Historisch Archief 1877-1940
No. 1021
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
prenten inneemt. Want of het n is de hoofd
zaak of het andere, of de kalender, of het prentje.
En daarom ware het wel wenschelyk dat velen
beide te combineeren wisten, tot een versierden
dag-aanwyzer, zoodat die duidelijk en bruikbaar
z\j, en tevens mooi en goed versierd, wat dan
tot een bewijs voor hun technische ontwikkeling
kan dienen. Maar .er zijn er velen, en ik wil
en kan die niet allen noemen, die nog steeds in
de meest ongehoorde bokkesprongen in hun vak,
de grootste bewijzen van kunst- en
smaakvaardigheid meenen ta moeten zien.
Een kalender is een ding dat dienen moet, dat
duidelijk en op een afstand zichtbaar, want meest
komen ze in een kantoor te hangen, de datums
laat zien van iedere maand, van iedere week
als 't noodig is, maar die in ieder geval een
gebruikswaarde niet mag missen, en die aan
genaam moet z\jn door een passende versie
ring, 't Is er mee als met alle dingen die voor
het gebruik gemaakt zijn, eerst de duidelijkheid,
de practische waarde, en als die goed is, is er
meer bereikt dan een nog zoo mooi
kleurendrukje, dat 't eigenlijk jammer vindt dat zoomaar
twaalf van die bedrukte strookjes de mooie ach
tergrond van zijn landschap of schilderij-repro
ductie komen bederven.
En omdat het dan eerst een kalender moet
zyn, en dat daarby alle mogelyke
vak-vaardigheid van den genereuzen schenker duidelijk
blyken kan, is die kalender van de Gebr.
Braakensiek zeker de beste van die hier
in het land uitgegeven werden (ik spreek voor
zoOTer ik ze zag;. Want die is duidelijk vooreerst,
ten tw«ede aangenaam om aan te zien. Ik wil
niet zeggen dat die ornamentatie nu juist
onberispelijk is, maar 't is aardig, goed begrepen en
't zit goed in mekaar, 't is een kalender en geen
kleurendrukje zooals bijv. die van Faddegon & Co.,
en 't is ook geen ets zooals die van Roeloffsen
& Hubner. Maar deze kalender is onder al de
niet-goede verreweg de beste. Want die ets
van Steelink naar J. Maris is zeker niet
zonder veel verdienste, en de kalender daaronder
i i zeer goed gedrukt, maar zoo'n naturalistische
voorstelling «p een zoo weinig iiaturalistisch ding
als een kalender, is een beetje in tegenspraak
met zichzelf. De kalender van de Gebr.
Braakensiek is door den heer George Reuter ontworpen.
Zoo geeft ook de firma de Bussy een vrij weinig
smaak aanwijzende, erg Duitsch uitziende
kle.erendruk, en verscheidene, onder anderen de Erven
van Munster en de 'Ned. Typografenbond be
ijveren zich om eens te laten zien hoe men een
kalender L iet moet maken. Zoo'n staalkaart van
al hun typen en banale ornamentjes, toch een
beetje onhebbelijk om aan te zien, zoo iets moest
nu toch niet meer mogelyk zijn.
De Steendrukkerij voorheen Amand, in de
Warmotsstraat geeft een eenigszins decoratief
gedachten dagwyzer, door van Caspel ontworpen.
Zij is zeker minder in qualiteit dan die van de
Gebr. Brakensiek, en niet geheel vrij van eenige
Engelsche en heel nieuw-hollandsche invloeden,
zfl is niet bijzonder helder van kleur-combinatie,
maar er is eenig streven ik, en in ieder geval
veel beter dan de een beetje al te rare van de
boek- en handelsdrukkerij van I L. Kleynenberg
te Haarlem. Ik meen de initialen van H. P.
Berlage daarop te ontdekken, maar niettemin te
mogen volhouden dan zoo'n quasi-namaak van
houtsnijkunst zeer smaakbedervend is.
Dan is die van the Studio »het bekende En
gelsche tijdschrift beter, dat is gewoon weg een
kalender met een prentje in het midden, door
William West, een beetje erg vervelend-modieus,
een beetje erg zooals de Studio wel meer is,
erg geaffecteerd met eenige charme in uitvoering.
Een voldoening aan de heerschende mode.
Berlage maakte nog voor de Assurantie Maatsch.
tjgen Brandschade »de Nederlanden" een Kalender
?"" iiiiiiiliiiiiiiliiiiiiini i i mum immuun ui
De Hmierinp m Kapitein ittie,
DOOR
A. CONAN DüYLE.
(Slot.)
Kom, mijn jongen," zei hij, ;/ik weet dat jij
liet was, die het horloge gestolen hebt. Vertel me
hoe je het gedaan hebt, en het kan me niet schelen
om je nog vijf pond sterling extra te geven."
Ik zou het, u in geen geval vertellen," zei ik
//maar vooral niet nu gij een getuige achter dat
gordijn verborgen hebt." Ziet ge, ik had ze alle
vijf goed bij mekaar en ik liad opgemerkt dat het
gordijn meer dicht was geschoven dan vroeger.
//Je bent'ons te slim af," zei hij vroolijk. Nu,
je hebt je geld gekregen eu daar is Let mee uit.
Ik zal er wel oppassen, dat je vooreerst mijn
horloge niet weer beet krijgt.?Goeien avond.
Neen, die deur niet," voegde hij er bij, toen ik
op een kast toestapte. Deze deur is liet," en hij
stond op om ze open te doen. Ik ging hem
voorbij, deed de voordeur open en was in een
ommezien den hoek van het plein om. Ik weet
niet hoe lang het duurde \óór de oude heer het
weer ontdekte, maar toen ik bij de deur langs
hem heen ging, lukte het mij om, voor de tweede
maal, zijn zak te rollen en den volgenden morgen
lag het erfstuk toch in den smeltkroes. Dat was
niet slecht, vondt ge niet'.''"
Het oude strijdros spitste blijkbaar de ooreu.
Er was een triomfeerende klank in liet slot zijner
auecdote, die toonde dat, somtijds ten minste, zijn
trots over zijn slimheid het berouw over zijn
misdaden overtrof. Het scheen hem pleizier te doen
dat ik mij verbaasd toonde over zijn behendigheid.
Ja," vervolgde hij lachend, dut was een kapi
tale grap. Maar soms heeft de tegenpartij er
pleizier van. Zelfs de gladste van ons komt er soms
slecht af. Eens is mij een nog al heel bijzonder
geval overkomen. Misschien hebt gij er wel van
gehoord, want 't is indertijd gedrukt.
die in groen, rood en geel op 't eerste gezicht
een heel aardigen indruk maakt. De hoofdzaak
is hier uitstekend. Niets dan de cijfers, in vakjes
gezet, en daarboven de naam van de Mij., de
ornamentatie is vry aardig, maar wat barrok, en
die soort moorsche vormen zijn minder fraai.
Over 't algemeen ontbreekt er finesse aan dit
werk, zooals meer aan decoratief gedoe wat hier
in Nederland wordt ondernomen.
Een uitstekende is die van M. J. P. van Santen
op het Rokin. Die is zonder eenige versiering,
met een aardige en zeer duidelijke letter en
cijfers gedrukt op een grijsachtig papier.
Meerdere heb ik er voorloopig niet gezien.
Til. MOLKENIJOEK.
Muziek omslag.
De firma Stumpff en Koning op het Spui heeft
bij de door haar uitgegeven muziekstukken, in
den laatsten tijd dikwijls blijken van goed willen
gegeven. Zij liet verscheidene bekende kunstenaars
omslagen voor enkele liederen teekenen, en baar
beste werken is tot nogtoe geweest, dat zij van
A. J. Derkinderen een volledige versiering voor
de Mis van Dr. A. Diepenbrock heeft weten te
verkrijgen. ATu heeft Antoon Molkenboer voor
een lied van Bernard Zweers een omslag
geteekend, dat weinig aan de eischen van een rationeel
opgevatte omsluiting beantwoordend, een zeer
verdienstelijke lithographie van een meisje in een
bergachtig landschap geeft.
In het Zeitschrift für Bildende Kunst van
Januari j. 1. staat een artikel van Wilhelm
Schölerman over Walter Crane. Er zijn ver
scheidene illustraties aan toegevoegd, naar in
druk uitgekomen werken van dezen zeer genialen
Engelschman, maar belangrijk eveneens voor de
kennis van dezen strever zijn een tweetal zinco's
naar teekeningen, schetsen, naar het lijkt, die
Iwter dan veel van zijn laatste werken, een inzicht
in zijn bijzonder kunnen geven. Een reproductie
naar een van de prenten uit het bekende (Jaeen.
Slimmer is uitstekend. Het artikel eindigt met
een portret van den kunstenaar, dat lang zoo
goed niet is als dat eens in the Studio werd
opgenomen.
Hetzelfde tijdschrift, hetzelfde nummer, eenige
zinco's naar nieuwe photo's in Italiëopgenomen,
waarvan een priiimrera van Cosimo Tura, om
de eigenaardige ornamentatie van den troon, die
er op voorkomt, zeer belangrijk i».
Ook in dezelfde aflevering een brons van llodin,
de groote fransche-moderne beeldhouder, en een
aantal mooie reproducties hij een artikel van
H- Brüning over KronJencJitei: Tn. M.
In de Illiistrirte Zeitnnfi van 9 Jan. een zinco
naar twee prachtige Japansche poppen, nieuw
jaars dansers.
Bij Van Veen op het Damrak mooie Chineesche
bronzen voor het raam.
Ppn
L
door FIÏANS COKNKN JK. 1)
De heer Frans Coenen toont zich hier een
zeer knap auteur, en ik denk, een Xicnkkc zal
menigeen voor' een moeilijk geval brengen. Want
ik kan mij begrijpen dat menigeen onbevredigd
blijft door zijn voorstelling van het hoekje leven
Laat maar eens hooren," zei ik.
//Wel, 't is niet heel pleizierig kwaad van zich
zelf te moeten vertellen, maar het gebeurde op
deze manier. Ik had nog al heel wat ingepakt eu
een deel van den buit belegd in den aankoop van
een heel mooien diamanten ring. Ik dacht dat dit
een appeltje voor den dorst zou wezen, als al de
contanten op waren en ik in de klem zat. Ik had
hem juist gekocht en ging in den omnibus terug
naar mijn kamers toen het toeval wou, dat een
heel elegant gekleede jonge dame binnen kwam en
naast mij plaats nam. Eerst lette ik niet veel op
haar, maar ua een poosje stootte iets hards in haar
japon tegen mijn hand, dat mijn ervaren vingers
spoedig als een beuis herkenden. Het scheen mij
toe, dat ik den tijd niet voordeeliger of aangenamer
besteden kon dan door die beurs de mijne te
maken. Ik moest het heel voorzichtig doen, maar
eindelijk gelukte het mij, mijn hand in haar
tamelijk nauwen zak te werken en ik dacht dat
de zaak nu klaar was. Juist op dat oogeublik
stond zij eensklaps op om de bus te verlaten en
ik had nauwelijks den tijd om mijn hand met de
beurs er in, ongemerkt uit haar zak te halen, '/ij
was al eenigcu tijd weg vóór ik merkte, dat, terwijl
ik mijn hand er zoo haastig uittrok, de nieuwe
en veel te wijde ring, dien ik droeg, van mijn
vinger was gegleden eu in den zak der jonge dame
was gebleven. Ik sprong uit den omnibus en liep
in de richting, die zij gegaan was, voornemens i
zijnde om nog eens haar zak te rollen. Maar zij
was verdwenen eu van dien dag af tot op heden
heb ik haar nooit weergezien. Nog erger was het,
dat er maar vier en een halve stuiver in
kopergeld in de beurs was. 't \Vas mijn verdiende loon
omdat ik zoo'n mooi meisje had willen bestelen,
maar als ik die twee honderd p md gehad had, zou
.ik er un niet om verlegen zitten. Goeie hemel,
vergeef mij! Wat zeg ik daar';"
Hij scheen geneigd om hierna weer in stilzwijgen
te vervallen, maar ik was vast van plan om hem
nog wat meer aan 't praten te krijgen, als ik kou.
Er is minder persoonlijk gevaar in den tak waarvan j
gij spreekt," merkte ik op, ,/dan in het inbreken."
O," zei hij, weer bezield door zijn onderwerp,
het hoogste spel is 't meest waard gespeeld te
worden. Spreek van sport, mijnheer, spreek van i
visschen en jagen, alles is vervelend in vergelij
king van dat. Denk eens aan het groote buiten, met ?
zijn bedienden, ziju houden en wapenen eu wij
door hem bestudeerd, en toch kan men niet ont
kennen dat hij met zeer veel bekwaamheid en
talent onderzocht en beschreven heeft.
Want men hoort en leest niet graag van de
menschlijke kleinheid, en de heer Coenen heeft
er genoegen in om deze kleinheid in al haar
pieterigheid en mieserigheid in schrift te brengen.
De lezer behoort den moed te hebben om zich
zelf als een naar wezentje in beeld te zien en
niet boos te worden: hij ontvangt van den heer
Coenen geen enkel compliment. Want men kan
wel niet bewijzen, dat de schrijver geen andere
wezens op de wereld erkent, dan het troepje
zwakkelingen, hier door hem geteekend, doch
zeer waarschijnlijk is dit: wie zulk een boek
maakt, ziet een groot deel der mentenen aan
voor armzalige stakkers naar ziel en geest, en
er is zeer veel kans, waarde lezer, dat hij van
u en mij niet veel beter denkt.
Maar laat ons bewijzen, dat hij althans niet
geheel gelijk heeft in deze onaangename meening.
Laat ons toonen, dat wij er wel tegen kunnen,
zoo iemand ons klein vindt; laat ons de les ter
harte nemen en kalm blijven. Indien zij niet geheel
verdiend is, er van protiteeren kunnen wij zeker;
hoe meer kleinheid wij van ons werpen, hoe beter,
en werpen wij dan het eerst die kleinheid van
ons, die ons beletten zou den heer Coenen in
zijn verdienste te erkennen.
Want die verdienste is zeer groot. De heer Coenen
heeft zijn kunst in zijn macht; hij weet wat hij
doen kan, en wat hij doet, doet hij goed. Hij
is uiterst accuraat in zijn schrijfwerk, en zeer
nauwlettend voor alle bijzonderheden van de
beschouwde voorwerpen. Zoo hij in dit boek
bij voorkeur een kleine wereld onderzocht, men
kan niet beweren, dat deze wereld voor hem arm
is aan stof voor opmerken en beschrijven. liet
tegendeel is waar. Een der redenen, waarom
]'A:H zwakke bezighoudt, al is de atmosfeer der
geschiedenis weinig verkwiklijk, is juist de groote
hoeveelheid kleine vondstjen, die de schrijver wist
te ontdekken. De wereld, waarin zijn personen
leven, is vervelend, maar de heer Coenen is niet
vervelend en zijn boek evenmin. Heeft hij, hier
althans, niet de gave getoond om ook in het
geringe het groote te zien, hij is een rijkaard in
de kleine muntstukken van het bekrompen leven,
en spreidt zijn welgeslagen centen en stuivers
met kwistige hand voor uw oogen uit.
Ik spreek zooveel over dit kleine, onder an
deren, omdat ik vrees, dat velen er zich aan
zullen ergeren, en niet ontkend kan worden,
dat de heer Coenen zijn lezer niet gespaard
heeft. Maar ik hoop, men zal zich niet te zeer
ergeren, en nog andere dit.gen erkennen, dan de
accuraatheid van het schrijfwerk, en den rijkdom
van bijzonderheden. Naar mijn meening is er
een ongemeene verdienste in de psychologie van
Johan, die de zwakke hoofdpersoon van het ver
haal is. Deze jongen, die steeds gehinderd wordt
door het gekijf en gekrieuwel om hem heen;
die zoo goed gevoelt, hoezeer het zijn omgeving
aan grootheid ontbreekt, en die toch niet kan
nalaten om zelf te vervallen in het gebrek aan
anderen door hem verweten, dit is zeer tref
fend. Zeer waar en treffend ook is de afwisse
ling van gemoedsstemming, waarin de jonge man
leeft. Want hij is niet altijd gedrukt en saai :
alleen met ons mes en ons breekijzer en ons ge
zond verstand, dat het best van alles is. Het is
de triomf van den geest over het ruw geweld,
mijnheer, voorgesteld door sloten en grendels."
De menscheu beschouwen het precies tegen
overgesteld," merkte ik op.
Ik heb van alles geprobeerd," zei mijn reisge
noot, pens zelfs om de lui aan te vallen op straat
en te trachten ze te worgen, maar dat was tegen
mijn principes en ik heb liet opgegeven. Ik ben
ook een bedlegerige weduwe geweest met drie
kinderen."
Wat zij t gij geweest r" vroeg ik.
»Een bedlegerige weduwe. Geadverteerd, weet
ge, om inschrijvingen te krijgen. Ik heb van alles
gedaan. Die ondervingen schijnen u te interes
seeren," ging gij voort, dus zal ik u een andere
anecdote vertellen. Het scheelde toen uriar een
heel klein beetje of ik had dwangarbeid gekregen.
Een kameraad en .ik '.varen er op uit gegaan
naar het platte land het komt er niet op aan
waar het was eu hadden onze tenten opgeslagen
in een kleine provinciestad. Op de eene of andere
manier raakte het bekend dat wij daar waren en
men raadde de burgers voorzichtig te zijn, daar er
verdachte personen in de buurt gezien waren. We
hadden onze plannen moeten veranderen, toen \re
zagen dat ze lont roken, maar mijn kameraad was
een kordate kerel en wou niet terugtrekken. Arme
kleine Jim! Hij was maar o-l- duim breed over de
borst en 1:> om de bicips, maar in heel Engeland
had de grootte van zijn hart niet kunnen gemeten
worden. Hij zei, nu we er eens mee begonnen
waven, moesten we er mee doorgaan, dus stemde
ik toe om te blijven eu wij kozen Morley Hall",
liet landgoed van zekeren kolonel Alority, om mee
te beginnen.
Nu was die kolonel Morley ongeveer de laatste
man in de wereld met \vien we ons hadden moeten
inlaten. I tij was een sclierp/.iunige, koelbloedige
kerel, die overal rondgezworven en de wereld goed
bekeken had en een bepaalde eer scheen te stellen
in het ontdekken van misdadigers. Maar we wisten
toen nog niets van dat alles, dus gingen wij er
vol hoop op uit, om het eens met zijn huis te
probeeren.
De reden, dat wij hem het eerst uitpikten, was
dat, hij een deugniet van een huisknecht er op
nahield, die een werktuig was in onze handen.
Die knaap had ecu ruw plan van het huis en de
hij heeft ook wel zijn gelukkige uren ; zijn ge
lukkige dagen zelfs van blijde verwachting, van
vroolijkheid om het mooie weer, van behagen in
het een-levend-mensch-zijn. Hij kent de ge
noegens van een luien Zondag in gezellige een
zaamheid doorgebracht; hij kent deze en dergelijke
genoegens, al duren zij gewoonlijk niet lang en
al eindigen zij vaak met een terugval in naar
heid van gevoel. Eu het ontbreekt hem ook in
zijn eentonig bestaan toch niet geheel aan be
langrijke gebeurtenissen. Hij ondervindt het
ontwaken van de zinlijke begeerte ; al is hij een
zwakke, hij is niettemin een jonge man, en de
kwelling zoomin als de lust van het vleesch
blijven hem onbekend. Hij ondergaat zelfs iets
van dat samengestelde zielespel, waarin ruwe
begeerte en teeder verlangen naast elkander gaan.
Ik voor mij neem het den heer Coenen niet
kwalijk, dat hij zoo openhartig over het zinnelijke
bestaan spreekt. Ik vraag mij alleen af, of hij
de casus iiositio niet wat anders had moeten
nemen. Nog eens: in een realistisch compleet
verhaal van een jonge-mans- bestaan behoort de
zinlijkheid voor te komen, maar ik geloof, de
heer Coenen had beter gedaan, zoo hij een an
deren draai in het geval gebracht had. Wat hij
thans zeer fraai voor een Amsterdamschen jongen
verricht heeft, werd door anderen voor andere
jongens gedaan. Ik denk hierbij vooral aan
Vallette's Le Viertje, dat zulk een uitvoerige en
schoone analyse geeft van het ontwaken der be
geerte bij een zwakken knaap. Wederom, het is
goed dat de heer Coenen een diergelijke analyse
bij een Hollander bestudeert, maar hij had er
iets nieuws in kunnen brengen. Zijn jonge man
had naast zijn zuivere zinlijkheid, ook die andere
meer poëtische aandoening kunnen gevoelen, die
men bij zeer jonge menschen kalverliefde, bij
ouderen verliefdheid noemt, en die wellicht wel
zinlijkheid bevat, maar toch nog iets anders en
iets mér. De zwakke Johan is op den leeftijd,
waarop de meesten verliefd raken, zoo zij het
nog niet waren, en een schoon dramatisch hoofd
stuk had het talent van den heer Coenen kunnen
ter wereld brengen, zoo Johan tegelijk verliefd
was op de ne vrouw, en met enkel begeerte
voor een ander. Zulk een hoofdstuk ware geen
haar minder reëel of waar geweest, en wellicht
treffender dan het thans gegevene, al zeg ik nog
ee;.s, dat ook het thans gegevene fraai is.
Er is meer nog, dat, zoo geen vreugde, al
thans interest in Johau's leven brengt. Er is
de schrijnende kwelling van zijn kantoorleven
met het pijnlijke slot, waarbij Johan begrijpt dat
hij zijn betrekking verliezen zal. Er is een
voortreriijke ontleding van Johan's gemoedstoestand,
waarbij hij beurtelings in opstand komt tegen
zijn patroon en toch hem vreest. Er is een
voortreüijk tooneel, waarin Johan zich vermand heeft
om den patroon toe te spreken, en deze hem
terstond met harde woorden vernietigt
En er is, er is ook de wanhopige episode
van Johan's verdriet over zijn zwak leven, zijn
niet aangedurfde poging tot zelfmoord, en ein
delijk de in koortsachtige spanning begane halve
poging, die gelukt. Ik vind deze episode zeer,
zér schoon. Maar ik heb een bedenking, wan
neer ik ze niet op zichzelf alleen beschouw,
doch ook in verband met het gansche verhaal.
omgeving voor oiis gemaakt. Alles was vrij goed
gesloten en bewaakt en het eeuige zwakke punt
dat wij ontdekten was een zekere valdeur, waarvan
het, hangslot gebroken was en die van het dak af
uitkwam in een rommelkamer. Als wij maar een
manier konden vinden om het dak te bereiken,
zouden we ons, van boven af, veilig een weg
kunnen banen. Beiden vonden we het plan nog
al goed en het had iets origineels dat ons toelachte.
Het is niet alleen de juweelen of het zilver waar
een goede inbreker om denkt. Het gladde van
het zaakje en zijn reputatie van krauigheid zijn
in zijn oog, van evenveel gewicht.
We hadden orjs een paar dagen heel stil gehou
den om allen achterdocht in slaap te sussen. Toen
gingen Jirn en ik op een donkeren nacht uit en
klommen het hek over eu gingen naar het huis
toe, zonder een schepsel tegen te komen. Het
woei hard, herinner ik mij, en de wolken jaagden
langs de lucht. We kekeu den voorkant ceus goed
aan en toen ging Jim naar den tuinkaut. Een
paar minuten later kwam hij vol verrukking
terugloopeu. Wel Bill," zei hij, mij bij den arm grij
pend, dat is nu nog eerst een fortuintje! Ze
hebben zeker het dak gerepareerd en de ladder
laten staan." We gingen er samen heen en zoo
waar, daar stond de ladder en stak hoog boven
ons hoofd uit en er lagen een paar gereedschappen
in 't, rond, ten bewijze dat zij daags aan 't werk
waren geweest. We keken eens goed rond om te
zien of alles stil was en toen klommen we naar
boven, eerst Jim en ik hem achterna. We kwamen
boven en zaten wat op het leien dak om een luchtje
te scheppen vóór we aan 't werk gingen, maar gij
kunt u onze gevoelens voorstellen, toen \ve de
ladder, waarlangs we naar boven waren geklommen
eensklaps recht overeind in de lucht zagen staan
en toen langzaam neerdalen, tot ze beneden in den
tuin lag! Eerst hoopten wij dat ze uitgegleden
zou zijn, al was dat ook erg genoeg; maar dat
idee werd ons al gauw uit het hoofd gebracht.
Hola, jullie daar boven!" schreeuwde een stem
van beneden.
We staken ons hoofd over den kant en daar
stond een man, voor zoover als wij zien konden,
i u een gekleede jas, midden op het grasperk. Wij
hielden ous s'il.
Hola!" schreeuwde hij weer. Hoe voel jullie
jer Nog al pleizierig, hè? Ha! ha! Jullie
Loudensche gauwdieven dacht dat we hier buiten er.;