Historisch Archief 1877-1940
N*. 1024
DE AMSTEEDAMMEE
A°. 1897.
WEEKBLAD VOOK NEDEELAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblwl Ao. 124>.
uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Dit Blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover liet
GraDd Café', te Parijs.
Zondag 7 Februari.
Abonnement per 3 maanden /'1.50, Ir. p. post/' 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.125
Advertentiën van 1?5 regels /'l.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel . . 0.10
I N H O C DE
VAN VEEEE EN YAN NABIJ: Mouravieff's reis en
de Oostersehe quaestie. SOCIALE AANGELEGEN
HEDEN: Een mislukte proef, door F M. C.
TOONEEL EN MUZIEK: Een vertaling, door J. de Koo.
Edward Hagerup Grieg (met portret), door v. M.
Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. Boek
en Tijdschrift, door F. B. FEUILLETON: Een
avontuur in de bergen, door Bret Harte. I. VARIA.
RECLAMES. VOOB DAMES: Teleurgestelde
goudvisschen. Allerlei, door E-e. Louis Pasteur,
door Ch. M. van Deventer. Brunetière, door v. L.
SCHAAKSPEL. ALLERLEI. PEN- EN
POTLOODKBASSEN. ADVEBTENTIEN.
IIIIIIIIIIIIIIIIH1III
Illlllllllllllllllllll
Mouravieff's reis en de
Oostersehe quaestie.
De Kussische censuur heeft de enthou
siasten aan den oever der Seine op droevige
wijze teleurgesteld. Tijdens het verblijf van
den czar en de czarina te Parijs hebben de
académiciens Coppée, de Hérédia en Claretie
de vorstelijke bezoeke-s verwelkomd en ver
heerlijkt in verzen, die wellicht wat al te
veel gelegenheidsgedichten waren om aan
spraak te kunnen maken op blijvende waarde,
maar die toch als uitingen der algemeene
geestdrift algemeen werden bewonderd en
zelfs door den czar met een genadig compli
mentje werden beantwoord. En daar komen
nu die drie gedichten uit Rusland terug, met
de laconieke, gevoellooze, minachtende op
merking «verboden!"
Josê-Maria de Hérédia heeft aan een
reporter van den Figaro als zijne meening
medegedeeld, dat hier zeker moest worden
gedacht aan eene vergissing van een al te
ijverigen ambtenaar; immers de czar had met
aandoening zijn dank betuigd en de czarina
had zelfs tranen gestort, toen Mounet-Sully
op meesterlijke wijze de Hédia's verzen had
gezegd. Voor de vergissing kon de poëet
slechts twee redenen bedenken: vooreerst
dat hij in zijn gedicht den czar had
»getutoyeerd," zooals de Fransche dichters twee
honderd jaren geleden den grooten koning
Lodewijk deden, en in de tweede plaats, dat
hij had gezongen van l'tionneur d'avoir
conquis l'amour d'un pcuple libre.
Wij weten niet, of Franoois Coppée en
Jules Claretie ook zulk een pijnlijk examen
de conscicncc hebben ingesteld, en daarna
tot eene vergissing hebben geconcludeerd.
Maar wij weten wel, dat het feit een nieuwe
bijdrage is tot de kenschetting der houding
van Rusland tegenover de onstuimige nvanccu
der Fransche vrienden. Welke geestdrift is
op den duur bestand tegen zooveel koelheid ?
Inderdaad, het is voor de Franschen niet
gemakkelijk, het de Russische regeering naar
den zin te maken. Als de Fransche gezant
te Constantinopel, de heer Cambon, met een
plan tot regeling der Oostersehe quaestie
voor den dag komt, waarmede hij denkt,
Rusland in de kaart te spelen, wordt hem i
beleefdelijk te kennen gegeven, dat men van
die ongevraagde hulp niet gediend is. In het
laatst van October, toen de czar nog te
Darmstadt was, stelt Lord Salisbury aan
den Oostenrijkschen minister van
buitenlandsche zaken, een «hervormingsplan'' voor. Hij
wil, dat de gezanten te Constantinopel ge
zamenlijk de in Turkije in te voeren her
vormingen zullen vaststellen, en, als de
sultan de hierop betrekking hebbende voor
stellen afwijst, in overleg zullen treden over
de dwangmaatregelen, door welke de mogend
heden aan haren wil kracht zullen bijzetten ;
is eventueel eene der mogendheden niet ge
neigd, tot die dwangmaatregelen actief mede
te werken, dan zal zij zich ten minste moeten
verbinden om geen oppositie te maken. Oosten
rijk-Hongarije en Italiëvereenigen zich onmid
dellijk met het voorstel; Duitschland slechts
onder een zeker voorbehoud; de Russische
minister van buitenlandsche zaken ad interim,
de heer Schischkine, vindt dat er tegen het
plan weinig te zeggen is; hij meent echter,
dat vooraf de commïssion de la Detle Publique
het geheele beheer der Turksche financiën
in handen moet nemen, ten einde te zorgen,
dat als er iets van hervormingen inkomt,
de daarvoor noodige geldmiddelen niet ont
breken. Een week later ? het onlangs ver
schenen Engelsche blauwboek heeft het wereld
kundig gemaakt beveelt de heer Schisch
kine, in een onderhoud met den Engelschen
secretaris van legatie Goschen, opnieuw het
laatste (Russische) plan. aan, maar ver
klaart tevens, dat de czar, die inmiddels is
teruggekeerd, van het plan-Salisbury niets
wil weten, daar het denkbeeld van dwang
maatregelen tegen den sultan hem hoogst
onsympathiek is. Veertien dagen later her
haalt de heer Schischkine, dat de czar niet
zijn toestemming tot dwangmaatregelen zal
geven, maar een week daarna blijkt de czar
geheel tot de meening van Lord Salisbury
te zijn bekeerd. Was dit wonder verricht
door den heer de Nelidoff, die opzettelijk naar
Petersburg was overgekomen om zijn heer
en meester in te lichten ? Dat blijkt natuurlijk
uit het blauwboek niet: wél, dat het financieele
plan, waarmede de Fransche minister van
buitenlandsche zaken zich zoo bereidwillig
O
en volijverig had vereenigd, eenvoudig in de
doos was gegaan. Het is niet gemakkelijk,
met zulke onverwachte wendingen gelijken
tred te houden. De Fransche regeering heeft
daarom haren vertegenwoordiger te Constan
tinopel. den heer Cambon, die zich tot dusver
nog al sterk liet gelden, last gegeven om in
de conferentiën der ambassadeurs zijne
meening het laatst uit te spreken.
Iiitusschen is de heer Schischkine ver
vangen door graaf Mouraviëff, die den naam
heeft van bij uitstek Franschgezind te zijn,
En nog beter! de nieuwbenoemde
minister zal, voor hij te St. Petersburg zijn
ambt aanvaardt, te Parijs komen om daar
te confereeren met de leidende staatslieden.
De republikeinsche ceremoniemeesters ont
vangen den Russischen dignitaris, in strijd
met de meest bindende voorschriften der
etikette, met een ceremonieel, dat in den
regel voor regeerende vorsten gereserveerd
blijft. Bij het diner, dat ter eere van graaf
Mouraviëff op het Elysée wordt gegeven, is
alleen de Russische gezant uitgenoodigd; de
vertegenwoordigers der andere groote mo
gendheden mogen na het dessert komen, en
worden door Mouraviëff', naar
potentatenmanier, successievelijk aangesproken. Aan
iet diner is natuurlijk getoast: graaf Mou
raviëff is allerbeminnelijkst, als hij spreekt
over het schoone Frankrijk en de «intieme"
betrekkingen tusschen de beide landen. Van
«alliantie" wordt natuurlijk niet gerept; dat
is verboden terrein.
Des te vrijgeviger is de gast met zijne
mededeelingen over het bezoek dat hij, van
Parijs komende, te Berlijn denkt te brengen.
Hij zal er confereeren met den rijkskanselier
vorst Hohenlohe, en den minister van bui
tenlandsche zaken, Von Marschall. En om
duidelijk te laten uitkomen, dat dit geen
bezoek en passant is, geen stilhouden op eene
niet te vermijden pleisterplaats, zal hij van
Berlijn uit naar Kiel reizen om daar zijn
opwachting te maken bij keizer Wilhelm.
En zoo is het geschied. Nauwgezette re
kenaars hebben uitgecijferd, dat de bezoeken
aan de Duitsche leidende staatslieden nog
een halven dag langer hebben geduurd, dan
die van de Fransche, maar dat kan we]
komen van het uitstapje naar Kiel.
Wat te Parijs over de Oostersehe quaestie
tusschen Hanotaux en Mouraviëff is afge
sproken kan men voorloopig nog slechts
gissen. Een klaarblijkelijk officieus artikel
van den Temps lijdt aan gewilde duis
terheid ; alleen wordt er vrij duidelijk,
schoon in bedekte termen, in te kennen
gegegeven, dat het de schuld van Engeland
zal zijn, als de eensgezindheid der
confereerende gezanten te Constantinopel wordt
verstoord. Die storing ziet de Temps klaar
blijkelijk in de publicatie van het jongste
Engelsche blauwboek.
De Matin verzekert, dat de te Parijs ge
houden besprekingen in de eerste plaats de
handhaving van den vrede ten doel hadden,
en wijst op de omstandigheid, dat aan een
der conferenties tusschen Hanotaux en Mou
raviëff ook de Turksche gezant te Parijs,
Mounir Bey, heeft deelgenomen. Deze diplo
maat zal nu den sultan duidelijk moeten
maken, dat de »belangelooze" tusschenkomst
van Rusland en Frankrijk uitsluitend ten
gunste van menschelijkheid en beschaving
plaats heeft, en zoowel aan de Muzelmannen
als aan de Christenen in Turkije moet ten
goede komen. Het blad zegt verder, dat men
Turkije volstrekt geen nieuwe organisatie
wil opdringen, en dat het tot het herstel der
orde reeds voldoende zal zijn, wanneer de
bestaande wetten met wijsheid, maar tevens
met gestrengheid worden toegepast. Om dit
doel te bereiken, moet in de eerste plaats de
macht der Verheven Porte worden bevestigd
en de grootvizier iets anders zijn dan een
een ondergeschikte uit de omgeving van den
sultan. Op dit punt zijn altijd volgens
den 3falin Rusland en Frankrijk het vol
komen eens.
Alles goed en wel, maar hoe is hier
mede te rijmen, dat tegelijkertijd een Rus
sisch, dus een onder censuur staand blad,
openlijk de verdeeling van Turkije aanbe
veelt en er op rekent dat Oostenrijk hiertoe
met Rusland en Frankrijk zal willen samen
werken ?
Zoo blijven wij in raadselen wandelen en
verliest de sphinx der Oostersehe quaestie
niets van hare geheimzinnigheid.
Sociale,
u v
Hiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiinnnniiniiiiiiiiiimiiimniiiiiiiiitiiin
Een mislukte proef.
De werkloozen-verzekering van de
Zwitsche gemeente St. Gallen mislukte. Men is
reeds bezig te onderzoeken, hoe ze voor de
tweede maal, en met meer kans op slagen,
in te richten. Door het mislukken der proef
is men dus te St. Gallen niet overtuigd van
de onmogelijkheid, om de werkloozen op waar
diger wijze te helpen, dan met aalmoezen, of
een kunstmatige, kostbare werkverschaffing.
Wat men heeft moeten erkennen, is dat proef
nemingen op sociaal gebied dienen gebouwd
te zijn op kennis van de memchen voor wie
en de toestanden waartegen voorzieningen
worden getroffen.
Van het vermoedelijk aantal werkloozen
had men niet dan een flauwe notie. Einde
December '93", zoo redeneerde men, hebben
zich 379 werklooze mannen aangemeld, er
zullen dus ongeveer 379 verzekerden recht
op uitkeering krijgen." Van 2 Jan. ':')(] tot
30 Juni '96 de instelling dateert van l Juli
'95, en het recht op uitkeering ging eerst in
nadat de verzekerde een half jaar had bijge
dragen hebben zich om uitkeering aange
meld 430 personen.
De invloed der maanden November en
December op de werkeloosheid is in dit ge
deelte van Zwitserland, met zijn zacht klimaat,
minder voelbaar dan bij ons; niettemin mogen
wij de veronderstelling wagen, dat bij etn
vervroegd recht op uitkt-ering ook het aantal
aanmeldingen grooter zou zijn geweest. De
buitenlanders bovendieti moesten een vol jaar
wachten, vóór zij recht op uitkeering hadden.
Hoe sterk zij te St. Gallen zijn vertegen
woordigd, blijkt uit deze cijfers: in Juni '96
waren er 4220 verzekeringsplichtigen ; daarvan
2015 Zwitsers, en dus 1605 buitenlanders. 363
van de 430 aanvragers hebben korter of langer
uit het fonds getrokken. De wettelijke grens
was 60 dagen; 77 man brachten het tot dat
maximum; 6 trokken 59, 4 58 dagen ; niet
langer dan 5 tot 10 dagen trokken 45 ver
zekerden. Daar uitgesloten waren zij die geheel
door eigen schuld werkloos waren geworden,
en zij die weigerden, passenden arbeid te ver
richten ; uitteraard ook de in een werkstaking
of lock out betrokkenen, kon het fonds zijn
finantieele verplichtingen nakomen, dank zij
een vaste subsidie, en de in beginsel besloten
dekking van mogelijke tekorten, door stad en
kanton. Overigens zal het volgend staatje het
beste overzicht geven van den omvang der
werkzaamheid dezer verzekering:
in de
1ste kl.
in de
in de
Me kl
2895 IG8.62 %
1179
MG
o fr. ' 15 ctm.
4 fr. l 20 ctm.
Ifr.SOctm.
Sfr.lOctm.
3.45 % 5 fr. ! 30 ctm |2fr 40rtrn.
Naar deze opgaaf gerekend, moest weke
lijks aan premies inkomen een bedrag van
712.85 francs. Van l Juli '95 tot 30 Juni '96
werd inderdaad aan premies ontvangen 216 000
francs. Over een geheel jaar droegen de
werklieden dus bij voor ruim 30 weken. Nu
mag een arbeidersbevolking nog zoo sterk
aan fluctuaties onderhevig zijn, niemand zal
kunnen beweren, dat de betaling der premies
door de arbeiders ook maar naar het vol
ledige streeft. Op 30 Juni '96 waren 1991 verze
kerden achterstallig. Kr waren tegen hen straf
bepalingen gemaakt: boete, van 3 tot 25 francs,
hechtenis, van l tot 5 dagen; ten slotte kon
de betrokken arbeider, zoo hij om uitkeering
kwam, wegens wanbetaling in zijn recht op
uitkeering worden geschorst. Waarschuwin
gen" en aanmaningen" zijn dan ook bij dui
zendtallen verzonden; maar de geest van de wet
was zoo weinig doorgedrongen in de bevolking,
dat er werklieden waren, die na Nieuwjaar
om een uitkeering kwamen en aanboden, de
achterstallige premies af te laten houden van
de uitkeeringen. Dezulken werden met 2
'rancs per maand verzuim beboet.
Juist zij die het slechtst hadden betaald,
klopten het eerst bij het fonds aan. Onder
de geschoolde arbeiders kwam zoo goed als
geen werkloosheid voor. van de
rentetrekcenden waren 250 grond-verker*, daglooners
»f opperlieden, 47 metselaars, 71 ververs., 18
losse werklieden, 14 klerken. Premieplichtig
waren 378 daglooners, 325 kantoor-en winkel
bedienden, 216 meubelmakers, 210 metselaars,
197 loopknechts voor bakkerijen, slagerijen,
kruideniers enz., 177 teekenaars, 142 slagers,
141 kleedermakers, 126 slotenmakers, 114
schoenmakers, 108 boekbinders, 107 ververs.
Uit het bovenstaande blijkt, waar deze
»verzekering" op uitliep. De werkloozen ont
vingen ondersteuning, en de gemeente was
van een onpraktische en dure werkverschaf
fing af. De gemeente subsidieerde (met 0000
fr.) en betaalde de administratiekosten (5018.ld
fr.), maar spaarde dit bedrag aan den anderen
kant uit. Het kanton subsidieerde (metSOOOfr.)
Maar de arbeiders die voor werklo osheid weinig
gevaar loopen, werden belast met 10.40 fr. a
15.60 f r. per jaar ten behoeve van de minder ge
lukkigen. Op hen kwamen dus de kosten van
deze instelling voornamelijk neer, en van hen
ging de beweging ertegen voornamelijk uit. Er
wordt nu door de theoretici beweerd, dat de
gezeten werkman onvoorwaardelijk moet
e-rkennen de verplichting om met den niet
gezetene de kansen der wisselvalligheid van
zijn beroep te dragen. Tegen deze hem van