De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 31 januari pagina 3

31 januari 1897 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1023 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOORNEDERLAND. De nieuwere symboliek en mystiek van Maeterlinck wordt nu behandeld. Maeterlinck stelt eigenaardige eischen aan het tooneelstuk. Hij ziet b. v. liever »een oud man, die in zijn leunstoel by' een lamp zit te wachten, onbewust luisterend naar al de eeuwige wetten die rondom zy'n huis regeeren, met gebogen hoofd duldende de aanwezigheid van zijn ziel en zijn noodlot. .. dan een jaloerschen Othello, of den minnaar die zy'n maïtresse worgt of het leger hoofd dat een slag wint". Hy' wil bijna een theater in rust, met hoofd personen die stilzitten en zwijgen. Van Nouhuys merkt op, dat zoo iets eenvoudig geen theater meer zou zyn. »Drama is handeling, een theatre zonder woord en beweging zou gelijk zijn aan een zwijgend orkest." Maar waarop komt het ten slotte neer ? Maeterlinck wil het tooneelstuk vsreenvoudigen, h\j wil minder geweld, minder samenstel van actie, doch eenvoud en soberheid, stilte en ziel. »En hij heeft zich ook bijna geheel vrij weten te houden van actie, omdat aan uiterlyke werkely'kheid in de door hem gewilde richting bijna geen behoefte bestaat." Na een inhoudsopgave van zijn voornaamste drama's (een zeer uitvoerige van het jongst ver schenen Aglavaine et Sélysette) vraagt de heer van Nouhuys: »Zal Maeterlinck een nieuwe tooneelkunst brengen ?" Hy gelooft 't niet, want »Maeterlinck verwijdert zich in het nastreven van zijn ideaal, in het steeds verfijnen van zy'n kunst, meer en meer van de dramatiek. Zijn »theatre statique" zou een beeld houwkunst zonder materie zijn." »De tooneelkunst vraagt zichtbare realiteit, han deling en woord. Al deze drie verwaarloost hij." Dit is de eerste gewaagde conclusie van den heer Nouhuys. Maeterlink geeft voelbare realiteit, die zér indrukwekkend kan zijn, wél handeling en ook woord, en bovenal: hy wekt aandacht en spanning. Ook al beweert hij zelf: »Dialogen van ziel zijn iets heel anders dan dialogen van menschen, hoe zouden zij dan ooit door menschenmonden te zeggen zijn, en hoe moeten wij ons de personen denken, die zóó zouden spreken?" hy' dwaalt- en overdrijft, evenals de heer Van Nouhuijs, die van zijn dwaling gebruik maakt. De aandoening van de ziel kan zeer duidelijk en voelbaar in een dialoog worden uitgedrukt en groote dramatiek zijn. Het is nog een onopgeloste vraag of de drama's van Maeterlinck lang of kort zullen leven. Zij geven op 't oogenblik geen voldoening aan de massa, die groote en grove hartstochten wil, maar voor 't elitepubliek zijn ze overheerlijk. Het drama Pelléus et Mélisande, in Amsterdam zeer goed gespeeld door het troepje van Luyné-Poë, heeft het laten blyken. Er was den ganschen avond groote aandacht en stilte van een publiek dat diep ge troffen was in de ziel. Of Maeterlinck, »door het verfijnen van zijn kunst, zich dus meer en meer verwijdert van de dramatiek", is dus een groote vraag. De heer v. Nouhuys besluit op deze makkelijke manier: »Het tooneelstuk waaraan wij behoefte hebben, ligt in het midden van twee uitersten : het naturalistische, experimenteel e, fyziologische en het mystieke, symbolieke, psychologische. »Het eeuwig-menschelijke in verband met de grootsche onkenbare machten, die het door alle tijden hebben geleid en beheerscht. Aan wien dit vermag zal het gegeven zyn de tooneelkunst weer tot de machtige kunst te verheffen van een Aeschylus en Shakespeare." De heer v. Nouhuys had er bij kunnen voegen, dat zijn conclusie wel onvermijdelijk, maar zér illllllMllMmiiiiiiiiiiiliiiimill l"' l" illliliiiiiiiiiiiini iiiiiiimii HET fREEDE LEYEN, DOOK STEFANOTIS. Ze heeft zich goed gehouden heel den langen avond. Ze moest wel! Ze kon immers niet toe geven aan den wilden lust, de behoefte, die ze ge voelde, in gillen uit te barsten.. . woeste, onbe dwingbare gillen, die oprezen in de gemartelde borst; die zich een doortocht wilden banen dooi de bleeke lippen, die glimlachen moesten, antwoord geven op de, voor haar zinlooze vragen en op merkingen van het gesprek, dat ze te voren had met de gasten van haar ouders. . . vrienden, haar onverschillig, die ze ver weg wenschto, dat ze zich niet langer behoefde te bedwingen. Gedurig wanneer er nieuwe gasten kwamen, heeft ze verlangend, angstig weifelend omgezien.. . //Zou hij er nii zijn?"... oni tulkens bitter teleurgesteld te worden. Dan ter sluiks een blik op de pen dule geslagen. . . 't Is toch nog mogelijk, dat hij komt, al is 't reeds laat! En dan op eenmaal de zekerheid, ruw weg, dat ze niets meer te hopen had, doordat ze een der heeren tot haar vader hoorde zeggen, dat hij, naar wiens komst ze zoo hartstochtelijk uitzag, zich denzelfden morgen verloofd had met. . . dan werd de naam genoemd van een haar onbekende. Ze heeft haar oogen op den spreker gevestigd eu de woorden, die hij verder sprak met zijn forscn stemgeluid, vielen pijnlijk, als zware niokerslageu goedkoop is. »De middenweg is de beste", dat kan iedereen zeggen. De heer v. Nouhuys beweert eigenlijk niet meer dan: het drama van de toekomst moet goed zijn. In zijn vél te lange beschouwing staat verder niets nieuws of bizonders, zij is alleen de aan dacht waard om leeken een begrip van Maeter linck te geven. Bovendien, zooals gewoonlijk, is het gepraat over de toekomst zeer onvruchtbaar. WHITE. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiimiHiiiiiiiiiiiiiiiiii Inziet in e Hoofdstad. Hérodifide, in ] 881 voor het eerst in Brussel opgevoerd, is gecomponeerd na Le rol de Lahore, het eerste werk van Massenet, dat in de groote Opera te Parijs is gegeven. Beide opera's waren voor den jongen meester een groot succes. Reeds in 1872 had Massenet in de Opéra Comique zijn Don César de Kazan doen opvoeren, doch deze opera in drie weken voltooid maakte beslist fiasco. Met Marie Madeleine, drame sacré, herstelde zich Massenet van dien val op schitterende wijze. Na dit drama kwam een ander mystère Eve (1875) en, in primitiever vorm dan thans bekend is, de muziek bij het treurspel Les Erynnies, waarna in 1877 Le rol de Lahore bekend werd. In deze opera is het nieuwe en het ou"ie soms vrij bont door elkander geweven en vindt men naast gedeelten, waar de declamatie met groote zorg behandeld is, andere nummers waar de accenten overal verkeerd zijn aangebracht. Die verkeerde prosodie is voor onze ooren steeds een ergenis en ik heb te Parijs zijnde, mij dikwijls daarover ver baasd. Vooral Massenet zondigt vaak daartegen, o. a. is het mij in llérodiade weer opgevallen dat in het duo, waarin de quasi bovenaardsche liefde van Johannes den Dooper en Saloméwordt bezon gen, wij eerst hooren im-»/o/'-talitéen later immorfe-lité. Het is meermalen gebleken dat vele Franschen geen oordeel hebben over dit verschil van accen tuatie. Het is mij wel gebeurd dat ik een woord op twee verschillende manieren accentueerende, aan ecu Fransch componist vroeg welke de juiste was waarop hij mij antwoordde dat ik ze beide keeren goed en op dezelfde wijze had uitgesproken. Doch de jonge Fransche componisten van de school van Franck dragen wel degelijk zorg voor goede pro sodie, hetgeen ten bewijze strekt dat rnen die vroeger wel altijd verwaarloosd heeft, doch dat het oor van de Franschen er wel degelijk gevoelig voor is. Waarin Massenet in dit werk reeds uitmunt: is de orkestrale behandeling, die hij een rijker aandeel gaf, en de eigenaardiger! kleur die hij in zijne muziek wist te brengen. Dat is ook in llérodiade het geval, bovendien is de dramatische karakteriseering van sommige hoofdpersonen hier gelukkiger dan in vele zijner andere werken. Massenet is in Ilcrodiade geheel zichzelf en daar men Massenet nu eenmaal moet nemen zooals hij is: (n.l. als een onderhoudend causeur, als iemand die veel fantasie bezit, die u zelfs doodgewone dingen zoo boeiend weet te vertellen dat het verhaalde u gewichtig toeschijnt en die u zoo lang hij aan het woord is door zijn talent van charmeur doet vergeten dat de inhoud wel eens zoek is) kan llérodiade beschouwd worden als een zijner inte ressantste werken en vooral daar waar hij : //la uote amoureuse," kan aanslaan, is hij een meester. Iu liefde-duetten is Massenet onuitputtelijk. In ieder van zijn Opera's kan men er eenige vinden l op haar gehoor, dof vreemd van klank, zouder zin of beteekeuis. De grootheid der smart, die ze op dat oogenblik gevoelde, hielp haar kalm te blijven; zich te hou den alsof die verloving haar mets aanging. Ook haar uiterlijk schijnt niets verraden te hebben; ten minste, geen der aanwe/.igen lette op haar of toonde eenige verwondering bij liet hooren van haar stem, als ze, op de eene of andere tot haar gerichte vraag, antwoord gaf. Nu ze allen vertrokken zijn en zij alleen is iu de eenzaamheid van haar kamer, kan ze eindelijk toegeven aan de wanhoop, waarmee hare ziel ver vuld is! Nu kan ze zich neenverpeu op den grond, de woeste gillen slaken, die ze zoo lang heeft be dwongen. . . Doch zullen haar huisgcnooten haar niet hooren? haar martelen met vragen, haar liet geheim ontwringen, (laf, ze zoo zorgvuldig ver borgen hield. Neen, dit wil ze niet; ze nwt het zwijgend dra gen, dat geheim, al bezwijkt ze er onder. Hij, dien ze meer lief heeft dan haar leven, kent haar geheim. . . dal is de reden, waarom hij niet gekomen is; daarom heeft hij zich verloofd met, die andere, die mogelijk niets te verzwijgen heeft, Hij heeft haar de pijnlijke bekentenis bespaard, de bekentenis van die schuld die toch eigenlijk haar schuld niet is! Of vreesde hij, dat ze ouk tegenover hem zou zwijgen? Indien hij haar zijne liefde bekend had, dan zou ze 't hem immers zelve gezegd hebben | O, alles, niets had ze verzwegen! Hoe dikwijls heeft ze zieh dit reeds voor den geest gehaald! Hoe dikwijls b,j zich zelve de woorden gesproken, waarmee ze hem, die eene daad van zwakheid zou hebben bekend; het aan zijn wil overlatend haar te vergeven of te verstouten! van te voren reeds berustend in zijne beslissing. Dan had de hoop haar steeds toegefluisterd, dat hij, dien ze zoo lief heeft, haar zou zeggen, dat hij en altijd geven zij eene andere nuance en altijd sleepen zij de hoorders mede. Dat weten Massenet's librettisten heel goed en zoo zijn zij er zeker toe gekomen ook Johannes de Dooper een paar liefde-duetten met Salométe latpn zingen. Wel zegt hij na hare declaratie: bemin mij met bovenaardsche liefde, daar ik geen aardsche liefde mag koesteren, doch dat zijn van die : accominodements avec Ie ciel. En wat te zeggen van hun laatste duet: II est beau de mourir en s'aimant, ma chereame, Que nos jours s'etreindront comme unechaste ftamme Notre amour, dans Ie eiel rayonnant de clart Trouvera Ie mystère et l'immortalité! Transport de l'amour Embrase nous toujours. Johannes een liefde-duet zingende ! Die Fransche librettisten staan voor niets. Doch ik wil eigenlijk niet over dit werk maar over de uitvoering door het gezelschap van den heer Mertens spreken. Door toevallige omstandigheden was dit de eerste voorstelling die ik van dat gezelschap bijwoonde en het is mij een genoegen te kunnen verklaren dat die kennismaking eene hoogst aangename is geweest De uitvoering had karakter en droeg een cachet van waarheid. De heer Mertens heeft voor sommige hoofdpartijen over zeer goede krachten te beschikken doch dat is uiet de hoofdzaak, maar uit de wjze waarop hij dit werk leidde en had voorbereid, bleek weer welk een fijngevoelend kunstenaar hij is en hoe hij het verstaat ons het beeld te geven zooals componist en librettisten het wilden. Aan het uiterlijke was op eene voor ons land zeer ongewone wijze evenveel zorg besteed als aan het muzikale, dat is bij zulke werken onontbeerlijk. Bovendien gaf de monteering en inseeneering een bekorenden indruk van Oostersche stemming. De koren en het orkest gaven zeer veel dat mijne aandacht trok. Wat het koor betreft herinner ik o.a. aan de scène religieuse waarin het motief Schciiiah Israël is aangewend; daar was de klank van het koor verrassend, en het brillante mannen koor van Romeinen in de laatste acte werd zoo helder en zuiver gezongen dat het gebisseerd moest worden (wat jammer was, want toen slaagde het minder goed). Het orkest, hoewel niet vlekkeloos, heeft zeer veel goeds gegeven. Dit danken wij iu de eerste plaats aan de leiding van den heer Mertens, die alle orkestrale details wist te releveeren en de juiste klankverhouding tusschen het orkest en de zangers wist te bewaren. De gehecle voorstelling werd daardoor eene kunstuiting. Van de solisten hebben mij bijzonder voldaan de dames Lloyd (Salomé) en lionheur (llérodiade). De eerste wist met haar sympathieke en schooue stem (waarvan alleen de hoogste tonen weieens wat geforceerd en vibreerend klonken) ons een aantrek kelijk beeld van het jonge meisje te geven en de tweede was vooral in de forsche uitingen zeer waar en vol uitdrukking. Van de heeren zou ik het eerst willen noemen de heer Bresou (Phanuel, de Chaldeër), die met zijn schoone stem zoo expressief weet te zingen. De heer Chais (Hérode) heeft mij als zanger'in sommige opzichten zeer voldaan, doch niet overal was hij op de hoogte van zijn taak en de heer van Loo (Johaunes) heeft aan volume van stem verloren doch heeft ook het schreeuwen afgeleerd, wat zijne vertolking ten goede kwam. De zaal was weer zoo vol dat op 9 Februari een derde opvoe ring is aangekondigd. Dat doet mij genoegen want uit deze opvoering is mij gebleken dat, het gezelschap van den Heer Mertens de bijzondere aandacht verdient. Het is haar dien enkelen keer van zwakzijn vergaf. Welke man toch heeft zulk een rein verleden achter zich, dat hij den staf zou durven breken over de vrouw, die liij bemint, mocht ze zich ook al aan eene enkele afdwaling hebben schuldig ge maakt. Eeiie afdwaling, die het gevolg was van overaroote oi,schuld, een volslagen nict-weten. Nu heeft hij haar zelfs niet in de gelegenheid gesteld zich te rechtvaardigen; hij heeft haar geen kans gelaten hem te overtuigen, dat ze niet slecht is, zelfs niet lichtzinnig, hoezeer den schijn ook tegen haar moge zijn. Dat ze slechts faalde, omdat hij, die haar had moeten ceren, die voorgaf haar te beminnen, haar tot die zwakheid overhaalde. . . en daarna lafhartig verstiet, haar het jawoord teruggevend. Haar in zijn kleingeestige jaloezie ook niet aan een ander gunnend, nu hij vernam, dat ze werd bemind; nu hij de zekerheid had, dut ze haar vroe gere genegenheid tot hem had overwonnen, na jaren van bitteren strijd. Dat ze ecu ander zou liefhebben, inniger, hartelijker nog dan zij 't hem ooit had gedaan, nu ze kans had gelukkig te worden. Daarom heeft hij dien anderen voor haar gewaar schuwd, alsof ze werkelijk slecht ware!... Hij, die haar 't meest kende: die wist als geen ander, hoc hare onschuld haar deed struikelen. En deze heelt 't, geloofd; heeft overhaast een ouovcrkomelijkeii slagboom tusschen hen beiden opgericht, door dat andere meisje te vragen voor wie hij niets gevoelt, daarvan is zij verzekerd. Hij heeft haar lief, haar zelve! zoo liet'als'1 denman mogelijk is lief te hebben. Twijfelde ze vroeger nog aan zijne liefde, nu doet ze dit niet meer. 't Is als was hij bevreesd, dat wanneer hij vrij bleef eu haar terug zag, hij aan den drang van zijn hart geen weerstand zou i kunnen bieden; dat hij haar, niettegenstaande alles, iu zijn armen zou. nciuen, haar zijn groote liefde bekennen iu hartstochtelijk gefluister ; met daarom een gelukkig verschijnsel dat deze voor stellingen zoo groote aantrekkingskracht op het publiek gaan uitoefenen. Het blijkt wel dat de Heer Mertens als direc teur van een Opera-gezelschap een buitengewoou man is. Daarom was de ovatie, die hem werd be reid na het bekende intermezzo voor orkest, ten volle verdiend. Dit m.i. zeer onbeduidende muziekstukje werd zoo schoon vertolkt dat het gebisseerd moest worden. llrrodiade is na BrusseJ voor het eerst, in het Theatre Italië», te Parijs opgevoerd iu 1884 (Toet* waren de gebroeders J eau en Edouard de Resk Jean en Phaiutel eu de dames Fides de Vries eu Trebelli Hérudi/ide en Siilunié), doch de Groote Opera wilde er ondanks het succes van Le Rol de Luhoi-e niet aan. Wanneer men de partitie ont leedt stuit toen op heel wat zeer gewone muziek, o.a. heeft de dause sacrée geen andere bijzonderhe den dan een voortdurende opvolging van accoorden op den eersten eu zesden trap en een eigenaardig instrumentaal effect, doch dan valt er heel wat te kijken en om daar den juisten indruk te verkrijgeu moet er voor gezorgd worden dat het oog voortdurend wordt geboeid. Daarvoor heeft de Heer Mertens dan ook gezorgd en daarom stelde de opvoering door zijn gezelschap llérodiade in het juiste en gunstigste licht. VAN MILLIGEN. De diamant van den Geestenkoning. In het Paleis voor Volksvlijt zal door het Hollandsch Tooneelgezelschap" (Dir. Charles de la Mar en Barendse) een groot fantastisch tooverkluchtspel worden opgevoerd, De Diamant van den (ireextenkoning. Voor de elf tafreelen, waar onder Smaragden-paleis," een Tooverwoud", een Paleis van den Geestenkoning'' zal het Paleis atelier, onder leiding van den boer Maandag, heerlijke doeken kunnen leveren ; honderdzestig nieuwe costurnes naar Gustave Doréworden beloofd. Orelio. De heer Orelio is uit Moskou teruggekeerd, waar hij een schitterend succes als zanger heeft behaald. ' Aanwezige directeuren o.a. Nicodéuit Dresden, noodigden hem dadelijk uit in hun woonplaats een concert te komen geven. In bat najuar is de heer Orelio andermaal uitgenoodigd te Moskou te komen. L77ÊIILN .Kunst-historie en Beeliouwiiinst. Voor kort nog kon men in een Duitsch tijd schrift lezen, dat Prof. Ilemrich Thode in Frank fort een lezing gehouden had naar aanleiding van een daar verzamelde collectie afgietsels van Donatello. Dat deed mij met een dikwijls bij mij opkomend gevoel van verdrietelijkheid denken aan het weinige wat er voor de kunsthistorie in 't algemeen en voor de beeldhouwkunst in 't bijzonder hier in Xederland nog is gedaan, ik meen in dien zin als dit in vele buitenlandsche steden is begrepen, door afgietsels van kunst werken uit alle tijden bij elkaar te brengen, en die, in goede lokalen en onder goede verlichting, voor het publiek toegankelijk te stellen. Het eenige museumpje, dat men hier in Nederland in dien geest noemen mag, is de collectie, die zoete, bedwelmende kussen, de stamelende woorden op haar lippen zou terugdringen, waarmee ze hem het droevig geheim van haar leven zou klagen; haar de brandende tranen van de wangen drogen, die de herinnering aan dat vroeger zwakzijn, haar zou doen storten. Bevreesd wellicht, dat dan zijn eigen verleden zou oprijden voor zijn geest?... Dat verleden, waarin vrije lust, eigen wil, hem dezelfde soort zonde gedurig \veer deed begaan zonder er zich ooit om te bekommeren of het zonde was ! Dan voor 't eerst tot het bewustzijn komend, hoe onrein walgingwekkeud zijn leven is geweest... en hij haar zacht tegen zijn borst zal drukken, in het be schamend gevoel, dat zij zich vernedert tegen over hom ! Doeli waar denkt ze aan ? Welk hoog beeld schept ze zich weer van den man, dien ze zoo innig lief heeft! Hij haar nog liefhebben, nu nog, nu hij alles weet!... Hij haar of zich zelveu bekennen, dat't leven, 't welk hij leidde hem weerzin inboezemt! Dat, wat zij deed, niets is in vergelijking van zijn vroeger gedrag. Dat hij haar niet schuldig vindt! | Alsof ze al niet reeds lang wist, hoe streng de i mannen gericht houden over de daden van haar. die ze zich tot vro.iw weuschen te nemen ! Hoe ! ze van haar eischen, dut ze rein zal zijn, als de | lelie, dat haar hart hun ongedeeld zal toebehooren en dat terwijl zij haar grootmoedig voor die nuttelooze reinheid, die onverdeelde liefde, een hart in ruil ? geven dat reeds zoo vaak iu hartstocht voor andere | vrouwen ontvlamde, dat zij, die hij ten laatste aan zijn lot verbindt, zich tevreden moet stellen met 1 den wegsnieulendeu gloed, waarvoor dat hart mis schien nog vatbaar is. j Toch stellen de meeste vrouwen zich tevreden 1 met die lauwe liefde, zoeken ze zich te koesteren \ aan dat zwak brandende vuurtje, dat spoedig tot grauwe asch zal zijn versmolten. Beter dat weinigje

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl