De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 3 januari pagina 9

3 januari 1897 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 1019 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. zich niet bekommerden om winst, en die geheel opgingen in geestdrift en bewondering. Zulk een schouwspel zal men niet weder zien. In onzen tjjd weten de schrijvers, dat de geestdrift, indien zy echt is, een zeer onnutte krachtverspilling is, ?dat de bewondering eene dtiperie is, omdat zij alleen de concurrentie in de hand werkt, dat belangeloosheid slechts een voorwendsel is, omdat zij den uitgever zou verrijken, zonder voordeel voor iemand anders, en ten slotte, dat men zich zelf in discrediet brengt door het geld te min achten." «IIIIIIIIIJIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIimillllllllllllllllHIIIHIII Bij de wisseling van het ouda en het nieuwe jaar HETSJES In fle petenloots. Buiten de stad, tegenover het hoofdstation, strekte een lange loods zicli uit. Zij was aan weerskanten open, zoodat wind en sneeuw er ongehinderd konden doorgieren. Tegen het hoofdeinde waren twee kleine baksteenen ge bouwtjes aangebracht, die tot wachtkamer voor de ladingmeesters en sjouwerlui dienden. Dag «n nacht werd er gewerkt om de goederen, die uit het Zuiden komen, in de naar het Noorden -vertrekkende treinen over te laden of de goederen van het Noorden in de treinen naar het Zuiden te verstuwen. Het lange, donkere, op een kro kodil gelykende gevaarte aan den kant van het spoorwegnet was de goederenloods. Zelfs de kerstavond verbreekt het eeuwig eenerlei daar niet; eeuwig 't zelfde roepen de ladingmeesters met hun lange bruine boeken, merken en nummers der stukgoederen af; eeuwig 't zelfde kruien de sjouwerlieden balen en kisten van den eenen wagen in den anderen. Trosser, de sjouwerman, leunt op het oogenblik werkeloos tegen een pilaar en kykt naar buiten in 't donker. De sneeuw jaagt in lange streken over de gehavende planken van den vloer der loods, heel in de verte schemeren de lichten van het station door een sluier van sneeuw. Als spoken rijzen de seinpalen met de roode en groene lantarens op. Gefluit, afgebroken geschreeuw en het proesten der rangeermachines klinken hem in 't oor; oude bekende geluiden, hij hoort ze iederen dag, jaar in, jaar uit, want hij werkt hier al lang; al geeft het ook maar een gulden daagp, 't is toch altijd iets vasts. Zon- en feest dagen heeft men wel is waar niet, want de spoorwegdienst staat niet sti), ook met Kerst mis niet. Eerst als »711" zoo heet de goederentrein die uit Beieren komt en voor Berlijn moet worden overgeladen klaar is, kan Trosser voor ?oen paar uren naar huis gaan, dan kan hij z\jn drie kinderen bedenken, altijd wanneer hij iets weg te geven heeft. Maar van een dagloon van n gulden, blijft niet eens zooveel over, om een boompje te versieren. In vroegere jaren had zijn broeder, die in Nizza als kellner was .geplaatst, geregeld met Kerstfeest een kist voor ?de kinderen gestuurd, maar ditmaal was er niets aangekomen, heelemaal niets. Zijn broeder had misschien ook een slechten tijd. Hu ! 't was koud en ongezellig ook hier in die tochtige ruimte! Een hondenleven ! Als die arme schapen van kinderen maar niet zoo geheel zonder ge noegen waren gebleven. Kerstmis en ledige han den: 't sneed hun diep in het hart. Wat hadden zij zich al blij gemaakt, van allerlei heerlijks gedroomd, al hun mooie versjes opgezegd' en nu trof het zoo . . . .! Waar die »711" nu weer bleef; er was zeker -weer veel sneeuw gevallen, zoodat de trein hier of daar was blijven steken! Als hij niet bijtijds binnen kwam, schoten de twee uren vrijaf er natuurlijk by in. De ochtendtreinen moesten ook geladen worden en de goederen die »loco ', dat wil zeggen voor 't eigen station bestemd waren, moesten naar de expeditie worden overgebracht. 't Was reeds over achten en van den trein nog geen spoor, De sneeuw viel dichter en dichter; de baanlichten verdwenen geheel in het witte vlokkengewarrel. de enkele gasvlammen in de loods gaven een valsch flikkerend schijnsel, dat ter nauwernood de naastbijzijnde voorwerpen -verlichtte. »Als iemand nu1 wou stelen", dacht Trosser, >;kon hij zonder dat er een haan naar kraaide, de een of andere baal, inplaats van in den wagen onder het bordes in de sneeuw schui ven. Geen ladingmeester zou het kunnen zien. Had ik den moed maar, dan waren de kinderen geholpen," tobde Trosser verder. »Gij zult niet stelen !" klonk het eensklaps in zijn binnenste. »0ch, wat! Bij zoo'n hongerloon ook nog eer lijk'blijven, dat zou al te dom zijn!" Juist klonk verderep bij het station de electrische schel en het groene licht aan den seinpaal keerde zich naar het spoor. »711" was gemeld. Reeds kwamen ook de andere sjouwerlui uit de wachtkamer en zagen den langen trein tegemoet, die nu gillend en onder 't knarsen van den rem binnenreed. Er verliep een kwar tier eer de rangeermachine de wagens voor de loods had gebracht en toen kwam de drukte los De hoofdconducteur leverde de vrachtbrieven af, de zegels werden van de wagens genomen, de deuren weggeschoven en balen, manden, kisten en vaten onder het eentonig oplezen van merk, nummer en bestemmingsplaats door de loods naar de gereedstaande wagens gereden. Heel aan het einde der loods, met de buffers niet meer onder het dak. stond de wagen voor loco-goederen, schier verloren in duisternis en sneeuw. Daarheen had Trosser «oo juist een vat wijn gerold. Maar wat had hij aan wijn 'l Iets voor de kinderen! Ter wille der kinderen werd hij zonder bedenken een dief. Was het eigenlijk wel diefstal? Hij nam slechts een kleinigheid van anderer overvloed. Waarom had God zijn gaven zoo onrechtvaardig verdeeld 'f Langzaam keerde hij terug. Als in een droom hoorde hij de stem van den ladingmeester: F. T. 1'21., een kist speelgoed Loco." Hij hief het lichte colli op en trad in de donkere loods terug. Geen der andere sjouwerlui volgde hem. Een kist speel goed, als die eens zij a eigendom was! Gij zult niet stelen! Stelen? Wat stelen?! Voor zijn kinderen een paar onnoozele poppetjes, paardjes en wagens en lammetjes nemen ? Dat was geen stelen, neen, neen ! Xu stond hij voor den wagen, een bliksem snelle ruk en de kist gleed onhoorbaar naast den wagen in de mulle, witte sneeuw en schielijk bestrooide de hemel haar met vlokken zonder tal, alsof hij den diefstal wilde verbergen. Zwijgend en somber deed Trosser zijn werk. Wagen op wagen vulde zich met balen en kisten, vaten, pakken en manden; wagen op wagen werd verzegeld, ook de locowagen kwam ten slotte onder het lood. Eindelijk was alles gela den, en de machine trok de wagens langzaam voor de loods vandaan; de groep met de loco goederen alleen bleef staan. Het uitzicht op het station werd weder vrij, de nachtwaker met zijn hond stapte tusschen de rails rond; naast hem liep een werkman van het station. Hij bracht de order, dat alle rangeermachines naar het eerstvolgende station moes'en stoomen, waar »545" met acht en dertig waggons was blijven steken, de sneeuw was meters hoog opgewaaid. In de eerste vier uren was geen machine voor de loods disponibel. Dat beteekeiide dus: een pauze. Het geheele personeel trok dan ook da delijk af en niemand dan de nachtwaker bleef achter. Hij patrouilleerde om de loods heen en verdween vervolgens in de richting van het station in den chaos van wagens, wachtershuisjes en seinpalen. Dit oogenblik maakte Trosser zich ten nutte om zijn kist op te halen en zich zoo schielijk mogelijk dwars over het terrein uit de voeten te maken. Toen hij t'huis kwam, vond hij zijn vrouw nog op. De kinderen waren onder tranen en de ilauwe hoop, dat de kerstengel misschien nog morgen vroeg zou komen, ingeslapen. »Zoo, wat breng jij mee ? De kist van Oom Frits?;' »Welneen!" »En je hebt daar toch ....?" >;Ja, dat is van iemand die onbekend wil blij ven, .... van .. . ." «Trosser, 't liegen gaat je slecht at. Hoe kom i je aan die kist? ... Je hebt toch soms niet !? . . ." »Ja, ik heb . . . Och, dat malle woord ... ik heb een beetje gemeenschap van goederen ge pleegd." Hij lachte woest en schor. >Voor de j arme schapen van kinderea !" i «Trosser, om Godswil! Heb je gestolen? Als het uitkomt, wie zal de kinderen dan te eten geven? Je brengt dadelijk de kist weerom; ik wil zoo iets voor geen geld in huis houden!" De man zag zijn vrouw schuw aan, maar waagde het niet zich te verzetten; hij bepeinsde alleen hoe hij zonder ontdekt te worden, de kist in den locowagen kon prakkizeeren. Als hij vóór de anderen daar was, kon hij misschien ongemerkt de plombeertang wegkapen of hij boorde het koord uit het loodje, om het later, als hij den wagen geopend en weer gesloten had, opnieuw dicht te knijpen. Maar al zijn berekeningen werden te schar.de, want toen hij de goederenloods naderde, zag hij dat er reeds verscheide sjouwers en zelfs een ladingmeester aanwezig waren. Hij liet de kist in de sneeuw glijden en ging naar de wacht kamer. Daar kwam de ladingmeester binnen. tot ISJHJ: Verdwijn.... en neem dat ding maar ! »Ah, Trosser, goed dat je er bent, help me [ even de vrachtbrieven sorteeren!" »Ik kom." Verstrooid en gekweld door een duldeloozen inwendigen angst, legde hij de papieren naar j volgorde. Daar viel eensklaps zijn blik op »F. T. l L'l, j een kist speelgoed." 't Was alsof hij 't bestierf van schrik; dat was de gestolen kist. Maar wat was dat? daar stond zijn eigen naam en onder aan, als afzender, Frits Trosser. kellner! Hij had zijn eigen kist gestolen. Wat nu gedaan ? De diefstal was niet meer te verbergen! Daar keek de ladingmeester over zijn schouder heen : | »Een kist voor jou; nu, die wil je zeker wel ! dadelijk meenemen, anders krijg je hem na den derden Zondag pas." »Ja, wacht; 'k ga hem halen!" De Nieinvjaarschwciisch in den Groolen Schouw burg. In den Nieuwjaarswensch" van JU*TU* VAX DIEST, uitgesproken in den Grooten .Schouwburg, komt de volgende episode voor: PFETERXEL. We\ vaer, je weet, de telefoon, Die was in handen eerst van zoo'n..., Hoe heet ook weer zoo'n maatschappij, Die 't recht kreeg van den Raad om vrij Lijnen te leggen en het ressie ? TIIOMASVAKH. Meen je zoo iets van een concessie ? r. Precies, maar Meester Treub die wou, Dat de gemeente 't zelf doen zou. Wat zeg je van die nieuwe leer ? T i r. Dat 's niet zoo dom van dien meneer. Want al wat dan gewonnen wordt, Wordt in de gemeentekas gestort, En anders, als een winstje daar is, Komt het aan den concessionaris. 'k Vind Meester Treub een Hinken vent. r. Nu, als je zoo tevreden bent, Dan zal dit nieuws je wel bekooren : De telefoon, die is genaast. Tn. Kindlief, 't is balsem voor mijn ooren. P. Ja, maar geen al te groote haast. \Vant Meester Treub wat nieuws weer (vond. Hij zei, dat het zoo leelijk stond, Zoo in de stad die groote palen, Die moest men naar beneden halen, Kn dan tot iedereens verblijding Maken een ondergrondsche leiding. T i r. Hoe meer je mij van hem vertelt, Hoe meer ik op hem raak gesteld. ik vond het altijd ook afschuwelijk En ook die dakgeleiding gruwelijk. P. Toen werd een net van diepe naden Gegraven voor de leidingdraden. Een ijz'ren deksel sluit de vooren .... Tir. Je Iaat me steeds uitnernends hooren, Dat ijzer 's goed in wintertijden, Dan kan men daarop baantjeglijden. Ik dank je voor je goede tijding, Lang leve de ondergrondsche leiding! Je moet me aan Treub eens presenteeren. P. Wacht, Thomas, 'k moetje meer nog leeren, We waren dan verheugd en blij, Dat in den grond dat netwerk lei, Maar, kijk, eens op een goeden dag. Raad eens, wat Amsterdam toen zag! Man, houten palen, hemelhoog, En boven aan, heel boog en droog, Een stel van ribben, druk beladen, Alweer met die beroerde draden. Th. Hoe? dienend voor de telefonen? P. (knikt). Metn zegt, Treub wou zijn knapheid toonen, En leeren wat geen menech verstond: Hoog in de lucht, dat's in den grond. TH. Wie grondig denkt, die denkt dus luchtig ? P. Die ernstig handelt, handelt vluchtig. Tn. Van zware wijnen wordt men kluchtig ? P. Van stilletjes drinken vaak luidruchtig. Til. Mijn hemel, Piet, wat rijm je duchtig. Treub werd toen wis als knap geroemd 'f P. En tot professor ook benoemd. Tir. En bleven toen die palen staan ? P. Ja man, nu helpt er niets meer aan. Maar niettemin, ik ben toch blij ; 't Is 't voordeel van de burgerij Als de gemeente zelf het doet, En dus is al dat naasten goed. Alleen, de tram is zoo uitstekend. En zoo pp ons gemak berekend, Verandring kan 't niet beter maken, Ik zou er liever niet aan raken. Zoo de directie maar royaal Met lijnen is, en minder schraal Met geld voor zieken en pensioen, Dan laat ik 't haar maar liever doen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl