Historisch Archief 1877-1940
No. 1023
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
VOO
VronwenarMö.
In vroeger dagen werden de vrouwen en
meisjes, meest alleen om haar schoonheid be
zongen.
Haar innerlijke deugden inspireerden slechts
zeer zelden de dichters, wanneer er tevens geen
uiterlijke bekoorlijkheid aanwezig was.
De woorden van Salomo:
«Aanschouwt de leliën des velds, zij arbeiden
en spinnen niet, en nogthans zy'n zy bekleed
met heerlijkheid en pracht", waren op velen van
haar toepasselijk.
Thans echter is dat anders!
Over de wereld der schoonheidsidealen zinkt
een sluier, en de nuchtere werkelijkheid treedt
al meer en meer naar voren.
De niet spinnende lelietjes zijn tot een mini
mum gereduceerd, en daarvoor zy'n in de plaats
gekomen vrouwen, die werken moeten en ook
werken willen voor het dagelyksch brood.
Niet meer begeeren zy voor zich te laten
zorgen; maar liever gaan zy moedig ten strijde,
om zich onafhankely'k te maken en zich een
weg te banen door »'s feindliche Leben", zooals
Schiller zegt.
Züzien zelve in, dat voor velen vari haar geen
plaats meer is aan den huiselijken haard, als zy
niet buitenshuis haar brood verdienen. Immers,
daar het aantal vrouwen dat der mannen zoo
verre overtreft, kan er geen sprake van zy'n,
dat aller roeping in het huiselijke ligt.
Jammer maar, dat haar arbeidsveld niet meer
uitgestrekt is.
Hoevele beroepen zy'n er niet, die in de nieuwe
wereld met het grootste succes door vrouwen
worden vervuld, en die in Europa voor haar
ontoegankelijk zy'n!
Ware dit niet het geval, hoeveel meer gelegen
heden zouden zich opdoen waarbij de vrouwen,
waar het kennis betrof, zich met de mannen
konden meten.
Om maar n voorbeeld te noemen. Bij het
onlangs gehouden examen voor de posterijen,
werden er van de vijf en twintig plaatsen, slechts
twee voor vrouwen beschikbaar gesteld. Of de
meisjes al even kundig waren als de jonge mannen,
twee van haar konden slechts worden geplaatst,
in tegenstelling van drie en twintig manlijke
aspiranten.
Op sommige Hoogere Burgerscholen en
Gymnasiën (o. a. wat het laatste betreft, in den Haag)
is aan meisjes de toegang geweigerd.
«Wordt huishoudster, onderwy'zeres of naaister l"
zoo roept men de duizenden vrouwen toe, die met
haar krachten en talenten willen woekeren en ze
productief maken. Geen wonder dan ook, dat de
arbeidsmarkt op dit gebied meer dan overvoerd is.
Arbeid is de bron van alle welvaart. Maar
hoe kan degene die arbeidt ooit welvaart
verkrygen, wanneer het loon dat den arbeider of
der arbeidster wordt uitgekeerd, niet eens vol
doende is om in de dagelijksche behoeften te
voorzien ?
Dat eerst in den laatsten tijd van het droevig
lot der naaisters vooral, meer bekend is ge
worden dan vroeger, is voornamelyk daaraan te
danken, dat het gemeenschapsleven veel meer
ontwikkeld is dan voorheen.
Wie zelf gaat onderzoeken, zal tot de erken
ning moeten komen dat verandering dringend
noodig is in de bestaande toestanden.
Ik heb vrouwen ontmoet, weduwen met een
aantal kinderen, die, als zy van den vroegen
morgen tot den laten avond werkten, niet meer
konden verdienen, dan drie en dertig cents per dag!
Voor het naaien van een hemd ontvingen ze
8?11 cents, al naar mate er meer of minder
werk aan was. Voor een flanellen boezeroen met
bestikte hals- en handboorden en een horloge
zakje incluis, kregen zij 15 cents.
Daarenboven moesten zij het goed knippen,
en het garen benevens de knoopen, kwamen voor
hare rekening. Zij werkten voor een der grootste
firma's.
En nu is de vraag, hoe verandering te brengen,
in den bestaanden toestand?
Het antwoord is daarop: Een enquête instellen!
En hoe zal dit op de beste wijze kunnen ge
schieden ?
Zooals algemeen bekend is, zal er, evenals te
Chicago en te Kopenhagen, ook te Amsterdam
een Nationale Tentoonstelling worden gehouden
van Vrouwenarbeid.
Op die Tentoonstelling zullen alle vrouwen
haar werk kunnen inzenden. A'iet uitsluitend
de winkeliers of fabrikanten, maar de werksters
zelve zullen kunnen toonen, wat haar handen
hebben gewrocht.
Het gemeenschapsleven zal er door bevorderd
worden, want de dames bezoeksters van de Ten
toonstelling zullen zich, indien zij dat begeeren.
in contact kunnen stellen met de vrouwen die
den harden stryd om het bestaan hebben te
voeren. En daaruit zal ongetwijfeld heel veel
goeds voortvloeien; niet alleen voor heden, maar
ook voor de toekomst.
Ik twijfel er dan ook niet aan, of alle kunste
naressen van Nederland zullen volgaarne mede
werken, om het aantrekkelijke van de Tentoonstel
ling te verhoogen, vooral met het oog op het doel.
Immers, van boven moet de kracht uitgaan;
en daarom hoop ik dat behalve de medewerkende
kunstenaressen, alle vrouwen die daartoe in staat
zijn, door flinke bijdragen de Commissie zullen
steunen !
Jammer is het m. i. dat het minimum der con
tributie zoo hoog is gesteld ; en gaarne zou ik
der Commissie in bedenking willen geven, het
lidmaatschap toegankelijk te maken, ook voor
degenen die minder ruim bij kas zijn !
Dit is echter slechts een wenk; en uitsluitend
de zaak der Commissieleden, om in dezen een
beslissing te nemen.
Maar hoe het zy : Ieder die kan en wil, wordt
aangemaand het hare te doen, om het succes
dezer Tentoonstelling met haar veel omvattend
nuttig doel zooveel mogelijk te helpen be
vorderen ! VERA.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini
Nalezing op Broodwinning."
My'n artikel Broodwinning (zie nummer
van 17 Jan.), waarin ik aantoonde, dat het boek
bindersvak zeer goed is om door vrouwen ter
hand genomen te worden, en niets gemakkelijker
is dan er een of meer bijvakken aan te verbinden,
terwyl ik tevens den weg wees om het zoover te
brengen, heeft eenigen naar de pen doen grijpen,
niet alleen om verdere inlichting te vragen, doch
ook om mij nadere mededeelingen te doen, of het
een en ander te berichten, hetzij van eigen erva
ring, hetzij omtrent gelegenheid tot opleiding
binnen onze grenzen.
Mijn dank aan deze briefschrijvers, wien het
voorzeker niet onaangenaam zal wezen, wanneer
ik tracht hun opmerkingen, wenschen en bezwaren
onder het oog te brengen van velen.
Zeker vakman deelt mijn gevoelen, dat
handvergulding zeer wel door vrouwen is uit te oefenen.
! Lederplastiek achter acht hij nog geschikter,
»daar men, om als handvergulder zelfstandig op
? te treden, een zeer groote som aan tileten,
stem\ pels en schilden moet besteden." Liever dan de
vage uitdrukking »een zeer groote som" had ik
; hier een bepaald getal hooren noemen. Goed
beschouwd, bestaan er geen groote en kleine
sommen; alles is relatief. Honderd gulden kan
een ten hemel schreiend kapitaal vertegenwoor
digen, terwijl het honderd- ja, duizendvoud
absoluut niets kan wezen, nauwelijks een druppel
in den Oceaan. Het veel of weinig hangt af' van
omstandigheden, die slechts ieder voor zich kan
beoordeelen. Mijn opgave: »met /' 50 komt men
voor materiaal van het gewone werk een heel
eind heen, terwijl een volledig stel, den fijnsten
arbeid omvattende, ruim ? 300 zal kosten'', wordt
alzoo door deze »een zeer groote som" niet te
niet gedaan.
Men waarschuwt mij, niet te veel goed te zeggen
van de opleidingsschool te Gera. liet prospectus
zal schooner zijn dan de werkelijkheid. Iemand,
die in '87 een van de] 18 leerlingen was, had
nog veel te leeren, nadat hij het diploma inden
zak droeg. Een zelfde teleurstellende ondervin
ding zal het deel geweest zijn der Nederlanders,
die na hem de Gera-school bezochten.
Een jonge vrouw, »die simpel het eigenlijke
binden verstaat," wanneer ze het werkelijk
verstaat, d. i. werk levert, dat aan de hoogste
eischen voldoet, dan is haar kennis nog zoo
simpel niet en een »die zelfstandig een ver
siering voor een boekband ontwerpen en daarna
uitvoeren kan," wenschen te weten of er vraag
is in ons land naar bekwame binders, en hoever
zoodanige personen het fïnantieel zouden kunnen
brengen ? Alsook : »of er voor iemand met veel
goeden wil en middelmatigen aanleg, kans zou
wezen binnen een niet al te lang tijdsverloop,
b.v. 3 a 4 jaar, de kosten van haar verdere op
leiding goed te maken, indien hetzij te Gera,
hetzij hier te lande een volledige cursus werd
doorgemaakt'/"
Paar ik volkomen buiten het vak sta, ben ik
niet in staat deze vragen te beantwoorden ; niet
temin geloof ik vast, dat de aanstaande
-Xationale Tentoonstelling voor Vrouwenarbeid" ook
in dezen tak van kunstnijverheid, vrouwen, die
toonen deugdelijk werk te kunnen leveren, een
schitterende gelegenheid tot reclame biedt; doch,
let wel, alleen wanneer zij bewijzen strenge
rechters te zijn voor zich zelf: met half werk
brengen zij haar eigen persoon stellig geen voor
deel aan, doch schaden op die wijze de geheolc
vrouwenzaak, en niet weinig ook. Dus opgepast.
Welk deugdelijk werk in het bindersvak door
vrouwen kan geleverd worden, kwam op de
laatste Arts and C r a f t s K x h i b i t i o n
aan het licht, liet vijftal: Mac Coll, Ilovley,
Illingworth Kay, Sparks en Birkenruth onder
scheidden zich zeer door haar bindwerk en
lederplastiek.
De kwalificatie voor goed bindwerk te zoeken
in het onbeweeglyk blijven liggen, waar ook
opengeslagen, deed een vriend met; rijke ervaring
te dien opzichte zeggen; »aan dien terecht ge
stelden eisch voldoet nog altijd alleen de firma
J. Brandt & Zoon te Amsterdam bij alle
anderen is het mis." Dit velen veroordeelende
vonnis bijvallen of voor te streng verklaren, ligt
buiten mijne bevoegdheid, het eenige, wat ik durf
zeggen is, dat ik geen enkel gebonden boek
bezit, 't welk aan den eisch voldoet, uitgezon
derd een Bijbel door genoemde firma gebonden.
Vreemd; ik dacht, dat we den tijd der vakge
heimen achter den rug hadden.
Dat er in ons land gelegenheid tot systema
tische opleiding bestaat, is zekerheid voor mij
geworden door de ontvangst van een leerplan
voor Rug- en Plat-cergulding. De cursus wordt
geleid door den heer J. A. Loeber Jr. te Leiden,
Rapenburg 103. Het leergeld bedraagt ?5.?per
maand bij vooruitbetaling en voor ten minste 2
maanden. Wie er meer van weten wil, vrageeen
exemplaar, en de toezending zal volgen,
ELISE A. HAIQHTON.
Amst, 27 Jan. '97.
iiHiniiiiiiMiiiiiiiiiiiiiniHiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiHiiimiiiiiiiii
Komediehoeden, charpes, mantilles. ?
Johanna Ambrosius. T>eth-el. De
prinses de Chimay. Armverzorging
te 'Berlijn. In China. Recepten.
Wie in Duitschland naar komedie of opera
wandelt, ziet op straat en in de vestibule dozijnen
dames met capuchons om het hoofd, charpes,
mantilles, soms eenvoudiger, vaak heel sierlijk,
maar in elk geval warm; ook in de Duitsche
modebladen vindt men ze. Hoe ze het aanleggen,
om niet met een bedorven kapsel in den schouw
burg te komen, is een raadsel. Ilollandsche dames
zijn er niet toe te krijgen, en in Frankrijk of de
Fransche tijdschriften ziet men het in 't geheel
niet.
Ook de komediehoeden ziet men hier te lande,
althans in Amsterdam, weinig, te Parijs is alleen
in de fauteuils d'orchestre van Opéra, Comédie
Frant;aise en Opóra-Comique de hoed verboden,
maar ook in de loges in de Opera, en Dinsdags
in de ('omédie Franraise draaft men hem niet; op
die plaatsen kapt men zich dus, maar betrekke
lijk eenvoudig. Bloemen zijn geheel uit de mode,
het blijft dus bij een kleine aigrette met een
haarspeld, waarop wat juweelen of' een sierlijk
fiiutasieornament. Elegante komediehoeden
daarevitegen ziet men er in menigte; de meest ge
liefde soort is van enkel bloemen, chrysanthemums
op een tulle vorm, anemonen, violettes de Parme,
meest verschillende nuances dooreen. Voorts draagt
men een model, dat men tulband noemt, ofschoon
het noch aan ;'de Oostersche tulbanden noch aan
die uit den tijd van madame de Staé'l zoo heel
veel doet denken. Ze zijn van fluweel, de draperie
wordt op zijde met een paar bloemen opgenomen;
een uitnemend model ervan is door Mlle Réjane
vertoond in Dirorrons (Cyprienne) als zij op het
eind der tweede acte haar hoed opzet om met
haar man in het restaurant te gaan dineeren. Deze
tlitweelen turbans worden in alle kleuren, zelfs heel
licht genomen, rose de Chine, vert du Nil, hemels
blauw, abrikooskleur, ook in middenkleuren,
ainamlelgroen, saphierblauw, ophélia, tot in de
donkere, robijnrood, mosgroen, turkooisblauw. Fr
komt maar weinig versiering aan, een paar
bloemen, een paar veerenkopjes, met een broche
of gesp, een strik in de kleur van den hoed. Het
eigenaardige is, dat men deze slappe
hoofdbedeksels een beetje "-naar den vorm van zijn kapsel
of Tan zijn gezicht kan inkreuken, induwen,
uitplukken; dit geeft iets geïmproviseerds,
persoonlijks, fantastisch aan het kapsel.
Wie zonder hoed gaat, neemt allicht om op
het rijtuig te wachten, iets warms mee. Dan
komen de charpes, de capuchons, de mantilles
te pas. Die van witte of' zwarte Spaansche kant
begint men wel wat schraal te vinden voor het
gezicht, ofschoon ze warm genoeg zijn; men heeft
in plaats daarvan lange charpes van tulle point
d'esprit, ruim twee meter lang en l m.'20 breed,
geboord met een dubbelen vo'ant van dezelfde
tulle, gefestonneerd. De namaak daarvan in
mousseline de soie is veel zwaarder en niet
zoo elegant; ook maakt men ze van kostbare
('hantilly, van point d'Angleterre, maar altoos
met volants, zoodat ze dun een heel kapitaal
vertegenwoordigen. In hetzelfde genre is heel
mooi dun krip met een rand van marabout, maar
men kan ze alleen bij een heel elegante lichte
sortie dragen, en niet, zooals de kanten mantilies,
bij iedere gelegenheid.
Warme capuchons met een pélerine er aan,
met donzen of veeren rand, gewatteerd en met
zijde gevoerd, de gerustheid van ouders, galants
en ochtgenooten, worden door de ingestopten
gewoonlijk verafschuwd.
* *
Kenigen tijd geleden werden in de Duitsche
tijdschriften gedichten opgemerkt onderteekend
.lobanna Ambrosius Er was t'rischheid.melancholie,
iets aardigs individueels in, on soms iets
oorspronkelijks in den vorm. Een professor te
Presburg, Dr. Schratt.enthal. ried de jonge dich
teres aan, ze in een bundel te vereenigen on
schreef er een voorrede bij, waarin hij met de
volste sympathie over hot meisje sprak. Zij was
de dochter van arme landbouwers uit Oost-Pruisen,
had maar heel weinig onderricht genoten, was
getrouwd met een armen boer, en had gedurende
haar lange ziekte de bekoorlijk droevige verzen,
echt-natuurlijke inspiratiiin,geschreven, liet boekje
had veel succes ; de inleiding deed er misschien
iets toe om de belangstelling op te wekken, maar
de verzen verdienden het.
Weldra intusschen kreeg Johanna Ambrosius
een bestrijder, een afgunstige. Een gewezen
onderwijzer, Albrecht Goerth, schreef een lange
brochure, waarin vooreerst (ten onrechte) de
verzen van de dichteres worden afgebroken, maar
ook de «legende" omtrent de persoon werd be
streden. Johanna Ambrosius zou volgens hem,
de dochter van zeer welgestelde boeren zijn,
eene uitstekende opvoeding ontvangen hebben
en met een schatrijken landeigenaar getrouwd
zijn; de mythe van de arme dichteres in hare
hut was dus alleen voor de reclame geschapen ;
de litteraire juffer had zich alleen voor den
verkoop als een naief natuurkind voorgedaan,
men had er prof. Schrattenthal laten inloopen.
Prof. Schrattenthal heeft nn alles nog eens
terdege onderzocht en laten onderzoeken; in twee ar
tikelen van onpartydigen wordt hem gelijk gegeven.
Het eene,datin hetBlattfiir Ostpreussen te K
nigsberg voorkwam is van den hoofdredacteur Paul
Anton; hij bevestigt geheel de by'zonderheden
door prof. Schrattenthal gegeven. Het andere in
de Presburger Zeitung is vinniger; het is tegen
de jaloerschen onderwijzer Goerth gericht en laat
van diens brochure geen stuk heel.
* *
De Evangelische Vereeniging »Beth-el," Singel
127, vraagt de aandacht voor hare afdeeling
christelijke naaischool, voor meisjes uit den bur
gerstand. Deze afdeeling bestaat sedert Maart 1896,
en mocht zich van de oprichting af, in veler
sympathie verheugen. Gunstige getuigenissen om
trent aflevering van costuumwerk enz. mocht het
bestuur van verschillende zijden ontvangen; de
aflevering voldoet aan alle eischen des tijds en
de prijzen zijn zeer billijk gesteld. Hoofd der
christelijke naaischool »Beth-el" is mej. E. P. de
Zwart. Zij levert trouw- en aanneemcostuums &
contant van af ?5.?tot ?10.?; ochtendjaponnen
van af ? 1.'25 tot ?3.?; dienstbodenjaponnen van
af ? 0.90 tot ? 1.50.
* *
*
Zooals men weet, is de prinses de Chimay,
die nu met haren Zigeuner te Marseille vertoeft,
eene Amerikaansche.
De New-Yorksche bladen hebben dan ook
terstond een leger van reporters over zee gezonden
om haar te interviewen; zij belegeren het hotel
Uemy, waar de prinses verblijf houdt. Ralph van
het 'jN'cic \'ork Journal heeft het geval een
telegram van 4000 woorden waard geacht. De
moraal van de interviews die de prinses haar
landgenooten toestaat, is deze: laat de Ameri
kaansche meisjes zich tweemaal bedenken, eer
zij er in toestemmen een geruïneerden Europeeschen
prins te trouwen. Deze waarschuwing zal wel
niet helpen.
* *
*
In Berlijn heeft men zich zeer verwonderd over
een besluit der »Armenbezirkvorsteher", om aan
den gemeenteraad te verzoeken alle voorstellen
tot inmenging van vrouwen in de armenver
zorging af te wijzen. Er zijn vergaderingen over
gehouden in allerlei vereenigingen, maar niets
heeft natuurlijk geholpen, in Engeland zijn !)00
armverzorgsters officieel aangesteld ; in Duitsch
land zelfs, te Kassei, te Königsberg, roemt men
de hulp der vrouwen, en de particuliere liefda
digheid berust bijna geheel in hare handen.
* *
*
De Chineezen hebben een hoog woord over
allerlei westersche gebruiken. Zij vinden het
dansen en het toilet der vrouwen op onze bals
hoogst ongepast; zij wijzen, wanneer er over
Chineesche damesvoeten gesproken wordt, op de
Europeesche corsetten. Toch bestaat in een groot
deel van China en niet enkel onder de lagere
standen een zonderling gebruik. Een bruid moet
op de bruiloft, om zich te oefenen in gehoor
zaamheid, alles nazeggen wat de vrienden van
haren man haar voorzeggen; deze vrienden
profiteeren daarvan om haar zeer onbehoorlijke dingen
te laten zeggen, en weigert zij, dan mag men
haar tot straf met de brandende sigaar of cigarette
op het gezicht branden, Te Hongkong weigerde,
volgens de Hongkong D«,ily Press, eene jonge
vrouw dezer dagen, de ongepaste woorden die
men haar voorzeide te herhalen, en de vriend,
een knaap van zeventien jaar, takelde haar met
zijn cigarette zoo toe, dat haar halve gezicht
verbrand was, Hij had er niet op gerekend, dat
Hongkong onder Engelsche wet is; de aardigheid
kostte hem, op aanklacht der vrouw, vier maanden
dwangarbeid. Men zou zeggen dat dit op aan
klacht van den man had behooren te zijn.
* .. *
Ti't/en motten. Men strooie snippers Russisch
leer of juchtleer tusschen de stoffen.
Citroenen beintren. Vul een kist met-mooi,
gezeefd, daarna gewarmd, gedroogd, bekoeld en
j nogmaals gezeefd zilverzand : begraaf daarin de
citroenen, zoodat ze elkaar niet raken, leg nog
een dikke laag zand er boven op en zet de kist
op een droge plaats weg.
In Frankrijk maakt men van alles «salade", ook
lang nadat de kropsla verdwenen is; ziehier
Benige recepten:
Aai'dujijielnuliiile, Men laat vier pond aard
appelen met de schil koken, giet ze af voor dat
ze gaar zijn en laat ze verder op hun stoom
gaar worden. Als ze half koud zijn neemt men
de schil er af, snijdt de aardappelen aan schijfjes.
en voegt er een lepel witte wijn (ook bessenwijn),
daarna drie of' vier lepels azy'n, zout en peper
bij; eindelijk roert men er zeven of acht lepels
olijfolie door en strooit er gehakte peterselie over.
Kikcit txt/ieelcit maakt men schoon door ze, als
ze vettig zijn, met warm bier af te sponzen;
dan kookt men twee liter bier met een stuk
bijonwas zoo groot als een noot. en een eetlepel
suiker. Men laat het wat bekoelen en beschildert
de paneelen geheel met het mengsel; als het
gedroogd is, polijst men het, door stevig met
zachte vodden of doeken te wrijven.
E?e.