De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 10 januari pagina 9

10 januari 1897 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 1020 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Een mopperend monarch. LEOPOLD: Awel zulle! als gai nie gauw content zait, kunt ge me en compagnie de botte kussche! verstoadt 'e me nie, dan zal 'k 't al in Fransch zegge, verdikke! miiiiiMimiliMiim te gaan. Bovendien time is money en dat behoorden juilie beter te begrijpen dan je tot dusver deedt; had ik jou en je voorgangers b.v. dagelijks in een medicijn hoek kunnen vin den, hoeveel uren van onnoodig gesnap bij mij aan huis zou ik niet hebben uitgewonnen; want je weet even goed als ik dat het effectiye van je visite in de meeste gevallen geen vijf'minuten vordert om dat je patiënt te verstrekken. Jij bent nu buiten dienst, je kunt er dus geen voordeel uit trekken, maar misschien heb je ?den een of anderen vriend die wel een zetje velen kan. Welnu, deel dien den wijzen raad mee, dat hij zich beschikbaar stelle voor Beurs behandeling. Geloof me, daar zijn zaken mee te maken, als hij ten minste niet, tegen een al ?te hoog tarief werkt en geen krediet verleent, ?want er zijn nergens meer loopende zieken ?dan juist op de Beurs. Maar, zooals ik reeds zei, je Kring" is op den goeden weg. Keulen en Aken zijn niet op een dag gebouwd, ik ?waardeer het dat zij van wal zijn gestoken, ze zullen nu vnn zelf wel verder komen. Maar n ding zou ik graag weten en dat ken jij me wel zeggen: wat was de naaste aanleiding tot het annonceeren van die Prijscourant: had den ze last van lui, die onder de markt werkten, of was er een bende afzetters, die naar zich toehaalden, w_at zij krijgen konden ; ons patiënten eenvoudig gebruikten om zich den zak zelf te spekken, die b.v. drie maal hooger rekenden dan hun diensten waard waren? Neen! antwoordde Blooker met duidelijk merkbare verheffing van stem, terwijl zijn gelaatskleur iets meer teekende. U spreekt daar van dingen, waarvan u werkelijk geen verstand hebt. Het medisch leven is voor u een gesloten boek. Als u wil dat ik over deze aangelegenheden verder met u zal praten, dan vorder ik, dat u mij gelooft, waar ik u zeg, dat onedele concurrentie onder ons huis artsen een onbekende zaak is, en het beurzensnijden geheel buiten onzen Kring ligt. Neen, mijnheer Brommeijer, u als koopman, die uit .alles een slaadje tracht te maken, hoe dan ook, moge dat ongelooflijk schijnen, maar ik ver zeker u alle onderkruipers-, woekeraars-, schacheraars-, bandieten- en roofvogels-manieren zijn ons medici vreemd. Nu, zei ik, daar heb ik jou ook nooit op aangezien, dan had ik je immers vier maanden geleden niet nog tot mijn eigen huisarts gekozen. Ik verzoek u wel te bedenken, hernam hij, ?dat ik niet over me zelf spreek ; ik behoor niet langer tot het gild, maar ik zou te kort doen aan de waarheid, indien ik verzweeg, dat de faculteit een keuryendel is van het groote leger, dat onbaatzuchtige plichtsbetrachting verde digt door daarvan het schitterend voorbeeld te geven. En hoe zou dat anders kunnen zijn, waar de huisarts reeds in zijn studiejaren opge kweekt wordt door leeraren, die hem de liefde lot de wetenschap en de lijdende menschheid hebben ingeblazen? Is de opleiding van den medicus u bekend? Gij schudt van neen, maar ook zonder dat zou ik begrijpen, hoe veel er aan uw inzicht ten deze ontbreekt, want reeds de vragen zelf, die gij deedt, bewijzen maar al te zeer, dat gij over hen oordeelt als een blinde over de kleuren. Hadt gij maar eens een half jaartje een cursus gevolgd in de medische moraal, het zou zeer zeker u onmoge lijk zijn te onderstellen, dat een huisarts een andere rangschikking van hetgeen, waarvoor hij zich inspant, kent, dan deze: l de lijdende menschheid, 2 de wetenschap, 3 het eigen levensonderhoud, dat laatste, als hij het niet geheel vergeet, in elk geval niet eer dan nummer drie. U moest eens weten hoc er, dat bij ons aan de academie al wordt ingestampt. Ik sprak u daar van het college in de medische moraal. Levendig herinner ik mij nog hoe de professor destijds een uur per week ons die hoofdwaarhederi, laat ik liever zeggen die levensbeginselen, ontvouwde. »Wat ge niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook aan een ander niet," was eigenlijk bij alles wat hij doceerde, het uitgangspunt. Een medicus, zoo stond hij dan te Betoogen, moest de minst zelfzuchtige mensch zijn onder zijn medestervelingen, 't Behoorde hem er niet om te doen zijn er zelf beter van te worden. maar een ander beter te maken. Zoo kwam hij dan na velerlei toelichting tot den stelregel: «indien gij als huisarts bemerkt, dat uwe kennis niet toereikend is om een patiënt te genezen, zult gij u gehouden achten ten spoedigste hem aan een kundiger persoon over te dragen en geen visites in rekening te brengen die tot iemands nadeel hebben gestrekt, maar daaren tegen zooveel mogelijk de aangebrachte schade den lijder te vergoeden." En dan gaf' hij een lange reeks van ziekte-yerergerende dokters hulp uit de grijze oudheid..., wel mee van het interessantste, dat ons als toehoorders boeide. Een anderen keer had hij het over het nemen van proeven met vergiften en geneesmiddelen, welker werking nog niet voldoende bekend was, en bond hij ons op het hart, altijd liever ons zelf ter eere van de wetenschap en de lijdende menschheid er aan te wagen dan den patiënt, aangezien, volgens zijn juiste opmer king, er veel meer waarde in stak door eigen corpus licht te ontsteken, dan zich eere te verwerven door daartoe zoo iets passief's in den superlativus te gebruiken als een patiënt! Een van zijn liefste thema's was vervat in den eisch : Geneest den rijke, maar helpt den arme het eerst en het best Een arme, zei hij dan, moet in den regel voel langer leven dan een rijke om evenveel als deze genoten te hebben voor hij voorgoed heen gaat, hij kan door zijn betrekkingen meestal veel moeielijker gemist worden dan een die in bonis is. Zijn uitgemergeld lichaam heeft aanspraak op de fijnste kunst waarmee de wetenschap ons heeft gewapend, en dan, zoo voer hij voort ietwat naargeestig, daar het noodlot had gewild, dut hij zelf niet van aardsche goederen misdeeld zou zijn als een rijke ons ontvalt, laat hij toch altijd voor den Staat en voor hen, die tot treuren geroe pen zijn, iets achter wat tot troost verstrekken kan! Onuitputtelijk en buitengewoon wel sprekend echter was hij als hij ons (leeolliyal'u'fde aanbeval en afkeer van -vuig" winst bejag trachtte in te boezemen. Op zulk een oogenblik, zoo leek het, vergat hij onder nobele inspiratie alles om zich heen en vaak zichzelf. Uiterst pikant kon hij een der onderafdeelingen van dat omvangrijk chapitre, bij ons bekend onder don naam van »het spreekuur" behandelen, uit zijn rijke ervaring allerlei lessen uitdeelende, opdat wij later er voor zouden zorgen, die rangorde in ons streven te bewaren, waarbij de lijdende menschhtid en de wetenschap no. n en twee bleven. Bij zulk een gelegenheid is het eens voorgeko men, dat hij in het vuur zijner rede een goud tientje uit zijn zak haalde, en, geheel in pveieenstemming met den aard van de medische wetenschap, die van huis uit experimenteel is, ons dat voorhield, om de klare tegenstel ling te geven tusschen de ideëele goederen, waarnaar wij ons moeten uitstrekken en het slijk dat den geneeskunstenaar steeds ach terna wordt geworpen, of hij het begeert of niet. Al sprekende, mijnheer Brommeijer, lei hij het goudstukje voor zich op zijn lessenaar, maar dermate nam de heilige vervoering, waarin hij geraakte, toe, dat hij het instinct matig met zijn duim en middelste vinger in de collegezaal knipte en dit zonder dat wij bij 't rinkinkelen een van allen opkeken en de lippen waaraan wij hingen" loslieten, terwijl het eerst twee dagen later, door de meid, die de zaal aanveegde, werd opgeraapt. Zoo wa ren wij toen reeds gevangen onder 's profes sors moraal. Toch, het hoogtepunt van zijn enthousiasme werd eerst bereikt, als hij het had over de onderlinge verhouding der heeren huisartsen, een hoofdstuk, waarboven wij op zijn stellige aanwijzing in ons dictaat moesten schrijven : De, Coller/a liefde, en dat minstens zes weken ter behandeling vorderde. Hij onderscheidde daarbij :.es stadiën of tijdperken : de collega die begint, de collega die in trek komt, de collega die meer te doen heeft dan hij af kan, de collega die zijn praktijk wenscht te be perken, de collega in ruste en eindelijk de collega die hegraven wordt. Al deze ver schillende stadiëu brachten volgens hem elk een bijzondere collega-liefde tot aanzijn. Behalve met deze stadiën of tijdperken had men dan nog te rekenen met zes species van huis artsen die in de zes stadiën kunnen voorko men: als de collega-meester, de collega-arts, de collega-doctor,de collega-specialiteit,de collegaprofessor met en de cpllega-prof'essor .?.on/Ier praktijk. Wat evenwel deze studie, bij welke aan wetenschappelijkheid niets ontbreken mocht, nog ingewikkelder maakte, was de moeilijkheid om bij die zes stadiën en na deze zes species nog plaats te verkenen aan eenige overgangsgroepen, die toch volledig heidshalve niet mochten worden vergeten ; zooals de tandartsen, de vroedvrouwen, de pedicuren, de apothekers, de verkoopers van geliemnmddelen, de fabrikanten van Haarlem merolie, enz. en dan nog de kwakzalvers; maar opdat er getn sprake zou kunnen zijn van onjuistheid tengevolge van partijdigheid, gaf hij ons .steeds den raad, bij het onder werp fuUeya-lirfde voor de kwakzalvers in ons dictaat een bladzijde geheel wit te laten, orn (iie te gelegenertijd, als wij hem door eigen ervaring in de praktijk beter hadden leeren kennen, volkomen naar waarheid in te vullen. Ik moet zeggen, riep ik uit, het is me een openbaring wat je me daar vertelt; dat eene punt, zoo eenvoudig als 't schijnt, is dus een heel netwerk! en Blooker lachte mij haast toe, blijkbaar in zijn schik, dat ik hem zoo goed begreep. En', hervatte hij, ik zou daar dagen en weken met u over kunnen spreken, iets wat echter zooals u weet, geheel tegen mijn gewoonte zou zijn ; maar daar ik, in het belang eener betere appreciatie van de faculteit, niemand liever dan u bekeer, wil ik niet nalaten u althans de conclusie mee te deelen, waartoe onze professor bij zijn overwegingen van dit zoo belangrijke punt kwam. Als ik u bidden mag, mijneheeren, sprak hij dan met iets smeekends in zijn oog: gunt elkander deupntient, schrijft die woorden niet alleen in uw dictaat, laat ze afdrukken boven elke blad zijde van uw rekenintïboek, grift die spreuk iii uw hart. De geneeskunst, mijneheeren, heeft tot hulpmiddelen het hoofd en de hand, maar zij leeft eerst en komt alleen tot kracht diep in het verborgen binnenste van uw ge moed. Uw taak, mijneheeren, wél vervuld, is door daden, de wet en de profeten te be vestigen, meer dan dat. beiden verre in de schaduw te stellen. Wat Mozes gevraagd heeft, was nog niet veel. Gij zult niet begeeren iets wat uws naaste is. Zeker, dat is soms moeilijk, maar de groote wetgever wist nog niet wat het zeggen wilde: Gij zult niet be geeren uws naasten patiënt, want in dat begeeren ligt bijna altijd het verlangen op gesloten, dien ongelukkigen lijder te mogen behandelen, in zijn eigen belang, d. w. z. hem heter te behandelen dan uw collega dat vermag. Wat gij dus in uzelf' te overwinnen hebt, is geenszins het grove egoisme. Uitsluitend van u als medicus wordt geeischt zelfs de naat-tenlief'de zóó in toom te houden, dat uw deugd uw eigen braafheid overtreft. Ja, dat is wonder baar, dat vordert een doordringen van het aardsche door het hernelsche en van het hemelsche door het aardsche, iets waarvoor ge onmogelijk een ander zinnebeeld zult kun nen kiezen dan Aesculapius' slang, gelijk die, ter beduiding dat zij haar plicht heeft vervuld, als symbool der oneindigheid, destaart in den bek, zoo menigmaal wordt waargenomen juist aan de A'crA7w/'.spoort. Ik wil eerlijk bekennen dat ik in langen tijd geen gesprek had gehouden, waaruit ik zoo veel heb geleerd. Ook had ik nooit kun nen denken, dat Blooker, die me slechts een poosje als huisarts heeft gediend, en mij steeds toescheen meer aan intellect dan aan senti ment niet zich rond te dragen, zoo warm ge voelig kon zijn. Wat hij zei, en juist dat /tij het zei, gaf mij een geheel anderen kijk op den geneeskundigen »kring"dan ik tot dusverre had. Ik was zóó uit het veld geslagen, dat ik geen enkele opmerking meer over de geannon ceerde Prijscourant durfde maken. Zelden heb ik duidelijker gevoeld, dat ik mij had vergist en toen hij mij verzekerde : de publiceering van het tarief heeft gf en andere reden dan dat de medici als coliegas door liefde gedrongen, elk ander het berekenen hunner noodzakelijke on kosten en der matigste vergoeding voor dienstpraestatie gemakkelijk willen maken had ik den moed niet een ij-ren twijfel daaromtrent uitte spreken. Alleen, zei ik, nu ik dat alles weet, Blooker, is het me volstrekt onbegrijpelijk dat jij uit dien kring bent getreden. Hoe is het mogelijk dat je geen dokter bent gebleven, want nietje dokters opvoeding, vreesik, kom je bij Publieke Werken in het gasthuis terecht. Maar Blooker Inchte nu werkelijk even. U heeft, gelijk Mr. Brommeijer, maar als je, zooals ik, jaren lang niets anders hebt gedaan dan menschen genezen, dan wordt je van zelf er nieuwsgierig naar, hoe het je toch wel te moede zal wezen als paticnt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl