Historisch Archief 1877-1940
No. 1024
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND,
Mr. v. Tienhoven in zijn nieuw ambt.
MR. v. HOUTEN als coxtwnier: Dit is nu van een zoo
goed als onverslijtelijke stof; als u een beetje oppast
kan u daar lang plezier van hebben.
ainmiuinmu
hij vatte wat wij zeiden op als een grapje:
jij met je krijgsbedrijven, houd je zottermjen
maar voot je, althans op een avond als deze,
of ik verwijder me zóó en hij maakte met
zijn uitge-trekte beenen rechtsomkeert, zonder
saluut en, na een paar pas gedaan te hebben
zich tot Tiiétèse richtende, zei hij : Ja, dat
geloof ik juffie! Je zou zoo graag onder mij
willen dienen, van avond vooral, niet
waar! M;iar wij kunnen je niet gebruiken;
morgen zal ik je wel eens komen vertellen
wat er gebeurd is, daar is 't je toch om te
doen nieuwsgierig-aagje; en wees maar blij
?dat je niet met me mee mag, want als jij
daar eens kwam te zitten onder zoo'n p^leton
vuurvreters, als ik, Joan Schnitz, Dr. Daniels
en notaris Wertheim, dan zou je al van je
stoel vallen van schrik meisje, vóór het eerste
salvo je rien kruitdamp had doen ruiken !
Nu, dt'ti volgenden dag verscheen mijn
vriend niot en nog laat hij zich wachten. Dat
spijt mij zeer, want na de lezing van het
verslag over zijn feestavond in het Handelsblad
zou ik zoo graag hem om opheldering vragen.
Mij dunkt aan dat relaas moet iets ontbreken.
.Alles wat daarin verteld wordt is zooals het
behoort. De hulde was gepast. De toespraak
van B'iellaard hartelijk en wel; het antwoord
van Brengen ook, maar uit niets blijkt
dat hij i "ik bewogen was. En dat is nog
nooit beleefd: iemand, die op zijn zeventigste
jaar gehuldigd wordt, zonder dat er iets langs
zijn wanden biggelt... heelemaal onbewogen:
hoe kan dat? Ik zelf ben gelukkig aan die
aangrijpende plechtigheid nog niet toe maar
toen zij op St. Nicolaasavpnd mij mijn stand
beeld thuisbrachten, kon ik me al niet goed
houden, en krijg ik eenmaal, als ik zeventig
ben, mijn welverdiende hulde op mijn slag
veld, ik weet zeker, dat ik dan tranen zal
zal huilen met tuiten. Daar is niets dat een
mensch zoo regelrecht naar zijn hart gaat
en tot zijn traanklieren opstijgt, als een open
bare erkenning van verdiensten. Wat weerga
een mensch zijn ziel is geen conduitestaat op
papier !
Waarom was Breggen onbewogen? Die
vraag vervolgt mij, ze treitert me, ik kan
haar niet meer kwijt raken. Zoo stond ik van
ochtend er nieêop, en aan het ontbijt kwam
ze mij over de lippen. Wat, zuchtte ik, terwijl
ik den Bijbel opensloeg om het kapittel te
zoeken, dat, aan de beurt was, wat moet
er toch in Breggens hart zijn omgegaan, dat
het hem mogelijk was dat geschenk met drooge
oogen in ontvangst te nemen! Met drooge
oogen!! Natuurlijk dachten de heide dames
dat ik een poging deed om bij haar mijn
licht te ontsteken, en daar kwamen op
eens de zotste dingen voor den dag. Och,
zei mijn vrouw, de zenuwen, man, werken lang
niet gelijk bij alle menschen. maar wat
mijnheer v. d. Breggen betreft, ik denk dat
hij zich door zijn gevoel niet mocht laten
beheerschen dat verbood hem zijn
krijgsmanseer; en Thérèse, nog wijzer dan haar moeder
en niet minder gereed om ongeroepen haar
mond ergens in te steken, beet me, onder 't
uitdrinken van haar kopje thee toe: Maar
papa iemand wordt door het dragen van een
schuttersuniform nog geen krokodil !
Ah, die jeugd en die verpestende natuur
lijke historie! De kleinste kinderen weten
tegenwoordig over alles mee te snappen ; en
omdat er nu eenmaal krokodillentranen zijn,
twijfelen ze aan alle waar gevoel en zouden
in staat zijn, met een oppervlakkigheid, die
ten hemel schreit, hun eigen familieleden
onder de Nijldieren in te deelen. Dat is de
vrucht van ons hedendaagsch onderwijs!
Ik wil bekennen, dat mijn aangename stem
ming nu en dan verstoord was, maar even
als de hulde zelve aan Breggen en meer nog
dan deze, had het bericht van Gijs benoeming
tot Commissaris der Koningin mij een opge
ruimdheid bezorgd, die niet zoo gemakkelijk
voor goed te bederven viel. En mijnheer v.
Tienhoven komt van middag eten, wil je er
om denken Brom, zei mijn vrouw, toen ik
na het ontbijt, mij uit de kamer verwijderde.
Nu, ze had het mij niet behoeven te herinneren,
want het was me een prettig vooruitzicht.
Wel hadden wij tijdens zijn verblijf in den
Haag af en toe gecorrespondeerd en elkander
ontmoet, maar nu (lijs te Haarlem zijn anker
zal laten vallen, mag ik weer rekenen op de
hervatting van de oude conversatie, die voor
mij, en ik geloof ook voor hem, het lieflijkste
was, waarmee de hemel ons had gezegend.
't Spreekt dan ook van zelf, dat onze tafel
gesprekken dien dag vol waren van herin
neringen en beloften. Dat was een voordurend
«weet je nog wel.... en heb je wel eens gedacht
aan... ." afgewisseld met een : -maar nu zullen
wij weldra, en als je dan bij me komt.... ;
en Gijs, vriendelijk als van ouds, trok lijntjes
met mijn vrouw, niet mij, met Thérèse en dronk
zeker wel twee glazen meer dan hij trewoon
was... . kennelijk onaangenaam getroffen door
het feit, dat ik hem telkens met een teug water
moest beantwoorden, wat hem nog even de
hand aan 't voorhoofd deed brengen en
overluid vragen of' hij als Minister van
Buitenlandsche Zaken niet eens een gezant van
Rumenië. i'erziëof zoo iets had ontmoet, die
hem verzekerd had, dat er voor podagristen
in zijn land wijn werd gemaakt, die geen
alcohol bevatte Ik geloof dat hij zich ver
giste, maar je kond aan zijn gezicht; zien,
dat hij het land, den gezant en den wijn
willen uitvinden, alleen om mij maar weer
eens een pleizier te doen. Bij zulke dingen
gaan wederzijds de harten open, zoodat je
geen woord behoeft te spreken om tot de
wetenschap te komen, hoeveel je van mekaar
houdt.
Trouwens daar was ook wel reden voor,
om me eenige hartelijkheid te bewijzen, 't
Had mij niet weinig moeite gekost hem be
noemd te krijgen. Niet dat Sain zijn mede
werking weigerde. Integendeel. Toen ik hem
er over schreef, antwoordde hij mij dadelijk,
.
hopen.
v.
Tiendat Gijs zijn man was. Zaaijer, zoo liet hij
zich uit, heb ik de Leeuw gegeven en
Hoetink de Oranje-Nassau. Zoo hadden die twee
het loon gekregen, dat hun toekwam. Maar
de verdiensten van v. Tienhoven overtreffen
die der beide anderen verre. Hij heeft als
)>iiiiinlcr inderdaad de kieswet van Tak doen
vallen. Een minister, die zijn eigen kabinet
helpt omverkegelen, is een exceptie in
de oude en in de nieuwe wereld. Op
zoo'n fortuintje had ik niet durven
En nu ik zelf' de vruchten pluk van
hovens beleid, mijn waarde Heer Brommeijer,
zal het geenszins aan mij liggen, als wij hem
niet het gouvernementsgebouw te Haarlem
binnenschuiven. Maar van Houten had de
plaats niet te begeven. Er waren nog ver
scheidene anderen, die een woordje konden
mees-preken. In de hoogere kringen had Gijs
het verbruUl, o. a. omdat hij een minder
juiste voorntelling had gegeven van de kies
wet, die zijn kabinet destijds prepareerde, en al
die lui. iiü-t gouden knoopen en passenienten op
hun jus. zouden veel liever Roei l tot commissaris
hebben zien benoemd. Nu was het gevaar,
dat hieruit, ontstond, beln kkelijk gering, want
lli'ëll wilde niet naar Haarlem, en Ivluard
en ik gelooven ook niet, dat hij, al had hij de
benoeming begeerd, met Gijs in concurrentie
/DU zijn getreden. Maar toen kwam van
Kanebeek op de proppen. Enfin 't, heeft lang
genoeg geduurd en ik heb heel wat moeten
correspondeeren met de Uanitz en de rest, maar
het is mij gelukt, en zoo zal ieder kunnen
begrijpen, dat het van harte gemeend was,
toen (Jijs nog eens zijn glas ophief, en ge
heimzinnig mij toeknikle, met de woorden :
Brommeijer voor hetgeen ge gedaan hebt !
Hij verklaarde zich niet verder, met het
oog op mijne vrouw en dochter, maar ik
begreep hem volkomen, en toen ik lepliceerde:
Gijs, op hetgeen je nog voor ons doen .'.u/f,
stak hij mij de hand toe en zei: Hoor eens:
je weel. dal ik zoo lang als ik mocht voorde
hoofdstad geleefd heb, maar je kunt er op
rekenen, dat ook in de St. Jansstraat te
Haarlem het belang van de Bocht het doel
van mijn streven zal zijn en jou belang
in de allereerste plaats!
Nu, zuchtte ik, mijn belang! Ik heb mijn
sehaapjes op 't drooge. Mijn naam, mijn
positie is gemaakt. Ik geloot niet. datje mij
nog n voordeeltje zoudt kunnen bezorgen.
Neen, zei Gijs. jou zelf niet, maar je hebt een
dochter! Théivse deed alsof zij het niet hoorde,
maar mijn vrouw keek hem eens aan, even
dankbaar als ik zelf mij had betoond, toen
hij mij zijn wijn-adres voor podagraiijders
wou aan de hand doen.
Ik wil maar zeggen, dat Gijs dezelfde flinke,
vriendelijke, gulle vent voor ons gebleven
is, van vroeger. Het discours vlotte bij
zonder. En zelfs de aanwezigheid van de
dames was geen oorzaak meer van achter
houdendheid. Ja, zei hij, Brommeijer, wie had
ooit gedacht, dat me dit nu ook nog zou ge
lukken ! Want als je 't wél beschouwt, is
het haast een wonder. Je weet, toen ik hier
van daan ging, scheen het meer dan tijd voor
rne om het veege lijf te bergen ; ik had zoo
waar maar al te veel van de leeuwen van het
westelijk viaduct, zooals Braakensiek die pas
heeft geteekerid Omdat ik het zoo schuin en
scheef had achtergelaten, werd Sjoerd geroe
pen om de boel weer terecht te zetten en
wat zie je nu gebeuren ?... daar keer ik terug
als chef van den man. die mijn vroeger werk
heeft, verbeterd!... Nou, viel ik hem in de
rede, zoo iets heb je in de ambtenaarswereld
wel meer, daarover zou ik me nu maar niet
al te zeer verbazen. Gijs schudde het ho'ofd
wel twee . driemaal en antwoordde : met je
permissie Brommeijer. je weet. ik ben onder
allerlei soort van omstandigheden me zelf
tamelijk goed meester; 't wordt me niet spoe
dig te benauwd in een klein gaatje; al zeg
ik het zelf, door gestadige oefening heb ik
liet zóó ver gebracht, dat ik me nog lekker
gevoel, waar het een ander al begint te
draaien".... Ik vond, dat hij zichzelf onder
schatte en wilde hem wat verheffen in eigen
oog. Dat is je aangeboren frischheid, zei ik,
daar mag je den hemel wel op je bloote
knieën voor danken.... Goed, hernam Gijs,
zonder mij te laten uitspreken, dat mag dan
wezen wat het wil, maar deze ommezwaai,
deze wenteling van het rad van fortuin,
waarbij het, mij soms lijkt, dat mijn beenen.
boven mijn hoofd komen te staan, is mij wat te
kras!... ais ik zoo om me heen en naar achteren
of beneden zie, krijg ik nu toch zelf' een ge
waarwording alsof ik.... Kom, drink eens
uit, zei ik, en, vervolgde ik even later onder het
inschenken van zijn glas?je moet maar den
ken alles went; bovendien die St.Jansstraat
is maar een pleisterplaats voor je. Je komt
nu weer wonen onder je oude beproefde
vrienden. Dat is juist het mooie van jou be
noeming. Je voorganger zag je hier nooit,
maar nu kan de provincie van uit de
Bocht geregeerd worden. Mijn voorstel tot
belasting der uitwonende'i zou, als jij maar
eerder in dat ambt was komen te zitten,
een heel ander lot hebben ondergaan. Voor
zoo iets zou jij, met de geschiedenis van de
publiciteit der kohieren achter je rug, juist
de man zijn geweest.... Enfin, ik beschouw je
van nu af zelf als een forens ....
.la, ja lachte mijn vrouw, die natuurlijk
aan haar aanstaanden schoonzoon dacht:
Excellentie, u gevoelt u hoop ik hier voor
goed thuis als het noodig is, boven ligt altijd
een bedje voor u gespreid ! ...
Gijs vond dit aardig, maar hij had er
opgerekend, geloof ik. Want, bij het afscheid
nemen zei hij: Tot ziens, Mevrouw Brommeijer,
ik heb mijn spoor-abonnement al besteld.