Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1023
werking van den kantonrechter. Aan dien
kantonrechter is iroeten worden overgelegd
eene verklaring, dat die persoon lijdende was
aan krankzinnigheid. Die verklaring is afge
geven en uit den mond van den geachten
afgevaardigde hebben wij vernomen dat hij
zelf erkent dat de man in een toestand van
overspanning heeft verkeerd, waarin hij daden
gepleegd heeft, die hij niet had moeten ple
gen. Ik" geloof dus dat er geen twijfel aan
is of die man is op wettige wijze in het
krankzinnigengesticht gebracht.1'
Dat wil dan toch zeggen: U weet dat zoo
niet, maar ik weet het precies en zal het u
eens vertellen. En dan zich verspreken!
Welk woord kan in dit aangehaalde den
Officier van Justititie zijn ontvallen?
Hoe kan een Officier van Justitie, die
jaren lang een gesticht van 1200 a 1300
zieken onder zijn toezicht heeft, worden over
vallen met een discours betreffende de «waarde
en de mérites" van de wet op het krankzin
nigenwezen?!
Overvallen niet verdacht op zulk een
discussie, en de zaak-Kievits was reeds
geruimen tijd aan de orde. Nog onlangs had
Staalman haar met K, M. behandeld en vol
gens Macarê's eigen verklaring lagen er op
zijn parket »pakken en stapels' stukken be
treffende dergelijke klachten.
Een vergissing! van een specialiteit in
de toepassing der wet op het
krankzirn'genwezen, zóó grof, dat een kamerlid en een
Minister hem dadelijk tegenspraken, en hij
zelf zijn woorden moest terugnemen. Zoo
iets zou mogelijk moeten heeten bij iemand
die wel studie van de wet heeft gemaakt.
Maar aangenomen, dat deze officier van
justiiie zich in een doceerende rede in de
Tweede Kamer heeft vergist en versproken
ten opzichte van de wet; en dat hij zich ook
al heeft vergist of versproken, toen hij tot
Staalman zei: die man heeft mij anderhalf
jaar geleden aangegrepen en dit is voor mij
het bewijs van zijn krankzinnigheid wij
vragen, welk een waarborg geeft het ambtelijk
toezicht van zulk een persoon voor den
richtigen gang van zaken in een gesticht
m. a. w. wat beteekent het toezicht van den
officier van justitie? Op deze vraag komt
het aan. Die zullen wij blijven stellen, ook
nu we, naar we van harte hopen, van mr.
Macaré.voorgoed afscheid hebbeu mogen
nemen.
* *
* ? .
Tot vergoeding voor onze lezers, die in
de persoonlijke verdiensten van den heer
Macaré, als toezicht houdend officier van
justitie, evenmin als wij, bijzonder belang
stellen, laten wij hier iets volgen uit het laatste
jaarverslag van de Vereeniging voor lijdende
Nederlanders verpleegd te Gheel (België):
«Het cijfer der te Gheel verpleegde patiënten,
die van wege onze Vereeniging werden bezocht,
klom van een zeventig- tot ritim een negentig
tal. Allen genoten voortdurend, behoudens kleine
ongesteldheden, eene goede gezondheid.
Het verblijf der Nederlanders te Gheel werd
voorts veraangenaamd door den soms
dagelijkBchen omgang die velen onderling hadden, terwijl
zy vroeger, toen onze Vereeniging nog niet be
stond, elkander niet of bijna niet kenden. Niet
alleen leeren daardoor eenzelvigen zich meer
bewegen in het maatschappelijk leven, maar ook
zrj, die soms minder opgewekt zich gevoelen, zijn
vaak vatbaar voor een woord van bemoediging
en vertroosting van een vriend of vriendin onder
hunne lotgenooten, die het »Weest blijde met de
blijden en weent met de weenenden" dikwijls
zoo goed begrijpen, zoo liefdevol weten in be
oefening te brengen.
De geachte Echtgenoote van den
GeneesheerDirecteur noodigde soms de Nederlandsche dames
uit om samen ten harent een namiddagje door
te brengen. Het behoeft nauwelijks gezegd, dat
zulke partijtjes die de gastvrouw recht gezellig
wist te maken, gaarne werden bijgewoond.
Over het algemeen waren de patiënten tevreden.
Zrj die het langst te Gheel verkeerden, niet 't
minst. Er zijn zelfs genezen verklaarde patiënten,
die, ofschoon-geheel vrij, te Gheel blevtnwonen.
Dat er ook waren, die verlangden naar hun vader
land, gezin of vroegeren werkkring terug te
keeren, zeer teleurgesteld als zulks niet of nog niet
kon geschieden; dat er waren die zich beklaag
den over hunne verpleging en met hunne
nourriciers niet altijd konden harmotüeeren (ofschoon
de meesten' op vriendschappelijken, soms
vertrouwelijken voet met hunne liuisgenooten ver
keerden), zal wel nauwelijks behoeven herinnerd
te worden, alsook dat de Geneesheer-Directeur
aan die klachten of den wensen om bij eene
andere familie in te wonen, altijd zooveel mogelijk
gehoor gaf.
Vooral zij, die vroeger in gesloten gestichten
of en parillon werden verpleegd, gaven hunne
blijdschap er dikwijls over te kennen, dat die
inrichtingen met de kolonie van Gheel werden
verwisseld. Als onrustigen onder hen of hun die
door gebrek aan zelfbeheersching voor hunne
omgeving gevaarlijk dreigen te worden en daar
door ongeschikt zijn voor het familie-leven, wordt
aangezegd, dat zij misschien weder naar een
gesticht zullen moeten worden teruggebracht,
heeft de heilzame vrees daarvoor meestal eene
kalmeerende uitwerking.
En waarom ? Niet omdat zij zich over de be
handeling in het gesticht te beklagen hebben, al
zvjn er die dit wél doen, en als hunne
mededeelingen juist zijn, m. i. terecht; de meesten roemen
de welwillendheid en voorkomendheid in de ge
stichten ondervonden. Ik werd meermalen belast
met het overbrengen van een groet van vroeger
in gesticht verpleegde patiënten aan hun
voormaligen Geneesheer-Directeur en toen voor
eenigen t\jd "de Geneesheer -Directeur van een
gesticht uit Nederland, Gheel bezocht, waren
z^jne gewezen patiënten (met een hunner houdt
hij nog altijd vriendschappelijke correspondentie)
zeer verblijd hun belangstellenden vriend weder
te ontmoeten en hem de hand te mogen drukken.
Maar het is het genot van weer vrij zich te
gevoelen en zich in vrijheid te bewegen, (het
toezicht, ook te Gheel voortdurend ? gehouden,
wordt nauwelijks opgemerkt en is wiinig be
lemmerend) van weer als gewoon mensch in eene
gewone mensehenwereld te verkeeren, in het gezin
als gelijke met de andere huisgenooten beschouwd
te* worden, waarom het verblijf te Gheel, verge
leken met het gestichtsleven, zoo aantrekkelijk
is. Als zij, zenuw- en geesteskranken, naar harte
lust, in den regel zonder geleiders, wandelingen
maken, soms verre, tot vermoeiens toe en zich
ontspannen in beemd en bosch, als deze vrijwillig
den landbouwer de behulpzame hand reikt of'in
eenig bedrijf zich oefent; gene in huis of hof,
rijk aan bloemen, haar v.nendin opzoekt, en men
een aangenaam uurtje, met een opwekkend boek,
of onder het verrichten van een handwerkje, in
het kunsteloos prieel gezellig samen is, als men
er straks ontmoet die zich met handboogschieten
ontspannen of op vischvangst uitgaan; als weer
door anderen in gezellig lokaal een partij billard
gespeeld of het schaak en dambord wordt voor
den dag gehaald; als de Gheelsche harmouiën
opwekking en afleiding geven en wanneer het
voor- en najaars kermis is, enkelen opgetogen
de weelde der mallemolens aanschouwen en ge
nieten, dan begrijpen w\j, dat hen die deze voor
rechten beseffen en smaken, de schrik om het
hart slaat bij de gedachte van weer de deuren
van het ommuurde gesticht zich te zien ont
sluiten, 't Gebeurt ook, wat nog in het af'geloopen
jaar met een tweetal verpleegden het geval was,
dat terugvoering naar een gesticht onvermijdelijk
is. Daarentegen werden ook drie patiënten ge
nezen verklaard en bleek bij anderen, dat de
verpleging in het huisgezin volgens het Gheelsche
systeem, op lichaam en geest een heilzamen in
vloed uitoefende".
De pogingen om leden en begunstigers te
winnen bleven niet zonder vrucht, er kwamen
o. a. te Dordrecht, Utrecht, Amsterdam, Helmond
en Gheel door den zeer gewaardeerden steun van
de vrienden van Gheel aldaar, der Vereeniging
ten goede. Zij telt nu ruim 000 leden en 25
begunstigers.
Het rapport geeft aanleiding tot besprekingen,
waaraan vooral de Heeren l'eeters, Iinmink en
de Secretaris deelnamen, over het verschaften
van arbeid aan de gealieneerden. De
wenschelijkheid daarvan wordt uitgesproken, betoogd en
toegestemd, maar ook gewezen op de moeilijkheid
om velen aan geregelden arbeid te zetten waartoe
vaak alle lust en geschiktheid ontbreekt. Ge
meenschappelijke werkinrichtingen zijn niet
wenschelijk en bijna onmogelijk; vergeten mag ook
niet worden dat het onbezorgde vrije familie-leven
hoofdzaak blijven moet. De pogingen der Directie
om de verpleegden nuttig bezig te houden, slagen
ook bij velen die meerendeels op den akker
arbeiden of' den handswerksman behulpzaam zijn,
de teekenstit't hanteeren, met kunstig snijwerk
zich onledig houden, of letterkundigen arbeid,
van -verschillenden aard, verrichten. Ook wordt
er op gewezen dat de vrouwelijke verpleegden
vooral afleiding en bezigheid vinden door de
vrouw des huizes bij te staan, mede toezicht
over de kinderen des gezins te houden, als ook
met het vervaardigen of herstellen van
kleedingstukken en het verrichten van handwerkjes.
De Kolonie van Gheel neemt al de zieken op
die geen gevaar aanbieden voor zichzelven of
voor anderen, en die in staat zijn het familie
leven en eene tamelijk uitgebreide vrijheid te
genieten.
Zenuwiijders en krankzinnigen worden sedert
eeuwen door de Gheelsche bevolking bezorgd;
deze vereenigt al de waarborgen van zedelijk
heid, hartelijkheid en stoffelijk welzijn.
Bijna al de huisgezinnen der gemeante, tot de
verschülendste klassen toebehoorende, nemen
patiënten op.
De onderhoudskosten beloopen, voor de 4de
klasse van 500 tot GOO franken; voor de iide
van 700 tot 1000, voor de 2de, tot l«00, voor
de 1ste, tot 2000 en meer.
De familie van den patiënt betaalt voor ge
neeskundigen en bestuurlijken dienst iets meer
dan 11 ten honderd op den prijs van het pen
sioen: zoo voor 1000 franken, 110.
In een zeer gezond oord, schrijft Ds. M. E. v. d.
Meulen, in vruchtbare landouwen, met vriende
lijke hoven en akkers, leeft op eene uitgestrekt
heid van eenige uren gaans eene landbouwende
nijvere bevolking, meer dan 12000 zielen groot.
Te midden van deze bewegen zich, zoover hun
zielstoestand dit gedoogt, omstreeks 2000 mannen,
vrouwen, jongelingen en meisjes, die in honderden
gezinnen zijn geplaatst. Ik ben in tal van ge
zinnen geweest, ik heb ook enkele totaal
zinneloozen aangetroffen, ik heb armen bij arbeiders
ontmoet, meer gegoeden bij burgers, wetenschap
pelijk ontwikkelden en zeer beschaafde mannen
en vrouwen overal heb ik gezien, dat de beste
vertrekken werden afgestaan aan, of gedeeld
werden met de leden des gezins, nergens heb ik
eene klacht vernomen van een der verpleegden.
tÜilllIlUIIIIMIIIIIIIllllllHIIII 1 1IMIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII l IIIIIIU
ScciaU
Sociale lienoraiien en statistiek.
De discussies, onlangs in den
Amster! damschen gemeenteraad gevoerd over de
! kwestie der werkloosheid, heeft o. a. aan
i den dag gebracht, dat het bureau voor
staI tistiek van de hoofdstad moeilijkheden
onderl vindt bij het verzamelen van opgaven, voor
i een behoorlijke studie van dit onderwerp
onontbeerlijk, van de zijde der vakvereeni
gingen. Deze rubriek is er de plaats niet
voor, om na te gaan, in hoeverre de
verwerping van het voorstel, om ? 10000 uit de
gemeentekas te nemen, ten einde in den meest
dringenden nood te voorzien, invloed zal
hebben op de gezindheid der vakvereenigingen,
om een officieel lichaam, dat van de gemeente
administratie een deel uitmaakt, haar ver
trouwen te schenken. Maar wel mag hier,
met een verwijzing naar elders, het vermoeden
worden uitgesproken, dat indien maar een
weinig geduld wordt geoefend, de
af'keerigheid der arbeiders, om de bestuurslichamen
omtrent hun zaken in te lichten, allengs zal
afnemen.
Ik heb het oog op het Labour Department
van het Engelsche Ministerie van Handel.
Onlangs verscheen, van de hand van den
hoofdambtenaar van deze afdeeHng. den heer
Burnett, het achtste jaarverslag van de Engel
sche vakvereenigingen, loopende over het jaar
1895. Terwijl voor het eerste van deze ver
slagen slechts achttien der voornaamste vak
vereenigingen gegevens hadden ingezonden,
en de anderen het niet de moeite waard had
den geacht dat te doen, of zelfs vreesden, dat
van hun inlichtingen tegen haar partij zou
worden getrokken, kwamen in 1895 niet minder
dan 1250 vakvereenigingen, tezamen 1.330.104
leden tellende, met hun cijfers bij den Board
of Trade. In '94 deden het nog slechts 832
vakvereenigingen met 1,250,448 leden. Hetzij
nu John Burns gelijk heeft, die op Nieuw
jaarsdag verzekerde, dat het aantal georga
niseerde werklieden in Engeland l1/» millioen
bedraagt, hetzij de opgaven van anderen
juister zijn, die van 2 millioen meenden te
mogen spreken, in ieder geval krijgen de
verslagen van dit lichaam, naarmate zij vol
lediger worden, grooter beteekenis, en reeds
nu kan gezegd worden, dat het Labour
Department over een nagenoeg volledig over
zicht der jongste ontwikkeling van de
hedendaagsche vakbeweging, en daarmede ook van
den loonstandaard, de werkloosheid en der
gelijke brandende kwesties beschikt. De
De «Abstracts of Labour statistics", die bij
de jaarverslagen dezer afdeeling plegen te
worden gevoegd, leveren dan ook een rijke
bron van feiten, voor ieder die zich met deze
onderwerpen bezig houdt. De jongste (derde)
dezer statistieken bevat tabellarische overzich
ten, meerendeels overeen aantal jaren loopend,
van den omvang en de werking der
vereenigingen van arbeiders en van ondernemers; van
de voorgekomen werkstakingen, met opgave
van de oorzaken, den duur en den afloop; van
arbitrages in geschillen tusschen patroons en
werklieden, van de werkloonlic.id (het gemid
deld procent der werklooze leden van de,
rade-Unions is van ruim 8 pCt. in 'S7 ge
daald tot ruim 2 pCt. in 1890, daarna ge
klommen tot 7.5 p('t. in '!K! en weder gedaald
tot 5.8 pCt. in 1895); van het pauperisme,
van loonen en werktijden in verschillende
bedrijven, en de daarin aangebrachte wijzi
gingen, van de ongelukken, bij de nijverheid
voorgekomen; van de woningtoestanden, den
vrouwenarbeid, de vorderingen van
participatiestelsel, spaarbankwezen, enzoovoorts.
Het is overbekend, dat wij in Nederland
nog zoover niet zijn. Wij hebben geen afdee
ling «Arbeid" aan een onzer ministeries, en
indien wij deze hadden, zou zij zeker niet
een dergelijk volledig overzicht kunnen geven
als de engelsche. Wij hebben een centrale
commissie voor de statistiek, die in de leemte
tracht te voorzien, maar in de vervulling van
j den opgenomen arbeid niet door de arbeiders
alleen wordt tegengewerkt: de vierde van haar
publicaties omtrent werkliedentoestanden, die
juist is verschenen, draagt daarvan de onver
mijdelijke kenteekenen. Intusschen mag als
tegenstelling worden gewezen op het ver
schijnsel, dat toen in het begin van het, vorige
jaar verscheidene vakvereenigingen en bonden
van vakvereenigingen van hun onwil om aan
de commissie gegevens te verstrekken, deden
blijken, ook in de arbeiderswereld liet aan
j tegenspraak niet ontbrak. Ik herinner aan
de circulaire van het hoofdbestuur van den
A. N. Diamantbewerkersbond aan de arbeiders
organisaties in Nederland, waarin dezen wer
den aangespoord, de kortzichtigheid toch niet
i te ver te drijven. »Het Hoofdbestuur meent..."
; zoo stond o. a. in dat schrijven te lezen, ?'?dat
de weigerende!! zich aan schromelijke
over! drijving, ja aan een geheel schccve voorstelling
j der feiten hebben schuldig gemaakt, waar zij
i het verstrekken der gevraagde inlichtingen
l een gevaar" voor de leden der vakbonden
! noemden, of spraken van »niet te willen
meej doen aan Regeerings-8port". Voor ons,
arbei| ders, mag alleen de vraag zijn, of uit dezen
j regeeringsarbcid voor onze organisaties, voor
onze vakbeweging nut valt te trekken, en
dat dit wél het geval is, kan door niemand
ontkend worden. Het feit dat de meest voor
uitstrevende arbeidersgroep reeds ettelijke jaren
geleden aandrong op het samenstellen en bij
houden eener statistiek als de nu geprojec
teerde, bewijst dit reeds genoegzaam".
Voor het weigeren der inlichtingen beston
den bij de vakvereenigingen m. i. twee oor
zaken ; lo. de jeugd der arbeidersbeweging in
Nederland, en 2o. als gevolg daarvan, de
weinige belangstelling, van overheidswege tot
nog toe in arbeiderskwestiën gesteld, de ge
ringe resultaten voortgekomen uit de enquêtes.
Naarmate de vakvereenigingen toenemen in
groei en winnen in ervaring, zullen zij de
regeering dwingen, zich meer met haar bezig
te houden, aanraking met haar te zoeken, en
de wetgeving met haar eischen in overeen
stemming te brengen. Gelijken tred daarmede
zal het vertrouwen der vereenigingen houden.
in de personen, die met het verzamelen van
feiten zijn belast, zonder dat daarom regeering
en arbeidersorganisaties nog voor ins
parables" zullen doorgaan. Het Engelsche «Labour
Department" van het ministerie van Handel
is op het oogenblik reeds belast met het doen
van pogingen, om bij geschillen tusschen ar
beiders en patroons een verzoening
of'scheidsrechterlijke uitspraak te bewerken. Aan de
andere zijde is een particulier lichaam als het
Nederlandsen Arbeids-secretariaat de ge
schiedenis bewijst het voldoende te zeer
onderhevig aan de gevolgen der
meeningsverschillen tusschen de arbeiders onderling, dan
dat het ooit op de betrouwbaarheid zou kun
nen bogen die een regeeringsinstelling kan
verwerven, welke aan haar doel beantwoordt.
De onontbeerlijkheid van statistieke bureaux,
door de regeering van land en gemeente op
gericht, oo.< ten behoeve van al wat de sociale
kwesties aangaat, zal in onzen tijd wel niet
meer omstandig behoeven te worden betoogd.
Was het bureau der gemeente Amsterdam
ouder geweest, had het reeds burgerrecht ver
kregen, ook onder de arbeiders, de discussies
over de werkloosheid zouden zaakrijker zijn ge
weest, en als gevolg daarvan het resultaat
meer bevredigend. Man geht mit der sozialen
Gesetzgebung in unbekannte Erdtheile und
findet den richtigen Weg hierin nicht prima
facie" heeft Bismarck gezegd Dit woord zal
vooreerst nog wel waar blijven; maar men
kan zorgen, een kompas bij zich te dragen.
Een sociale wetgeving, die zou worden inge
voerd, zonder dat men althans weet op welke
gegevens im-n de uitvoering zijner denkbeel»
den bouwt, loopt op fiasco uit. Het beste
voorbeeld daarvan is de mislukte verzekering
tegen werkloosheid in het kanton Bt. Gallen,
waarover een volgende maal wellicht gelegen
heid zal zijn het een en ander mede te deelen.
F. M. C.
iiiiiiiiiMiiiiiiinniumim
0?er het drama en laurice Maeterlincl
De Januari-aÜevering van het tijdschrift
Aeifcrland geeft een uitvoerige beschouwing over den
nu misschien wereldberoemden Mauriee
Maeterlinck, door W. G. van Nouhuys.
Al vele jaren hebben we W. G. van Nouhnys
in allerlei tijdschriften op zien treden als een
serieus en verstandig beschouwer van de ver
schijningen in de moderne litteratuur. Of hij die
verschijningen goed heeft begrepen, of zijn mee
ningen erover bizonder en van kunstwaarde zijn,
is wel een zeer groote vraag. Maar dat hij steeds
eerlijk en zooveel mogelijk veelzijdig wil zijn,
staat vast.
Verschillende malen schreef hij reeds in de
Sjicctutui' kleine opstellen over Maeterlinck en nu
komt hij met een gewichtige studie in 't licht.
Met een korte inleiding over de ontwikkeling
van het drama vangt hij aan.
Dit is ongeveer het verloop :
In den tijd toen de romantische draak aan
't opkomen was, verstond men onder drama het
stuk met vaste typen van boosdoeners en brave
menschen, met veel scênes-;ï-faire, ter zijde's,
doorzichtige trucs en saamgegoochelde verwik
kelingen.
Er kwam verzet en »de waarheid, de werke
lijkheid, het reöele leven moest worden gediend."
Ernile Xola kwam op en herhaalde met nadruk:
>-i!ien n'ost sóvi're et rien n'est haut que la
peinture de ce yui est," maar dat was juist weer
de groote fout. "\Vant zij vergaten dat niet elk
stuk leven een stuk dramatiek is, en dat de
waarheid van de straat dikwijls onwaarheid of
onwaarschijnlijkheid wordt op de planken." Het
is wel een ware verfrissching geweest, dit streven
naar werkelijkheid in weergeven, zoodat het
tooneelstuk werd >ur,e tranche de vie", maar Zola
zelf, de groote voorvechter, voelde alras dat zijn
poging moest falen: II serait absurde de croire
(jiron pourra transporter la nature telle queue
sur les planches, planter de vrais arbres, avoir
de vraies inaisons, eclairóes par de vrais soleils Dés
lors, les coiU'entioii,* «'nniiOfieiit, il faut accepter
| des illuMons plus on moins parfaites, a la place
des rtalitüs.
j Een tijdje van rust en verwachting volgt. En
i toen kwamen de psychologen, die het werkelijke
i leven dieper zochten en voelden. Maar hun fout
werd alweer >dat zij met evenveel aandacht zich
bezighielden met het i/crul, als de schrijvers der
zede-stukken zich tot hun kwestie hadden bepaald".