De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 17 januari pagina 3

17 januari 1897 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1021 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. prenten inneemt. Want of het n is de hoofd zaak of het andere, of de kalender, of het prentje. En daarom ware het wel wenschelyk dat velen beide te combineeren wisten, tot een versierden dag-aanwyzer, zoodat die duidelijk en bruikbaar z\j, en tevens mooi en goed versierd, wat dan tot een bewijs voor hun technische ontwikkeling kan dienen. Maar .er zijn er velen, en ik wil en kan die niet allen noemen, die nog steeds in de meest ongehoorde bokkesprongen in hun vak, de grootste bewijzen van kunst- en smaakvaardigheid meenen ta moeten zien. Een kalender is een ding dat dienen moet, dat duidelijk en op een afstand zichtbaar, want meest komen ze in een kantoor te hangen, de datums laat zien van iedere maand, van iedere week als 't noodig is, maar die in ieder geval een gebruikswaarde niet mag missen, en die aan genaam moet z\jn door een passende versie ring, 't Is er mee als met alle dingen die voor het gebruik gemaakt zijn, eerst de duidelijkheid, de practische waarde, en als die goed is, is er meer bereikt dan een nog zoo mooi kleurendrukje, dat 't eigenlijk jammer vindt dat zoomaar twaalf van die bedrukte strookjes de mooie ach tergrond van zijn landschap of schilderij-repro ductie komen bederven. En omdat het dan eerst een kalender moet zyn, en dat daarby alle mogelyke vak-vaardigheid van den genereuzen schenker duidelijk blyken kan, is die kalender van de Gebr. Braakensiek zeker de beste van die hier in het land uitgegeven werden (ik spreek voor zoOTer ik ze zag;. Want die is duidelijk vooreerst, ten tw«ede aangenaam om aan te zien. Ik wil niet zeggen dat die ornamentatie nu juist onberispelijk is, maar 't is aardig, goed begrepen en 't zit goed in mekaar, 't is een kalender en geen kleurendrukje zooals bijv. die van Faddegon & Co., en 't is ook geen ets zooals die van Roeloffsen & Hubner. Maar deze kalender is onder al de niet-goede verreweg de beste. Want die ets van Steelink naar J. Maris is zeker niet zonder veel verdienste, en de kalender daaronder i i zeer goed gedrukt, maar zoo'n naturalistische voorstelling «p een zoo weinig iiaturalistisch ding als een kalender, is een beetje in tegenspraak met zichzelf. De kalender van de Gebr. Braakensiek is door den heer George Reuter ontworpen. Zoo geeft ook de firma de Bussy een vrij weinig smaak aanwijzende, erg Duitsch uitziende kle.erendruk, en verscheidene, onder anderen de Erven van Munster en de 'Ned. Typografenbond be ijveren zich om eens te laten zien hoe men een kalender L iet moet maken. Zoo'n staalkaart van al hun typen en banale ornamentjes, toch een beetje onhebbelijk om aan te zien, zoo iets moest nu toch niet meer mogelyk zijn. De Steendrukkerij voorheen Amand, in de Warmotsstraat geeft een eenigszins decoratief gedachten dagwyzer, door van Caspel ontworpen. Zij is zeker minder in qualiteit dan die van de Gebr. Brakensiek, en niet geheel vrij van eenige Engelsche en heel nieuw-hollandsche invloeden, zfl is niet bijzonder helder van kleur-combinatie, maar er is eenig streven ik, en in ieder geval veel beter dan de een beetje al te rare van de boek- en handelsdrukkerij van I L. Kleynenberg te Haarlem. Ik meen de initialen van H. P. Berlage daarop te ontdekken, maar niettemin te mogen volhouden dan zoo'n quasi-namaak van houtsnijkunst zeer smaakbedervend is. Dan is die van the Studio »het bekende En gelsche tijdschrift beter, dat is gewoon weg een kalender met een prentje in het midden, door William West, een beetje erg vervelend-modieus, een beetje erg zooals de Studio wel meer is, erg geaffecteerd met eenige charme in uitvoering. Een voldoening aan de heerschende mode. Berlage maakte nog voor de Assurantie Maatsch. tjgen Brandschade »de Nederlanden" een Kalender ?"" iiiiiiiliiiiiiiliiiiiiini i i mum immuun ui De Hmierinp m Kapitein ittie, DOOR A. CONAN DüYLE. (Slot.) Kom, mijn jongen," zei hij, ;/ik weet dat jij liet was, die het horloge gestolen hebt. Vertel me hoe je het gedaan hebt, en het kan me niet schelen om je nog vijf pond sterling extra te geven." Ik zou het, u in geen geval vertellen," zei ik //maar vooral niet nu gij een getuige achter dat gordijn verborgen hebt." Ziet ge, ik had ze alle vijf goed bij mekaar en ik liad opgemerkt dat het gordijn meer dicht was geschoven dan vroeger. //Je bent'ons te slim af," zei hij vroolijk. Nu, je hebt je geld gekregen eu daar is Let mee uit. Ik zal er wel oppassen, dat je vooreerst mijn horloge niet weer beet krijgt.?Goeien avond. Neen, die deur niet," voegde hij er bij, toen ik op een kast toestapte. Deze deur is liet," en hij stond op om ze open te doen. Ik ging hem voorbij, deed de voordeur open en was in een ommezien den hoek van het plein om. Ik weet niet hoe lang het duurde \óór de oude heer het weer ontdekte, maar toen ik bij de deur langs hem heen ging, lukte het mij om, voor de tweede maal, zijn zak te rollen en den volgenden morgen lag het erfstuk toch in den smeltkroes. Dat was niet slecht, vondt ge niet'.''" Het oude strijdros spitste blijkbaar de ooreu. Er was een triomfeerende klank in liet slot zijner auecdote, die toonde dat, somtijds ten minste, zijn trots over zijn slimheid het berouw over zijn misdaden overtrof. Het scheen hem pleizier te doen dat ik mij verbaasd toonde over zijn behendigheid. Ja," vervolgde hij lachend, dut was een kapi tale grap. Maar soms heeft de tegenpartij er pleizier van. Zelfs de gladste van ons komt er soms slecht af. Eens is mij een nog al heel bijzonder geval overkomen. Misschien hebt gij er wel van gehoord, want 't is indertijd gedrukt. die in groen, rood en geel op 't eerste gezicht een heel aardigen indruk maakt. De hoofdzaak is hier uitstekend. Niets dan de cijfers, in vakjes gezet, en daarboven de naam van de Mij., de ornamentatie is vry aardig, maar wat barrok, en die soort moorsche vormen zijn minder fraai. Over 't algemeen ontbreekt er finesse aan dit werk, zooals meer aan decoratief gedoe wat hier in Nederland wordt ondernomen. Een uitstekende is die van M. J. P. van Santen op het Rokin. Die is zonder eenige versiering, met een aardige en zeer duidelijke letter en cijfers gedrukt op een grijsachtig papier. Meerdere heb ik er voorloopig niet gezien. Til. MOLKENIJOEK. Muziek omslag. De firma Stumpff en Koning op het Spui heeft bij de door haar uitgegeven muziekstukken, in den laatsten tijd dikwijls blijken van goed willen gegeven. Zij liet verscheidene bekende kunstenaars omslagen voor enkele liederen teekenen, en baar beste werken is tot nogtoe geweest, dat zij van A. J. Derkinderen een volledige versiering voor de Mis van Dr. A. Diepenbrock heeft weten te verkrijgen. ATu heeft Antoon Molkenboer voor een lied van Bernard Zweers een omslag geteekend, dat weinig aan de eischen van een rationeel opgevatte omsluiting beantwoordend, een zeer verdienstelijke lithographie van een meisje in een bergachtig landschap geeft. In het Zeitschrift für Bildende Kunst van Januari j. 1. staat een artikel van Wilhelm Schölerman over Walter Crane. Er zijn ver scheidene illustraties aan toegevoegd, naar in druk uitgekomen werken van dezen zeer genialen Engelschman, maar belangrijk eveneens voor de kennis van dezen strever zijn een tweetal zinco's naar teekeningen, schetsen, naar het lijkt, die Iwter dan veel van zijn laatste werken, een inzicht in zijn bijzonder kunnen geven. Een reproductie naar een van de prenten uit het bekende (Jaeen. Slimmer is uitstekend. Het artikel eindigt met een portret van den kunstenaar, dat lang zoo goed niet is als dat eens in the Studio werd opgenomen. Hetzelfde tijdschrift, hetzelfde nummer, eenige zinco's naar nieuwe photo's in Italiëopgenomen, waarvan een priiimrera van Cosimo Tura, om de eigenaardige ornamentatie van den troon, die er op voorkomt, zeer belangrijk i». Ook in dezelfde aflevering een brons van llodin, de groote fransche-moderne beeldhouder, en een aantal mooie reproducties hij een artikel van H- Brüning over KronJencJitei: Tn. M. In de Illiistrirte Zeitnnfi van 9 Jan. een zinco naar twee prachtige Japansche poppen, nieuw jaars dansers. Bij Van Veen op het Damrak mooie Chineesche bronzen voor het raam. Ppn L door FIÏANS COKNKN JK. 1) De heer Frans Coenen toont zich hier een zeer knap auteur, en ik denk, een Xicnkkc zal menigeen voor' een moeilijk geval brengen. Want ik kan mij begrijpen dat menigeen onbevredigd blijft door zijn voorstelling van het hoekje leven Laat maar eens hooren," zei ik. //Wel, 't is niet heel pleizierig kwaad van zich zelf te moeten vertellen, maar het gebeurde op deze manier. Ik had nog al heel wat ingepakt eu een deel van den buit belegd in den aankoop van een heel mooien diamanten ring. Ik dacht dat dit een appeltje voor den dorst zou wezen, als al de contanten op waren en ik in de klem zat. Ik had hem juist gekocht en ging in den omnibus terug naar mijn kamers toen het toeval wou, dat een heel elegant gekleede jonge dame binnen kwam en naast mij plaats nam. Eerst lette ik niet veel op haar, maar ua een poosje stootte iets hards in haar japon tegen mijn hand, dat mijn ervaren vingers spoedig als een beuis herkenden. Het scheen mij toe, dat ik den tijd niet voordeeliger of aangenamer besteden kon dan door die beurs de mijne te maken. Ik moest het heel voorzichtig doen, maar eindelijk gelukte het mij, mijn hand in haar tamelijk nauwen zak te werken en ik dacht dat de zaak nu klaar was. Juist op dat oogeublik stond zij eensklaps op om de bus te verlaten en ik had nauwelijks den tijd om mijn hand met de beurs er in, ongemerkt uit haar zak te halen, '/ij was al eenigcu tijd weg vóór ik merkte, dat, terwijl ik mijn hand er zoo haastig uittrok, de nieuwe en veel te wijde ring, dien ik droeg, van mijn vinger was gegleden eu in den zak der jonge dame was gebleven. Ik sprong uit den omnibus en liep in de richting, die zij gegaan was, voornemens i zijnde om nog eens haar zak te rollen. Maar zij was verdwenen eu van dien dag af tot op heden heb ik haar nooit weergezien. Nog erger was het, dat er maar vier en een halve stuiver in kopergeld in de beurs was. 't \Vas mijn verdiende loon omdat ik zoo'n mooi meisje had willen bestelen, maar als ik die twee honderd p md gehad had, zou .ik er un niet om verlegen zitten. Goeie hemel, vergeef mij! Wat zeg ik daar';" Hij scheen geneigd om hierna weer in stilzwijgen te vervallen, maar ik was vast van plan om hem nog wat meer aan 't praten te krijgen, als ik kou. Er is minder persoonlijk gevaar in den tak waarvan j gij spreekt," merkte ik op, ,/dan in het inbreken." O," zei hij, weer bezield door zijn onderwerp, het hoogste spel is 't meest waard gespeeld te worden. Spreek van sport, mijnheer, spreek van i visschen en jagen, alles is vervelend in vergelij king van dat. Denk eens aan het groote buiten, met ? zijn bedienden, ziju houden en wapenen eu wij door hem bestudeerd, en toch kan men niet ont kennen dat hij met zeer veel bekwaamheid en talent onderzocht en beschreven heeft. Want men hoort en leest niet graag van de menschlijke kleinheid, en de heer Coenen heeft er genoegen in om deze kleinheid in al haar pieterigheid en mieserigheid in schrift te brengen. De lezer behoort den moed te hebben om zich zelf als een naar wezentje in beeld te zien en niet boos te worden: hij ontvangt van den heer Coenen geen enkel compliment. Want men kan wel niet bewijzen, dat de schrijver geen andere wezens op de wereld erkent, dan het troepje zwakkelingen, hier door hem geteekend, doch zeer waarschijnlijk is dit: wie zulk een boek maakt, ziet een groot deel der mentenen aan voor armzalige stakkers naar ziel en geest, en er is zeer veel kans, waarde lezer, dat hij van u en mij niet veel beter denkt. Maar laat ons bewijzen, dat hij althans niet geheel gelijk heeft in deze onaangename meening. Laat ons toonen, dat wij er wel tegen kunnen, zoo iemand ons klein vindt; laat ons de les ter harte nemen en kalm blijven. Indien zij niet geheel verdiend is, er van protiteeren kunnen wij zeker; hoe meer kleinheid wij van ons werpen, hoe beter, en werpen wij dan het eerst die kleinheid van ons, die ons beletten zou den heer Coenen in zijn verdienste te erkennen. Want die verdienste is zeer groot. De heer Coenen heeft zijn kunst in zijn macht; hij weet wat hij doen kan, en wat hij doet, doet hij goed. Hij is uiterst accuraat in zijn schrijfwerk, en zeer nauwlettend voor alle bijzonderheden van de beschouwde voorwerpen. Zoo hij in dit boek bij voorkeur een kleine wereld onderzocht, men kan niet beweren, dat deze wereld voor hem arm is aan stof voor opmerken en beschrijven. liet tegendeel is waar. Een der redenen, waarom ]'A:H zwakke bezighoudt, al is de atmosfeer der geschiedenis weinig verkwiklijk, is juist de groote hoeveelheid kleine vondstjen, die de schrijver wist te ontdekken. De wereld, waarin zijn personen leven, is vervelend, maar de heer Coenen is niet vervelend en zijn boek evenmin. Heeft hij, hier althans, niet de gave getoond om ook in het geringe het groote te zien, hij is een rijkaard in de kleine muntstukken van het bekrompen leven, en spreidt zijn welgeslagen centen en stuivers met kwistige hand voor uw oogen uit. Ik spreek zooveel over dit kleine, onder an deren, omdat ik vrees, dat velen er zich aan zullen ergeren, en niet ontkend kan worden, dat de heer Coenen zijn lezer niet gespaard heeft. Maar ik hoop, men zal zich niet te zeer ergeren, en nog andere dit.gen erkennen, dan de accuraatheid van het schrijfwerk, en den rijkdom van bijzonderheden. Naar mijn meening is er een ongemeene verdienste in de psychologie van Johan, die de zwakke hoofdpersoon van het ver haal is. Deze jongen, die steeds gehinderd wordt door het gekijf en gekrieuwel om hem heen; die zoo goed gevoelt, hoezeer het zijn omgeving aan grootheid ontbreekt, en die toch niet kan nalaten om zelf te vervallen in het gebrek aan anderen door hem verweten, dit is zeer tref fend. Zeer waar en treffend ook is de afwisse ling van gemoedsstemming, waarin de jonge man leeft. Want hij is niet altijd gedrukt en saai : alleen met ons mes en ons breekijzer en ons ge zond verstand, dat het best van alles is. Het is de triomf van den geest over het ruw geweld, mijnheer, voorgesteld door sloten en grendels." De menscheu beschouwen het precies tegen overgesteld," merkte ik op. Ik heb van alles geprobeerd," zei mijn reisge noot, pens zelfs om de lui aan te vallen op straat en te trachten ze te worgen, maar dat was tegen mijn principes en ik heb liet opgegeven. Ik ben ook een bedlegerige weduwe geweest met drie kinderen." Wat zij t gij geweest r" vroeg ik. »Een bedlegerige weduwe. Geadverteerd, weet ge, om inschrijvingen te krijgen. Ik heb van alles gedaan. Die ondervingen schijnen u te interes seeren," ging gij voort, dus zal ik u een andere anecdote vertellen. Het scheelde toen uriar een heel klein beetje of ik had dwangarbeid gekregen. Een kameraad en .ik '.varen er op uit gegaan naar het platte land het komt er niet op aan waar het was eu hadden onze tenten opgeslagen in een kleine provinciestad. Op de eene of andere manier raakte het bekend dat wij daar waren en men raadde de burgers voorzichtig te zijn, daar er verdachte personen in de buurt gezien waren. We hadden onze plannen moeten veranderen, toen \re zagen dat ze lont roken, maar mijn kameraad was een kordate kerel en wou niet terugtrekken. Arme kleine Jim! Hij was maar o-l- duim breed over de borst en 1:> om de bicips, maar in heel Engeland had de grootte van zijn hart niet kunnen gemeten worden. Hij zei, nu we er eens mee begonnen waven, moesten we er mee doorgaan, dus stemde ik toe om te blijven eu wij kozen Morley Hall", liet landgoed van zekeren kolonel Alority, om mee te beginnen. Nu was die kolonel Morley ongeveer de laatste man in de wereld met \vien we ons hadden moeten inlaten. I tij was een sclierp/.iunige, koelbloedige kerel, die overal rondgezworven en de wereld goed bekeken had en een bepaalde eer scheen te stellen in het ontdekken van misdadigers. Maar we wisten toen nog niets van dat alles, dus gingen wij er vol hoop op uit, om het eens met zijn huis te probeeren. De reden, dat wij hem het eerst uitpikten, was dat, hij een deugniet van een huisknecht er op nahield, die een werktuig was in onze handen. Die knaap had ecu ruw plan van het huis en de hij heeft ook wel zijn gelukkige uren ; zijn ge lukkige dagen zelfs van blijde verwachting, van vroolijkheid om het mooie weer, van behagen in het een-levend-mensch-zijn. Hij kent de ge noegens van een luien Zondag in gezellige een zaamheid doorgebracht; hij kent deze en dergelijke genoegens, al duren zij gewoonlijk niet lang en al eindigen zij vaak met een terugval in naar heid van gevoel. Eu het ontbreekt hem ook in zijn eentonig bestaan toch niet geheel aan be langrijke gebeurtenissen. Hij ondervindt het ontwaken van de zinlijke begeerte ; al is hij een zwakke, hij is niettemin een jonge man, en de kwelling zoomin als de lust van het vleesch blijven hem onbekend. Hij ondergaat zelfs iets van dat samengestelde zielespel, waarin ruwe begeerte en teeder verlangen naast elkander gaan. Ik voor mij neem het den heer Coenen niet kwalijk, dat hij zoo openhartig over het zinnelijke bestaan spreekt. Ik vraag mij alleen af, of hij de casus iiositio niet wat anders had moeten nemen. Nog eens: in een realistisch compleet verhaal van een jonge-mans- bestaan behoort de zinlijkheid voor te komen, maar ik geloof, de heer Coenen had beter gedaan, zoo hij een an deren draai in het geval gebracht had. Wat hij thans zeer fraai voor een Amsterdamschen jongen verricht heeft, werd door anderen voor andere jongens gedaan. Ik denk hierbij vooral aan Vallette's Le Viertje, dat zulk een uitvoerige en schoone analyse geeft van het ontwaken der be geerte bij een zwakken knaap. Wederom, het is goed dat de heer Coenen een diergelijke analyse bij een Hollander bestudeert, maar hij had er iets nieuws in kunnen brengen. Zijn jonge man had naast zijn zuivere zinlijkheid, ook die andere meer poëtische aandoening kunnen gevoelen, die men bij zeer jonge menschen kalverliefde, bij ouderen verliefdheid noemt, en die wellicht wel zinlijkheid bevat, maar toch nog iets anders en iets mér. De zwakke Johan is op den leeftijd, waarop de meesten verliefd raken, zoo zij het nog niet waren, en een schoon dramatisch hoofd stuk had het talent van den heer Coenen kunnen ter wereld brengen, zoo Johan tegelijk verliefd was op de ne vrouw, en met enkel begeerte voor een ander. Zulk een hoofdstuk ware geen haar minder reëel of waar geweest, en wellicht treffender dan het thans gegevene, al zeg ik nog ee;.s, dat ook het thans gegevene fraai is. Er is meer nog, dat, zoo geen vreugde, al thans interest in Johau's leven brengt. Er is de schrijnende kwelling van zijn kantoorleven met het pijnlijke slot, waarbij Johan begrijpt dat hij zijn betrekking verliezen zal. Er is een voortreriijke ontleding van Johan's gemoedstoestand, waarbij hij beurtelings in opstand komt tegen zijn patroon en toch hem vreest. Er is een voortreüijk tooneel, waarin Johan zich vermand heeft om den patroon toe te spreken, en deze hem terstond met harde woorden vernietigt En er is, er is ook de wanhopige episode van Johan's verdriet over zijn zwak leven, zijn niet aangedurfde poging tot zelfmoord, en ein delijk de in koortsachtige spanning begane halve poging, die gelukt. Ik vind deze episode zeer, zér schoon. Maar ik heb een bedenking, wan neer ik ze niet op zichzelf alleen beschouw, doch ook in verband met het gansche verhaal. omgeving voor oiis gemaakt. Alles was vrij goed gesloten en bewaakt en het eeuige zwakke punt dat wij ontdekten was een zekere valdeur, waarvan het, hangslot gebroken was en die van het dak af uitkwam in een rommelkamer. Als wij maar een manier konden vinden om het dak te bereiken, zouden we ons, van boven af, veilig een weg kunnen banen. Beiden vonden we het plan nog al goed en het had iets origineels dat ons toelachte. Het is niet alleen de juweelen of het zilver waar een goede inbreker om denkt. Het gladde van het zaakje en zijn reputatie van krauigheid zijn in zijn oog, van evenveel gewicht. We hadden orjs een paar dagen heel stil gehou den om allen achterdocht in slaap te sussen. Toen gingen Jirn en ik op een donkeren nacht uit en klommen het hek over eu gingen naar het huis toe, zonder een schepsel tegen te komen. Het woei hard, herinner ik mij, en de wolken jaagden langs de lucht. We kekeu den voorkant ceus goed aan en toen ging Jim naar den tuinkaut. Een paar minuten later kwam hij vol verrukking terugloopeu. Wel Bill," zei hij, mij bij den arm grij pend, dat is nu nog eerst een fortuintje! Ze hebben zeker het dak gerepareerd en de ladder laten staan." We gingen er samen heen en zoo waar, daar stond de ladder en stak hoog boven ons hoofd uit en er lagen een paar gereedschappen in 't, rond, ten bewijze dat zij daags aan 't werk waren geweest. We keken eens goed rond om te zien of alles stil was en toen klommen we naar boven, eerst Jim en ik hem achterna. We kwamen boven en zaten wat op het leien dak om een luchtje te scheppen vóór we aan 't werk gingen, maar gij kunt u onze gevoelens voorstellen, toen \ve de ladder, waarlangs we naar boven waren geklommen eensklaps recht overeind in de lucht zagen staan en toen langzaam neerdalen, tot ze beneden in den tuin lag! Eerst hoopten wij dat ze uitgegleden zou zijn, al was dat ook erg genoeg; maar dat idee werd ons al gauw uit het hoofd gebracht. Hola, jullie daar boven!" schreeuwde een stem van beneden. We staken ons hoofd over den kant en daar stond een man, voor zoover als wij zien konden, i u een gekleede jas, midden op het grasperk. Wij hielden ous s'il. Hola!" schreeuwde hij weer. Hoe voel jullie jer Nog al pleizierig, hè? Ha! ha! Jullie Loudensche gauwdieven dacht dat we hier buiten er.;

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl