Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1024
Reeds heeft hij gedurende den korten tyd
dat hjj waarnemend hoofd-directeur was zich
met zooveel yver en bekwaamheid van zijn taak
gekweten, dat van hem, als nieuw leider van
Neerlands voornaamste museum, veel goeds mag
verwacht worden.
De vereeniging »Voor de Kunst" te Utrecht
houdt in haar lokalen op het Domplein, van 30
Januari tot 21 Februari een tentoonstelling van
textiele kunst, uit oude en nieuwe tijd, die zeer
belangryk beloofd te zijn.
Er schynt dit jaar weer een pryskamp in de
bouwkunst te zyn aan de Ry'ks académie van
B. E. te Amsterdam. Moge de uitslag nu beter
zjjn dan twee jaar geleden, toen de eenige opge
komen candidaat het noodig vondt zich terug
te trekken, voor dat er nog iets begonnen was.
Van Veen op het Damrak heeft zijn magnifieke
collectie Oostersche dingen alweer belangry'k
uitgebreid.
David Teniers I, II en III.
De heer A. Wauters heeft eene interessante
studie geschreven over de kunstenaarsfamilie
Teniers, en daarin duidelyk gemaakt, dat er niet
twee schilders van den naam David Teniers z\jn
geweest, zooals veelal wordt aangenomen, maar
drie: de grootvader, de vader en de zoon. De
groote David Teniers, de deken van het St.
LukasGilde en de stichter der Antwerpsche Akademie,
was volgens den Heer Wauters de tweede van
de dynastie. Hy onderscheidde zich reeds op
jeugdigen leeftijd, trouwde de dochter van den
Fluweelen Breughel en was achtereenvolgens
hofschilder van Christina van Zweden, van Philips II
van Spanje, van aartshertog Leopold en van
Don Juan van Oostenrijk. Zoolang zy'n vader
leefde, teekende hij zy'ne stukken als «David
Teniers den Jonge." Hy had een zoon, die weder
David heette, ook schilder werd, en op zijn
beurt »David Teniers den Jonge teekende. Deze
Teniers III had veel minder talent dan zy'n vader,
maar volgde diens manier of slaafsche wijze na,
zoodat men, de meer essentieele qualiteiten van
het werk over het hoofd ziende, er langzamer
hand toe gekomen is, zyne stukken en die van
zy'n vader voor het werk van een enkelen »David
Teniers den Jonge" te houden. De door den
lieer Wauters ondernomen schif.ing is een eer
herstel voor David Teniers II.
muniiiiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiinimMmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiimuimiiiiil
Boek en Tüflsclirift.
H. TAINE, Carnets de voyage (notes sur
la province 1863?1865).
«Elles sont d'une violence extraordinaire," zegt
Barrès van deze aanteekeningen. Het is volkomen
waar. In onberispelijk proza, dat forsch en vast
gebeiteld staat, zet de auteur in strakke lijnen de
stadjes, dorpen op 't papier.
De steden en steedjes: Toulouse, Orange,
Amiens, La Provance, Lyon, Bordeaux, Ruelle,
Nancy enz. heeft hy' gezien en in z\jn sterken,
scherpen geest genomen, en weer neergezet in
hard metalen en kristallen zinnen.
De blik- van Taine op de physionomie der
steden, zjjn vergelijking van het eene dorp en
stadje met het andere, is in fijne juistheid wellicht
niet te overtreffen.
Somngeeft het ook nog fraaie,goud-zuivere lyriek.
Een zeldzaam boek, dat moet gelezen worden.
*.?
Bjj den uitgever Charpentier verscheen van
den humorist John Grand Carteret een Musée
iiiiimiiiiiMMtmiiiiiMiiimiiiimmiiiii
scherp afteekende tegen de hoogliggende sneeuw.
Haar oogeu rustten een oogenblik op zijn hooge v
etlaarzen, zijn zwaren knevel, zoo lang dat hij ver
dween in den verwarden haarbos die hem tot op
de schouders viel; op zijn groole, roode handen,
vol wagensmeer van de wielen van het rijtuig, en
bevlekt met bloed, door wat sneeuw gestelpt, ge
volg van het afbreken of wegkappe.i van takken;
op leelijker nog dan al het andere een
biinkenden ring aan een zijner vingers, op de
cognacflesch, die schaamteloos uit zijn jaszak stak, en
toen ... toen sloeg ze langzaam, met onverholeu
tegenzin de oogen neer, en zei pruilend:
-Waarom kan ik nitt kier blijven? Ik zit hier
heel goed."
Omdat we jou hier niet alleen kunnen achter
laten; en wij moeten met dezen heer mee."
Miss Anny sloeg andermaal, huiverend, een
steelschen blik op dezen onmogelijken heer" en
zei toen enkel:
Ik dacht dat deze... lieer ons zou helpen."
jrKom, dat is maar malligheid, je begrijpt er
niets van." Haar vader begon zijn geduld te ver
liezen. Mijnheer is zoo vriendelijk een soort van
slee voor ons te willen maken in zijn hut, en
heeft daarbij onze hulp noodig."
«Maar ik kan best hier blijven, al gaat u heen.
'k Ben niet bang."
Goed, maar je bent geheel alleen; er kan iets
gebeuren."
//O neen, gebeuren kan er niets," mengde Jack
zich op luchtigen toon in het gesprek. Hij had in
't eerst gebloosd als een meisje, maar vond nu dat
een dame te dragen, zoo kostbaar gekleed, en naar
het scheen zoo teer en sikkeueuri» als dit exem
plaar, vrij lastig zou wezen. ^Neen, hier kunt u
geen kwaad," vervolgde hij, zich in de duisternis
tot het fluweelen mutsje en den bonten mantel
keerend, en al was er iets, dan zou 't om zoo te
zeggen u niets kunnen doen, omdat 't even als u
z'n plezier wel op zou kunnen. U zit hier dus
best," voegde hij er nog bij.
Tamelijk inconsequent stemde de jonge dame
met deze uitspraak niet zoo dankbaar in als men
verwacht zou hebben; maar Jack zag niets van
het flikkeren harer oogen toen ze, als bestond hij
niet, op stelligen toon tot haar vader zei:
//Ik blijf hier liever, papa."
En," ging Jack voort, zich ook tot den vader
wendend, ,u kunt het rijtuig en heel den pas
steeds in 't oog houden terwijl u naar boven loopt.
U kunt met uw eigen oogen zien, dat er niets
du voyage du tsar; een herinnering aan de
Russische-keizer feesten in Parijs. Het amusante
boek geeft een aantal teekeningen van bevriende
en vijandige bladen, (Je Hollandsche niet ver
geten), tydens die feesten gepubliceerd. Aardig
is o. a. het plaatje, waar madame la RepiMique
zich het haar zit te verven voor haar toilet
spiegel en Faure haar zegt: »Pas trop de rouge
n'est-ce-pas, ma chère enfant?" Evenzoo: Le
Pourboire, waar Faure als dienstmeisje aan den
trein staat en de tsar hem als fooitje »la promesse
d'un nouvel emprunt d'un milliard" geeft.
Het boek is een vroolijke herinnering aan een
wereldgebeurtenis en heeft daarom eenige histo
rische waarde.
# v
*
Tijdschriften van Februari.
Vooreerst een merkwaardige en interessante
Gids, met bijdragen van de Nieaive-Gidsmannen
Van Eeden en v. d. Goes er in!
Tien sonnetten van Helene Lapidoth-Swarth,
vol weelde van hartstocht en klank, openen het
nommer.
De Oedipus der Fransche Klassieken is een
aangename studie van Prof. A. G. van Hamel,
waarin de Oedipe van Sophocles met de navol
gingen van Corneille en Voltaire vergeleken en
beschouwd wordt.
Dan een uitvoerig, zeer duidelijk betoog
van Frederik van Eeden: Werk en Brood. De
titel geeft aan wat de heer van Eeden verlangt:
brood moet er zy'n voor ieder die werkt.
»Vergeet het geen dag en geen uur, gij leeft
van onrecht, van diefstal en roof, gij brave
land-genooten en uw onschuldige kinderen
allemaal. Gij zoudt u schamen voor uw mede
mensehen, als uw zoon wissels had vervalscht
of uw dochter kanten had gestolen. Maar heel
welgemoed zijt gy', en zoon en dochter leven
toch van diefstal en roof. Niet maar zoo bij
wy'ze van spreken, maar heusch, echt-lage,
gemeene diefstal aan den arme gepleegd,'' verwijt
bij na een kleine inleiding den voor^ichtigen en
geduldigen. En verierop :
«Onthoudt goed, de verhouding is ongeveer
als volgt:
*Wyj zijn met ons negenen, aan materieel goed
brengen wij niets voort. Drie-en zestig mensclien
werken hard voor ons, en versolt» ff en ons brood.
Xeven-en-twintig brooden verschaffen zij ons, en
daarvoor nemen wij, die niets voortbrachten, er
zeventien, en wij laten er tien, TOOT de drie
enzestig werkers."
«Wat dunkt u van deze verdeeling? Van deze
rechtvaardigheid ? Van deze maatschappelijke
orde ? Van de wetten die zoo iets gedoogen V En
van de verfoeielijke drogredenaties die dit voor
een heilige en onveranderlijke instelling ver
klaren ?"
De heer v. Eeden gaat zoo door en herhaalt
vele malen wat hij reeds gezegd heeft, telkens
op een eenigzins andere manier. Eindelijk komt
hy' tot de conclusie dat er wel overal actie en
bloei en welvaart is, maar ieder moet zien dat
de machine kapot is en niet meer mee kan.
»Wy' gaan nog vooruit, harder dan ooit te voren.
Maar alleen omdat we de lamme machine
forceeren, al maar meer opstooken, bij eiken keer
dat er iets hapert. En dan is men tegen ver
anderingen uit voorzichtigheid!!
Wat moet er en wat mag er worden gedaan
om in de misère ingrijpende en duurzame ver
betering te brengen ? De heer v. Eeden vindt,
evenals vele anderen, dat het de dringende,
duidelijke en onontkoombare plicht der regeering
is te zorgen dat wie werk zoekt het land kan
bebouwen. Hiermede doet zij niets meer dan
waken voor de persoonlijke vrijheid en voor de
veiligheid van het ry'k.
gebeurt. Gunst, ik heb n van 't eerste oogenblik
af gezien!" Hij zweeg verlegen en prevelde toen:
«Kom, we moeten nu gaan; hoe eer dat karweitje
in orde is hoe beter."
wToe, papa, laat die heeren en dat karweitje nu
niet langer wachten."
Gerustgesteld door Jack's laatste mededeeling
volgde haar vader thans, met den koetsier en den
tweeden van het gezelschap, een jong mensch, op
't oog zeer onbeduidend, maar wiens bezorgde
vragen miss Auny met veel toeschietelijkheid be
antwoordde. Desniettemin had de preutsche Auny
zeer wel Jack's bekentenis gehoord, dat hij hen
gezien had van het eerste oogenblik toen ze den
pas inreden. Zeker zat hij," zei ze bij zichzelf,
met zijn kornuiten te lachen en te drinken, en
zich vroolijk te maken met ons getob."
Maar toen het geluid hunner stemmen wegstierf
en hun gestalten zich achter de sneeuw in de
duisternis oplosten, toen vergat ze dit alles en
veel meer nog vergat ze, wat wereldsch en heuvel
achtig was in de indrukwekkende, majestueuse
eenzaamheid, die uit die duisternis van uit om
hoog op haar scheen neder te dalen. Eerst had
ze een onbestemde gewaarwording van baugheid,
die echter weldra plaats maakte voor het weldadig
gevoel van rust en vrede, dat alleen de bergen
geven kunnen aan eenzame of afgedwaalde
menBcheukinderen. Nooit had ze de natuur zoo ge
zien. De lange witte t-aï/nda strekte zich voor
haar uit in een reinheid welke niet van de aarde
scheen; de vaag zich afteckenende bergen stuken
aan alle kanten boven haar uit, met iets geheim
zinnigs, als behoorden ze tot een andere wereld.
Toch drukte dit haar niet ter neer; ook deden die
volmaakte rust en stilte niet denken aan een
eeuwige sluimering, aan iets wat voorbijgaat; in
tegendeel was het alsof de zuivere, fijie lucht
haar zintuigen verscherpte; nooit was haar gehoor
zoo goed geweest; en ze kon zien tot het eind
van den bergpas, bij het licht der volle maan, die
nu en dan door langzaam voorttrekkende -.volkjes
scheen. Alles aan haar begon te trillen van een
verrukkelijk gevoel van vrijheid, en van een vreem
den drang om hard te loopen of die bergen op te
klimmen. In haar overspannen toestand scheen
het haar alsof die groote eenzaamheid bevolkt
wezen moest door een koninklijk ras alleen, niet
door ruwe, alledaagsche mannen als die lompe
bergbewoner, die hen geholpen had. Maar 't
spijt me dat ik liet zeggen moet l ze begon 'n
verbazenden honger te krijgen.
«Niets van toekomst staken, of stelsels, of
»ismen." Wij hebben te zorgen voor recht en
orde, voor vryheid en veiligheid van heden en
morgen."
De heer Van Eeden geeft aan hoe de regeering
handelen moet. Hij wil door het stichten
van Rijks- hoeven, waar ieder die werken wil, zijn
dagelyksch brood kan verdienen, redding zoeken.
Zoo'n hoeve moet niet zijn een kolonie, of
veredeld Ommerschans; de werker die zich aan
meldt moet welkom zijn en noodig en niet komen
om een aalmoes of om beweldadigd te worden.
De Ryks-hoeven kunnen echter niet rendeeren
en mogen niet rendeeren. De hoofdprincipes
moeten zijn :
1. dat er niets wo-dt geproduceerd dan wat tot
gebruik kan dienen voo: beambten en arbeiders;
2. dat er niets mag worden verkocht eer de
voortbrengers zelf overvloed hebben van het ge
produceerde.
»Een Rijk, een volk, dat zoo zorg draagt te
kunnen bestaan van den bodem waarop het
woont, behoeft geen mededinging te vreezen, en
is wanneer het tevens weerbaar is, vrij, veilig
en onafhankelijk."
De heer v. Eeden pleit daarna nog zeer sterk
en hartstochtelijk voor de weldaden die uit de
Rijks- hoeven zouden ontstaan en besluit zyn
betoog met een kleine lofspraak op onze oude
liefde voor vrijheid en recht.
De heer v. Eeden heeft in zijn wel wat lang
dradig betoog geen nieuwe en verrassende dingen
gezegd, dat verklaart hy trouwens zelf. Ook
zullen de economen er wellicht veel twijfelachtigs
in vinden en sommige redeneeringen meer be
schouwen als een hartstochtelijke stemming of
illusie, dan als strenge en onberispelijke weten
schap. Het artikel kan dus de oorzaak worden
van een grooter. en belangrijken strijd.
Daarna bespreekt Prof. C. Winkler, het boek
van Dr. Toulouse over Emile Zola. De heer W.
is er zeer mee ingenomen: »Voor de eerste maal
bestaat er van een beroemd man een persoons
beschrijving aan de hand eener methodiek, die
te verineeren is by' anderen."
Door Prof. J. Baron d'Aulnis de Bourouil en
door F. v. d. Goes wordt tegen de inhoud der
bekende openingsrede van Prof. Treub streng
geprotesteerd. De heer Treub schrijft zelf daar
achter een stuk : Tot tegenweer. Hij begint nogal
kleingeestig en banaal den heer v. d. Goes eerst
een bse'je uit te maken voor een godje", een
«Jupiterlje", enz , grapjes die een man als Prof. T.
niet verkoopen moest.
De jYi'eiure Gids begint met een fragment uit
het Lied van Schijn en Wezen (tweede boek),
waar Van Eeden in verzen, gedragen door
religieuse emotie, uitspreekt dat de schoonheid het
uiterlijk gewaad is van het Recht, dat hij die
Recht zoekt, van zelf de Schoonheid zal vinden
en niemand buiten het streven naar Gerechtigheid
ooit anders dan valsch Schoon aanschouwen kan.
Vol aandoening van 't eerste lichten van pene
nieuwe Dageraad van Godsdienst is de inleiding
tot: »De Kunst en de Maatschappy" van II. J.
Boeken: >Wie zal de warme zalen der liefde
verlaten en uit de lichte kameren van het
gelooven naar buiten treden om in de duisternissen
en eenzaamheden te dolen, en te derven in de
woestijnen des ongeloofs ? Wie niet, wanneer
onder het sterren-dak daar buiten een nieuwe
liefde hem wacht, en de gronden en kruiden
daar nat zijn van den dauw en de dampen eener
nieuwe, naderende lente ? Hoor, nog zwijgen de
vogelen op een enkele vroeg ontwaakte na, die
vreemd tjirpt, en reeds streept het kille licht
het verre noord-oosten, voorzeggend den nieuwen,
rijzenden dag, waarop zy bij u zal zyn."
In haar reistasciije vond ze nog een paar be
schuitjes, en zie1) herinnerend, dat, men haar te
San Joséeen potje honig uit Californiëmeegege
ven had, haalde ze dit voor den dag, zette alles
op de bank tegenover zich, smeerde wat honig
op de beschuitjes, en verorberde een en ander met,
het welbehagen van een kostsclioohneisje en in het
prettig gevoel, ondanks de koude, dat dit eens
echt picknicken was. 't Was alles even bijzonder;
alleraardigst, om later van te vertellen! De
meusclien zouden 't haast niet willen gelooven, dat ze
een paar uur moederziel alleen m een verlaten
reiskoets, in een door sneeuw versperden bergpas,
had doorgebracht! 't Was een avontuur zooals
men 't in de boeken beschreven vindt. Eén ding
slechts, dat men in de boeken altijd heeft, ontbrak
er aan iets romantisch een heldendaad van
den een of ander. Als die onbehagelijke bergbe
woner brr, wat 'n lang haar en wat 'u snor!
en dan die leelijke ring! waarom droeg hij
zoo 'n ring? als die maar anders was! Hij
zat nu zeker met haar vader en mr. Waterbouse
zich te goed te doen aan biefstuk, of een stuk
wild die mannen zijn zoo vreeselijk egoïst!
en had haar bestaan totaal vergeten. Hij had haar
wezenlijk wel iets mogen brengen; beschuitjes
met honig.... 't was zoo kleverig! en dan m die
temperatuur! Ze was wezenlijk uitgehongerd! En
zij zaten daar maar te eten! 't Xou hun verdiende
loon zijn als er iets gebeurde - of als ze tlarhlen
dat er iets gebeurde alleen om hen te doen
schrikken.... Het mooie gezichtje, dat naar het
maantje opgeheven was, keek werkelijk boos, maar
za<j er met dat, al heel lief uit.
Goeie hemel!... Wat, was dat?... De paarden
verweerden zich daar in hun hoekje tegen iets.
Op eens rukte het eene zich los en rende met een
angstig gehiunik deu pas in, om weldra, snuivend
en hulpeloos, in de dikke sueeuwlaag weg te zinken.
't Andere paard volgde. Hoe vervelend! Zeker
waren ze van iets geschrikt. Misschien een konijn
of een mol; hè, paarden zijn ook zoo zenuwachtig !
Evenwel, 'k kon geen kwaad, een van de heeren
zou heu wel zien of hooren, dat gehinnik klonk
zóó akelig! net 'n menschelijke stem ze zouden
wel naar beneden komen vliegen om t,e zien wat,
er gebeurde. /// kon tocti niet in de sneeuw naar
de paarden gaan kijken! Enfin, als zij daar op
rekenden ze deed ''t nistj Ze was hier veel
veiliger; wie weet of er geen ratten of muizen
liepen, dat ze daarvan geschrikt waren. Stel
je voor!:
In plechtigen gang trekken dan grootsche
tafreelen uit de wereldgeschiedenis voorbij.
Volgt: het vierde en vijfde hoofdstuk der his
torie van Floris en Slanchefloer, van denzelfien
auteur. Het geeft zacht-mooie fragmenten en
de slotscène met de bloemenkorf is geestig, zeer
lief en vol van bloedrood rozen-schoon.
Een aandoenly'k vers is Oduna van A. v. Breull.
Naast de serieuze, zware Duitsche verzen van
Kloos: Knabenklttgen maakt zijn volkslied «Ne
derland en Oranje leev' !" een slechten indruk.
De inhoud is te burgerlijk en de ry'men zijn niet
krachtig genoeg. Er is echter altijd nog iets
in van Kloos, dus kwaliteiten van helderhe d,
klank en beweging.
De oude Gids is in de laatste jaren in alle
opzichten meegegaan met de richting van de
jongeren, nu heeft hij zelfs stukken opgenomen
van v. d. Goes en van Eöden, en wie weet wat
dibirop volgen zal ? Maar in de Nieuwe- (li/ts
roept Kloos daarentegen op ouderwetse manier
met nieuwen moed en frisschen kracht: Oranje
boren'. F. II.
"uu mi "mimmiiiiimmiiiiiu
40 cents per regel.
InjiiiiniiiinimiiiiiiiMmiiiiiiiiimmiiiiiiimiiiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim
IIooftl-Depót
VAN
Dr. JAEGER'S ORItt.
Somaal-WoMÉii.
K.F. DEUSCHLE-BENGKR,
Amsterdam, Kalverstraal 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederland.
HTRAHRtëutrëcht
Pianofabriek.
Binnen- en Buitenl. Muziekband M!.
Amerikaansche Orgels.
Ruime kenze in Huurpiano's
MEIJROOS & KALSHOVHH,
Arnhem.
Piano-, Orgel- en Muziekhandel.
Ruime keuze in Huurpiano's.
B »?: i> tj rr'«
Goessche Zoute Beschuitjes.
T A * *.m i - l BERND. E1CHHOLTZ. '
Te Amsterdam böj Wed j GERBER & ZOON
Nog slechts enkele exemplaren
van de vroeger uitgegeven P E $"?
en POTLOODKRASSEN door
Joh. Braakensiek zijn te beko
men a / 0.50 per exemplaar bij
Van Holkema & Warendorf, Singel
542, Amsterdam.
HIllllllllMMIIIMIIltlinilllMIIIMlllllllMIIIIIIMIIMIlllllMllllllini
O hemel.' . ..
Nog keek ze met verbazing naar de
voortdurendangstige dieren, toen ze eensklaps het rijtuig van
achteren ietwat voelde, oplichten. Het ging zoo
bedaard, zóó voorzichtig, dat ze een oogenblik
meende dat een van de lieereu het deed, en ze,
zonder dat zij 't gehoord had, met de slee terug
gekomen waren. Zij maakte achter in het rijm g
eeu zeiltje los, tilde het op, maar . . . niets te zien.
Dus riep ze, met vrouwelijke slimheid begrijpend
wat het wezen moest,: Ik zie u wel, Mr.
Wa'erhouse! wees maar niet zoo Ikuw !" Doch eens
klaps kreeg het rijtuig weer een duw, en van d< n
grond rees iets omhoog, wat, eerst de met sneeuw
bedekte grond zelf scheen te zijn, maar toen de
sneeuw van de dikke massa afgeschud werd zag
ze den kolossalen kop en de schouders van een beer!
Toch was "/e zelfs toen nog niet eri/ bang, want
de snoet tegenover haar had iets goedigs ; de kleine
oogjes schitterden meer van kinderlijke nieuws
gierigheid dan van woestheid; en heel de houding
van het dier, zooals hij daar zat op zijn achterste
pooten, c!eed eer denken aan een circus en aun
iets komisch, dan aan plannen van aanvallen ui
verslinden. Ze kou zelfs met haar gewone
deftigheid zeggen: ,,Ga heen... Boe e!" en met een
vastberaden sre/.icht hem met haar reistasciije weg
jagen. Maar dit deed Bruin een poot op de achter
bank leggen om vasten voet, te krijgen met het
gevolg dat, het rijtuig naar eene zijde overhelde?,
en den grooten muil openen als antwoordde hij iets.
Het, zien van zijn roode long, glinsterende tanden,
en, bovenal, de heete adem van het verscheurende
dier, deed Miss Anny den eersten gil slaken. Geen
klein, nuffig gilletje; de paarden stemden ermede
in; het drietal gilde in koor! De beer aarzelde een
oogenblik; toon, het potje honig- ziende oji de
voorste bank, door het angstig terugdeinzen van
het meisje aan het licht, gebracht, stak hij be
hoedzaam een zijner voorpooteu uit om er zich
van meester te maken. Docli hoe onbeduidend deze
beweging ook was, de voorkant van het rijtuig ging
nu naar omlaag, het, potje ho'uig omhoog eu Miss
Anny tuimelde op haar knieën op den bodem van
het rijtuig. De diih'icle schrik, fysiek en moreel,
was te veel voor liet, mei^e; thans verloor ze het
bewustzijn; het laatste wat tot, haar doordrong,
was het, fluiten van een kogel en de knal van een
geweerschot.
(Xtot tol,//).