De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 24 januari pagina 7

24 januari 1897 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No 1022 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Kitty. Novelle van M. C. A. SNIJDER v. WISSENKEEKE. (l Voor onze gewaarwording van een boek is de pretentie van den auteur van veel beteekenis. De mate van geslaagd-zijn beoordeelt men naar de mate van gepoogd-zijn, en naar den toon, de houding, waarop en waarmede de poging is aangekondigd. Ik schrijf het toe aan de geringe pretentie van mevrouw Snijder van Wissenkerke, dat haar novelle Kitty zulk een aangenamen indruk maakt. Haar boek is noch een poging tot groot of diep werk, noch een streven naar zuivere literatuurHet is waar, dat de eerste bladzijde, waarin niet zonder kunstige vlijtigheid het spel van in een kamer dringende zonnestralen wordt nagegaan, ons in de meening brengt, als zoekt de schrijfster haar kracht in aangedurfde natuurbeschrijvingen, doch al zeer spoedig worden wij bekeerd, en stuiten wy op haar eigenlijk talent: een veelzijdige menschelykheid naast gemak en eenvoud in voorstellen. Dit dubbele talent wint ons. W\j volgen mevr. Snijder gaarne in haar vertelling; wij ergeren ons niet, doch verheugen ons als wij hier en daar herinneringen aan oude kennissen aantreffen en oordeelen zelfs, dat de auteur menigmaal een niet te versmaden loon heeft voor haar beschei denheid: menigmaal toch wil zij boven haar norm gaan en ook dan nog is zij verstandig genoeg om ons geen tegenvaller te bezorgen; het mér springt uit tegen den achtergrond van het kalm-ingehoudene, en weer niet zoover, dat het met een zekere brutaliteit schijnt te eischen, -wat wij niet geven kunnen. Ik haal eene enkele van die belooningen aan, al kan ik den achtergrond niet toonen, en dus niet geheel billijk zijn. Een oude dame vertelt aan een jong nichtje de korte en droevige geschiedenis van haar eenige liefde. «Stil luisterend staarde Kitty naar buiten; in den kalen winterachtigen tuin en in haar denken werd 't tot n, wat zij hoorde en wat zij zag, en leek die half-besneeuwde tuin, waar alleen nog de stroopoppen stonden als herinnering aan een zomerschen rozenbloei, de illustratie van dat arme, dorre, kaal-beroofde leven, waar alleen nog als goed bewaarde herinnering was gebleven, ?wat daarin vroeger had gegroeid en gebloeid." Het jonge meisje huwt en komt met haar man, een socialist, in een fabrieksdistrikt. »Ze had geen moed gehad weer met hem mee te gaan naar die mannen, die met hun woeste gezichten zoo dicht bij haar drongen, vlak tegen haar aan. Laatst nog bij die mijnwerkers was zoo'n man met een heel bloote harige borst naast haar gekomen, toen Otto met anderen sprak. Zij had plotseling op zij gekeken, vlak in dat ruwe gezicht dat haar aankeek met zoo ongetemd gretig begeeren, dat ze gevoeld had hoe alleen ?Otto's bijzijn verhoedde, dat die mannen op haar aanvielen, woest als uitgehongerde dieren. ... en iiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiimiiiiimn Sc&aa&ypzl. 7de Jaargang. 17 Januari 18<>7. Redacteur: RUD. J. LO.YIAN. Adres: Stonehaven Streatham Londen S. W. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. Van Pastor J. Jespersen, Svendborg. Vervaardigd voor den 5en Internationalen probl.wedstrijd in dit blad. No. 3G(J. Mat in drie (;i) zetten. a h c d e f g Wit: K c8, D bl, B f l en gl, L déen b.6; c7, el f4, f5, g2 en 3 = 12. Zwart: K d5, T a3 en h2, P b7, E dS en h7 ; a4, b3, d2, dG, d7 en h3 = 12. F Heeren oplossers worden beleefd verzocht aan de problemen punten toe te kennen. 4 = uitmuntend, 3 zeer goed, 2 goed, l = middelmatig, O = slecht. toen was ze zoo bang geworden, dat ze gauw Otto's arm genomen had en hem dringend had toegefluisterd om weg te gaan, in godsnaam hier van daan te gaan, waar ze zoo doodangstig werd." Haar man gaat onder de arbeiders en spreekt met hen; het vrouwtje blijft in het hotel, met vrees en twy'fel over haar toekomstig geluk; beneden haar is geraas van pratende en drin kende menschen. »Weer barst een gejuich los, Otto's speech schijnt geëindigd, en dreunend, geweldig klinkt in eens van al die stemmen de »Marseillaise" op, vreeselijk revolutie-rood als een felle brand op stijgend tot Kitty, die bevend haar hoofd in 't bedkussen drukt om niet te hooren, om niet te denken, om te smoren haar schreien van verla tenheid, van angst en van twijfel." Dit haal ik aan met de bijvoeging, dat ik het beste niet kan aanhalen. Er komt een zeer tref fende bladzyde over Kitty's verdriet, als zij bemerkt, dat zij de achting verliezen moet voor den man, dien zij bemint, en met haar achting ook haar liefde. Eveneens de bevallige en opge wekte beschrijving van een jonge-dames-ochtenduurtje met kleine gedachtjes en fantasietjes, waarin de schrijfster, gelijk op meer plaatsen van haar verhaal, met behendigheid de tergende comfort van het rijkelui's leven laat uitkomen. Ja, dat tergende van de weelde heeft Mevrouw Snijder wel gevoeld, gelijk het frissche van het gezonde, eenvoudige buitenleven en het afstootende van de armoede, en het is een bewijs voor haar veelzijdige menschelijkheid, dat zij er op gesteld is haar heldin met dat alles te laten kennis maken, en te doen verlieven op een man, die in 't geheel geen salonheertje is. Toch komt het mij voor, dat de schrijfster in de tweede helft van haar verhaal iets over het hoofd heeft gezien. Kitty's bekeering gaat te snel, en wij waren te weinig voorbereid op een Hinkheid, als zij toont, wanneer zij den forschen en luidstemmigen Otto tot man wil hebben. Voor zeker was van Kitty's zelfstandigheid reeds een en ander gebleken: zij vergeeft noch haar eersten aanbidder, noch haar vader daden van loszinnigheid, en is zelfs zeer gewoon om te doen wat zij goed vindt. Maar indien dit al eenige aanwijzing geeft, veel is het niet, en de ommekeer in Kitty's ziel gaat ons te snel, ongelooflijk van snelheid, omdat er te weinig analyse wordt ge geven van het proces, waardoor zij breekt met de illusies en gewoonten van haar jeugd. Ik denk hierbij aan e 'n ander boek, waarin een diergelijke transformatie voorkomt; het is niet de schoonste vertelling van haar auteur, maar toch een fraai werk; 'Felix Jlolt, bedoel ik, van (ieorge Eliot. Esther is, gelijk Kitty, met een natuurlijken aanleg voor een leven van weelde en elegantie, doch leert van Felix, dat er nog iets anders is op de wereld; dat er een bestaan is van ernst, en het groote te vinden is in menschen en zaken, die er niet zeer wereldsch en aangenaam uitzien. Dat leert zij, en gelijk Kitty offert zij den rijkdom op en kiest een lot van bekrompen omstandigheden. Het is niet de afschuw van saloperir, waarin George Eliot ons Esther's zelfstandigheid toont, ook dan als zij ons nog niet veel meer toeschijnt dan een salonpoppetje. Doch al zeer spoedig leeren wij haar als iets beters kennen, al zeer spoedig leert zij begrijpen, dat Felix gelijk heeft, wanneer hij haar vader eert, den ouden en stofUiterlrjke termijn voor verzending der oplossingen: Zondags, laatste lichting. (8 dagen na publicatie;. TWEEDE NAT. COKRESP.WEDSTRIJD. Een-en-Yijftigste zet van Wit. A j B F l K <U ! 3 h-") 7 P h6 : 6 T d7: 5 liga: 9 bc3: j S K gS In A l is gespeeld 50 l' d7 f. D. v. F. te O. Uw 5 Ie zet geef ik op medcdeeling van den lieer H. In geval dit niet juist is, wdt u s. v. p. verbetering zenden. J. F. H. In partij F 3 is gespeeld 47?-11 (12 f 48 K e-1 T b l 49 T f2 K e3 50 l' 13 K liS. J. J. H. UIT DE SCHAAKWERELD. Het Botterdamseh Schaakgenootschap'', clubavon den: Woensdag en Zaterdag in het Leeskabinet) bericht zijnen leden dat de Onderlinge Wedstrijd zat aanvangen op W o e n s d a g 3 l' e b r u a r i. De inleg zal bedragen: Voor do late klasse l'1.30 en de 2de f 1.-?, waarbij gevoegd wordt or gevrer een gelijk bedrag uit de kas, en deze som verdeeld zal worden onder de deelnemers, volgens het stelsel W o n n e b o r n 1> erge r. Het bestuur, dat voor het eerst dit .stelsel toepast, vertrouwt dat de deelnemii g algemeen zal zijn. Den 27sten Januari, Woensdagavond 10 9 14 uur precies, wordt in hetzelfde Genootschap gehouden een wedsrijd in het oplossen van een piobteem van 3 zetten, waaraan 2 prijzen verbonden /,jjn. De voorzitter, de heer Hoezoo is ditmaal alleen met de leiding belas'. De match tusschon Lasker en Steinitz te Moskou is na eindelooze vertragingen reeds na d-i 17de partij tot een beslissing gekomen. Dat Lasker z:,u winnen stond z^ker bij >eder, behalve natuurlijk bij HteiuiU, van den beginne af aan vrij wel vast. De ''t aag daar gelaten of Steinitz zelfs in zijn beste dagen de Kt acht heeft bezeten, waarover Lasker thans heeft te beschik ken, zoo was 't toch in geen geval aan te nemen dat hij op zijn GOste jaar eenige kans van slagen kon hehben tegen een speler van Lasker's kracht en . .. leeftijd. Reeds na de eerste partijen was 'tduifelijS dat de krachten te ongelijk waren, om een interessanten strijd te kunnen verwachten. De voortdu rende ongesteldheden van den veteraan gaven de figen predikant Lyons, en hem meer waard vindt dan de gratieuse doch futiele dochter. Z\j begrijpt het en wil bewijzen dat zij niet futiel is. En de gelegenheid komt om dit bewijs schit terend te leveren. Want de fortuin brengt rykdom, aanzien en een voornamen minnaar aan haar voeten, terwijl Felix gesmaad en ongelukkig is. Doch genoeg heeft zij thans reeds geleerd om het bestaan van voorname lieden met eigen oogen aan te zien, en te ontwaren, dat het niet bevat, wat aan het schoonste verlangen in haar ziel bevrediging kan schenken. Ook als Felix ge smaad wordt, blijft zij hem eeren en liefhebben als den goeden leermeester, die haar de fraaiste schatten aanwees, en hem kiest zij en niet den rijken en mooien en amusanten Harold Transoine. Ook aan George Eliot verwyt men wel eens, dat Es'her's transformatie te wonderbaarlijk is, doch ik verzoek Mevrouw Snijder zelf rechter te zijn ; zelf de parallel van Kitty met Felix Holt te overwegen ; zelf uit te maken of George Eliot niet met meer motiveering en analyse de omvorming behandelt, en of ook in een beknopte novelle niet meer aanwijzing op motieven en analyse had moeten komen. Ook voor Otto's kritiek kan men Felix Holt gebruiken. Wel is waar heeft de Hollandsche schrijfster een moeilijkheid meer er bij geno men, zij geeft ook het huwelijksleven van het deftige jonge meisje en den volksman, wat Eliot niet dost doch heefr, naar mijn meening, een andere moeilijkheid niet goed overwonnen. Men merkt toch veel te weinig van Otto's pogingen om van Kitty een vrouw naar zijn zin te maken, en bij Felix Holt ontbreekt het waarlijk aan zulke pogingen niet. En dit gebrek rammelt onaangenaam tegen onzen eersten, en naar wij meenden, juisten indruk, dat Otto niet enkel een tirannieken schreeuwer, doch inderdaad een man van ernst en karakter is, al bezwijkt hij later voor de verleidingen der politieke ambitie. Ook dit dus wensch ik aan mevrouw Snijder in overweging te geven: of zij in haar novelle ook de psychologische motiveering van Otto's daden niet meer had moeten uitwerken. CM. M. VAK DKVKNTEU. 1) Geïllustreerd door Henricus, Haarlem. De Erven F. Bonn, iMDii. Boek en Tijdschrift door ,1. HOKA AHEMA, (Amsterdam, II. J. W. Hecht). liet is te wenschen voor den heer Adema, den ijselijken. psychiatrischen, pathologischen auteur van oen TiViyr/i, dat hij nog eens het genie van een Shakespeare of Dante machtig zal worden. Dan kan hij tenminste van al zijn verschrikkeheden diepe en groote tragedies maken ; dan kan hij ons laten rillen zonder akelig pathologisch te zijn en grootsche visioenen in plaats van kleine nachtmerries geven. liet boek Wornittckiyen is nu alleen een beetje om bang van te worden in 't donker. De historie is in twee deelen gesplitst. Het eerste handelt over een pathologischen boer. die overal spoken en onzichtbaarheden ziet verschijnen en wil verslaan en zich daardoor heelemaal razend maakt. Op een nacht als hij weer aan 't verslaan is, gooit hij zelfs een brandende lantaarn op zijn hoeve, die dan met haast alles wat er in is, vergeheele zaak iets pijnlijks en men vroeg zich af: waar toe deze marteling V' 'l Jjerichtdat Steinitzuitzijn lijden verlost is, zal zeker voor de geheele .schaakwereld een verlichting zijn gew est Hij kan zich troos'en niet de gedachte >iat, hij '28 jaren achteroen 't kam pioenschap aan al zij'i lijdgeirioten ridderlijk en glo rierijk heeft betwist en (ut feit op zichzelf is voldoende hem een onsterünken imam te verzekeren, Viehalve aan zijn jeugd heeft Lasker zijn succes zeker ook voor een groot deel te dan' en aan zijn groote mate van zelfkennis en gezond verstand, welke eigenschap pen hem gunstig van vele andere groote meesters onderscheiden. Steimtz speelde als een onbezonnen jongeling , Lasker a:s een bedachtzaam grijsaard. Terwijl Steimtz 't schaakspel als een hooge kunst beschouwt en tevens aU een middel tot streeliug zijner eerzucht, beziet Lasker de zaak uit 't oogpunt van den man van zaken. Voor hem is 't schaakspel niet anders dan een geschikt middel van bestaan. Zeventiende matchpartij. GEWEIGERD DAME GAMÜ1ET. l 2 :? \ i, 6 7 D weitege ber Wit. Kteinitz. «14 «?! c3 Lasker. eS D 1,3 «15 «?« P ro R (-7 0-0 P b<17 I' f3 06 e beide laatste zetten len door Pillsbury n Stemi'z te NeurenaHnge'.vend. S H AS 9 II <4: 10 R 52 11 at 12 P 1)1 K5 P bd2 14 ii5 15 ed4: 16 H e3 17 P f 4 18 II g5 bt c 5 II 1)7 cd4: P (15 R (18 R o,7 f6 l!) K d2 ?20 !' e3 21 R (4 ?22 0-0 2:5 T fel 21 P fl 25 P a 3 '26 hjrS: ?27 D d3 ?2S T e2 ?21) P el 30 P c2 ;?1 T nel 32 D 1)3 33 P 1)4: 34 K 1>4: 35 1) c3 36 K f»2: 37 T e4 38 T e4: 39 K jrl en D T T P D K R P T R D R II P T R D T D D Zwart e" abS Cd8 f8 f 7 h 8 «3: cS (17 e»! 1)7 c6 bt: «U: e4: e4:f b 7 wint. brandt. Hij eindigt zijn miserabel leven door als een idioot in 't water te loopen. Een groot en dramatisch talent is noodig om die heftige historie voelbaar, schoon en eenvoudig tragisch te maken. De heer Adema geeft evenwel te veel het bloot vertelde geval, dat daardoor met hoofd en schouders uit komt steken boven de rest. In het tweede gedeelte van 't boek spookt het wat minder. Daar wordt de in-den-grond-zinking van een mooi, hysterisch boerenmeisje, dochter van den verschrikkelijken boer, in gegeven. Soms is er eenige frischeid en eenvoud, maar het geheel ook al weer te gewild belangrük, te veel geschreven om het vreesalijke van het geval. Kunst en pathologie liggen door het geheele boek met elkaar overhoop. De heer Hora Adema kan ook nog lang niet te best met zijn taal overweg. In 't rammelen en horten is hij vaak onovertrefbaar. Bijna op elke bladzij b.v. wordt een alleronaangenaamst en slordig misbruik gemaakt van de woordjes: had, dat, dan, was en wat, zoodat er tientallen van zulke regels zijn: »En toen simpele Jan, minder simpel dan van hem te verwachten was, er achter mis gekomen, wal tusschen moeder en dochter irtis verhandeld, en gezegd had dat Lieuwkje nog wel eens zou worden u-at hijzelf fcas, toen jc«s haar angst wer kelijk wanhoop geworden" (bladz. 19). En dan kan de auteur ook onpathologisch banaal zijn: »Het was er dan ook raar langs gegaan. De hooibulten in de schuur, de chais en het oude kapwagentje in een donkeren hoek van het buuthuus, -ouden heel wnt mooie ilint/en verteld hebben, (ds zij liet hadden yekiuui". Tegen het einde schijnt de boel hem zelf niet meer te interesseeren; hij ijlt er in telegramstijl op los en schudt zijn reeksen slordige wat en datzinnetjes, zonder eenige aandacht of toewijding uit zijn mouw. liet wordt gewoon fragmentarisch schetswerk en het had fijne en belangrijke analyse moeten zijn. Fr blijft dus, behalve do enkele frissche en. eenvoudige gedeelten, zoo goed als niets van eenige waarde over. De conclusie zou kunnen zijn, dat de heer Hora Adema voor de wetenschap niet wetenschap pelijk en voor de litteratuur nog niet litterair genoeg is. * '" -. Drie litteraire eiken. La Ren/e dcx dci/x JIviuli'.-:. La NonreUe Recue en La Rente Je I'aris, dat /ijn de drie geweldige boeken, die als solide en zware eiken op do andere l'arijsche revues, die daar jonge boompjes bij zijn, vaderlijk neerzien. Zij geven bij elkaar ongeveer <><)() bladzij interessante lectuur iedere veertien dagen. Wie kan volhouden dat te lezen? La Rerne de. I'nria is opgericht in'iltmeteen zeer grootsch programma. liet zou vernieuwing en verfrissching brengen, maar het viel niet al te erg mee. Het mag er zijn, maar blijkt volstrekt niet onmisbaar. Het heelt wel eenige slagen gegeven in den ouden stani van den reusachtigen eik geheeten : La Hcrue ile.t dcii.i- monden, maar die eik staat nog overeind. Zal hij wel ooit be zwijken '! Men zal nog hard en lang moeten hakken. liet los Januari-nommer heeft weer solide en goede bijdragen. Het wordt geopend met een nieuwen roman van RenéBazin: Ui- toi/te *ni mne. Verder een vervolg op de studie van Emile iiiniiniHiiinMii ?SPAANSCHE Gespeeld op den wedstrijd te Llandudno. Wit. E. Uwen Jones. Loden. l e4 e5 *> ?> f*f l> f»fi «l«> a% l>r> P ('(> 4 0-0 H e7 Dezevoortzettingwordt thans algemeen als zwak beschouwd. & P c3! Dit i'oodzaakt Zvvart dli te spelen, wat hum een gedrongen spel bezorgt. 5 (16 6 (14 ed4: 7 P d4 : R d7 S P «la-> Deze zet zagen wij 't. eerst van Lasker, in stjn partij met Walbrodt te Hastïngs. u Q Q 9 1,3 Deze zet is van Dr. Tarrasch afkomstig, die ze 't eer st te M anchester ISfll); tegdi Ulackburne aanwemlde. <) '|' (.$ 10 R 1,2 R f8 11 H R» S6 Uit verzwakt den K.vleugel. Beier was o. l. aC ofl'ea: Zwart behoeft ('4 niet te vreezen, daar dit den c pion verzwakt. 12 h3 Om f i voor te bereiden. 12 R g7 Zwart. Aiuos Burn, Liverpool. 13 f -i ?^"li 't paard niet g-1 kan bezetten, kan Wit eerder tot deze avance overgaan. 13 R AS 15 P jre2 16 P at 17 P b2: 18 P c4 Dez op e2 h5 h4 P Iló R 1)2: I) fti P d4 zet, met 't doel d' te ruden en l' g;j te laten volgen . is de oorzaak van Zwart'-s ondergang. Zwart moet de kracht van e5 onderschat hebben. l!» e5' de5_ . . ' ,-.,,." ?«> £ «» : » W> '-1 ' «t:! r '-17 : 'Jan p e2 : t! 22 IC hii, D e3! enz. 2' J) (14 : t 22 K h2 T illl8 J Ten einde P f i : te verwezenlijken; Zwart bemerkt echter niet de hacheüjke positie waarin zi;n dame zich bevindt. ;«Pf7.,Kf7:24Kgü:t ''-J p f 7'1 - ' , . ". ' !," ' ' ' T en ' -4 I d8: '25 D d3: 26 ('d3: ,,..,, J ' * ? l <W: D d3: Opgegeven.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl