Historisch Archief 1877-1940
No. 1022
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
?i
e>
Nationale vrouweneer,
't Was voor den loden Januari, dat het bestuur
der vereeniging ^Nationale Tentoonstelling van
Vrouwenarbeid" een vergadering te Amsterdam uit
schreef, en dringende uitnoodigingeu ter bijwoning
wijd en zijd verspreidde.
Niettemin was de bijeenkomst slecht bezocht,
tot de niet geringe verbazing van enkelen, die,
ongelet weer en afstand, het haar plicht hadden
gerekend naar de hoofdstad te stoomen, verwach
tende, gelijk ik het hoorde uitdrukken, een kerk
vol te vinden.
Waaraan die geringe opkomst toe te schrijven,
die natuurlijk niet uitsluitend uit wettig verhin
derd zijn kan worden verklaard, al ontbrak dat
element evenmin toen als ooit te voren ? Dat slechts
een handjevol samenkwam, wijst op gemis aan ge
loof in de zaak. De Nederlandsche vrouwen twij
felen, eenigen gaan zelfs verder en ontkennen, dat
een tentoonstelling van haar arbeid is saam te
brengen. Waar men geen vertrouwen in stelt, daar
voor is men ook niet te bezielen, en blijft de ziel
onaangetast, dan komt men er niet toe een ruimen
greep te doen in zijn beurs of tijd en arbeid aan
te bieden, die slechts met opoffering van lichaams
kracht en nachtrust zijn te vinden.
Hoe komt het, dat twijfel aan de mogelijke sa
menstelling eener nationale tentoonstelling van
vrouwenarbeid zoo algemeen is? Uit gemis van
zelfvertrouwen, een gebrek veelal uit de opvoeding
te verklaren. Pijnlijk is het te ervaren hoe alom
gemis van zelfvertrouwen zich doet gelden, en allen
metende naar eigen maatstaf, gelooft men niet in
het productievermogen van eenig ander, zelfs niet
in dat van allen te zaam. Wie aan zich zelf twijfelt,
laat de handen in den schoot vallen en brengt het
tot niets, wie er zich van overtuigd houdt met
ernstigen wil iets te vermogen, zal zich zelf over
treffen na ijverigen arbeid.
Stellen wij de vraag: ^waarom toch twijfelt de
Nederlandsche vrouw aan zich zelf?" Het ant
woord kan niet luiden: op grond van haar vrouw
zijn." Daartoe ontbreekt het recht, getuige wat
de Deensche vrouwen in zake: tentoonstelling voor
vrouwenarbeid hebben geleverd. Stellen wij ons
nog eens levendig het succes van Kopenhagen voor
den geest. Allereerst: de tentoonstelling was klaar,
volkomen klaar, op den dag der opening, al heb
ben de vrouwen den naam van niet op tijd te
kunnen zijn, en had dit verschijnsel zich nog nooit
voorgedaan bij een expositie door mannen georga
niseerd. Ook was het saamgebrachte 't bezien dub
bel waard; dat hebben alle bezoekers ruiterlijk ver
klaard, en al had niemand het gezegd of willen
erkennen, de uitkomst heeft het bewezen. De uit
komst d. w. z. het vrij aanzienlijke batige
saldoIn dezen spreken cijfers duidelijker dan getuigenis
sen, die het merk der individualiteit niet kunnen
ontgaan.
De twijfel Onzer vrouwen kan dus niet berusten
op grond van haar vrouw zijn in het algemeen
aldus: op grond van haar Nederlandsche
vrouw wezen? Neen, zulk een wanhopige, zich
zelf vernederende verklaring werp ik, zoo voor
mij zelf als voor al mijn zusteren, ver, ver weg.
Wat de Skandinavische vrouw kan, waarom zouden
wij dat niet kunnen? Denemarken is evenmin als
Nederland een rijk van politieke beteekenis en
beide zijn bezwaard door een taal, die niet over
de grenzen gaat. Er is dus geen reden, dat wij
bij de Deensche vrouwen zouden achterstaan.
Derhalve de handen ineengeslagen en getoond,
wat wij vermogen. Maar niet daarmee gedraald,
want er valt nog veel te doen, en de tijd is niet
lang meer wat toch is anderhalf jaar voor zoo
groot een werk als een tentoonstelling? Thans
snel aangevangen, niet van n kant maar van
vele zijden en uit tal van kringen, met dat, het
welk naar mijn gevoelen het begin van alle werk
zaamheid had behooren te zijn: een onderzoek naar
de bedrijven en beroepen, ambten en bedieuicgen,
waarin de vrouw zelfstandig werk levert. Had de
voorloopige commissie zich minder bekommerd om
statuten en werken in kleinen kring, maar zich
een volledig overzicht verschaft van het arbeids
veld der Nederlandsche vrouw, hoe anders zouden
de circulaires er hebben uitgezien en hoevelen der
besten zouden, haar ongeloof overwinnend, de zaak
zijn gaan dienen met hart en met ziel. Het ver
zuim kan echter nog goed gemaakt worden, indien
velen de handen aan het werk slaan.
Dit tentoonstellingsplan moet doorgaan, al zou
er niet veel anders door aan het licht komen dan
dat het veld van zelfstandige vrouwenarbeid in
Nederland nog bijster klein is. Zijn we niet vol
komen verstompt, zoo zal de droeve werkelijkheid
een prikkel worden ter verbetering. Valt het plan
in duigen, dan bewijzen wij tevens gebrek aan or
ganiseerend en administratief talent, terwijl nog
onlangs onze Berlijnsche zusteren getoond hebben
hoever vrouwen het daarin brengen kunnen.
Een ieder doe, wat haar ook zijn hand
te doen vinde ter redding onzer nationale vrou
weneer.
Verpleegsters.
Een paar maanden geleden had een
Amerfkaansch tijdschrift een artikel over (en tegen) de
moderne pleegzusters, nu heeft Lady Priestley
in de Nineteenth Century een artikel, getiteld :
«Nurses a la mode", dat niet malsch is. In de
eene helft wijst zij er op, dat tot nog toe de
opleiding van pleegzusters veel tijd en veel studie
vordert, en ze daardoor vooral geschikt gemaakt
worden voor moeilijke gevallen en voor rijke
patiënten, terwijl een eenvoudig onderwezen
pleegzuster voor burgergezinnen niet te krijgen
is. De katholieke liefdezuster, zonder pretentie
op wetenschap, maar ervaren in eenvoudige dien
sten, heeft haar equivalent (althans in Engeland)
nog niet gevonden; in negentig van de honderd
gevallen is z\j noodiger dan de pleegzuster die
colleges en anatomische lessen heeft bygewoond
en examens gedaan.
Dit is intusschen maar een inleiding Lady
Priestley heeft het (evenals onlangs Miss Emma
Watson in de National Review) over een ander
bezwaar. »De pleegzuster" zegt zij: «heeft inge
zien, dat verpleging de kortste weg is tot het
huwelijk; de moderne soeur de charité, door geen
gelofte gebonden, door geen vasten of kerkelijke
bezigheden gestoord, wisselt gaarne de plechtige
taak om de laatste oogenblikken der stervenden
te verlichten af, door met haar herstellende
patienten een walsje te doen, of in het aantrekkelijk
costuum van haar orde aan de table d'höte te
coquetteeren.
In de meeste verplegingsgestichten is als regel
ingesteld, dat niemand begunstigd wordt, en iedere
zuster op haar beurt gestuurd wordt waar men
haar vraagt. Dit is met het oog op de billijkheid ge
daan, en uit dat oogpunt goed gezien. Maar nu komt
het vaak uit, dat jonge knappe vrouwen gestuurd
worden naar de appartementen van jonge mannen
die eigenlijk niet erg ziek zijn, althans heel gauw
beter kunnen worden, en volstrekt niet opgevoed
in de overtuiging van de heiligheid eener ver
pleegster.
Is het wonder dat ze soms langer ziek blijven
dan noodig is? Of nog anders: de jonge man is
eerst heel erg verbaasd en zelfs eenigszins ver
legen, dat om te verplegen een knappe beschaafde
jonge dame gestuurd wordt, in redelijk flatteerend
costuum, die anders zeker nooit zonder chaperon
op zyn kamers zou komen, maar nu dag en nacht
aan zijn bed zit. Na de verbazing en verlegenheid
volgt intusschen gauw een berusten in de om
standigheden, een verzoening. Aangenomen wordt
natuurlijk, dat voor de verpleegster een man
even onschuldig is als een kind; toch hebben wij
wel eens gehoord dat een getrouwde vrouw
meende jaloersch te mogen zijn op de verpleegster".
Lady Priestley vindt het verwonderlijk dat
men zoo weinig van verplegers hoort, die toch in
zooveel gevallen veel meer aangewezen zouden
zyn, dan jonge meisjes.
In Amerika schijnt het niet beter te zijn. Miss
Emma Watson acht daar de pleegzuster een ge- '
vaar voor het geheele huishouden. !
»Geen werkkring werd zeker met verhevener
doel ingesteld" zegt zij ; »en nu, door het wange- j
drag van een troep lichtzinnige, zotte vrouwsper- i
sonen, die men nooit in een hospitaal had moe
ten toelaten, zal de geheele zaak in slechten
naam komen. Onder eenvoudige menschen komt
er een tegenzin tegen de verpleegsters. Men wil
alles liever dan de kans loopen, een van
die onverkwikkelijke, vulgaire jonge vrouwen
in huis te krijgen, die met de meiden intrigeeren,
het huishouden in disorder brengen, met de heeren
wanhopig flirten, en de vrouwen en meisjes bezig
houden met praatjes over gevallen uit haar prak
tijk waarvan ze nooit behoefden te hooren. Noodig
was het, dat de verplegingshuizen in alle op
zichten informatiën inwonnen omtrent persoon
en karakter van de jonge vrouwen die zij op de
eerste aanvrage uitzenden."
Gelukkig hebben zich omtrent de Nederlandsche
verpleegsters nog geen andere stemmen dan van
lof en waardeering doen hooren.
19 Jan. '97.
ELISE A. HAIGHTON.
Avondmantds. Pailletten.
Hokken. Bloemen. Toeristen.
In Canada. Feministen.
Heeft men eenige jaren lang de sorties en
avondmantels al kleiner gemaakt, tot eenvoudige
collets byna, ze zyn ook ineens weer grooter ge
worden en omhullen nu weer de draagster als
een dogaressa of een Poolsche magnate. Een
avcndmantel moet zijn: warm, licht, ruim genoeg om het
costuum niet te kreuken, licht van kleur genoeg
om er mee naar een bal te gaan, maar ook donker
genoeg voor diner of theater, rijk genoeg om als
versiering te dienen, maar ook eenvoudig genoeg
om eenige jaren zonder opzien te wekken achter
een gedragen te worden. Aan al deze condities
te voldoen is niet gemakkelijk.
Eene dame had er dit op gevonden. Zij had
een grooten mantel van dik geribde zijde, mat
lichtbruin, tusschen beige en tabac, gevoerd met
bleekgroen taf. De mantel had een glad schouder
stuk, waaraan pli Watteau, maar twee afzonderlijke
collets. De een, heel kort, van bleekgroen fluweel,
met goud borduursel en smallen rand van licht
marter, had een hoogen Mediciskraag, met marter
gevoerd; de ander, langer, van bruin uweel met
donker skungs omgeven, had een even hoogen
kraag, maar ook gevoerd met donker bont. Beide
werden beurt om beurt naar gelang der omstan
digheden zorgvuldig met zeven haakjes op de
mantel gehecht en maakten er by de twee gele
genheden twee geheel verschillende
kleedingstukken van, bij alle toiletten passend.
Maar sommige stoffen, paars fluweel of moire
velours, gevoerd met bijpassende zijde, versierd
met staal en gitten, of ook grys fluweel, grijze
zyde, grijs moiré, kunnen voor alles dienen; dit
is nog gemakkelijker. Het aanbrengen van wit of
geel guipure bovenop mantels ly'kt ons eigenlyk
een tegenstrijdigheid, omdat dikke
kleedingstukken toch het air moeten hebben, teedere weefsels
te beschermen, en men ze dus niet daarbuitenop
moet plakken; maar het wordt wel gedaan. Het
zelfde geldt voor volants van dun mousseline met
guipure of kant bovenop bont; dit is mode, maar
het heeft toch iets magers en hulpeloos.
Om het lastige van twee avondmantels te ver
mijden, dragen veel dames een gekleede en ver
sierde visite-collet ook als theatermantel; vooral
wanneer deze visite-mantel van gekleurde stof is,
met passement a jour op gekleurde zijde, met
borduursel of pailletten en licht bont, is dit zeer
geschikt. Alleen moet men redelijk zeker zijn,
dat er in de vestiaires niet al te wild mee geleefd
wordt; want een visitemantel die een half dozijn
malen is opgestapeld geweest tusschen jassen en
pelzen, heeft kans wel iets van zijn frischheid
verloren te hebben. Het is dus maar best, twee
avondmantels te hebben; de groote, kostbare,
kan men evenals andere pelsmantels van waarde
toch ook verscheidene winters dragen.
Er is een aardige stof, die als voering voor
meisjesmantels gebruikt wordt, zenana, eene zij
den stof met pluche-achtige keerzijde, als molton;
zij is lichter en soepeler dan het gewatteerd
satijn dat meestal als voering gebruikt werd, en
kan ook als enkele stof of zelfs als bovenstof
gebruikt worden. Voorts laken, molton, cachemire,
in lichte kleuren; bengaline, zwaar geribte
fantasiezyde, geglaceerd taf, dit alles, met fluweel,
gebrocheerde zijde of moiré, als bovenstof; de
voering hangt eigenlyk geheel af van den prys
dien men besteden wil, polonaise, satinette,
inerveilleux, surah, zijde, tot chèvre de Mongolië, bison
en wit hazevel, om niet te spreken van hermelijn
en sabelbont.
De gemakkelijkste vormen zyn de groote ronde
mantel, met of zonder pli Watteau, de
Empiremantel met wy'de mouwen, of de mantel op dol
man of visite gely'kend, met half aansluitenden
rug; maar het noodzakelijke is de hooge Medicis
kraag, aansluitend aan den hals, en hoog rond
uitgebogen; hij geeft aan de geheele figuur iets
voornaams. Hij wordt gevoerd met iets zachts,
zijden volants, kant, bont. De mantel is daarna
elegant in verhouding tot de coupe van hals en
schouders; hoe juister en passender hij daar is,
des te eleganter. Daar wordt dan ook de eigen
lijke versiering aangebracht, het liefst in lijnen
die naar den rand van den Mediciskraag en naar
beneden wijder uitloopen.
* *
*
Voor de costumes met pailletten heeft men iets
aardigs en nieuws gevonden. In plaats van de
langwerpige pailletten plat er op te leggen, doet
men dit maar aan de eene zijde en naait aan
de andere zijde onder iedere paillette een
gitten kraal, zoodat het plaatje voortdurend
schuin opgeheven blijft. Dit is zeer dankbaar
voor zwarte of stalen pailletten op zwart moiréof
zwart fluweel; het neemt geheel het schubachtige
weg, dat eene geheel platte paillettenversiering
allicht heeft.
Het moiré-velours is de meest modieuze
winterstof; het is niet goedkoop, maar uiterst
kleedend, met groote onregelmatige dessins in
de matte stof. Behalve in zwart zijn de meest
gevraagde nuances vert myrtc en aubergine voor
overdag; maar ook voor den avond wordt het
genomen in reet dn, Nil, zwavelgeel, mauve,
licht blauw, bleek rose, wit en ivoor-wit.
* *
Nu het begin weer gemaakt is met het
garneeren der japonrokken, is het eind niet te
voorzien. Opmerkelijk is het, dat nog niet uit
gemaakt schijnt te zijn of men in de dwarste of
in de lengte zal garneeren. Er zijn volants, rijen
boven elkaar, van n breede (van de knie tot
den zoom) tot vierentwintig smalle; maar men
garneert ook zwart rluweelen japonnen met
langs iedere baan een zwart zijden ruehe van
beneden tot boven; en, als product van een
twijfelende naaister, ziet men ook ruches of
volants die van voren aan den zoom raken en
op zijde veertig centimeter van den grond zyn.
#
De bij ons ook steeds toenemende luxe in
bloemen wordt in de wereldsteden tot in het
reusachtige overdreven. Te Parijs zyn 's winters
meer en mooier bloemen dan te Nizza. Geen
diner, hoe eenvoudig en intiem, of de tafel is
met bloemen versierd, geen afternoon tea of er
zyn bloemen in vazen en jardinières, geen soiree
in de groote wereld, of geheele bosschages van
boomvarens en reuzenpalmen beschaduwen bloem
bedden van fijne planten en geven de illusie van
een zuidelyk voorjaar. Wie menschen ziet, is
gewoonlijk bij de bloemisten geabonneerd, van
50 francs 's maands tot in de duizenden. Er zijn
dames die '25,000 francs per winter voor hare
bloemen uitgeven, van een bekend financier weet
men dat hij er 4.000 francs per maand voor
over heeft.
Deze hartstocht voor bloemen is betrekkelijk
van jongen datum in Frankrijk; in Engeland
was men er al vroeger mee; in Italiëis hy' nog
niet doorgedrongen. Onder het tweede keizerrijk
begon men eerst aan bloemen in de salons te
hechten; een curieuse anecdote daaromtrent
vertelt gravin Defages, die tot het hof van Louis
Philippe behoorde. Op een der familiesoirées
by koningin Marie Amélie verscheen de hertogin
de Nemours met een bloem in het haar. De
koningin bemerkte het en vroeg:
Gaat ge dus van avond naar een party,
ma iille?
De hertogin antwoordde zeer verbaasd: ? Mais
pourquoi donc, madame?
Omdat ge een bloem in uw haar hebt.
Ik dacht dat uwe majesteit het niet kwalijk
zou nemen., , stotterde de jonge hertogin verlegen.
Ge vergist u, ma rille, viel de koningin
haar in de rede, mijn familiefeestjes moeten
eenvoudig blijven, en gij zoudt me zeer ver
plichten, door die bloem uit uw haar te nemen.
De hertogin moest wel toegeven.
De anecdote intusschen geldt voor niet langer
dan enkele jaren; ook in het begin der eeuw kan.
men beurtelings in de modejournalen zien dat
bloemen «gekleed" waren, of algemeen en dus niet
meer gekleed; in een groot gedeelte der roman
tische periode behoort bij het witte japonnetje
waarmee de jonge heldin op bouwvallen wandelt,
eene »simple fleur des champs" in het haar.
Vele rijke gastheeren te Parijs intusschen
hebben in het vruchtbare Seine-departement hun
buiten, met prachtige kassen en oranjerieën, waar
hun hoveniers geen kosten ontzien om met de
groote bloemenhandelaars te concurreeren. De
serres van mevr. Furtado-Heine te Roquencourt,
die van den hertog van Massa te Franconville,
waar vooral prachtige orchideeën zijn, die van
baron Rothschild te Ferrières, zijn beroemd.
Dit jaar is de hortensia de modebloem, maar
alleen eene soort reuzenhortensia, die zeer zorg
vuldige kweeking vereischt. Ook de wijnruit en
boschruit zyn in de mode; er is zeker vroeger
nooit over gedacht, deze als modebloemen in
groote hoeveelheden te produceeren. De groote
bloemisten, alsVaillant- Rouzeau, hebben als nieuwe
modeorchidee de witte phalenopsis, met zeer
fijn geteekende, groote sneeuwwitte
bloementrossen. De nieuwe bloem, tot de soort der
Alexandra behoort, is pas door een ontdek
kingsreiziger van de Philippijnen meegebracht.
Voorts zijn aaronskelken, Arizi-lelies, azalea's,
lelietjes-van-dalen, nephrolipis-varens en
araucarias de meest gezochte winterplanten.
* *
In een verslag in het jaarboek van den
AlpenVerein vindt men de volgende opmerking:
«Een der merkwaardigste verschijnselen in het
Noorweegsche touristenleven is de veelvuldigheid
der alleenreizende jonge meisjes Groepen van
twee tot vier jonge dames, dikwijls nauwelijks
twintig jaar oud, geheel alleen met den ransel
op den rug rondmarcheerend, dikwijls drie, vier
weken van huis, bijna zonder postverbinding
met hun familie, komen vooral in Jotunheim ge
regeld, men kan bijna zeggen dagelijks, voor.
Het zijn meisjes uit de beste families, ook dikwijls
onderwijzeressen of jonge damea die in anderen
werkkring zelfstandig zijn, en hier in de vacantie
in het ruwe onherbergzame hoogland geweldige
marschen ondernemen, om in deze versterkende
natuur ontspanning en verkwikking te zoeken.
En men moet bekennen dat juist het optreden
van deze jonge meisjes en de wijs waarop zij
door het publiek behandeld worden, een goed
getuigenis is voor het karakter en de zeden der
Noren. De zekerheid van optreden der jonge
meisjes wordt nog overtroffen door haar beschei
denheid en gemis aan coquetterie; hier ziet men
eene werkelijke gelijkstelling der beide geslachten,
geen smakelooze emancipatie, maar toch vrijheid
op den grondslag van wederzijdsche fatsoenlijke
behandeling."
* *
Lady Aberdeen, de vrouw van den gouverneur
van Canada, maakt een aardig gebruik van haar
positie. Onlangs zou er een gemaskerd bal ge
geven worden. Lady Alberdeen gaf zich de moeite,
costuums en verdeeling zoo te regelen en te doen
j onderzoeken, dat de optocht der gecostumeerde
j gasten een geheel overzicht gaf van de
geschie; denis van Canada. Het overzicht begon met de
dagen, toen in 1)82 Eirek of Leif Eirekson en
zijn Noren de Poolstreken doorkruisten, IJsland
en Groenland ontdekten, en het land bevolkten,
dat later Canada werd; vervolgens de ontdekking
! door Europeanen, de verschillende vestigingen en
de tegenwoordige inrichting. Voor de Fransche
bevolking, die nog in een groot gedeelte van
Canada woont, moet deze vertouning een teere
j quaestie geweest zijn, maar misschien nemen
j haar vertegenwoordigers geen deel aan de Engelsche
heffeesten.
De heer F. Brunetière, lid der Fransche Aca
démie, directeur van de Recue des deu.v mondcs
en over 't geheel als reactionair en traditioneel
bekend, heeft te Brussel in den Cercle artistique
et littéraire eene conférence gehouden, waarnaar
men wel nieuwsgierig was. Hij zou het «feminisme"
behandelen, en men verwachtte van hem, die scherp
kan zyn als een naald, een bijzonder hatelijke af
making Het is in eenige opzichten tegengevallen.
Wel was de voordracht geestig, maar hy noemde
haar »pour et contre Ie feminisme'', en heeft in 't ge
heel het streven der vrouwen niet bespot. Hij kende
haar het recht toe, haar levensonderhoud te ver
dienen evenals de man, en daartoe opgeleid te
worden, ofschoon hij als ideaal den toestand van
vrouw en moeder bleef beschouwen. Daarentegen
wilde hy aan de vrouw in 't geheel geen poli
tieke rechten toekennen, om verschillende rede
nen, o. a. omdat het algemeen stemrecht, zelfs in
handen der mannen, nog niet zulke schitterende
resultaten heeft opgeleverd in de landen waar het
is ingevoerd, dat men het aan de nog minder
ervarenen en politiek ontwikkelden nu reeds
zou overdragen.
Wat het onderwys betreft, Brunetière zou het
steeds meer in handen der vrouwen wenschen;
hij nam Molière flink onder handen, en stond
gaarne aan de vrouw toe, alle wetenschappen te
kennen en Homerus in het oorspronkelijke te
lezen. Daarentegen weer hechtte hy' aan de
onontbindbaarheid van het huwelijk.
* #
Ons Handje, »lectuur voor onze kinderen",
wekelijks uitgegeven onder redactie van mevr.
j Nellie van Kol te Aywaille bij Luik, is te
Anti werpen als lectuur op de lagere scholen en
kinj dertuinen ingevoerd. liet abonnement is l gulden
per jaar ; elk nummer bevat eenige kleine verhalen
en versjes. Voor zoover uit de ons gezonden
j nummers bleek, onthoudt de redactie zich in
dit blaadje zoowel van socialistische als van
vrijdenkerige propaganda; de verhaaltjes en versjes
zijn zeer goed gekozen.
E?e,