Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1024
boven opgedrongen solidariteit verzet hij zich
ten stelligste, en ik moet eerlijk bekennen,
dat hij mij niet duidelijk is, op welken rechts
grond deze verplichting zou berusten. En
zeker ging het niet aan, van de werklieden
alleen een geregelde belasting te vorderen
voor een instelling, die het niet gelukte, de
betrokkenen in de eerste plaats tot het na
komen hunner verplichtingen te dwingen.
Tot nog toe is er geen ander middel moge
lijk gebleken, om de verplichte verzekering
door te voeren, dan het innen der premie
door middel van den patroon, die ze dan
wekelijks of maandelijks van het loon afhoudt.
In deze verzekering is voor bemoeienis der
patroons nog een aanleiding, bij andere ver
zekeringen van minder klemmenden aard.
Wanneer de arbeider verzekerd is tegen werk
loosheid, zal de patroon er gemakkelijk toe
overgaan, hem gedaan te geven; is hij niet
verzekerd, dan wordt hij dikwijls aan den
arbeid gehouden, zoo, dat door een algemeene
verkorting van den werktijd de gezamenlijke
arbeiders een offer brengen, ten einde de
werkloosheid voor een gedeelte te
voorkomenMet deze omstandigheid had de raad van St.
Gallen geen rekening gehouden.
Men had hier dus:
Een onvolledige werkloozen-statistiek; dien
tengevolge een onbeholpen premieberekening;
een onbillijke verdeeling van lasten; een on
toereikende bevoegdheid om de
verzekeringsplichtigen tot betaling te dwingen; in het
bestuur der instelling een onvolledige ver
tegenwoordiging van de betrokken personen.
F. M. C.
iiiiiiiiiiiiiuiiinnniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiii
TOONLLiTeriMVZiElK
Een Tertaling,
John Gabriel Borkman. Tooneelspel in
4 bedrgven van HENBIK IISSEN. Ver
taling van J. H. KÖSSING. Amsterdam,
A. M. v. d. Broeeken, 1897.
De heer Rössing heeft John Gabriel Borkman
uit het Duitsch vertaald. Dat was het beste wat
hjj doen kon, nu hij met het Noorsch niet ge
noeg vertrouwd was. Uitsluitend een voordeel
echter voor ons lezers is dit niet. Het spreekt
van zelf, bij elke vertaling laat de schrijver
eenige veeren zitten. Ibsen's Borkman, zooals
w\j nu hem leeren kennen, heeft iets van een
vogel, dien de eene jongen den anderen heeft
overgereikt; het arme beestje huppelt daar voor
ons, de vlerkjes en het dons verkreukeld, zonder
glans.
Is de bewering juist, dat Ibsens taal kracht
en kleur vertoont, dan moeten de ongenoemde
Duitscher en de heer Rössing duchtig hebben
huisgehouden, want in de vertaling door den
laatste gevolgd, en in de vertaling van de ver
taling, kost het moeite enkele regels te vinden,
die zich door oorspronkelijkheid, hetzij in woor
denkeus, hetzij in woordschikking, onderscheiden.
De heer Rössing heeft er zich op toegelegd
de bedoeling juist weer te geven; en zoo weinig
mogelijk van zijn Duitsch model af te wijken.
Natuurlijk eene prijzenswaardige bescheidenheid,
daar hij zoo geen gevaar liep, de fouten, die zijn
voorganger reeds mocht hebben gemaakt, nog te
vermeerderen. Voorts heeft hij zich beijverd zijn
zinnetjes glad te laten glijden ; ze gaan als van
een leien dakje; ze rollen als knikkertjes,....
maar, hiermede is dan ook alles gezegd. B. v.
Ella: Hij zit bepaald al in de slede.
jl/w. Borkman: Neen, neen, hij kan nog
nog niet in de slede zitten !
Ella: Geloof me, hij zit al lang in de slede.
Mevr. Borkman: (in canhoni>) Als hij in de
slede zit, dan zit hij er met haar.
Dit herhaald «zitten in de slede" is inderdaad
teekenend voor het proza, waarin deze dialogen
gevoerd worden; een proza in het algemeen, alsof
de wisseling van klank een weelde ware voor het
oor, die men overal mocht verlangen, behalve op
het tooneel. Aan dit viermaal »zitten in de slede"
gaan even onnoodig vier tocVs gepaard.
Kil n: ... Je haalt hem toch niet in.
Mevr. Borkman: Laat mij ioch gaan Ella!
Ik zal hem naroepen op den grooten landweg.
En het roepen zijner moeder moet hij toch wel
hooren.
Ella: Hij kan je niet hooren. Hij zit bepaald
al in de slede.
Mevr. Borkman: Neen, neen, hij kan toch
nog niet in de slede zitten . . .
D e dichterlijke ! vrijheid, om dezelfde
woorden zoo dikwijls te herhalen, als zij maar uit
de pen willen vloeien, heeft de heer R. zich
voorbehouden, het geheele werk door. »Als ik
er de zekerheid niet van had gehuil, had ik....
schrijft bij even gemakkelijk als: .. .->ird je :eggcn.
Ik heb mij met die huiselijke aangelegenheden
nooit bemoeid. Wat ik zeggen wilde." Toch, bij
deze alledaagschheid in de manier van spreken,
legt de heer R. een voorliefde voor eenige
woordjes aan den dag, die zijn proza versieren,
als eenige blinkende uniformknoopen aan iemands
huisjasje gezet.
Misschien zou men in Nederland moeilijk twee
dames kunnen vinden, die in spanning de eene
zelfs in wanhoop voortdurend van een slede
spreken, zonder zich ook maar een enkele maal
de samentrekking van slede tot slee te veroor
loven; zeker zal men ten onzent geen jongmensch
ontmoeten, wiens hoogste levenslust bestaat in er
van door te gaan, zóó verzot op het woordje thans,
als de heer Ekhart Borkman; een familie, die de
eensylbigen reeds, steeds, slechts, men, noch enz.
enz. gebruikt om in samensprekingen haar ge
dachte uit te drukken, en die zich geheel onberispe
lijk gedraagt tegenover de t van den tweeden
persoon imperfectum. Zelfs de student, bij al
de losheid, waarmee Ibsen hem heeft bedeeld,
vergeet dat lettertje niet. Het komt ons voor,
dat de heer Rössing, toen hij bemerkte hoe er
aan den dialoog de noodige geur en heerlijkheid
ontbrak, behoefte heeft gevoeld haar wat op te
frisschen met een dunne oplossing van de welbe
kende tooneeltaal; gelijk zijn niet geringe kennis
van het theater waarschijnlijk hem verleid heeft, den
dichter kantoorman Foldal, die by zijn naar huis
gaan in opgerui mde stemming van zijn
vriendBorkman, en van Ella, die hy voor 't eerst in zijn
leven zag, afscheid nam, te laten zeggen:
Vaarwel,
Vaarwel,
John Gabriel!
Vaarwel juffrouw!
als een vertaling van: Lebe H'ohl John Grdiriél!
Empfehle mich gniidiges Eraidein! Het »afgaan"
van den acteur, die Foldal zal voorstellen, wint
bij Rössings lezing ongetwgfeld !
Bij al de zorg door den Heer R. besteed om
der Duitsche vertaling getrouw te zijn, heeft hij
zich nu eens te vast daaraan gebonden, dan weer
zich al te zeer los van haar gemaakt. Een Hol
lander b.v. zegt niet: in 's Heeren naam, of
och lieve God; wij gaan naar het Zuiden, maar
niet: »Zuidwaar's, naar het buitenland." Waar
de Duitscher schrijft: Wie sich das Gliïck
fiir einen Menschen fügen kann, moeten wij
hem niet letterlijk nakrabbelen: hoe voor een
mensch het geluk zich roegen kan; ook vragen
wij niet bij het vernemen van iemands dood,
vreezende dat hij zelfmoord zal hebben
gegepleegd. »Is het geschied?rrijwilliy?' (Geschah
es freiwillig?). Bedenkelijk schijnt ons een zin
als deze: «Door de levensleiding van een ander
kan geen mensch opgeholpen worden," en
evenzoo: »heb je niet voortdurend geloof, hoop en
toeverlaat in mij gelogen?" (Hast du nicht
fortwiihrend Glauben und Hoffnung und
Zuversicht in mich hineingelogen?) Es liegt kein
Pracedenzfall vor, kon juister vertaald worden
dan met de woorden: »7vV 'm geen bijsomler geral."
Een enkele maal heeft de Heer R. zich geheel
vergist, b. v. toen hij: »in den eigenen Augen
kunnen sic (Antriebe und Eingebungenj einen
freisp rechen," overbracht in dezer voege: in eigen
oogen kunt ge iemand vrijspreken."
Onjuist was het weg te laten: Ella Rcntheim
(Schnell). »Gunhild, wenn du ihm nachschreien
willst, dann thu's jetzt gleich ! Vielleicht wird
er doch noch?!" Nu immers is het geheel on
verklaard, waarom Ella, die meende dat roepen
niet helpen zou, opeens zegt: »Schnell, Gunhild,
Jetzt sind sie gerade under uns!" Of was deze
eerste zin een toevoeging v»n den Duitschen ver
taler ter verdui delijking van Ibsens werk 'i
Meermalen komt het voor, dat de heer R.
zelfs den Duitschen tekst zwakker heeft weer
gegeven, dan men van iemand van smaak ver
wachten mocht. Zoo als Borkman in zijn hal
lucinatie de fabrieken ziet en hoort werken. »Die
Rader wirbeln und die Walzen blitzen immer
im Kreis. immer i m Kreis ! Horst du's nicht,
EllaV" Waarvoor we thans in het Hollandsch lezen :
I): raderen draaien rond, rond.' Kun je ilul niet
hooren Ella 't Hier »blitzen'' de «Walzen" niet meer
voor het oog, maar erger dan het uitvlakken van de
teekening, schijnt ons dat : »/iVU!-/V", waarmee
John Gabriel Borkman zelf uit zijn extase valt.
Een soortgelijke verslapping deed den lieer R.
den tekst ondergaan, waar hij »die Decke und die
Wande wiirden zusammensuhrumpfen. Mich
erdr cken" vertaalde: »het plafond zou op mij
vallen en de muren zouden tot elkaar komen.
Mij plat drukken." Dat vallend plafond verbreekt
de eenheid en de kracht van de beeldspraak,
die zoo goed doet gevoelen, hoe de krimpende
ruimte hem al enger en enger, te eng om er in
adem te halen, worden moest.
Het zou ondankbaar zijn, na deze opmerkingen,
den heer Rössing de eer te betwisten, dat hij
ons Nederlanders een dienst heeft bewezen, door
ons zoo spoedig in de gelegenheid te stellen met
Ibsens nieuw tooneelspel kennis te maken. De
lust anderen te bevredigen, moet van zijn letter
kundig geweten meer gevergd hebben dan bij in blij
moedigheid kon geven. Wij zijn daar zeker van.
Ten slotte beschouwe men dus deze vertaling als een
offar door den heer Rössing zijn landgenooten
gebracht en bij een offerande onthouden zich
zelfs de goden van kritiek ! n. K.
Edward Hagernp Giw,
bewegingen wel kort en snel, doch tevens rustig
en eenvoudig.
Zijne Peer Gynt muziek, Hergliot, Vor der
Klosterpforte, zijne liederen en klavierwerken z|jn
reeds by ons bekend, doch een alhier vrijwel
onbekend werk, Olaf Trygvason, zal de Zangver
eeniging van Toonkunst ook thans onder zyne
leiding ten gehoore brengen.
Grieg's muziek wordt ten onzent tegenwoordig
verschillend beoordeeld. Sommigen beginnen hem
verouderd te vinden, anderen niet. Doch hoe het
ook zij, wy begroeten met groote belangstelling
dezen grooten man ten onzent, die zijn land
schoone en bij uitstek nationale muziek heeft
geschonken uit den rijken schat van het Noorsche
volkslied.
Hij is ons van harte welkom.
v. M.
Wij leven in' de periode dat de vormschoon- l
heid in de muziek niet als het alles beheer-?
schend element wordt beschouwd. Al komt het ;
niemand in den zin te willen wedijveren met
hetgeen de groote meesters ons hebben gegeven i
zoowel wat vormschoonheid, als rijkdom van in
houd betreft, kan men toch constateeren dat in t
andere richting iets nieuws is gevonden. Vooral
wat kleiirsehilderin-ff en dramatiek betreft is ons
veel nieuws geopenbaard, na het tijdperk van
de zes groote oudere duitsche meesrers. Ook heb
ben na dien tijd sommige componisten er zich
op toegelegd aan hun land een nationale muziek
tegeven, die door coloriet en expressie een zeer
eigenaardig karakter heeft verkregen en die ge
baseerd is op de volksliederen of nationale dansen.
De nieuwere Russische, Noorsche en
Hongaarsche muziek zijn wellicht de sprekendste
voorbeelden van dat streven.
Wanneer wij aan Noorsche muziek denken
komt van zelf de naam Grieg ons in de
gedachten. Zijne muziek hoorende, ziet men in
den geest dat schoone land met zijn gletschers,
meeren en fjords voor zich; men ziet als het
ware die stille en toch zoo trotsche natuur en
de scherp contrasteerende kleuren van de
Noorsche kleeding in die omgeving.
Raeds zeer lang is Grieg's muziek bij ons bekend
en gewaardeerd en reeds lang beeft zijn muziek
die van zijn ouderen stamgenoot den Deen
Hartmann verdrongen ; (Gade is te veel
rcr-J^iji.~igt om hem onder de Noorsche componisten te
rekenen) doch thans nu de beroemde componist
Grieg in ons midden zal vertoeven is de gele
genheid zeer aanlokkelijk weer eens eenige woor
den aan dezen meester te wij'len.
Grieg had uit de oorspronkelijke wijzen van
zijn land een ruime keuze Vooral in de zuide
lijke provincies v.in Noorwegen, Telemarken,
Valdren. Hallingdahl, Dronthjem in Dalecarlie,
evenals op do Karoer vindt men (ie oor
spronkelijkste, zoo oneindig varieerend van
rhythme en kleur. (In het werk van Arnoldsen,
,V/.vHs/,'f< I''i)rnsn-nger dat zoover ik weet nog
niet vertaald is treft men een rijke verza
meling van Noorsche melodieën aan, benevens zeer
uitvoerige beschouwingen over de Skandinavische
muziek.) Do melodieën verschillen in iedere pro
vincie. In Zweden en Denemarken zijn ze minder
eigenaardig, minder scherp en ruw dan in de
Noorweegsche, waar zij het meest ha-ir primitief
karakter hebben behouden. Scandinaviëbeeft ook
zijn troubadours gehad. De beroemdste was
Bellmann, geboren in 17!C>.
Tegenwoordig kent men alleen Grieg. Dat is
niet geheel billijk, want ook Kjernlf, Sahytte
en anderen verdienen ten zeerste de belangstel
ling, evenals Svendsen.
Grieg is te Bergen geboren en daar vertoeft
l hij nog bij voorkeur. Hij voelt zich dan ook
j tehuis in zijn land. Hij is er geëerd en gevierd
l en in hem bewondert men den bij uitstek
nationaI len componist.
j Hij is de profeet die in zijn land wel geëerd
i is en geniet evenals Svendsen van den staat
? een levenslang pensioen. Hij heeft tevens er naar
! gestreefd, door buiten zijn land zij 'O werken te
| dirigeeren en te spelen, dat zij overal worden
j gehoord en gewaardeerd en Grieg's optreden was
in het buitenland altijd een triomf. Ik heb hem
te Parijs (waar men nog meer dan elders dweept
met locale muzikale kleun zien huldigen door
het enthousiastische publiek.
Dat kleine mannetje, met de korte hoekige
i bewegingen, zoowel wanneer hij loopt als wanneer
hij dirigeert, weet toch de uitvoerders zeer te
bezielen. Een fransch schrijver heeft hem ge
noemd un paquet de nerfs". De sprekende intel
ligente kop zegt u echter dat die kleine man
een groot man is, wanneer hij met zijn ernstigen,
zachten blik die iets kwijnends heeft u
aanziet.
Wanneer hij speelt geeft hij zich geheel en is
hij blijkbaar sterk onder den indruk van zijn
zenuwen, doch wanneer hij dirigeert zijn de
IMllllllMIIIIHIIIIHlnlMIIIIIMIIIMHIIIIMIIMIIIIIII
Inziet in de Hoofdstad.
Toen een vorig jaar de Jubilee-zangers ten onzent
kwamen, waren wij verrast over het ensemble, over
de ontwikkelde stem van de directrice en over
het, schoone geluid van den baszanger.
Vooral de ensembles klonken verrassend en het
bleek dat deze afstammelingen van warmer streken
op zeer moderne wijze de stemmen hadden ont
wikkeld.
Nu hoorden wij dit gezelschap weer, dat
eenigszins gewijzigd was. De diepe bas-zanger is ver
vangen door een nog dieper bas-zanger, die echter
als solozanger bij den vorigeu ten achterstaat,
zoowel wat wijze van zingen als wat voordracht
betreft. Dit bleek vooral toen hij Scliumann's beide
Greiiadiere in zijn Engelsen voordroeg. Ook de
opvatting was niet van de eerste kracht.
Nog even schoon als vroeger was het, pianissimo
bij de ensemble-nummers, doch dit is hot eeuige
wat mij voldaan heeft. Bij de forti heeft net
klankgehalte sedert een vorig maal, verloren.
Het is ook vreemd dat deze zangers alles met
begeleiding vau harmonium of piano zingen. De
nummers die zij voordragen zijn er toch beslist, op
berekend zonder begeleiding te worden gezongen.
Menscheu die zoo dagelijks met elkander oefenen,
moeten toch zonder begeleiding zuiver kunnen
zingen.
Hulde brengende aan de goede eigenschappen,
kan ik er toch niet, meer met die ingenomenheid
over schrijven zooals bij een vorig optreden het
geval was.
Daarop hoorde ik eeue uitvoering van eene
vereeniging die slechts eens in de week bij elkander
komt, om te oefenen, een gezelschap niet bestaande
uit kunstenaars docli uit hen, die alleen de kunst
in verloren oogeublikken kunnen beoefenen, nl.
van de Amsterdamsche Orkest-Vereeuiging ouder
leiding van den heer David Koning.
Dit orkest is niet, volledig, verschillende blaas
instrumenten ontbreken en die plaatsen zijn natuur
lijk op zulk eene uitvoering door vak musici en
wel (xcusez du peu door leden van het
Concertgebouw bezet, doch die wetenschap heeft
geen invloed op het gunstig oordeel dat omtrent
hetgeen de dilettanten hebben gepresteerd, gegeven
kan worden.
lederen keer dat, ik deze vereeniging hoor, bespeur
ik vooruitgang eu eeue zoo goede uitvoering als
thans, had ik nog niet bijgewoond.
Men moet met dilettant-orkesten geoefend heb
ben, om te weten, welke eigenaardige bezwaren
aan liet goed vertolken van een symphoiiisch werk
verbonden zijn. Blazers die gedurig in de war
raken met den eersten, tweeden of derden piston
zijn niet zeldzaam in zulke orkesten eninvioeger
jaren (voor do gezegende piston periode) kwam het
gedurig vóór dat, hoornisten altijd den beugel verge
ten hadden, die zij juist, uoodig hadden. Voegt, men
daarbij de //ganzen," van de clarinet; de violist
wiens quint op het beslissende oogenbhk sprong
en die geen nieuwe bij zich had enz., enz., enz.,
dim heeft, men eeuig begrip van de bezwaren waar
mede een directeur van zulk een orkest kan te
worstelen hebben. Doch de tijden zijn veranderd. Dat,
hiilft'i/jlii' van het, muziekniHketi in het openbaar
ga;tt, niet meer op en Amsterdam leeft niet meer
in de dagen van het gezelschap, l'ii'/j r,/ Kruxlusf,
zooals de vereeiiiging ,V,-//'/; i'ii lHiia*l/is/ door de
spraakmakende gemeente toen genoemd werd.
Daar echter sommige bezwaren voor x.ulk een
gezelschap blijven bestaan, strekt, het, de Amster
damsche Orkest-Yereeuiging en vooral haar leider,
den heer David Koning, tot, groote eer, dat wij
een uitvoering te hooreii kregen die zoo bevredi
gend was als deze.
Ik hoorde eenige nummers uit de
/V«/,/-"////'«.vmu/.iek van IS'Othoven en hoewel het, Hutste deel
niet zoo gelukkig slaagde als de overige, heb ik
met, groot, genoegen ciie vertolking gevolgd. De
ouverture kenmerkte zich door zuiverheid en
zeker. heid, (eeue alliteratie die zeer veel zegt; en het
strekt den blazers-d.lettanten niet weinig tot eer. dat
zij naast, zulke uitstekende musici 'o. a. de voor
treffelijke hoboïst Krüger i geenslechtfiguur maakten.
Ik \veusch de vereouiging zeer geluk niet deze
goed geslaagde uitvoering en hoop dat de werkende
'leden door trouwe opkomst het hun directeur
mogelijk zullen maken dit orkest nog verder te
i ontwikkelen.
Bij ieder concert behooren solisten, en ook hier
traden twee (of eigenlijk drie solisten; op, nl. de
heer Van Duinen (<ang), de heer Gerke (viool) eu
mej. Itenriette Roll die de, kl'ivierpartij in
Sehumaun's Liederen-cyclus: Dii-li/frlii'/jn vervulde.
i Ik heb den heer Van Duinen al vaak met inge
nomenheid genoemd en vooral als dramatisch zanger
stel ik hem zeer hoog.
j Dit, kou natuurlijk in dezen bij uitstek, lyrische»,
cyclus van Schuinann niet, zoo uitkomen, daarom
geloof ik dat eene andere keuze meer in overeen
stemming is met het talent en de stem van den
heer Vau Duinen.
i Dit neemt, echter niet weg, dat hij ook nu weer
van zijne schoone stem deed genieten eu o.a. in
l di f/rul Ie iclt'ht iets zeer expressiefs gaf.
Het was goed gezien voor de begeleiding eene
pianiste als mej. Roll te vragen, wan zooals ik
reeds deed uitkomen: deze cyclus bestaat uit dito's