheele compositie is ietwat conventioneel, en evenals de kleuren, de neerschrijving van een vluchtig denk beeld. Zeker mag dit werkje in de verste verte niet met de bekende Hagar en Ismaël van de Mesdag-collectie vergeleken worden, want, ofschoon de kleuren eenigsins op elkaar gelyken, is de zeldzaam meesterlijke uitvoering van dit groote doek niet met dit kleinere, heel wat minder sterke werkstuk, in vergelijking te brengen. Dit paneeltje kwam uit de nalatenschap van Dumas. Het andere en kleinere schilderijtje is een landschap, van werkelijk bijzondere fraaineid. Vooral het verschiet met de mooie kleine huisjes, is prachtig, ofschoon het vrouwtje op de voor grond minder gelukkig kan heeten. Voor wie pas in den Haag de zeldzame meester werken van dezen meester mocht zien, zijn deze kleine dingen slechts vrij onbelangrijk. De firma Preijer heeft evenwel een paar mooie Mauves daar vlak naast geëxposeerd, waarvan er een kleine, een koe met een kalf in de volle zon, een prachtig schilderijtje is. Th. M. Tentoongtelling in .,Voor de Kunst" te Utrecht. Er is al weer een tentoonstelling op het Domplein te Utrecht, nu van teekeningen en aquarellen, waaronder bijzonder fraaie. Van Valk een paar groote pastels, zoowat de besten van dit soort werk die ik in den laatsten tijd van hem zag. zonder de grofheid die in dit zich zelf zeer dikwijls herhalende werk, soms een beetje hinderlijk is. Van Isaiic Israëls een paar mooie aquarellen, en een pastei die ik meen vroeger reeds gezien te hebben maar die weer ongemeen pakkend is van juistheid. Een gezicht van een hoogeren rang, op een orkest van een Amsterdamsch theater. Van Witsen drie of vier mooie waterverfteekeningen, van Bauer wel acht schetsen en impressies, en van verscheidene andere jongere meest aquarellen, en daar onder een klein, maar mooi schetsje van Bosboom. Tu. M. NIEUWE UITGAVEN. Jiricrtn van Mullatuli. Laatste periode. Amster dam, W. Versluys. ItfiMj. SAIXT-ÜKUUIJKS j)E Buuiii;i,]K]i, L'Hiver en M .ditation, ou Ie l'ttxse-Tcmiis ilc ('Itii-isse, suiri d'nn O/Hiwiile sur IIiuju. ICm/ner, /.ola ei la Pot'isiK Xiitionüle. Paris, Edition du Mercure de France, l si (6. 7de Jaargang. 3 Januari I8S7. Redacteur: Run. J. LOMAX. Adres : Stonehaven Streatham London S.W. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. Miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiii iiiMtiiiiiiiimnmm' TWEEDE NAT. CORRESP. WEDSTRIJD. Negen-en-veertigste zet van Zwart. A B F i l 3 3 K e2 6 ai f 5 7 8 R c3: 1) P ai: In A l is gespeeld 49 11 eO : r. Heeien deelnemers , die achterstallige zetten heb ben in te halen , worden verzocht dit zoo spoedig mogelijk te doen. S. S. te B. In F 5 is 49 h3 onmogelijk, daar u in de 42e zet hebt gespeeld h4 en op h2 dus geen whte pion aanwezig is. J. J. s. Bij het ter perse gaan van dit blad waren de overige bijdragen voor deze rubriek nog niet ontvangen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl