De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 10 januari pagina 3

10 januari 1897 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1020 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. krom praten en ter wille van dat lieve geen moeite doen om het te verbeteren. Op die leeftijd zijn de stemmetjes toch zoo gemakkelijk te plooien en maar al te vaak is de kinderkamer de kweekplaats Toor latere keelongesteldheden. Das ook daar hoort zulk een boekje tehuis. Het eerste deeltje en de Handleiding voor den onderwijzer zijn verschenen bij de firma J. B. Wolters te Groningen. Moge spoedig het spreken als leervak op de scholen worden ingevoerd ! Dat is het beste wat ik mijne landgenoot e n met het begin van 1897 \ weet te wenscheu. j * ... * j In de Ncd. Opera trad voor het eerst Mej. '? Jeanne Jaeobsou op als Julia in Gouiiod's Romeo en Juiia. \ Het is bij de Ned. Opera de gewoonte de debu- ; tanten maar onmiddellijk voor hoofdpartijen te j plaatsen, wat voor vele jonge beginners doodend j kan wezen, hetgeen misschien niet het geval zou j zijn geweest wanneer zij in kleinere partijen eerst j op het toon-, el hadden leeren loopen, en zich | eenigszins gemakkelijk bewegen. l Daarom is het dubbel te waardeeren wanneer | eene jonge debutante dadelijk toont, de noodige j vrijmoedigheid en gemakkelijkheid te bezitten en j niet den indruk van beginnelinge maakt; van zulke i personen met theaterbloed in de aderen, kan men | met recht iets meer verwachten, en daarom begroet ik Mej. Jacobson's optreden met sympathie. Ik wil daarmede niet zeggen dat hare vertol- j king mij bevredigd beeft, want dat beschouw ik i eenvoudig als iets onmogeiijks. f er ontbreekt I veel aan het spel of wel aan den zang, of aan i beiden. Doch in Mej. Jacobsou's zang was zeer ! veel wat mij hopen doet voor de toekomst. Dat j bleek vooral uit de meest bekende gedeelten, o. a. den wals in de eerste acte, welke vertolking oneindig hooger stond dan de andere deelen. j Vooral in de recitatieven klinkt de stem ge- ; knepen en laat de uitpraak vaa sommige vocalen i te wenschen over (o. a. zingt Mej. Jacobson altijd naacht in plaats van nacht). i Het spreekt dus van zelf dat het iii het belang j van deze dame en ook van de directie is, dat men i haar den tijd laat hare zeer scliooue stem verder i te ontwikkelen, ten einde de ongelijkheden van klank te doen verdwijnen en vooral het zingend j declameeren met meer zorg te oefenen. Wanneer men echter bedenkt hoe weinig sommigen bij hun \ debuut presteerden die nu tot de beste krachten j van de Opera behooren, dan geeft Mej. Jacobson \ hoop op zeer schooue verwachtingen in de toe komst. Zij is nu reeds eene tooneelfiguur. VAN Mn,LiGi:N. Tebea Strakosch. De begaafde jeugdige zangeres, wier portret wjj in dit nummer geven, zal hier ter stede op treden als Donna Anna in den Don Jitan, en wel tegelijk met den gevierden Francesco d'Andrade. Tevens verleent zij hare medewerking aan een liefdadigheidsconcert op 18 Januari ten bate van arme schoolkinderen in het Concertge bouw te geven Als ook hier de spreuk bon san</ nejieiit mentir mag worden toegepast en alle berichten doen dit vermoeden mag men van het optreden dezer jeugdige kunstenares zeer veel verwachten. o/'&wlkfon. De Heriiuilip van Kapitein flie, DOOll A. CONAN DOYLE. Wat kan hij toch zijn?" dacht ik, terwijl ik mijn medereiziger gadesloeg in de 2e klasse coup van den spoorweg van Londen naar Dover. Ik was zoo vol geweest van het feit, dat mijne lang verwachte vaeantie eindelijk was aangebroken en dat, althans voor enkele dagen, de genoegens van Parijs de vervelende routine der hospitaalzalen zouden vervangen, dat wij al ver buiten Londen waren vóór ik bemerkte, dat ik niet alleen ?was in den waggon. Ie deze dagen zijn wij het er allen vrij wel over eens, dat men niet veel behoort te praten in den trein, maar in den tijd ?waarover ik schrijf, waren de meuschen nog niet zoo overgevoelig wat hun reisgezelschap aangaat. Het was dus eenigzins eene aangename verrassing voor mij te zien, dat er eenige kans was om de uren eener vervelende reis aangenaam te doen voorbijgaan. Daarom trok ik mijn muts over de oogen, nam mijn vis-a-vis eens goed op en her haalde tegen mijzelf: Wat kan hij toch zijn?'' Ik placht, er mij nog al wat op te lateu voor staan, dat ik iemaud's vak of beroep kou ontdekken door hem eens goed aan te kijken. Ik was zoo gelukkig om in Edinburg te studeeren ouder een professor, die een meester was in die kunst en zijne patiënten en kliniek beiden placht te verbazen door gissingen, soms omtrent de meest onwaar schijnlijke bezigheden, die nooit heel ver mis waren. Wel vriend," heb ik hem hooren zeggen, ik kan aan uw vingers zien, dat ge den De Bruiloft van Kloris en Rooy'e, Al blijft men geheel buiten een apprecatie van het tooncelstuk als zoodanig, buiten de regie, de vertooning en al wat dies meer ij, dan blijft er toch nog bij iedere tooneelvoorstelling ruimte genoeg tot waardeering van andere dingen dan juist deze. Want costumeering en wat men noemt inoiiteering, mogen, buiten de gewone tooneeleischen om, aan zekere aesthetische eischen vol doen, die niet des te meer vreugde naar den geest, enkelen, bij deze dikwijls minder fraaie voorstel lingen, als toeschouwer een plaats doen nemen. Daarom reken ik het mij tot een vreugd te kunnen en te mogen z<-ggen dat telken jare mij dat echte, traditioneele, in alles door en door vroolijke maar gezonde, luchtige maar daarom niet minder superbe blijspel zoo bekoort, dat ik het in alle opzichten, alleen sprekend naar het oogengentit wat het ons geeft, een verademing vindt, jammer slechts te kort, in de vervelend gecostumeerde drama's of blijspelen van het heele jaar door. Want in welk stuk dat gegeven wordt, zijn de costuums zoo echt, zoo mooi, zoo allercompleetst in eendracht met elkaar, in de vroo lijke kleuren, bij het zwierige dansen zich zoo vroolijk-bont, echt hollandsch-pittoresk, tegen het groen van de koeliessen kleurend, zoo mooi zich mengend, combineerend , het rood en groen en bruin-geel van de japonnen, met het wit van de fijne boezelaartjes en de kousen, de bloedroode koralen orn de halzen der spe lende meisjes, en alles als afgezet met de zwarte fluweelen buizen der vroolijke boeren-zonen, doorwarreld van het rood-wit-blauw der Hadderende linten. Nooit voelen zich de acteurs zoozeer in hunne verkleedingen thuis, en dit komt omdat ze echt zijn, die kostumes, en zij dragen die met over tuiging, doordat in hen, als in alle Hollanders de traditie van zoo'n kleedij voortleeft, omdat zij zich werkelijk vermaken, zij geven zonder het te weten, in dien vroolijken maaltijd een van de mooiste combinaties van kleur en oogengenot, die wij Hollanders allen meer in het bloed heb ben te begrijpen, omdat onze meer voor kleurharmonie gevoeligen geest gestemd is in deze uitbundige en welgemeende vreugde, een fond van ernst er werkelijke waarde te ontdekken, omdat heel deze vertooning, in tegenstelling met al het wufte en quasi-grappige van deze zijden, echt, zonder aanstellerij, zonder opsmukking, zonder bijbedoeling, zonder gedachte aan kunst matige charme, zonder eenige valsche gedachte welke dan ook, traditioneel en kern-gezond Hollandsch is. TH. MOLKBXJIOKH. Franz Stuck. In tlie Magazine of Art van l Januari geeft Paul Schultze-Xaumburg een artikel met prentjes over deze groote, moderne, Münchener reputatie. Bij het lezen van dat artikel zou men menen dat er minstens over een Michel-Angelo ge sproken wordt, want de termen van enthousiasme zijn niet weinig krachtig; de Engelschen, die op dit punt eenigsins spoedig te vangen zijn, zou men moeten beklagen zoo ver van het vaderland kost verdient met het een of ander muziekinstru ment te bespjlen, maar het is nog al van een bijzonder soort, iets waar ik niet mee bekend ben." De mau vertelde oiis later dat, hij een cent of wat verdiende door Kale Brltanuia te spelen op een kolliekan, waarvan de tuit doorboord was om een ruw soort van il uit te vormen. Hoewel ik nog maar een nieuweling in de kunst was, verge leken bij mijn slitnmeu professor, was ik toch in staat om van tijd tot tijd, mijn kameraden op de zalen verbaasd te doen staan en ik liet nooit een gelegenheid voorbijgaan om mij te oefenen. Het was daarom iets meer dan enkel nieuwsgie righeid, dat mij deed achterover leunen tegen de kussens om den bedaarden man van middelbaren leeftijd daar tegenover mij, te analyseeren. Ik ging gewoonlijk volgens een vast systeem te werk en de loop mijner overdenkingen was onge veer als volgt: Algemeen voorkomen vulgair, tamelijk weelderig en met zeer veel zelfbehcerscliing ziet er uit als iemand die den grootsten bedrieger te slim af zou wezen en toch op zij u gemak zon zijn in het beste gezelschap van den middenstand. Oogen dicht bij elkaar en eenigzius ver vooruitstekende neus zou uitstekend kunnen schieten. Wangen dik en slap, maar de zachtheid van uitdrukking wordt tegengesproken door ecu vierkante kin en een goed besneden onderlip. Over 't geheel eeu krachtig type. Nu de handen daarin word ik eenigszius teleurgesteld. Ik dacht, naar zijn uitcriijk te oordeelen, dat hij zich zelf had opgewerkt, maar er is geen eelt in de palm. geen zwelling aan de gewrichten. Heeft nooit lichamelijk werk gedaan, zou ik denken. Geen gebruinde handen; zij zijn integendeel zeer wit met blauwe, gezwollen aderen en lange, iijne vingers. Hij zou geen artist kunnen zijn met dat gezicht en toch heeft hij de handen van iemand, die heel lijn werk verricht. Geen vlekken van salpeterzuur op zijn kleeren, geen inktvlekken, geen teekenen van jodium op zijn handen, daardoor kom ik terug van miju half gemaakte conclusie, dat hij een photograaf is. van dit moderne genie te leven, en zoo nooit iets van zijn werken te zien te krygen, maar de heer Naumburg geeft een paar specimens van Stuck's werk, die meer zeggen, en wij, die hier in het goede Holland ons zoo dra niet laten voor de mal houden, zien van uit die zuidduitsche stad deze loftuitingen, in de richting naar het Engelsche eiland, ons voorbij vliegen, gelijk de gevleugelde hartjes van de prent die Caran D'Ache voor een tijdje, als comische voor stelling van de Fransen- Russische alliance, in den Fif/aro gaf. Gelukkig dat deze illustraties den text verdui delijken, en dat een ieder oordeelen kan, voor mij, die eens verscheidene werk"en van dezen Mi'tnchenaar bij elkaar zag, en in zijn eigen milieu, kunnen zij niet veel bekoring hebben. Ik begrijp steeds nog niet hoe 't komen kan dat gewone, bezadigde mfmschen, die nu heel kalm over de dingen zich tot nadenken zetten, voor zoo'n bloedtafreel als die voorstelling van de Oorloi/" ons geeft, anders dan gruwen kunnen. Een onafzien baar veld, onder een loodzwaren hemel, bodeUt met grijs-blauwe en gele naakte lijken. In de verte brand. Op een enorm zwart paard, een groo'e naakte vent met een van bloed druipend zwaard. Dat is oorlog. Er ontbreekt nog maar een catalogus aan, die, als eens bij de schilderijen van Werisjagin, die voor een paar jaar in Arti ten toon gesteld waren, andere details beschrijft, die het oog alleen niet bij machte is waar te nemen. Zoo iets alleen, al spreek ik niet over de rest, is toch al meer dan voldoende de bewering te wettigen die ik, na dat fraaie ding gezien te hebben, aan een mijner vrienden meende te moeten schrijven, namelijk dat het meer dan onbeschaafd is. Dit is alleen maar om degenen die op dit Engelsche tijdschrift geabonneerd mochten zijn, even te waarschuwen. Tn. M. In de Elseiier van nu, 7e jaargang, Ie afleve ring, is van Philip Zilckeu een artikel over Bauer, 't begint met een mooi geteekend portret van W. Wilzen, en geeft, bij de tekst, verschei dene fn goed geslaagde reproducties, naar werken van dezen zeldzamen artist. Vooral een fragment uit een geïllustreerden brief is interessant. Voor eenigen tijd werd voor de leden van de vereeniging Sint Lucas door de heeren Vos en Ie Grand een prijsvraag voor een reclamekaart uitgeschreven, die bij uitvoering, als drukwerk moest wonlen verzonden. Door den heer Aug. Ie Gras werd de prijs behaald. Een monument voor Donatello. Te Florence is op 21 December een monument voor den beroemden beeldhouwer Donatello (13S;>?l KUS) onthuld in de door Brunellesco gebouwde basiliek San Lorenzo, in welke Donatello's stoffelijk overblijfsel sedert 130 jaren rust. Het monument, dat door den beeldhouwer llomanelli en den architect Guidotti is vervaardigd, is zooveel mogelijk gehouden in den stijl van Donatello, aan wiens voornaamste werken bijna alle motieven zijn ontleend. Voor de beeltenis van den kunstenaar maakte Romanelli gebruik van het door l'aolo Uccello geschilderde portret, dat zich te Parijs in den Louvre bevindt en waarvan de echtheid door de beschrijving van Vasasi is geconstateerd. liet beeld is door de gebroeders Galli in brons gegoten. De combinatie van brons en portier in het monument moet, naar van bevoegde zijde wordt verzekerd, een zeer goeden indruk maken. De uitvoering is voor treffelijk, maar enkele verhoudingen laten, ten gevolge van fouten in de teekening, te wenschen over. Dat men dit niet heeft weten te vermijden, is dubbel jammer nu het een kunstenaar geldt, die door Benvenuto Cellini de grootste beeld houwer van alle tijden werd genoemd. De kleeren zijn niet versleten op eeu bijzondere plaats. Jas van kamgaren en vrij oud; maar op den linker elleboog, voor zoover ik zien kan, even veel wol als op den rechter, hetgeen zelden het geval is bij meusclieu, die veel schrijven. Hij kou een handelsreiziger zijn, maar het zakboekje in den vestzak ontbreekt, evenals een dier handige valiesjes waar stalen in zitten. Ik geef deze korte aanduidingen van mijn ver moedens, alleen om de methode aan te duiden volgens welke ik tot een conclusie kom. Tot nu toe had ik alleen negatieve resultaten verkregen. Ik was tot een zeer beperkt getal beroepen geko men. Hij was noch advocaat, noch geestelijke, niettegenstaande eeu slappe vilten hoed en een eenigszins domiiicsachtige das. Ik aarzelde nu tusschen pandjeshuishouder en een paardenkoopman, maar voor het eerste had zij u gezicht te veel karakter en hij miste die eigenaardige lucht van paarden, die de laatste altijd bij zich heeft, zelfs in xijn uren van ontspanning; dus maakte ik voorloopig eene diagnose van iemand, die zich met wedrennen bezighoudt, met methodistische neigin gen; de laatste bijzonderheid werd er bijgevoegd, wegens zijn hoed en -las. Geloof tocii niet dat, ik dit alles op deze wijze bij mijzelf beredeneerde. Het is eerst nu ik mij heb neergezet met pen en papier, dat ik al die opeenvolgende stappen zie. lu werkelijkheid had ik mijn conclusie gemaakt, zestig seconden na den tijd dat ik mijn hoed over de oogeu had getrokken en inwendig den uitroep deed, waarmee miju verhaal begint. Zelfs toen was ik nog niet geheel bevredigd door miju gevolgtrekking. Maar ik besloot een vraag te doen, die mij op weg zou helpen. Er lag een Times naast mijn metgezel en ik vond de gelegen heid te schoon om die te laten voorbijgaan. Hebt u er ook tegen dat ik uw eouraut even inzie ?" vroeg ik. Zeker niet, mijnheer, zeker niet," zei hij zeer vriendelijk, mij het blad toereikend. 0?er stol, Periode en Rhythme. Aan den heer Albert Venvey. Waarde lieer, Uw beschouwing over stijl, rhythme en volzin, leerzaam als zij is, kan niet als een argument tegen mij gelden. Want ik heb die termen niet geheel gebruikt met de bedoeling, door u toe gelicht. Gij laat mij van stijl en tolzin spreken in den schoolschen, en ik nam ze in een meer liberalen zi<', wijl ik, als voorbeeld, aan den stijl, den volzin en ook aan de rhythme van l'Iato dacht. Kil ik meende, deze liheraliteit was duidelijk aan gewezen, waar ik sprak van woordenresksen, die men kan hanteeren. tot het bereiken vaneen zuiver eiïekt." Ik zou u wel willen vragen : is er wel proza en ook poëzie bestaanbaar, niet opgebouwd uit woordenreeksen, die ieder voor zich als n geheel zich doen gevoelen 'l En niets anders dan zulk een woordenreeks bedoelde ik met het woord periode, en met stijl de volkomenheid en de individueele volkomenheid in het gebruik dier woordenreeksen. Een periode dan noemde ik een woordenreeks, die als een eenheid gevoeld wordt. Hoe brengt de schrijver die eenheid in zijn volzin ? Een der middelen noemdet gy zelf, het is het beginsel van de evenmaat. Maar gij zelf voegdet er zeer terecht bij: het beginsel van evenmaat brengt alleen dan leven in den volzin, wanneer een rijke ziel er achter schuilt, wanneer het beginsel met aandrang en virtuositeit gebruikt wordt. Welk ander middel is er nog? Ik geloof dat men alle denkbare middelen onder nen naam kan samenvatten, en wel niet het woord rJiythwe. Want gelijk een strooming bestaat uit vele deelen die achtereen komen en te zamen als n geheel opgevat worden, zoo heeft ook een volzin deelen, ieder op zfch zelf gevoeld, en toch het besef gevend, dat zij bijeen hooren. De schema's nu der rhythmen zijn meer dan n, en ik zou wederom het beginsel van evenmaat kunnen noemen als karakteristiek van n der schema's, en de kunstgreep der mttitluse als een welbekend middel om het bijeonbehooren ook voor,de ziel, en niet voor den geest slechts tastbaar te maken. Doch ook de antithese is, zonder virtuositeit toegepast, al spoedig droog en stuitend. Uit deze bespreking van de woorden periode en rhythme blijkt reeds, waarde lezer, dat ik ze als naverwante begrippen beschouwde, toen ik over proza sprak, en daarbij van een liberale opvatting uitging. Want de rhythme is het, die van het vele n, en wel een levend n, en dus een levende periode maakt. En natuurlijk moet zulk een periode, bij voor keur, niet slechts levend, doch ook schoon levend zijn, of zoo ge liever wilt, artistiek levend. \\anneer dit schoon levende bereikt is, is de stijl bereikt; zoo niet, dan kan er genoeg bereikt zijn, om ons van een onvolkomen stijl te doen spreken; wanneer een auteur aan het schoon levende van zijn perioden een persoonlijk cachet heeft gegeven, mag men hem zijn stijl toekennen; en zoo het pei'soonlijk-schoon-levende niet volkomen is uitgedrukt is zijn stijl onvolkomen. Dit tot toelichting van de technische termen zooals ik ze gebruikte, het zal wel waar zijn dat men pogingen tot stijl, aanwijzingen op stijl, schema's van stijl óók menigmaal stijl noemt , en er blijkt uit deze toelichting, dat ik geen schoolmeesterachtigen, doch een zeer liberalen Ik keek de kolommen door, tot mijn oog viel op de laatste weddmgschappen. Kijk eens," zei ik, //tij wedden op het lievelingspaard" //Maar misschien," ging ik voort, interesseert gij u niet voor die dingen ?" //Strikken, mijnheer," zei hij heftig, //listen van den vijand! Stervelingen zijn maar eejiige jaren levens-, gegund, hoe kunnen zij die zoo verspillen! Zij hebben geen oog voor hun armzalige wereldsche belangen," ging hij bedaar.ler voort, of zij zouden nooit wedden op een paard, dat maar zoo'ii kleinen voorsprong heeft." Er was iets in dit gezegde dat mij bijzonder prikkelde. Ik geloof dat het de vreemdsoortige manier was, wairop liij godsdienstige onverdraag zaamheid dooreen mengde met wereldwijsheid. Ik legde den Times ter zijde, met de overtuiging dat ik de paar volgende uren beter besteden kou dan door er in te lezen. Gij spreekt in elk geval als iemand die ver stand van de zaak heeft," zei ik. ?Ta mijnheer," antwoordde hij, weinig menscheii in Engeland hadden er meer verstand van, in vervlogen dagen, vóór ik van beroep veranderde. Maar dat is nu al lang voorbij." Van beroep veranderde?" herhaalde ik vragend. Ja; en ook van naam." Waarlijk?" zei ik. Ja, ziet ge, een man moet heelemaal van nieuws af beginnen, als zijn oogen geopend worden, zoodat alles om zoo te zeggen anders wordt. Dan heeft, hij een goede kans. Hier was eeu korte pauze, daar ik op verboden terrein scheen te komen, toen het vroeger leven van mijn reisgenoot ter sprake kwam en hij scheen niet genegen tot verdere inlichtingen. Ik verbrak het stilzwijgen, door hem c^n sigaar aan te bieden. Neen, dank u," zei hij; ik rook niet meer. Dat was het hardste van alles. Het doet mij goed de lucht van uw sigaar te ruiken. Zeg eens," ging hij eensklaps voort, mij strak aan kijkend met zijn sluwe grijze oogen; waarom

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl