Historisch Archief 1877-1940
No. 1020
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Een mopperend monarch.
LEOPOLD: Awel zulle! als gai nie gauw content zait, kunt ge me en compagnie
de botte kussche! verstoadt 'e me nie, dan zal 'k 't al in Fransch
zegge, verdikke!
miiiiiMimiliMiim
te gaan. Bovendien time is money en dat
behoorden juilie beter te begrijpen dan je
tot dusver deedt; had ik jou en je voorgangers
b.v. dagelijks in een medicijn hoek kunnen vin
den, hoeveel uren van onnoodig gesnap bij mij
aan huis zou ik niet hebben uitgewonnen; want
je weet even goed als ik dat het effectiye van je
visite in de meeste gevallen geen vijf'minuten
vordert om dat je patiënt te verstrekken. Jij
bent nu buiten dienst, je kunt er dus geen
voordeel uit trekken, maar misschien heb je
?den een of anderen vriend die wel een zetje
velen kan. Welnu, deel dien den wijzen raad
mee, dat hij zich beschikbaar stelle voor Beurs
behandeling. Geloof me, daar zijn zaken mee
te maken, als hij ten minste niet, tegen een al
?te hoog tarief werkt en geen krediet verleent,
?want er zijn nergens meer loopende zieken
?dan juist op de Beurs. Maar, zooals ik reeds
zei, je Kring" is op den goeden weg. Keulen
en Aken zijn niet op een dag gebouwd, ik
?waardeer het dat zij van wal zijn gestoken,
ze zullen nu vnn zelf wel verder komen. Maar
n ding zou ik graag weten en dat ken jij
me wel zeggen: wat was de naaste aanleiding
tot het annonceeren van die Prijscourant: had
den ze last van lui, die onder de markt
werkten, of was er een bende afzetters, die
naar zich toehaalden, w_at zij krijgen konden ;
ons patiënten eenvoudig gebruikten om zich
den zak zelf te spekken, die b.v. drie maal
hooger rekenden dan hun diensten waard waren?
Neen! antwoordde Blooker met duidelijk
merkbare verheffing van stem, terwijl zijn
gelaatskleur iets meer teekende. U spreekt
daar van dingen, waarvan u werkelijk geen
verstand hebt. Het medisch leven is voor u
een gesloten boek. Als u wil dat ik over
deze aangelegenheden verder met u zal praten,
dan vorder ik, dat u mij gelooft, waar ik u zeg,
dat onedele concurrentie onder ons huis
artsen een onbekende zaak is, en het
beurzensnijden geheel buiten onzen Kring ligt. Neen,
mijnheer Brommeijer, u als koopman, die uit
.alles een slaadje tracht te maken, hoe dan ook,
moge dat ongelooflijk schijnen, maar ik ver
zeker u alle onderkruipers-, woekeraars-,
schacheraars-, bandieten- en roofvogels-manieren
zijn ons medici vreemd.
Nu, zei ik, daar heb ik jou ook nooit op
aangezien, dan had ik je immers vier maanden
geleden niet nog tot mijn eigen huisarts gekozen.
Ik verzoek u wel te bedenken, hernam hij,
?dat ik niet over me zelf spreek ; ik behoor niet
langer tot het gild, maar ik zou te kort doen
aan de waarheid, indien ik verzweeg, dat de
faculteit een keuryendel is van het groote leger,
dat onbaatzuchtige plichtsbetrachting verde
digt door daarvan het schitterend voorbeeld te
geven. En hoe zou dat anders kunnen zijn, waar
de huisarts reeds in zijn studiejaren opge
kweekt wordt door leeraren, die hem de liefde
lot de wetenschap en de lijdende menschheid
hebben ingeblazen? Is de opleiding van den
medicus u bekend? Gij schudt van neen, maar
ook zonder dat zou ik begrijpen, hoe veel er
aan uw inzicht ten deze ontbreekt, want reeds
de vragen zelf, die gij deedt, bewijzen maar al
te zeer, dat gij over hen oordeelt als een
blinde over de kleuren. Hadt gij maar eens
een half jaartje een cursus gevolgd in de
medische moraal, het zou zeer zeker u onmoge
lijk zijn te onderstellen, dat een huisarts een
andere rangschikking van hetgeen, waarvoor
hij zich inspant, kent, dan deze: l de lijdende
menschheid, 2 de wetenschap, 3 het eigen
levensonderhoud, dat laatste, als hij het niet
geheel vergeet, in elk geval niet eer dan
nummer drie. U moest eens weten hoc er,
dat bij ons aan de academie al wordt
ingestampt. Ik sprak u daar van het college
in de medische moraal. Levendig herinner
ik mij nog hoe de professor destijds een uur
per week ons die hoofdwaarhederi, laat ik
liever zeggen die levensbeginselen, ontvouwde.
»Wat ge niet wilt dat u geschiedt, doe dat
ook aan een ander niet," was eigenlijk bij
alles wat hij doceerde, het uitgangspunt. Een
medicus, zoo stond hij dan te Betoogen, moest
de minst zelfzuchtige mensch zijn onder zijn
medestervelingen, 't Behoorde hem er niet
om te doen zijn er zelf beter van te worden.
maar een ander beter te maken. Zoo kwam hij
dan na velerlei toelichting tot den stelregel:
«indien gij als huisarts bemerkt, dat uwe kennis
niet toereikend is om een patiënt te genezen,
zult gij u gehouden achten ten spoedigste
hem aan een kundiger persoon over te dragen
en geen visites in rekening te brengen die tot
iemands nadeel hebben gestrekt, maar daaren
tegen zooveel mogelijk de aangebrachte schade
den lijder te vergoeden." En dan gaf' hij een
lange reeks van ziekte-yerergerende dokters
hulp uit de grijze oudheid..., wel mee van het
interessantste, dat ons als toehoorders boeide.
Een anderen keer had hij het over het nemen
van proeven met vergiften en geneesmiddelen,
welker werking nog niet voldoende bekend
was, en bond hij ons op het hart, altijd liever
ons zelf ter eere van de wetenschap en de
lijdende menschheid er aan te wagen dan den
patiënt, aangezien, volgens zijn juiste opmer
king, er veel meer waarde in stak door eigen
corpus licht te ontsteken, dan zich eere te
verwerven door daartoe zoo iets passief's in
den superlativus te gebruiken als een patiënt!
Een van zijn liefste thema's was vervat
in den eisch : Geneest den rijke, maar helpt
den arme het eerst en het best Een arme,
zei hij dan, moet in den regel voel langer
leven dan een rijke om evenveel als deze
genoten te hebben voor hij voorgoed heen
gaat, hij kan door zijn betrekkingen meestal
veel moeielijker gemist worden dan een
die in bonis is. Zijn uitgemergeld lichaam
heeft aanspraak op de fijnste kunst waarmee
de wetenschap ons heeft gewapend, en dan,
zoo voer hij voort ietwat naargeestig, daar
het noodlot had gewild, dut hij zelf niet van
aardsche goederen misdeeld zou zijn als
een rijke ons ontvalt, laat hij toch altijd voor
den Staat en voor hen, die tot treuren geroe
pen zijn, iets achter wat tot troost verstrekken
kan! Onuitputtelijk en buitengewoon wel
sprekend echter was hij als hij ons
(leeolliyal'u'fde aanbeval en afkeer van -vuig" winst
bejag trachtte in te boezemen. Op zulk een
oogenblik, zoo leek het, vergat hij onder
nobele inspiratie alles om zich heen en vaak
zichzelf. Uiterst pikant kon hij een der
onderafdeelingen van dat omvangrijk chapitre, bij ons
bekend onder don naam van »het spreekuur"
behandelen, uit zijn rijke ervaring allerlei
lessen uitdeelende, opdat wij later er voor
zouden zorgen, die rangorde in ons streven
te bewaren, waarbij de lijdende menschhtid en
de wetenschap no. n en twee bleven. Bij
zulk een gelegenheid is het eens voorgeko
men, dat hij in het vuur zijner rede een goud
tientje uit zijn zak haalde, en, geheel in
pveieenstemming met den aard van de medische
wetenschap, die van huis uit experimenteel
is, ons dat voorhield, om de klare tegenstel
ling te geven tusschen de ideëele goederen,
waarnaar wij ons moeten uitstrekken en het
slijk dat den geneeskunstenaar steeds ach
terna wordt geworpen, of hij het begeert of
niet. Al sprekende, mijnheer Brommeijer, lei
hij het goudstukje voor zich op zijn lessenaar,
maar dermate nam de heilige vervoering,
waarin hij geraakte, toe, dat hij het instinct
matig met zijn duim en middelste vinger in
de collegezaal knipte en dit zonder dat wij
bij 't rinkinkelen een van allen opkeken en de
lippen waaraan wij hingen" loslieten, terwijl
het eerst twee dagen later, door de meid, die
de zaal aanveegde, werd opgeraapt. Zoo wa
ren wij toen reeds gevangen onder 's profes
sors moraal.
Toch, het hoogtepunt van zijn enthousiasme
werd eerst bereikt, als hij het had over de
onderlinge verhouding der heeren huisartsen,
een hoofdstuk, waarboven wij op zijn stellige
aanwijzing in ons dictaat moesten schrijven :
De, Coller/a liefde, en dat minstens zes weken
ter behandeling vorderde. Hij onderscheidde
daarbij :.es stadiën of tijdperken : de collega
die begint, de collega die in trek komt, de
collega die meer te doen heeft dan hij af kan,
de collega die zijn praktijk wenscht te be
perken, de collega in ruste en eindelijk de
collega die hegraven wordt. Al deze ver
schillende stadiëu brachten volgens hem elk
een bijzondere collega-liefde tot aanzijn.
Behalve met deze stadiën of tijdperken had
men dan nog te rekenen met zes species van huis
artsen die in de zes stadiën kunnen voorko
men: als de collega-meester, de collega-arts, de
collega-doctor,de collega-specialiteit,de
collegaprofessor met en de cpllega-prof'essor .?.on/Ier
praktijk. Wat evenwel deze studie, bij welke
aan wetenschappelijkheid niets ontbreken
mocht, nog ingewikkelder maakte, was de
moeilijkheid om bij die zes stadiën en na
deze zes species nog plaats te verkenen aan
eenige overgangsgroepen, die toch volledig
heidshalve niet mochten worden vergeten ;
zooals de tandartsen, de vroedvrouwen, de
pedicuren, de apothekers, de verkoopers van
geliemnmddelen, de fabrikanten van Haarlem
merolie, enz. en dan nog de kwakzalvers;
maar opdat er getn sprake zou kunnen zijn
van onjuistheid tengevolge van partijdigheid,
gaf hij ons .steeds den raad, bij het onder
werp fuUeya-lirfde voor de kwakzalvers in ons
dictaat een bladzijde geheel wit te laten, orn
(iie te gelegenertijd, als wij hem door eigen
ervaring in de praktijk beter hadden leeren
kennen, volkomen naar waarheid in te vullen.
Ik moet zeggen, riep ik uit, het is me een
openbaring wat je me daar vertelt; dat eene
punt, zoo eenvoudig als 't schijnt, is dus een
heel netwerk! en Blooker lachte mij haast
toe, blijkbaar in zijn schik, dat ik hem zoo
goed begreep.
En', hervatte hij, ik zou daar dagen en weken
met u over kunnen spreken, iets wat echter
zooals u weet, geheel tegen mijn gewoonte
zou zijn ; maar daar ik, in het belang eener
betere appreciatie van de faculteit, niemand
liever dan u bekeer, wil ik niet nalaten u
althans de conclusie mee te deelen, waartoe
onze professor bij zijn overwegingen van dit
zoo belangrijke punt kwam. Als ik u bidden
mag, mijneheeren, sprak hij dan met iets
smeekends in zijn oog: gunt elkander deupntient,
schrijft die woorden niet alleen in uw
dictaat, laat ze afdrukken boven elke blad
zijde van uw rekenintïboek, grift die spreuk
iii uw hart. De geneeskunst, mijneheeren,
heeft tot hulpmiddelen het hoofd en de hand,
maar zij leeft eerst en komt alleen tot kracht
diep in het verborgen binnenste van uw ge
moed. Uw taak, mijneheeren, wél vervuld,
is door daden, de wet en de profeten te be
vestigen, meer dan dat. beiden verre in de
schaduw te stellen. Wat Mozes gevraagd
heeft, was nog niet veel. Gij zult niet begeeren
iets wat uws naaste is. Zeker, dat is soms
moeilijk, maar de groote wetgever wist nog
niet wat het zeggen wilde: Gij zult niet be
geeren uws naasten patiënt, want in dat
begeeren ligt bijna altijd het verlangen op
gesloten, dien ongelukkigen lijder te mogen
behandelen, in zijn eigen belang, d. w. z. hem
heter te behandelen dan uw collega dat vermag.
Wat gij dus in uzelf' te overwinnen hebt, is
geenszins het grove egoisme. Uitsluitend van u
als medicus wordt geeischt zelfs de
naat-tenlief'de zóó in toom te houden, dat uw deugd uw
eigen braafheid overtreft. Ja, dat is wonder
baar, dat vordert een doordringen van het
aardsche door het hernelsche en van het
hemelsche door het aardsche, iets waarvoor
ge onmogelijk een ander zinnebeeld zult kun
nen kiezen dan Aesculapius' slang, gelijk die,
ter beduiding dat zij haar plicht heeft vervuld,
als symbool der oneindigheid, destaart in den
bek, zoo menigmaal wordt waargenomen juist
aan de A'crA7w/'.spoort.
Ik wil eerlijk bekennen dat ik in langen
tijd geen gesprek had gehouden, waaruit ik
zoo veel heb geleerd. Ook had ik nooit kun
nen denken, dat Blooker, die me slechts een
poosje als huisarts heeft gediend, en mij steeds
toescheen meer aan intellect dan aan senti
ment niet zich rond te dragen, zoo warm ge
voelig kon zijn. Wat hij zei, en juist dat /tij
het zei, gaf mij een geheel anderen kijk op
den geneeskundigen »kring"dan ik tot dusverre
had. Ik was zóó uit het veld geslagen, dat ik
geen enkele opmerking meer over de geannon
ceerde Prijscourant durfde maken. Zelden heb
ik duidelijker gevoeld, dat ik mij had vergist
en toen hij mij verzekerde : de publiceering
van het tarief heeft gf en andere reden dan dat
de medici als coliegas door liefde gedrongen, elk
ander het berekenen hunner noodzakelijke on
kosten en der matigste vergoeding voor
dienstpraestatie gemakkelijk willen maken had ik
den moed niet een ij-ren twijfel daaromtrent uitte
spreken. Alleen, zei ik, nu ik dat alles weet,
Blooker, is het me volstrekt onbegrijpelijk dat
jij uit dien kring bent getreden. Hoe is het
mogelijk dat je geen dokter bent gebleven,
want nietje dokters opvoeding, vreesik, kom
je bij Publieke Werken in het gasthuis terecht.
Maar Blooker Inchte nu werkelijk even. U
heeft, gelijk Mr. Brommeijer, maar als je,
zooals ik, jaren lang niets anders hebt gedaan
dan menschen genezen, dan wordt je van zelf
er nieuwsgierig naar, hoe het je toch wel te
moede zal wezen als paticnt.