Historisch Archief 1877-1940
No. 1023
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOORNEDERLAND.
De nieuwere symboliek en mystiek van
Maeterlinck wordt nu behandeld.
Maeterlinck stelt eigenaardige eischen aan het
tooneelstuk. Hij ziet b. v. liever »een oud man,
die in zijn leunstoel by' een lamp zit te wachten,
onbewust luisterend naar al de eeuwige wetten
die rondom zy'n huis regeeren, met gebogen hoofd
duldende de aanwezigheid van zijn ziel en zijn
noodlot. .. dan een jaloerschen Othello, of den
minnaar die zy'n maïtresse worgt of het leger
hoofd dat een slag wint".
Hy' wil bijna een theater in rust, met hoofd
personen die stilzitten en zwijgen.
Van Nouhuys merkt op, dat zoo iets eenvoudig
geen theater meer zou zyn. »Drama is handeling,
een theatre zonder woord en beweging zou gelijk
zijn aan een zwijgend orkest."
Maar waarop komt het ten slotte neer ?
Maeterlinck wil het tooneelstuk vsreenvoudigen,
h\j wil minder geweld, minder samenstel van
actie, doch eenvoud en soberheid, stilte en ziel.
»En hij heeft zich ook bijna geheel vrij weten
te houden van actie, omdat aan uiterlyke
werkely'kheid in de door hem gewilde richting bijna
geen behoefte bestaat."
Na een inhoudsopgave van zijn voornaamste
drama's (een zeer uitvoerige van het jongst ver
schenen Aglavaine et Sélysette) vraagt de heer
van Nouhuys:
»Zal Maeterlinck een nieuwe tooneelkunst
brengen ?"
Hy gelooft 't niet, want »Maeterlinck verwijdert
zich in het nastreven van zijn ideaal, in het steeds
verfijnen van zy'n kunst, meer en meer van de
dramatiek. Zijn »theatre statique" zou een beeld
houwkunst zonder materie zijn."
»De tooneelkunst vraagt zichtbare realiteit, han
deling en woord. Al deze drie verwaarloost hij."
Dit is de eerste gewaagde conclusie van den
heer Nouhuys. Maeterlink geeft voelbare realiteit,
die zér indrukwekkend kan zijn, wél handeling
en ook woord, en bovenal: hy wekt aandacht en
spanning. Ook al beweert hij zelf: »Dialogen
van ziel zijn iets heel anders dan dialogen van
menschen, hoe zouden zij dan ooit door
menschenmonden te zeggen zijn, en hoe moeten wij
ons de personen denken, die zóó zouden spreken?"
hy' dwaalt- en overdrijft, evenals de heer Van
Nouhuijs, die van zijn dwaling gebruik maakt.
De aandoening van de ziel kan zeer duidelijk
en voelbaar in een dialoog worden uitgedrukt en
groote dramatiek zijn.
Het is nog een onopgeloste vraag of de drama's
van Maeterlinck lang of kort zullen leven. Zij geven
op 't oogenblik geen voldoening aan de massa, die
groote en grove hartstochten wil, maar voor 't
elitepubliek zijn ze overheerlijk. Het drama Pelléus
et Mélisande, in Amsterdam zeer goed gespeeld
door het troepje van Luyné-Poë, heeft het laten
blyken. Er was den ganschen avond groote
aandacht en stilte van een publiek dat diep ge
troffen was in de ziel. Of Maeterlinck, »door
het verfijnen van zijn kunst, zich dus meer en
meer verwijdert van de dramatiek", is dus een
groote vraag.
De heer v. Nouhuys besluit op deze makkelijke
manier: »Het tooneelstuk waaraan wij behoefte
hebben, ligt in het midden van twee uitersten :
het naturalistische, experimenteel e, fyziologische
en het mystieke, symbolieke, psychologische.
»Het eeuwig-menschelijke in verband met de
grootsche onkenbare machten, die het door alle
tijden hebben geleid en beheerscht. Aan wien
dit vermag zal het gegeven zyn de tooneelkunst
weer tot de machtige kunst te verheffen van een
Aeschylus en Shakespeare."
De heer v. Nouhuys had er bij kunnen voegen,
dat zijn conclusie wel onvermijdelijk, maar zér
illllllMllMmiiiiiiiiiiiliiiimill
l"' l" illliliiiiiiiiiiiini iiiiiiimii
HET fREEDE LEYEN,
DOOK
STEFANOTIS.
Ze heeft zich goed gehouden heel den langen
avond. Ze moest wel! Ze kon immers niet toe
geven aan den wilden lust, de behoefte, die ze ge
voelde, in gillen uit te barsten.. . woeste, onbe
dwingbare gillen, die oprezen in de gemartelde
borst; die zich een doortocht wilden banen dooi
de bleeke lippen, die glimlachen moesten, antwoord
geven op de, voor haar zinlooze vragen en op
merkingen van het gesprek, dat ze te voren had
met de gasten van haar ouders. . . vrienden, haar
onverschillig, die ze ver weg wenschto, dat ze zich
niet langer behoefde te bedwingen.
Gedurig wanneer er nieuwe gasten kwamen, heeft
ze verlangend, angstig weifelend omgezien.. . //Zou
hij er nii zijn?"... oni tulkens bitter teleurgesteld
te worden. Dan ter sluiks een blik op de pen
dule geslagen. . . 't Is toch nog mogelijk, dat hij
komt, al is 't reeds laat!
En dan op eenmaal de zekerheid, ruw weg, dat
ze niets meer te hopen had, doordat ze een der
heeren tot haar vader hoorde zeggen, dat hij, naar
wiens komst ze zoo hartstochtelijk uitzag, zich
denzelfden morgen verloofd had met. . . dan werd
de naam genoemd van een haar onbekende.
Ze heeft haar oogen op den spreker gevestigd
eu de woorden, die hij verder sprak met zijn forscn
stemgeluid, vielen pijnlijk, als zware niokerslageu
goedkoop is. »De middenweg is de beste", dat
kan iedereen zeggen.
De heer v. Nouhuys beweert eigenlijk niet
meer dan: het drama van de toekomst moet
goed zijn.
In zijn vél te lange beschouwing staat verder
niets nieuws of bizonders, zij is alleen de aan
dacht waard om leeken een begrip van Maeter
linck te geven.
Bovendien, zooals gewoonlijk, is het gepraat
over de toekomst zeer onvruchtbaar.
WHITE.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiimiHiiiiiiiiiiiiiiiiii
Inziet in e Hoofdstad.
Hérodifide, in ] 881 voor het eerst in Brussel
opgevoerd, is gecomponeerd na Le rol de Lahore,
het eerste werk van Massenet, dat in de groote
Opera te Parijs is gegeven. Beide opera's waren
voor den jongen meester een groot succes. Reeds
in 1872 had Massenet in de Opéra Comique zijn
Don César de Kazan doen opvoeren, doch deze
opera in drie weken voltooid maakte beslist
fiasco.
Met Marie Madeleine, drame sacré, herstelde zich
Massenet van dien val op schitterende wijze. Na
dit drama kwam een ander mystère Eve (1875)
en, in primitiever vorm dan thans bekend is, de
muziek bij het treurspel Les Erynnies, waarna in 1877
Le rol de Lahore bekend werd.
In deze opera is het nieuwe en het ou"ie soms
vrij bont door elkander geweven en vindt men
naast gedeelten, waar de declamatie met groote
zorg behandeld is, andere nummers waar de accenten
overal verkeerd zijn aangebracht. Die verkeerde
prosodie is voor onze ooren steeds een ergenis en
ik heb te Parijs zijnde, mij dikwijls daarover ver
baasd. Vooral Massenet zondigt vaak daartegen,
o. a. is het mij in llérodiade weer opgevallen dat
in het duo, waarin de quasi bovenaardsche liefde
van Johannes den Dooper en Saloméwordt bezon
gen, wij eerst hooren im-»/o/'-talitéen later
immorfe-lité.
Het is meermalen gebleken dat vele Franschen
geen oordeel hebben over dit verschil van accen
tuatie. Het is mij wel gebeurd dat ik een woord
op twee verschillende manieren accentueerende,
aan ecu Fransch componist vroeg welke de juiste
was waarop hij mij antwoordde dat ik ze beide keeren
goed en op dezelfde wijze had uitgesproken. Doch
de jonge Fransche componisten van de school van
Franck dragen wel degelijk zorg voor goede pro
sodie, hetgeen ten bewijze strekt dat rnen die
vroeger wel altijd verwaarloosd heeft, doch dat het
oor van de Franschen er wel degelijk gevoelig
voor is.
Waarin Massenet in dit werk reeds uitmunt:
is de orkestrale behandeling, die hij een rijker
aandeel gaf, en de eigenaardiger! kleur die hij in
zijne muziek wist te brengen.
Dat is ook in llérodiade het geval, bovendien
is de dramatische karakteriseering van sommige
hoofdpersonen hier gelukkiger dan in vele zijner
andere werken.
Massenet is in Ilcrodiade geheel zichzelf en daar
men Massenet nu eenmaal moet nemen zooals hij is:
(n.l. als een onderhoudend causeur, als iemand die
veel fantasie bezit, die u zelfs doodgewone dingen
zoo boeiend weet te vertellen dat het verhaalde
u gewichtig toeschijnt en die u zoo lang hij aan
het woord is door zijn talent van charmeur doet
vergeten dat de inhoud wel eens zoek is) kan
llérodiade beschouwd worden als een zijner inte
ressantste werken en vooral daar waar hij : //la uote
amoureuse," kan aanslaan, is hij een meester.
Iu liefde-duetten is Massenet onuitputtelijk. In
ieder van zijn Opera's kan men er eenige vinden
l
op haar gehoor, dof vreemd van klank, zouder zin
of beteekeuis.
De grootheid der smart, die ze op dat oogenblik
gevoelde, hielp haar kalm te blijven; zich te hou
den alsof die verloving haar mets aanging. Ook
haar uiterlijk schijnt niets verraden te hebben; ten
minste, geen der aanwe/.igen lette op haar of toonde
eenige verwondering bij liet hooren van haar stem,
als ze, op de eene of andere tot haar gerichte
vraag, antwoord gaf.
Nu ze allen vertrokken zijn en zij alleen is iu
de eenzaamheid van haar kamer, kan ze eindelijk
toegeven aan de wanhoop, waarmee hare ziel ver
vuld is! Nu kan ze zich neenverpeu op den grond,
de woeste gillen slaken, die ze zoo lang heeft be
dwongen. . . Doch zullen haar huisgcnooten haar
niet hooren? haar martelen met vragen, haar
liet geheim ontwringen, (laf, ze zoo zorgvuldig ver
borgen hield.
Neen, dit wil ze niet; ze nwt het zwijgend dra
gen, dat geheim, al bezwijkt ze er onder.
Hij, dien ze meer lief heeft dan haar leven, kent
haar geheim. . . dal is de reden, waarom hij niet
gekomen is; daarom heeft hij zich verloofd met,
die andere, die mogelijk niets te verzwijgen
heeft,
Hij heeft haar de pijnlijke bekentenis bespaard,
de bekentenis van die schuld die toch eigenlijk
haar schuld niet is! Of vreesde hij, dat ze ouk
tegenover hem zou zwijgen? Indien hij haar zijne
liefde bekend had, dan zou ze 't hem immers zelve
gezegd hebben | O, alles, niets had ze verzwegen!
Hoe dikwijls heeft ze zieh dit reeds voor den
geest gehaald! Hoe dikwijls b,j zich zelve de
woorden gesproken, waarmee ze hem, die eene daad
van zwakheid zou hebben bekend; het aan zijn wil
overlatend haar te vergeven of te verstouten!
van te voren reeds berustend in zijne beslissing.
Dan had de hoop haar steeds toegefluisterd, dat
hij, dien ze zoo lief heeft, haar zou zeggen, dat hij
en altijd geven zij eene andere nuance en altijd
sleepen zij de hoorders mede.
Dat weten Massenet's librettisten heel goed en
zoo zijn zij er zeker toe gekomen ook Johannes
de Dooper een paar liefde-duetten met Salométe
latpn zingen.
Wel zegt hij na hare declaratie: bemin mij met
bovenaardsche liefde, daar ik geen aardsche liefde
mag koesteren, doch dat zijn van die :
accominodements avec Ie ciel.
En wat te zeggen van hun laatste duet:
II est beau de mourir en s'aimant, ma chereame,
Que nos jours s'etreindront comme unechaste ftamme
Notre amour, dans Ie eiel rayonnant de clart
Trouvera Ie mystère et l'immortalité!
Transport de l'amour
Embrase nous toujours.
Johannes een liefde-duet zingende ! Die Fransche
librettisten staan voor niets.
Doch ik wil eigenlijk niet over dit werk maar
over de uitvoering door het gezelschap van den
heer Mertens spreken.
Door toevallige omstandigheden was dit de eerste
voorstelling die ik van dat gezelschap bijwoonde
en het is mij een genoegen te kunnen verklaren dat
die kennismaking eene hoogst aangename is geweest
De uitvoering had karakter en droeg een cachet
van waarheid. De heer Mertens heeft voor sommige
hoofdpartijen over zeer goede krachten te beschikken
doch dat is uiet de hoofdzaak, maar uit de wjze
waarop hij dit werk leidde en had voorbereid, bleek
weer welk een fijngevoelend kunstenaar hij is en
hoe hij het verstaat ons het beeld te geven zooals
componist en librettisten het wilden.
Aan het uiterlijke was op eene voor ons
land zeer ongewone wijze evenveel zorg besteed
als aan het muzikale, dat is bij zulke werken
onontbeerlijk.
Bovendien gaf de monteering en inseeneering
een bekorenden indruk van Oostersche stemming.
De koren en het orkest gaven zeer veel dat
mijne aandacht trok. Wat het koor betreft herinner
ik o.a. aan de scène religieuse waarin het motief
Schciiiah Israël is aangewend; daar was de klank
van het koor verrassend, en het brillante mannen
koor van Romeinen in de laatste acte werd zoo
helder en zuiver gezongen dat het gebisseerd moest
worden (wat jammer was, want toen slaagde het
minder goed).
Het orkest, hoewel niet vlekkeloos, heeft zeer
veel goeds gegeven. Dit danken wij iu de eerste
plaats aan de leiding van den heer Mertens, die
alle orkestrale details wist te releveeren en de
juiste klankverhouding tusschen het orkest en de
zangers wist te bewaren. De gehecle voorstelling
werd daardoor eene kunstuiting.
Van de solisten hebben mij bijzonder voldaan
de dames Lloyd (Salomé) en lionheur (llérodiade).
De eerste wist met haar sympathieke en schooue
stem (waarvan alleen de hoogste tonen weieens wat
geforceerd en vibreerend klonken) ons een aantrek
kelijk beeld van het jonge meisje te geven en de
tweede was vooral in de forsche uitingen zeer waar
en vol uitdrukking.
Van de heeren zou ik het eerst willen noemen
de heer Bresou (Phanuel, de Chaldeër), die met
zijn schoone stem zoo expressief weet te zingen.
De heer Chais (Hérode) heeft mij als zanger'in
sommige opzichten zeer voldaan, doch niet overal
was hij op de hoogte van zijn taak en de heer
van Loo (Johaunes) heeft aan volume van stem
verloren doch heeft ook het schreeuwen afgeleerd,
wat zijne vertolking ten goede kwam. De zaal was
weer zoo vol dat op 9 Februari een derde opvoe
ring is aangekondigd.
Dat doet mij genoegen want uit deze opvoering
is mij gebleken dat, het gezelschap van den Heer
Mertens de bijzondere aandacht verdient. Het is
haar dien enkelen keer van zwakzijn vergaf.
Welke man toch heeft zulk een rein verleden
achter zich, dat hij den staf zou durven breken
over de vrouw, die liij bemint, mocht ze zich ook
al aan eene enkele afdwaling hebben schuldig ge
maakt. Eeiie afdwaling, die het gevolg was van
overaroote oi,schuld, een volslagen nict-weten.
Nu heeft hij haar zelfs niet in de gelegenheid
gesteld zich te rechtvaardigen; hij heeft haar geen
kans gelaten hem te overtuigen, dat ze niet slecht
is, zelfs niet lichtzinnig, hoezeer den schijn ook
tegen haar moge zijn. Dat ze slechts faalde, omdat
hij, die haar had moeten ceren, die voorgaf haar
te beminnen, haar tot die zwakheid overhaalde. . .
en daarna lafhartig verstiet, haar het jawoord
teruggevend.
Haar in zijn kleingeestige jaloezie ook niet aan
een ander gunnend, nu hij vernam, dat ze werd
bemind; nu hij de zekerheid had, dut ze haar vroe
gere genegenheid tot hem had overwonnen, na
jaren van bitteren strijd. Dat ze ecu ander zou
liefhebben, inniger, hartelijker nog dan zij 't hem
ooit had gedaan, nu ze kans had gelukkig te
worden.
Daarom heeft hij dien anderen voor haar gewaar
schuwd, alsof ze werkelijk slecht ware!... Hij, die
haar 't meest kende: die wist als geen ander, hoc
hare onschuld haar deed struikelen. En deze heelt
't, geloofd; heeft overhaast een ouovcrkomelijkeii
slagboom tusschen hen beiden opgericht, door dat
andere meisje te vragen voor wie hij niets gevoelt,
daarvan is zij verzekerd. Hij heeft haar lief, haar
zelve! zoo liet'als'1 denman mogelijk is lief te hebben.
Twijfelde ze vroeger nog aan zijne liefde, nu
doet ze dit niet meer. 't Is als was hij bevreesd,
dat wanneer hij vrij bleef eu haar terug zag, hij
aan den drang van zijn hart geen weerstand zou
i kunnen bieden; dat hij haar, niettegenstaande
alles, iu zijn armen zou. nciuen, haar zijn groote
liefde bekennen iu hartstochtelijk gefluister ; met
daarom een gelukkig verschijnsel dat deze voor
stellingen zoo groote aantrekkingskracht op het
publiek gaan uitoefenen.
Het blijkt wel dat de Heer Mertens als direc
teur van een Opera-gezelschap een buitengewoou
man is. Daarom was de ovatie, die hem werd be
reid na het bekende intermezzo voor orkest, ten
volle verdiend.
Dit m.i. zeer onbeduidende muziekstukje werd
zoo schoon vertolkt dat het gebisseerd moest worden.
llrrodiade is na BrusseJ voor het eerst, in het
Theatre Italië», te Parijs opgevoerd iu 1884 (Toet*
waren de gebroeders J eau en Edouard de Resk
Jean en Phaiutel eu de dames Fides de Vries eu
Trebelli Hérudi/ide en Siilunié), doch de Groote
Opera wilde er ondanks het succes van Le Rol
de Luhoi-e niet aan. Wanneer men de partitie ont
leedt stuit toen op heel wat zeer gewone muziek,
o.a. heeft de dause sacrée geen andere bijzonderhe
den dan een voortdurende opvolging van accoorden
op den eersten eu zesden trap en een eigenaardig
instrumentaal effect, doch dan valt er heel wat te
kijken en om daar den juisten indruk te
verkrijgeu moet er voor gezorgd worden dat het oog
voortdurend wordt geboeid. Daarvoor heeft de
Heer Mertens dan ook gezorgd en daarom stelde
de opvoering door zijn gezelschap llérodiade in
het juiste en gunstigste licht.
VAN MILLIGEN.
De diamant van den Geestenkoning.
In het Paleis voor Volksvlijt zal door het
Hollandsch Tooneelgezelschap" (Dir. Charles de
la Mar en Barendse) een groot fantastisch
tooverkluchtspel worden opgevoerd, De Diamant van
den (ireextenkoning. Voor de elf tafreelen, waar
onder Smaragden-paleis," een Tooverwoud",
een Paleis van den Geestenkoning'' zal het Paleis
atelier, onder leiding van den boer Maandag,
heerlijke doeken kunnen leveren ; honderdzestig
nieuwe costurnes naar Gustave Doréworden
beloofd.
Orelio.
De heer Orelio is uit Moskou teruggekeerd,
waar hij een schitterend succes als zanger heeft
behaald. '
Aanwezige directeuren o.a. Nicodéuit Dresden,
noodigden hem dadelijk uit in hun woonplaats
een concert te komen geven.
In bat najuar is de heer Orelio andermaal
uitgenoodigd te Moskou te komen.
L77ÊIILN
.Kunst-historie en Beeliouwiiinst.
Voor kort nog kon men in een Duitsch tijd
schrift lezen, dat Prof. Ilemrich Thode in Frank
fort een lezing gehouden had naar aanleiding
van een daar verzamelde collectie afgietsels van
Donatello. Dat deed mij met een dikwijls bij
mij opkomend gevoel van verdrietelijkheid denken
aan het weinige wat er voor de kunsthistorie in
't algemeen en voor de beeldhouwkunst in 't
bijzonder hier in Xederland nog is gedaan, ik
meen in dien zin als dit in vele buitenlandsche
steden is begrepen, door afgietsels van kunst
werken uit alle tijden bij elkaar te brengen, en
die, in goede lokalen en onder goede verlichting,
voor het publiek toegankelijk te stellen. Het
eenige museumpje, dat men hier in Nederland
in dien geest noemen mag, is de collectie, die
zoete, bedwelmende kussen, de stamelende woorden
op haar lippen zou terugdringen, waarmee ze hem
het droevig geheim van haar leven zou klagen;
haar de brandende tranen van de wangen drogen,
die de herinnering aan dat vroeger zwakzijn, haar
zou doen storten.
Bevreesd wellicht, dat dan zijn eigen verleden
zou oprijden voor zijn geest?... Dat verleden,
waarin vrije lust, eigen wil, hem dezelfde soort
zonde gedurig \veer deed begaan zonder er zich
ooit om te bekommeren of het zonde was ! Dan
voor 't eerst tot het bewustzijn komend, hoe onrein
walgingwekkeud zijn leven is geweest... en hij
haar zacht tegen zijn borst zal drukken, in het be
schamend gevoel, dat zij zich vernedert tegen
over hom !
Doeli waar denkt ze aan ? Welk hoog beeld
schept ze zich weer van den man, dien ze zoo
innig lief heeft!
Hij haar nog liefhebben, nu nog, nu hij alles
weet!... Hij haar of zich zelveu bekennen, dat't
leven, 't welk hij leidde hem weerzin inboezemt!
Dat, wat zij deed, niets is in vergelijking van zijn
vroeger gedrag. Dat hij haar niet schuldig vindt!
| Alsof ze al niet reeds lang wist, hoe streng de
i mannen gericht houden over de daden van haar.
die ze zich tot vro.iw weuschen te nemen ! Hoe
! ze van haar eischen, dut ze rein zal zijn, als de
| lelie, dat haar hart hun ongedeeld zal toebehooren
en dat terwijl zij haar grootmoedig voor die
nuttelooze reinheid, die onverdeelde liefde, een hart in ruil
? geven dat reeds zoo vaak iu hartstocht voor andere
| vrouwen ontvlamde, dat zij, die hij ten laatste aan
zijn lot verbindt, zich tevreden moet stellen met
1 den wegsnieulendeu gloed, waarvoor dat hart mis
schien nog vatbaar is.
j Toch stellen de meeste vrouwen zich tevreden
1 met die lauwe liefde, zoeken ze zich te koesteren
\ aan dat zwak brandende vuurtje, dat spoedig tot
grauwe asch zal zijn versmolten. Beter dat weinigje