Historisch Archief 1877-1940
No. 1019
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
zich niet bekommerden om winst, en die geheel
opgingen in geestdrift en bewondering. Zulk een
schouwspel zal men niet weder zien. In onzen
tjjd weten de schrijvers, dat de geestdrift, indien
zy echt is, een zeer onnutte krachtverspilling is,
?dat de bewondering eene dtiperie is, omdat zij
alleen de concurrentie in de hand werkt, dat
belangeloosheid slechts een voorwendsel is, omdat
zij den uitgever zou verrijken, zonder voordeel
voor iemand anders, en ten slotte, dat men zich
zelf in discrediet brengt door het geld te min
achten."
«IIIIIIIIIJIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIimillllllllllllllllHIIIHIII
Bij de wisseling van het ouda en het nieuwe jaar
HETSJES
In fle petenloots.
Buiten de stad, tegenover het hoofdstation,
strekte een lange loods zicli uit. Zij was aan
weerskanten open, zoodat wind en sneeuw er
ongehinderd konden doorgieren. Tegen het
hoofdeinde waren twee kleine baksteenen ge
bouwtjes aangebracht, die tot wachtkamer voor
de ladingmeesters en sjouwerlui dienden. Dag
«n nacht werd er gewerkt om de goederen, die
uit het Zuiden komen, in de naar het Noorden
-vertrekkende treinen over te laden of de goederen
van het Noorden in de treinen naar het Zuiden
te verstuwen. Het lange, donkere, op een kro
kodil gelykende gevaarte aan den kant van het
spoorwegnet was de goederenloods.
Zelfs de kerstavond verbreekt het eeuwig
eenerlei daar niet; eeuwig 't zelfde roepen de
ladingmeesters met hun lange bruine boeken,
merken en nummers der stukgoederen af; eeuwig
't zelfde kruien de sjouwerlieden balen en kisten
van den eenen wagen in den anderen.
Trosser, de sjouwerman, leunt op het oogenblik
werkeloos tegen een pilaar en kykt naar buiten
in 't donker. De sneeuw jaagt in lange streken
over de gehavende planken van den vloer der
loods, heel in de verte schemeren de lichten van
het station door een sluier van sneeuw. Als spoken
rijzen de seinpalen met de roode en groene
lantarens op. Gefluit, afgebroken geschreeuw en
het proesten der rangeermachines klinken hem
in 't oor; oude bekende geluiden, hij hoort ze
iederen dag, jaar in, jaar uit, want hij werkt
hier al lang; al geeft het ook maar een gulden
daagp, 't is toch altijd iets vasts. Zon- en feest
dagen heeft men wel is waar niet, want de
spoorwegdienst staat niet sti), ook met Kerst
mis niet.
Eerst als »711" zoo heet de goederentrein
die uit Beieren komt en voor Berlijn moet
worden overgeladen klaar is, kan Trosser voor
?oen paar uren naar huis gaan, dan kan hij
z\jn drie kinderen bedenken, altijd wanneer hij
iets weg te geven heeft. Maar van een dagloon
van n gulden, blijft niet eens zooveel over,
om een boompje te versieren. In vroegere jaren
had zijn broeder, die in Nizza als kellner was
.geplaatst, geregeld met Kerstfeest een kist voor
?de kinderen gestuurd, maar ditmaal was er niets
aangekomen, heelemaal niets. Zijn broeder had
misschien ook een slechten tijd. Hu ! 't was
koud en ongezellig ook hier in die tochtige
ruimte! Een hondenleven ! Als die arme schapen
van kinderen maar niet zoo geheel zonder ge
noegen waren gebleven. Kerstmis en ledige han
den: 't sneed hun diep in het hart. Wat hadden
zij zich al blij gemaakt, van allerlei heerlijks
gedroomd, al hun mooie versjes opgezegd' en
nu trof het zoo . . . .!
Waar die »711" nu weer bleef; er was zeker
-weer veel sneeuw gevallen, zoodat de trein hier
of daar was blijven steken! Als hij niet bijtijds
binnen kwam, schoten de twee uren vrijaf er
natuurlijk by in.
De ochtendtreinen moesten ook geladen worden
en de goederen die »loco ', dat wil zeggen voor
't eigen station bestemd waren, moesten naar de
expeditie worden overgebracht.
't Was reeds over achten en van den trein
nog geen spoor, De sneeuw viel dichter en
dichter; de baanlichten verdwenen geheel in het
witte vlokkengewarrel. de enkele gasvlammen in
de loods gaven een valsch flikkerend schijnsel,
dat ter nauwernood de naastbijzijnde voorwerpen
-verlichtte. »Als iemand nu1 wou stelen", dacht
Trosser, >;kon hij zonder dat er een haan naar
kraaide, de een of andere baal, inplaats van in
den wagen onder het bordes in de sneeuw schui
ven. Geen ladingmeester zou het kunnen zien.
Had ik den moed maar, dan waren de kinderen
geholpen," tobde Trosser verder. »Gij zult
niet stelen !" klonk het eensklaps in zijn binnenste.
»0ch, wat! Bij zoo'n hongerloon ook nog eer
lijk'blijven, dat zou al te dom zijn!"
Juist klonk verderep bij het station de
electrische schel en het groene licht aan den
seinpaal keerde zich naar het spoor. »711" was
gemeld. Reeds kwamen ook de andere sjouwerlui
uit de wachtkamer en zagen den langen trein
tegemoet, die nu gillend en onder 't knarsen
van den rem binnenreed. Er verliep een kwar
tier eer de rangeermachine de wagens voor de
loods had gebracht en toen kwam de drukte los
De hoofdconducteur leverde de vrachtbrieven af,
de zegels werden van de wagens genomen, de
deuren weggeschoven en balen, manden, kisten
en vaten onder het eentonig oplezen van merk,
nummer en bestemmingsplaats door de loods naar
de gereedstaande wagens gereden.
Heel aan het einde der loods, met de buffers
niet meer onder het dak. stond de wagen voor
loco-goederen, schier verloren in duisternis en
sneeuw. Daarheen had Trosser «oo juist een vat
wijn gerold. Maar wat had hij aan wijn 'l Iets voor
de kinderen! Ter wille der kinderen werd hij
zonder bedenken een dief. Was het eigenlijk wel
diefstal? Hij nam slechts een kleinigheid van
anderer overvloed. Waarom had God zijn gaven
zoo onrechtvaardig verdeeld 'f Langzaam keerde
hij terug. Als in een droom hoorde hij de stem
van den ladingmeester: F. T. 1'21., een kist
speelgoed Loco." Hij hief het lichte colli op
en trad in de donkere loods terug. Geen der
andere sjouwerlui volgde hem. Een kist speel
goed, als die eens zij a eigendom was! Gij zult
niet stelen! Stelen? Wat stelen?! Voor zijn
kinderen een paar onnoozele poppetjes, paardjes
en wagens en lammetjes nemen ? Dat was geen
stelen, neen, neen !
Xu stond hij voor den wagen, een bliksem
snelle ruk en de kist gleed onhoorbaar naast
den wagen in de mulle, witte sneeuw en schielijk
bestrooide de hemel haar met vlokken zonder
tal, alsof hij den diefstal wilde verbergen.
Zwijgend en somber deed Trosser zijn werk.
Wagen op wagen vulde zich met balen en kisten,
vaten, pakken en manden; wagen op wagen
werd verzegeld, ook de locowagen kwam ten
slotte onder het lood. Eindelijk was alles gela
den, en de machine trok de wagens langzaam
voor de loods vandaan; de groep met de loco
goederen alleen bleef staan. Het uitzicht op het
station werd weder vrij, de nachtwaker met zijn
hond stapte tusschen de rails rond; naast hem
liep een werkman van het station. Hij bracht
de order, dat alle rangeermachines naar het
eerstvolgende station moes'en stoomen, waar
»545" met acht en dertig waggons was blijven
steken, de sneeuw was meters hoog opgewaaid.
In de eerste vier uren was geen machine voor
de loods disponibel. Dat beteekeiide dus: een
pauze. Het geheele personeel trok dan ook da
delijk af en niemand dan de nachtwaker bleef
achter. Hij patrouilleerde om de loods heen en
verdween vervolgens in de richting van het station
in den chaos van wagens, wachtershuisjes en
seinpalen. Dit oogenblik maakte Trosser zich
ten nutte om zijn kist op te halen en zich zoo
schielijk mogelijk dwars over het terrein uit de
voeten te maken.
Toen hij t'huis kwam, vond hij zijn vrouw nog
op. De kinderen waren onder tranen en de ilauwe
hoop, dat de kerstengel misschien nog morgen
vroeg zou komen, ingeslapen.
»Zoo, wat breng jij mee ? De kist van Oom Frits?;'
»Welneen!"
»En je hebt daar toch ....?"
>;Ja, dat is van iemand die onbekend wil blij
ven, .... van .. . ."
«Trosser, 't liegen gaat je slecht at. Hoe kom
i je aan die kist? ... Je hebt toch soms niet !? . . ."
»Ja, ik heb . . . Och, dat malle woord ... ik
heb een beetje gemeenschap van goederen ge
pleegd." Hij lachte woest en schor. >Voor de
j arme schapen van kinderea !"
i «Trosser, om Godswil! Heb je gestolen? Als
het uitkomt, wie zal de kinderen dan te eten
geven? Je brengt dadelijk de kist weerom; ik
wil zoo iets voor geen geld in huis houden!"
De man zag zijn vrouw schuw aan, maar waagde
het niet zich te verzetten; hij bepeinsde alleen
hoe hij zonder ontdekt te worden, de kist in den
locowagen kon prakkizeeren. Als hij vóór de
anderen daar was, kon hij misschien ongemerkt
de plombeertang wegkapen of hij boorde het
koord uit het loodje, om het later, als hij den
wagen geopend en weer gesloten had, opnieuw
dicht te knijpen.
Maar al zijn berekeningen werden te schar.de,
want toen hij de goederenloods naderde, zag hij
dat er reeds verscheide sjouwers en zelfs een
ladingmeester aanwezig waren. Hij liet de kist
in de sneeuw glijden en ging naar de wacht
kamer. Daar kwam de ladingmeester binnen.
tot ISJHJ: Verdwijn.... en neem dat ding maar
! »Ah, Trosser, goed dat je er bent, help me
[ even de vrachtbrieven sorteeren!"
»Ik kom."
Verstrooid en gekweld door een duldeloozen
inwendigen angst, legde hij de papieren naar
j volgorde. Daar viel eensklaps zijn blik op »F. T. l L'l,
j een kist speelgoed." 't Was alsof hij 't bestierf
van schrik; dat was de gestolen kist. Maar wat
was dat? daar stond zijn eigen naam en onder
aan, als afzender, Frits Trosser. kellner! Hij
had zijn eigen kist gestolen. Wat nu gedaan ?
De diefstal was niet meer te verbergen! Daar
keek de ladingmeester over zijn schouder heen :
| »Een kist voor jou; nu, die wil je zeker wel
! dadelijk meenemen, anders krijg je hem na den
derden Zondag pas."
»Ja, wacht; 'k ga hem halen!"
De Nieinvjaarschwciisch in den
Groolen Schouw burg.
In den Nieuwjaarswensch" van JU*TU*
VAX DIEST, uitgesproken in den Grooten
.Schouwburg, komt de volgende episode voor:
PFETERXEL.
We\ vaer, je weet, de telefoon,
Die was in handen eerst van zoo'n...,
Hoe heet ook weer zoo'n maatschappij,
Die 't recht kreeg van den Raad om vrij
Lijnen te leggen en het ressie ?
TIIOMASVAKH.
Meen je zoo iets van een concessie ?
r.
Precies, maar Meester Treub die wou,
Dat de gemeente 't zelf doen zou.
Wat zeg je van die nieuwe leer ?
T i r.
Dat 's niet zoo dom van dien meneer.
Want al wat dan gewonnen wordt,
Wordt in de gemeentekas gestort,
En anders, als een winstje daar is,
Komt het aan den concessionaris.
'k Vind Meester Treub een Hinken vent.
r.
Nu, als je zoo tevreden bent,
Dan zal dit nieuws je wel bekooren :
De telefoon, die is genaast.
Tn.
Kindlief, 't is balsem voor mijn ooren.
P.
Ja, maar geen al te groote haast.
\Vant Meester Treub wat nieuws weer
(vond.
Hij zei, dat het zoo leelijk stond,
Zoo in de stad die groote palen,
Die moest men naar beneden halen,
Kn dan tot iedereens verblijding
Maken een ondergrondsche leiding.
T i r.
Hoe meer je mij van hem vertelt,
Hoe meer ik op hem raak gesteld.
ik vond het altijd ook afschuwelijk
En ook die dakgeleiding gruwelijk.
P.
Toen werd een net van diepe naden
Gegraven voor de leidingdraden.
Een ijz'ren deksel sluit de vooren ....
Tir.
Je Iaat me steeds uitnernends hooren,
Dat ijzer 's goed in wintertijden,
Dan kan men daarop baantjeglijden.
Ik dank je voor je goede tijding,
Lang leve de ondergrondsche leiding!
Je moet me aan Treub eens presenteeren.
P.
Wacht, Thomas, 'k moetje meer nog leeren,
We waren dan verheugd en blij,
Dat in den grond dat netwerk lei,
Maar, kijk, eens op een goeden dag.
Raad eens, wat Amsterdam toen zag!
Man, houten palen, hemelhoog,
En boven aan, heel boog en droog,
Een stel van ribben, druk beladen,
Alweer met die beroerde draden.
Th.
Hoe? dienend voor de telefonen?
P. (knikt).
Metn zegt, Treub wou zijn knapheid toonen,
En leeren wat geen menech verstond:
Hoog in de lucht, dat's in den grond.
TH.
Wie grondig denkt, die denkt dus luchtig ?
P.
Die ernstig handelt, handelt vluchtig.
Tn.
Van zware wijnen wordt men kluchtig ?
P.
Van stilletjes drinken vaak luidruchtig.
Til.
Mijn hemel, Piet, wat rijm je duchtig.
Treub werd toen wis als knap geroemd 'f
P.
En tot professor ook benoemd.
Tir.
En bleven toen die palen staan ?
P.
Ja man, nu helpt er niets meer aan.
Maar niettemin, ik ben toch blij ;
't Is 't voordeel van de burgerij
Als de gemeente zelf het doet,
En dus is al dat naasten goed.
Alleen, de tram is zoo uitstekend.
En zoo pp ons gemak berekend,
Verandring kan 't niet beter maken,
Ik zou er liever niet aan raken.
Zoo de directie maar royaal
Met lijnen is, en minder schraal
Met geld voor zieken en pensioen,
Dan laat ik 't haar maar liever doen.