Historisch Archief 1877-1940
No. 1020
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
krom praten en ter wille van dat lieve geen moeite
doen om het te verbeteren. Op die leeftijd zijn de
stemmetjes toch zoo gemakkelijk te plooien en
maar al te vaak is de kinderkamer de kweekplaats
Toor latere keelongesteldheden.
Das ook daar hoort zulk een boekje tehuis.
Het eerste deeltje en de Handleiding voor den
onderwijzer zijn verschenen bij de firma J. B.
Wolters te Groningen.
Moge spoedig het spreken als leervak op de
scholen worden ingevoerd ! Dat is het beste wat
ik mijne landgenoot e n met het begin van 1897 \
weet te wenscheu. j
* ... * j
In de Ncd. Opera trad voor het eerst Mej. '?
Jeanne Jaeobsou op als Julia in Gouiiod's Romeo
en Juiia. \
Het is bij de Ned. Opera de gewoonte de debu- ;
tanten maar onmiddellijk voor hoofdpartijen te j
plaatsen, wat voor vele jonge beginners doodend j
kan wezen, hetgeen misschien niet het geval zou j
zijn geweest wanneer zij in kleinere partijen eerst j
op het toon-, el hadden leeren loopen, en zich |
eenigszins gemakkelijk bewegen. l
Daarom is het dubbel te waardeeren wanneer |
eene jonge debutante dadelijk toont, de noodige j
vrijmoedigheid en gemakkelijkheid te bezitten en j
niet den indruk van beginnelinge maakt; van zulke i
personen met theaterbloed in de aderen, kan men |
met recht iets meer verwachten, en daarom begroet
ik Mej. Jacobson's optreden met sympathie.
Ik wil daarmede niet zeggen dat hare vertol- j
king mij bevredigd beeft, want dat beschouw ik i
eenvoudig als iets onmogeiijks. f er ontbreekt I
veel aan het spel of wel aan den zang, of aan i
beiden. Doch in Mej. Jacobsou's zang was zeer !
veel wat mij hopen doet voor de toekomst. Dat j
bleek vooral uit de meest bekende gedeelten, o. a.
den wals in de eerste acte, welke vertolking
oneindig hooger stond dan de andere deelen. j
Vooral in de recitatieven klinkt de stem ge- ;
knepen en laat de uitpraak vaa sommige vocalen i
te wenschen over (o. a. zingt Mej. Jacobson altijd
naacht in plaats van nacht). i
Het spreekt dus van zelf dat het iii het belang j
van deze dame en ook van de directie is, dat men i
haar den tijd laat hare zeer scliooue stem verder i
te ontwikkelen, ten einde de ongelijkheden van
klank te doen verdwijnen en vooral het zingend j
declameeren met meer zorg te oefenen. Wanneer
men echter bedenkt hoe weinig sommigen bij hun \
debuut presteerden die nu tot de beste krachten j
van de Opera behooren, dan geeft Mej. Jacobson \
hoop op zeer schooue verwachtingen in de toe
komst.
Zij is nu reeds eene tooneelfiguur.
VAN Mn,LiGi:N.
Tebea Strakosch.
De begaafde jeugdige zangeres, wier portret
wjj in dit nummer geven, zal hier ter stede op
treden als Donna Anna in den Don Jitan, en
wel tegelijk met den gevierden Francesco
d'Andrade. Tevens verleent zij hare medewerking
aan een liefdadigheidsconcert op 18 Januari ten
bate van arme schoolkinderen in het Concertge
bouw te geven
Als ook hier de spreuk bon san</ nejieiit mentir
mag worden toegepast en alle berichten doen
dit vermoeden mag men van het optreden
dezer jeugdige kunstenares zeer veel verwachten.
o/'&wlkfon.
De Heriiuilip van Kapitein flie,
DOOll
A. CONAN DOYLE.
Wat kan hij toch zijn?" dacht ik, terwijl ik
mijn medereiziger gadesloeg in de 2e klasse coup
van den spoorweg van Londen naar Dover.
Ik was zoo vol geweest van het feit, dat mijne
lang verwachte vaeantie eindelijk was aangebroken
en dat, althans voor enkele dagen, de genoegens
van Parijs de vervelende routine der
hospitaalzalen zouden vervangen, dat wij al ver buiten
Londen waren vóór ik bemerkte, dat ik niet alleen
?was in den waggon. Ie deze dagen zijn wij het
er allen vrij wel over eens, dat men niet veel
behoort te praten in den trein, maar in den tijd
?waarover ik schrijf, waren de meuschen nog niet
zoo overgevoelig wat hun reisgezelschap aangaat.
Het was dus eenigzins eene aangename verrassing
voor mij te zien, dat er eenige kans was om de
uren eener vervelende reis aangenaam te doen
voorbijgaan. Daarom trok ik mijn muts over de
oogen, nam mijn vis-a-vis eens goed op en her
haalde tegen mijzelf: Wat kan hij toch zijn?''
Ik placht, er mij nog al wat op te lateu voor
staan, dat ik iemaud's vak of beroep kou ontdekken
door hem eens goed aan te kijken. Ik was zoo
gelukkig om in Edinburg te studeeren ouder een
professor, die een meester was in die kunst en
zijne patiënten en kliniek beiden placht te verbazen
door gissingen, soms omtrent de meest onwaar
schijnlijke bezigheden, die nooit heel ver
mis waren. Wel vriend," heb ik hem hooren
zeggen, ik kan aan uw vingers zien, dat ge den
De Bruiloft van Kloris en Rooy'e,
Al blijft men geheel buiten een apprecatie van
het tooncelstuk als zoodanig, buiten de regie, de
vertooning en al wat dies meer ij, dan blijft er
toch nog bij iedere tooneelvoorstelling ruimte
genoeg tot waardeering van andere dingen dan
juist deze. Want costumeering en wat men noemt
inoiiteering, mogen, buiten de gewone
tooneeleischen om, aan zekere aesthetische eischen vol
doen, die niet des te meer vreugde naar den geest,
enkelen, bij deze dikwijls minder fraaie voorstel
lingen, als toeschouwer een plaats doen nemen.
Daarom reken ik het mij tot een vreugd te kunnen
en te mogen z<-ggen dat telken jare mij dat echte,
traditioneele, in alles door en door vroolijke
maar gezonde, luchtige maar daarom niet minder
superbe blijspel zoo bekoort, dat ik het in
alle opzichten, alleen sprekend naar het
oogengentit wat het ons geeft, een verademing vindt,
jammer slechts te kort, in de vervelend
gecostumeerde drama's of blijspelen van het heele jaar
door. Want in welk stuk dat gegeven wordt,
zijn de costuums zoo echt, zoo mooi, zoo
allercompleetst in eendracht met elkaar, in de vroo
lijke kleuren, bij het zwierige dansen zich zoo
vroolijk-bont, echt hollandsch-pittoresk, tegen
het groen van de koeliessen kleurend, zoo mooi
zich mengend, combineerend , het rood en
groen en bruin-geel van de japonnen, met
het wit van de fijne boezelaartjes en de kousen,
de bloedroode koralen orn de halzen der spe
lende meisjes, en alles als afgezet met de zwarte
fluweelen buizen der vroolijke boeren-zonen,
doorwarreld van het rood-wit-blauw der
Hadderende linten.
Nooit voelen zich de acteurs zoozeer in hunne
verkleedingen thuis, en dit komt omdat ze echt
zijn, die kostumes, en zij dragen die met over
tuiging, doordat in hen, als in alle Hollanders
de traditie van zoo'n kleedij voortleeft, omdat
zij zich werkelijk vermaken, zij geven zonder het
te weten, in dien vroolijken maaltijd een van de
mooiste combinaties van kleur en oogengenot,
die wij Hollanders allen meer in het bloed heb
ben te begrijpen, omdat onze meer voor
kleurharmonie gevoeligen geest gestemd is in deze
uitbundige en welgemeende vreugde, een fond
van ernst er werkelijke waarde te ontdekken,
omdat heel deze vertooning, in tegenstelling met
al het wufte en quasi-grappige van deze zijden,
echt, zonder aanstellerij, zonder opsmukking,
zonder bijbedoeling, zonder gedachte aan kunst
matige charme, zonder eenige valsche gedachte
welke dan ook, traditioneel en kern-gezond
Hollandsch is.
TH. MOLKBXJIOKH.
Franz Stuck.
In tlie Magazine of Art van l Januari geeft
Paul Schultze-Xaumburg een artikel met prentjes
over deze groote, moderne, Münchener reputatie.
Bij het lezen van dat artikel zou men menen
dat er minstens over een Michel-Angelo ge
sproken wordt, want de termen van enthousiasme
zijn niet weinig krachtig; de Engelschen, die op
dit punt eenigsins spoedig te vangen zijn, zou
men moeten beklagen zoo ver van het vaderland
kost verdient met het een of ander muziekinstru
ment te bespjlen, maar het is nog al van een
bijzonder soort, iets waar ik niet mee bekend
ben." De mau vertelde oiis later dat, hij een cent
of wat verdiende door Kale Brltanuia te spelen op
een kolliekan, waarvan de tuit doorboord was om
een ruw soort van il uit te vormen. Hoewel ik
nog maar een nieuweling in de kunst was, verge
leken bij mijn slitnmeu professor, was ik toch
in staat om van tijd tot tijd, mijn kameraden op
de zalen verbaasd te doen staan en ik liet nooit
een gelegenheid voorbijgaan om mij te oefenen.
Het was daarom iets meer dan enkel nieuwsgie
righeid, dat mij deed achterover leunen tegen de
kussens om den bedaarden man van middelbaren
leeftijd daar tegenover mij, te analyseeren.
Ik ging gewoonlijk volgens een vast systeem te
werk en de loop mijner overdenkingen was onge
veer als volgt: Algemeen voorkomen vulgair,
tamelijk weelderig en met zeer veel
zelfbehcerscliing ziet er uit als iemand die den grootsten
bedrieger te slim af zou wezen en toch op zij u
gemak zon zijn in het beste gezelschap van den
middenstand. Oogen dicht bij elkaar en eenigzius
ver vooruitstekende neus zou uitstekend kunnen
schieten. Wangen dik en slap, maar de zachtheid
van uitdrukking wordt tegengesproken door ecu
vierkante kin en een goed besneden onderlip.
Over 't geheel eeu krachtig type. Nu de handen
daarin word ik eenigszius teleurgesteld. Ik dacht,
naar zijn uitcriijk te oordeelen, dat hij zich zelf
had opgewerkt, maar er is geen eelt in de palm.
geen zwelling aan de gewrichten. Heeft nooit
lichamelijk werk gedaan, zou ik denken. Geen
gebruinde handen; zij zijn integendeel zeer wit
met blauwe, gezwollen aderen en lange, iijne vingers.
Hij zou geen artist kunnen zijn met dat gezicht
en toch heeft hij de handen van iemand, die heel lijn
werk verricht. Geen vlekken van salpeterzuur op zijn
kleeren, geen inktvlekken, geen teekenen van jodium
op zijn handen, daardoor kom ik terug van miju
half gemaakte conclusie, dat hij een photograaf is.
van dit moderne genie te leven, en zoo nooit
iets van zijn werken te zien te krygen, maar de
heer Naumburg geeft een paar specimens van
Stuck's werk, die meer zeggen, en wij, die hier
in het goede Holland ons zoo dra niet laten
voor de mal houden, zien van uit die
zuidduitsche stad deze loftuitingen, in de richting
naar het Engelsche eiland, ons voorbij vliegen,
gelijk de gevleugelde hartjes van de prent die
Caran D'Ache voor een tijdje, als comische voor
stelling van de Fransen- Russische alliance, in
den Fif/aro gaf.
Gelukkig dat deze illustraties den text verdui
delijken, en dat een ieder oordeelen kan, voor
mij, die eens verscheidene werk"en van dezen
Mi'tnchenaar bij elkaar zag, en in zijn eigen milieu,
kunnen zij niet veel bekoring hebben. Ik begrijp
steeds nog niet hoe 't komen kan dat gewone,
bezadigde mfmschen, die nu heel kalm over de
dingen zich tot nadenken zetten, voor zoo'n
bloedtafreel als die voorstelling van de Oorloi/" ons
geeft, anders dan gruwen kunnen. Een onafzien
baar veld, onder een loodzwaren hemel, bodeUt
met grijs-blauwe en gele naakte lijken. In de
verte brand. Op een enorm zwart paard, een
groo'e naakte vent met een van bloed druipend
zwaard. Dat is oorlog. Er ontbreekt nog maar
een catalogus aan, die, als eens bij de schilderijen
van Werisjagin, die voor een paar jaar in Arti
ten toon gesteld waren, andere details beschrijft,
die het oog alleen niet bij machte is waar te nemen.
Zoo iets alleen, al spreek ik niet over de rest,
is toch al meer dan voldoende de bewering te
wettigen die ik, na dat fraaie ding gezien te
hebben, aan een mijner vrienden meende te
moeten schrijven, namelijk dat het meer dan
onbeschaafd is.
Dit is alleen maar om degenen die op dit
Engelsche tijdschrift geabonneerd mochten zijn,
even te waarschuwen. Tn. M.
In de Elseiier van nu, 7e jaargang, Ie afleve
ring, is van Philip Zilckeu een artikel over
Bauer, 't begint met een mooi geteekend portret
van W. Wilzen, en geeft, bij de tekst, verschei
dene fn goed geslaagde reproducties, naar werken
van dezen zeldzamen artist. Vooral een fragment
uit een geïllustreerden brief is interessant.
Voor eenigen tijd werd voor de leden van de
vereeniging Sint Lucas door de heeren Vos en
Ie Grand een prijsvraag voor een reclamekaart
uitgeschreven, die bij uitvoering, als drukwerk
moest wonlen verzonden. Door den heer Aug.
Ie Gras werd de prijs behaald.
Een monument voor Donatello.
Te Florence is op 21 December een monument
voor den beroemden beeldhouwer Donatello
(13S;>?l KUS) onthuld in de door Brunellesco
gebouwde basiliek San Lorenzo, in welke
Donatello's stoffelijk overblijfsel sedert 130 jaren rust.
Het monument, dat door den beeldhouwer
llomanelli en den architect Guidotti is vervaardigd,
is zooveel mogelijk gehouden in den stijl van
Donatello, aan wiens voornaamste werken bijna
alle motieven zijn ontleend. Voor de beeltenis
van den kunstenaar maakte Romanelli gebruik
van het door l'aolo Uccello geschilderde portret,
dat zich te Parijs in den Louvre bevindt en
waarvan de echtheid door de beschrijving van
Vasasi is geconstateerd. liet beeld is door de
gebroeders Galli in brons gegoten. De combinatie
van brons en portier in het monument moet, naar
van bevoegde zijde wordt verzekerd, een zeer
goeden indruk maken. De uitvoering is voor
treffelijk, maar enkele verhoudingen laten, ten
gevolge van fouten in de teekening, te wenschen
over. Dat men dit niet heeft weten te vermijden,
is dubbel jammer nu het een kunstenaar geldt,
die door Benvenuto Cellini de grootste beeld
houwer van alle tijden werd genoemd.
De kleeren zijn niet versleten op eeu bijzondere
plaats. Jas van kamgaren en vrij oud; maar op
den linker elleboog, voor zoover ik zien kan, even
veel wol als op den rechter, hetgeen zelden het
geval is bij meusclieu, die veel schrijven. Hij kou
een handelsreiziger zijn, maar het zakboekje in den
vestzak ontbreekt, evenals een dier handige valiesjes
waar stalen in zitten.
Ik geef deze korte aanduidingen van mijn ver
moedens, alleen om de methode aan te duiden
volgens welke ik tot een conclusie kom. Tot nu
toe had ik alleen negatieve resultaten verkregen.
Ik was tot een zeer beperkt getal beroepen geko
men. Hij was noch advocaat, noch geestelijke,
niettegenstaande eeu slappe vilten hoed en een
eenigszins domiiicsachtige das. Ik aarzelde nu
tusschen pandjeshuishouder en een paardenkoopman,
maar voor het eerste had zij u gezicht te veel
karakter en hij miste die eigenaardige lucht van
paarden, die de laatste altijd bij zich heeft, zelfs
in xijn uren van ontspanning; dus maakte ik
voorloopig eene diagnose van iemand, die zich met
wedrennen bezighoudt, met methodistische neigin
gen; de laatste bijzonderheid werd er bijgevoegd,
wegens zijn hoed en -las.
Geloof tocii niet dat, ik dit alles op deze wijze
bij mijzelf beredeneerde. Het is eerst nu ik mij
heb neergezet met pen en papier, dat ik al die
opeenvolgende stappen zie.
lu werkelijkheid had ik mijn conclusie gemaakt,
zestig seconden na den tijd dat ik mijn hoed over
de oogeu had getrokken en inwendig den uitroep
deed, waarmee miju verhaal begint.
Zelfs toen was ik nog niet geheel bevredigd door
miju gevolgtrekking. Maar ik besloot een vraag
te doen, die mij op weg zou helpen. Er lag een
Times naast mijn metgezel en ik vond de gelegen
heid te schoon om die te laten voorbijgaan.
Hebt u er ook tegen dat ik uw eouraut even
inzie ?" vroeg ik.
Zeker niet, mijnheer, zeker niet," zei hij zeer
vriendelijk, mij het blad toereikend.
0?er stol, Periode en Rhythme.
Aan den heer Albert Venvey.
Waarde lieer,
Uw beschouwing over stijl, rhythme en volzin,
leerzaam als zij is, kan niet als een argument
tegen mij gelden. Want ik heb die termen niet
geheel gebruikt met de bedoeling, door u toe
gelicht. Gij laat mij van stijl en tolzin spreken
in den schoolschen, en ik nam ze in een meer
liberalen zi<', wijl ik, als voorbeeld, aan den stijl,
den volzin en ook aan de rhythme van l'Iato dacht.
Kil ik meende, deze liheraliteit was duidelijk aan
gewezen, waar ik sprak van woordenresksen,
die men kan hanteeren. tot het bereiken vaneen
zuiver eiïekt."
Ik zou u wel willen vragen : is er wel proza
en ook poëzie bestaanbaar, niet opgebouwd uit
woordenreeksen, die ieder voor zich als n geheel
zich doen gevoelen 'l En niets anders dan zulk
een woordenreeks bedoelde ik met het woord
periode, en met stijl de volkomenheid en de
individueele volkomenheid in het gebruik dier
woordenreeksen.
Een periode dan noemde ik een woordenreeks,
die als een eenheid gevoeld wordt. Hoe brengt
de schrijver die eenheid in zijn volzin ? Een
der middelen noemdet gy zelf, het is het beginsel
van de evenmaat. Maar gij zelf voegdet er zeer
terecht bij: het beginsel van evenmaat brengt
alleen dan leven in den volzin, wanneer een rijke
ziel er achter schuilt, wanneer het beginsel met
aandrang en virtuositeit gebruikt wordt.
Welk ander middel is er nog? Ik geloof dat
men alle denkbare middelen onder nen naam
kan samenvatten, en wel niet het woord rJiythwe.
Want gelijk een strooming bestaat uit vele deelen
die achtereen komen en te zamen als n geheel
opgevat worden, zoo heeft ook een volzin deelen,
ieder op zfch zelf gevoeld, en toch het besef
gevend, dat zij bijeen hooren. De schema's nu
der rhythmen zijn meer dan n, en ik zou
wederom het beginsel van evenmaat kunnen
noemen als karakteristiek van n der schema's,
en de kunstgreep der mttitluse als een welbekend
middel om het bijeonbehooren ook voor,de ziel,
en niet voor den geest slechts tastbaar te maken.
Doch ook de antithese is, zonder virtuositeit
toegepast, al spoedig droog en stuitend.
Uit deze bespreking van de woorden periode
en rhythme blijkt reeds, waarde lezer, dat ik ze
als naverwante begrippen beschouwde, toen ik
over proza sprak, en daarbij van een liberale
opvatting uitging. Want de rhythme is het, die
van het vele n, en wel een levend n, en dus
een levende periode maakt.
En natuurlijk moet zulk een periode, bij voor
keur, niet slechts levend, doch ook schoon levend
zijn, of zoo ge liever wilt, artistiek levend.
\\anneer dit schoon levende bereikt is, is de
stijl bereikt; zoo niet, dan kan er genoeg bereikt
zijn, om ons van een onvolkomen stijl te doen
spreken; wanneer een auteur aan het schoon
levende van zijn perioden een persoonlijk cachet
heeft gegeven, mag men hem zijn stijl toekennen;
en zoo het pei'soonlijk-schoon-levende niet
volkomen is uitgedrukt is zijn stijl onvolkomen.
Dit tot toelichting van de technische termen
zooals ik ze gebruikte, het zal wel waar zijn
dat men pogingen tot stijl, aanwijzingen op stijl,
schema's van stijl óók menigmaal stijl noemt ,
en er blijkt uit deze toelichting, dat ik geen
schoolmeesterachtigen, doch een zeer liberalen
Ik keek de kolommen door, tot mijn oog viel
op de laatste weddmgschappen. Kijk eens," zei
ik, //tij wedden op het lievelingspaard" //Maar
misschien," ging ik voort, interesseert gij u niet
voor die dingen ?"
//Strikken, mijnheer," zei hij heftig, //listen van
den vijand! Stervelingen zijn maar eejiige jaren
levens-, gegund, hoe kunnen zij die zoo verspillen!
Zij hebben geen oog voor hun armzalige
wereldsche belangen," ging hij bedaar.ler voort,
of zij zouden nooit wedden op een paard, dat
maar zoo'ii kleinen voorsprong heeft."
Er was iets in dit gezegde dat mij bijzonder
prikkelde. Ik geloof dat het de vreemdsoortige
manier was, wairop liij godsdienstige onverdraag
zaamheid dooreen mengde met wereldwijsheid. Ik
legde den Times ter zijde, met de overtuiging dat
ik de paar volgende uren beter besteden kou dan
door er in te lezen.
Gij spreekt in elk geval als iemand die ver
stand van de zaak heeft," zei ik.
?Ta mijnheer," antwoordde hij, weinig menscheii
in Engeland hadden er meer verstand van, in
vervlogen dagen, vóór ik van beroep veranderde.
Maar dat is nu al lang voorbij."
Van beroep veranderde?" herhaalde ik vragend.
Ja; en ook van naam."
Waarlijk?" zei ik.
Ja, ziet ge, een man moet heelemaal van nieuws
af beginnen, als zijn oogen geopend worden,
zoodat alles om zoo te zeggen anders wordt. Dan
heeft, hij een goede kans.
Hier was eeu korte pauze, daar ik op verboden
terrein scheen te komen, toen het vroeger leven
van mijn reisgenoot ter sprake kwam en hij scheen
niet genegen tot verdere inlichtingen. Ik verbrak
het stilzwijgen, door hem c^n sigaar aan te bieden.
Neen, dank u," zei hij; ik rook niet meer.
Dat was het hardste van alles. Het doet mij
goed de lucht van uw sigaar te ruiken. Zeg
eens," ging hij eensklaps voort, mij strak aan
kijkend met zijn sluwe grijze oogen; waarom