Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1020
scheuren ! Wy schryven veelal Fransen in
Vlaamsche woorden.
Wilt ge staaltjes ? Grijpt maar toe langs
alle kanten : het gif is gemengd in eiken inkt
koker en de vleugels van het gesproken woord
druipen er van.
Naar n voornaam wee laat ik den vinger
uitsteken want welk een wee ! ? naar onze
Vlaamsche dagbladpers.
Zy'n er ook journalisten in de zaal ? Zy ver
geven het dan aan de eerlijkheid mijner smart,
wanneer ik vaststellen moet dat onze Vlaamsche
pers de vergelijking met de huitenlandsche,
inlandsche, inzonderheid met de Hollandsche, kwa
lijk doorstaat.
En hiee bedoel ik niet den schrijftrant, noch
de eenzijdigheid der polemiek, noch de Babelsche
overdrijvingen en de onbijbelsche beeldspraak,noch
de snoodheid en smaadheid soms zoo hoog ge
stapeld dat zij om wraak bij u roepen, o Goden !
In dit opzicht vindt zij licht haars gelijken, onze
Vlaamsche pers, ja hare meesters, zoo binnen
als bezuiden de grens.
Neen, wat ik bedoel is de taal op haar eigen
beschouwd. Men kan jubelen en smalen, juichen
en verketteren, zijn wederpartij eerlyk te woord
staan of naast de quaestie pleiten, omhoog stijgen
op de vleugelen der bespiegeling of den lezer
by' den knoop van zyn vest vatten en een al
ledaagsch praatje met hem voeren, om het even,
en dit alles in correct Nederlandsch, het weze
dan Vlaamsch of Hollandsch getint.
Van zulk een correcte taal, is de dagbladpers
overal elders het toonbeeld. Van de levende taal,
de immer wordende, is zij elders de voornaamste
tolk. In hoeveel mindere mate kan dit van onze
pers gezegd worden !
Ik weet het wel, ik weet het wel, heeren jour
nalisten: bekrompen toestanden, oningewijd pu
bliek, behoefte aan ruwe middelen... Maar in 't
eind, het best dat te uwer verdediging kan gezegd
worden is, dat de zaken in de laatste jaren een
gunstiger wending genomen hebben, omdat gij u
eindelijk aangegord hebt voor uwe taak, heeren
gazettiers, politikers, kunstcritikers, financiers,
taaimeesters bij uitnemendheid, koks die in de
volkskeuken het geestesvoedsel toebereidt en tot
wie wij bidden: kruidt zooveel gij wilt, zout en
pepert, maar laat toch, laat de saus niet aan
branden !
De onvoldoende kennis der taal heeft er ook
schuld aan dat, .zoo wij kunnen uitpakken met
eene rei Vlaamsche dichters die den Nederland
schen zangberg tot eer strekken, wij haast geen
prozaschryvers kunnen vertoonen om te monsteren
naast onze Noorderbroeders.
Wij kunnen zingen, wij Vlamingen, zingen!
luidkeels uit volle borst. Wij zijn. onverbeterlijke
menestrelen. Maar wij leven nu eenmaal in de
eeuw dat het proza den staf zwaait. En schoon
er nooit te veel goede verzen in de wereld zullen
zijn, voor den gemiddelden mensch en voor het
gros der natie is redeneeren toch het voornaamste.
Ik zou der Vlaamschlezende jeugd, vooral den
toekomstigen doctoren in allerlei, op het hart
willen binden: laat nu en dan uwe geliefdkoosde
zangers rusten, de vertellers ook en maakt ken
nis met den rijken schat van het Nederlandsch
proza. Daar zult gij onze taal volkomen leeren
kennen en voorgoed liefhebben. Doet gy het niet,
zoo zal uwe Vlaamschgezindheid wellicht
verbleeken, wegtanen, met zoo menig jeugdig ideaal,
om eindely'k, als tot het werkelyke leven on
bruikbaar, in den hoek gesmeten te worden.
Brieven nit utrecht
door JAN VAN 'T STICHT.
Er begint hier leven te heerschen op velerlei
gebied. Onze stad had tot dusver, als er sprake
was van schoone kunsten, niet veel in te brengen.
Alleen in de muziek hadden we ons een zekere
reputatie verworven doordien we voor onze stu
denten- en stadsconeerten altijd de celebriteiten
wisten te annexeeren, die de hoofdplaatsen van
ons land bezochten. En die menschen, met de
beleefdheid aan artiesten eigen, zeiden het zelf, dat
ze Utrecht bijzonder hoog waardeerden om de liefde
voor en de kennis van de edele kunst, die ze hier
opmerkten. Nu, het moet dan ook erkend worden,
het was altijd stampvol op de concerten, vooral
van de studenten, die zeer mild waren met hunne
introducties.
Toonkunst heeft ook altijd Utrechts vaan hoog
gehouden en daardoor de eeus met roem bekende
zangvereenigingen, zooals o.a. de Utrechtsche
Mannenzangvereeniging, wel min of meer in de scha
duw gesteld. Maar toch ging het in 't afgeloopen jaar
op dat Toonkunst ook al niet zoo geheel naar
wensch. Volmaakt in overeenstemming met onzen
aard, braken daar bij een der jongste uitvoeringen
onaangenaamheden uit omdat de leden van het koor
zich verongelijkt achtten welke eerste bas acht
zich nu niet verongelijkt op dit ondermaansche?
daar ze voor een der muzikale bijeenkomsten ik
geloof de kunstenaarsmatinée geeue toegangs
bewijzen voor zich en eene dame ontvingen. En
die eerste bassen hebben wraak genomen, bloedige
wraak! Overtuigd als zij zijn van hunne onmis
baarheid hebben zij eenparig besloten om niet
meer mede te werken bij de uitvoeringen, tenzij
ze behoorlijk als zangers behandeld worden,
zonder wie een uitvoering evenmin kan slagen als
zonder de solisten.
Aan de uitvoering van dat besluit staat, naar
ik meen, maar n, doch dan ook een alles af
doend bezwaar in den weg, namelijk dat de eerste
bassen om van de anderen maar niet te spre
ken zichzelf zoo graag hooren zingen. Die zoo
geheel menschelijke eigenschap zal dan ook ver
moedelijk wel oorzaak zijn, dat de Utrechtsche
afdeeling van Toonkunst haren ouden roem
nog Benige jaren zal blijven handhaven. De nabij
heid van Amsterdam, zoomede de kilometer-boek
jes, waarmede de heer Cluijsenaar onze natie ge
zegend heeft, maken het anders voor het centrum
van ons land hoe langer zoo moeilijker om op liet
gebied der kunst een eigene en goede instelling
in het leven te houden. Mengelberg kan op n
avond met zijn orkest heen en terug eu als
Men^elberg niet kan of wil komen, dan doen we als
Mahomed eu we gaan tot Mengelberg, ook op n avond
heen en terug. Maar daaraan, hetzij lot eer van
Willem Hutschenruijter gezegd, openbaart zich de
behoefte nog maar weinig. Het Tivoli-orkest on
der zijne leiding, ontwikkelt zich meer en meer,
en niet alleen dat we er hier opperbest mede
tevreden zijn, maar ook in aude:re plaatsen van
ons land en zelfs in het buitenland oogst Hut
schenruijter met zijne welgeoefeude executanteu
grooten roem.
Een muziekalen criticus hebben we hier in den
laatsten tijd ook, een die niet onder hoeft te doen
voor de besten en scherpsten in het vak, in de
hoofdsteden van ons land. En een liefde en toe
wijding voor de zaak legt hij aan den dag, die
hem soms weieens schijnen te doen vergeten dat
de lezers van eene courant als het TJlrechlsch
Dagblad nu juist niet allen, evenals hij, in aan
bidding zouden kunnen nederknielen bij een mooi
uitgevoerd werk van Wagner. Bij de studenten
heeft deze heer het een weinig verbruid, door
zijnen eisch om in den schouwburg vóór den aan
vang van een opera het Io vivat" niet meer ten
gehoore te brengen. Nu, raak nu in een studen
tenstad eens aan het //Io vivat!" Men mag zich
zooveel men wil beroepen op //allerzonderlingste
combinaties" die het gehoor kwetsen, maar het zal
niet baten. Ik geloof dat de studenten nog liever
de geheele burgerij met gekwetst gehoor zagen
dan dat zij hun studentenlied prijsgaven. Trou
wens, het is dan ook zoo erg niet, geloof ik. De
indruk, dien dat //Io vivat" maakt, is spoedig
weer weggevaagd en de mensch zou wel zeer
ongelukkig moeten zijn, wiens kunstgenot voor een
geheelen avond bedorven is, omdat hij even te
voren een wauklank" heeft gehoord.
Hoofdzakelijk voor de beeldende kunsten, naar
het schijnt, hebben wij hier in den laatsten tijd
een vereeniging «voor de kunst" gekregen.
De bestaande vereeniging Kunstliefde bevredigt
de behoeften niet meer, zoo beweert men en dus
was een concurreerende vereeniging noodzakelijk
geworden.
Ik weet niet of de tentoonstellingen door de
nieuwe vereeniging gehouden, veel vreemdelingen
trekken, maar ik zou me sterk moeten vergissen
als er voor onze stadgenooten zelven groote be
hoefte bestond om exposities te zien. Dat er nog
heel wat kunstenaars binnen onze veste lever, die
hunne werken eens gaarne tentoonstellen, neem ik
grif aan, maar die zouden zeker meer wil van hun
werk hebben als zij in Amsterdam of den Haag
exposeerden. Daar konden ze ongetwijfeld ook op
eene meer leerzame beoordeeling van hunnen arbeid
rekenen dan hier.
In den schouwburg krijgen we natuurlijk ook
niets anders te zien dan wat de groote naburige
steden ons afstaan: Chrispijn, Legras en Haspels
of het Nederlandsch Tooneel. Bij de uitvoeringen
van het laatste gezelschap bemerken en waardeeren
we in den laatsten tijd zeer den gunstigen invloed,
dien onze stadgenoot, Mr. van Sorgen, als lid van
den Raad van Beheer, door zijn directe bemoeiingen
op het spel en de regie uitoefent. Waar we vroeger
nog wel eens den indruk kregen alsof er bij de voor
bereiding maar met den franschen slag overheen
was gegaan, omdat het maar voor Utrecht" was,
draagt in den laatsten tijd alles de duidelijkste
kenteekencn, dat het met den meesten ernst is
verzorgd. Mr. van Sorgen smaakt dan ook reeds
de voldoening dat het publiek door trouwer opkomst,
dan voorheen blijk geeft die goede zorgen op te
merken en te waardeeren.
In Tivoli had Jen we dezer dagen een
gedachtenlezeres" die door haar experimenten groote ver
bazing wekte.
Als haar cornac niet vooraf eenige goocheltoeren,
die tot heden voor ieder onbegrijpelijk waren ge
weest, op de meest eenvoudige wijze had verklaard,
dan zou men inderdaad aan een bovennatuurlijke
macht hebben geloofd, toen zij op een wenk van
zijne hand door het publiek drong, daar een bepaald
persoon uitzocht en alles deed wat deze als zijn
verlangen fluisterend tot den op een afstand staauden
cornac had te kennen gegeven. Een jong student
kreeg zelfs een paar flinke klappende zoenen op zijn
wangen en verklaarde openhartig aan het publiek dat
die naar meer smaakten. Zou men zoo'u student, die
smaak heeft in dergelijke onomwonden genietingen,
niet rnet een knnstterm naturalist moeten noemen?
Een gewoon mensch raakt met al die kunsttcrmen
in de war tegenwoordig.
Zoo woont hier tegenwoordig in een straat, die
den zeer prozaischen naam vanDrieharingstecg draagt,
een man, die op de ruit van zijn winkel met roode
letters als zijn beroep geschilderd heeft: Naturalist
Onirigewijden zouden un misschien denken dat
de man is slager of poelier, of een dergelijk met
viezigheden gepaard gaand beroep uitoefent, maat
dat is het geval geenszins. De man is handelaar
in sijsjes, papegaaien en kanarievogeltjes? Xelfs
miereneieren en broedsche poppen kan men bij hen
bekomen.
Grenst zijn naturalisme niet aan brutnlisme?
TöONLLKaMVZILK
»Het Nederlandsch Tooneel": Gysbrcght
van Amstel.
Wat voorzien mocht worden, is gebeurd.
Er hebben niet veel stemmen geklonken met
versgevoel, er kwam maar heel zelden iemand
te voorschijn, die de strengheid en statigheid van
zijn figuur voldoende begreep.
De Gysbregltt heeft als opening van het nieuwe
jaar weer geen bevrediging mogen geven.
Laten we niet vergeten, dat een ideaal ver
tooning van dit treurspel niet geeischt kan worden,
dat daar misschien een jaar studie voor noodig
zou zijn. Laten we niet vergeten, dat de acteurs
van »Het Nederlandsch Tooneel", zonder
behoorly'ke artistieke leiding, doen met hun bedorven
of onontwikkeld talent wat zij kunnen.
Volgens traditie had de heer v. Schoonhoven, weer
de Gysbreght te spelen. Deze uitnemende marqueï,
die b.v. in Flora Tosca zoo fraai op zijn plaats is, gaf
zijn gewone, theatrale, correcte creatie, die wel
krachtig en sober scheen, maar waarin te weinig
leven en bloei van poëzie was te bespeuren. Zijn
beste oogenblikken waren nog te kleurloos en
eentoonig.
Aan mevr. Frenkel geeft men reeds een paar
jaren de schoone rol van TSadeloeh. In den laatsten
;ijd maakt de groote actrice weer een eigenaardig
misbruik van haar fausset-gelüidje en kon dit in
Vondel zelfs niet laten. Haar intuïtie en groot
;alent hebben wel veel gered, maar diep gevoel
n stem, fijne nuances in gebaren ontbraken
meestal. Zelden vermocht zij eenige angst en
lelangstelling op te wekken en haar rol is toch
vol smart en teederheid.
En de Reyen! Dat kon er inderdaad niet mee
door. Alle glans, timbre en glorie in de heerlijke
strofen van Edelingen:
Des hemels reien wiegen hem
In slaap met hunne zoete stem,
Die nooit van vaak en was beschoten,
En wekt het hoofd van alle grooten,
In 't koninklijk Jerusalem.
werd verwaarloosd en gebroken door menschen
zonder versgeluid en begrip van poëzie.
Wijding en heiligheid ontbraken ook in de be
roemde Rey van Klaerissen.
En de Rey van Burghzaten, gezegd door mevr.
l'auwels?Van Biene, was overdreven dierbaar,
in plaats van innig.
De rol van den grijzen Gozewijn werd door den
aeer Ising waardig gespeeld en indrukwekkend
gezegd.
Toen Royaards als Arend opkwam, hoorden
we een geluid dat doordrong en meenam, dat
daalde en rees, dat droeg en aandoening gaf.
Hij, en Louis Bouwmeester als de Bode
verschaften het weinige zeer mooie van den
avond. Bouwmeester beheerschte zijn dikwijls
te zware en rauwe stem. Hij sprak duidelijk en
helder, wist mooie en fijne nuances in zijn
aangrijpende rol te leggen. Schoon en vol zuiver
gevoel zei hij o a. de regels :
Gij zoudt ze bet zien pronken,
Als bloemen op haar steel, in eenen beemd,
verdronken
Van eenen rooden plas.
Mevr. Holtrop (Rafael) heeft genoeg fijn gevoel
en begrip om haar verzen te uiten, maar zij sprak
nog te hard en was nog te zwaar om een indruk
van hemelsche heiligheid volkomen te geven.
Over de muziek, de verdeeling der bedrijven,
de decors valt ook nog heel wat te redeneeren.
Opvallend hinderlijk was het disharmonische dat
er onder de stemmen heerschte. Ieder had zijn
opvatting en richtte zijn stem niet naar een ander.
Hinderlijk van onnoozelheid was de overvalling
van het klooster. Een hoopje mannetjes kwam
kalm en ingetogen aantippelen, zonder eenig
benul van hun taak. Het binnenkomen en ver
dwijnen van de reien en eenige spelers, scheen
meestal houterig in plaats van waardig, stijf in
plaats van streng.
Het geheel gaf een indruk van verwarring,
vaagheid en stemmer.gerammel, niet van kloeke
en sterke strengheid en harmonie.
>I)e verzen van een dichter zullen in de eerste
plaats een feest voor de ooron, en in de tweede
plaats door de ooren voor de verbeelding zijn,"
wordt in Verweij's Inleiding tot Vondel gezegd.
Bij deze voorstelling moesten ze dikwijls een
verveling voor de ooren en eloor de ooren een
slaapmiddel voor de verbeelding zijn.
De nagedachtenis van Vondel is dus weer lang
niet waardig gevierd en er moet nog heel wat ge
beuren aleer harmonie, schoonheid en glorie aan
wezig zal zijn.
*
De Nieuwjaarswensch van Jules van Diest, gaf
belangstelling, plezier en voldoening. Er werd
natuurlijk veel gesproken en verteld over de
groote en geringe personages, de amusante en
droge gebeurtenissen van 't vorige jaar. Maar 't
werd meestal weer belangwekkend in de zonne
stralen van humor en geest.
De heer Schulze en mevr. l'auwels (Thomasv
erI'ieternel) speelden met heel veel lust en genoegen.
WHITE.
Mnziek in de Hoofdstad.
Evenals inen gewoon is elkander bij den aanvang
van het nieuwe jaar iets goeds te wenschen, hoopt ook
ieder dat het nieuwe jaar hem iets goeds zal
brencen. En iets goed heb ik bij den aanvang van het
Nieuwe jaar gevonden, iets waaruit ik de hoop
3ut op schoone resultaten in de toekomst, zoowel
uit een hygiënisch oogpunt als voor de
ontwikkeing van de zangkunst.
liet knopje dat zich, naar ik verwacht tot een
schoone bloem kan ontplooien is een simpel
kinder.etsboekje met, kleine plaatjes erboven dat ons op
liet eerste gezicht doet denken aan onze eerste
:iu oiulerwetsche leesoefeningen spaa-a enz. Doch
in dat woord leesoefeuingen zat hem juist het
geirek. Wij eu ook de kinderen vau deze dageu hebben
wel leeren lezen, maar niet spreken en wat is het ge
volg «rewecst en zal het ook blijven ? Dat slechts zeer
weinigen de juiste wijze van spreken bij intuïtie
?evoclen en weten toe te passen; zij doen met de
ceel wat met den kaak en de tong behoort te ge
schieden en hebben nooit geleerd dat de keel
kanaal doch geen drijfkracht moet zijn en dat met
deze wijze van spreken alleen zeer sterke kelen
iet op den duur kunueu uithouden wanneer de
jersonen die aldus hun stem gebruiken, veel voor
dassen of voor een publiek moeten spreken en dus
de stem ver moeten laten dragen.
Wanneer zulke keellijders bij een specialiteit
comeu is de raad in de meeste gevallen: Ge mott
preeklessen gaan nemen en dan zult gij kunnen
genezen. (Dat het in zoo vele opzichten zoo vóór
ren".'lijkc boekje van Eldar: Spreken en zingen
reeds een vierden druk beleeft, is wel een be
wijs dat, zeer velen de spreekkuur moeten doen.)
STn is het, voor iemand die twintig jaar of
anger verkeerd gesproken heeft, zeer moeielijk
:ich in een nieuwe wijze van spreken in te wer
ken, het, kost heel wat zorg bij het gewone
preken voortdurend er aan te deiiken hoe men
spreekt, eu het is vaak zeer moeilijk aan de
;aak de noodige lenigheid te geven en niet min
der de noodige werking in de tongspieren te ver
derven, om de juiste ligging vau de tong bij een
vocaal of consonuaut te kunnen verkrijgen.
Na deze inleiding gevoelt men zeker wel wat ik
ggen wil: liet eenige middel om daar verbete
ring in te brengen, is jonge kinderen niet alleen
te leeren lezen, doch ook te leeren spreken. Dan
.'erdwijuen de slecht uitgesproken letters, zooals
R, K eu de meeste vocalen; dan zal ook het dia
lect meer verdwijnen, waut dit beschouw ik wel
degelijk als een uitvloeisel van de onmacht om
oed te spreken. De fatten, die met gemaakte,
krakende stem spreken, of de menschen die
Arnsterdamsch, Rotterdamsch of wat ook spreken, zij
allen hebben onbewust, klanken gezocht die als
surrogaat moeten dienen voor de juiste vocalen
en consonanten die zij niet kunnen uitspreken en
door het in hunne omgeving op andere wijze te
hooren zeggen, volgen zij die manier na.
Op de school moet het kind geleerd warden hoe
de houding van kaak, tong en lippen moet zijn
bij de verschillende klanken waarbij reeds du
hygiënische ademhalingsoefeningen als basis moeten
dienen.
De eerste schrede is te Amsterdam reeds ge
daan waar op de Kweekschool aan de aanstaande
onderwijzers sedert kort spreeklessen worden
gegesreven.
Of die maatregel nu genomen is omdat Burge
meester en Wethouders veel last hadden van
onderwijzers, die door gedurig terugkeerende keel
ziekte, geen les konden geven of dat men verder
heeft gezien en op deze wijze het spreekonderwijs
op de scholen wilde voorbereiden, doet niets ter
zake. De ouderwijzers leeren het en dat is de
hoofdzaak, waut daardoor worden zij ook in staat
gesteld het, weer aan de kinderen te onderwijzer.
liet boekje waarvan ik hierboven sprak is te
Groningen verschenen en bewerkt door een solo
zang- en spraakleeraar den heer K. Veldkamp te
Groningen en twee hoofden van scholen te Gro
ningen en Arnhem de heeren II. Scheepstra en
W.' Walstra.
De schrijvers beginnen met de gesloten vocalen
voorafgegaan door een consoiinant, die met de
lippen wordt uitgesproken. Spoedig wo'dt een
eindletter daaraan toegevoegd die met de tong
wordt uitgesproken. Op allerlei wijzen worden die
woorden, die zooveel mogelijk tot zinnetjes zijn
gemaakt, gerangschikt. De beteekenis van het
bewuste zinnetje is door een plaatje geïllustreerd.
Later, wanneer de andere deeltjes verschenen
zijn, zal dit boekje uitvoeriger worden bespro
ken. Het is thai s vooral de voortreffelijkheid van
liet denkbeeld en de eerste schrede die gedaan
is op een nieuw veld van arbeid op de school, dat,
spoedig zal blijken onmisbaar eu noodzakelijk te
zijn, dat ik releveereu wilde.
Men zal mij misschien toeroepen dat op som
mige volksseholen reeds werk gemaakt wordt van
goed uitspreken vau de vocalen, dcch het, spreken
moet, een rcfplicli/ r/i xi/xtemiitisrh behiiiidcld Iccmik
worden en dat, is het nog nergens.
De aandacht van de betrokken
school-autor'teiten zij dus op deze uitgave en op dit denkbeeld
gevestigd. Ik wil geen [kwaad zeggen vau onze
Nederlandselie moeders, waut zij hebben hare
kinderen lief op eene wijze die onze bewondering
afdwingt. Maar wordt niet vaak in de kinder
kamer al den grond gelecrdjvoor verkeerd spreken ?
Wat zijn er niet, veel moeders die het zoo lief
vinden als de kinderen zooals men het noemt ?