De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 14 februari pagina 10

14 februari 1897 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1025 .gezellen van gips, marmer en brons te rooken, totdat het geluid van naderende voetstappen hem plotseling deed opschrikken. Haastig bedekte h\j de brandende pyp met beide handen en luisterde. »Ben jjj hier," groote aap?"vroeg een stem. >Ik ben hier, antwoordde Salem, »geen aap." »Je kunt nu wel ophoepelen." zeide de portier. «Morgen wordt de Jury gekozen, dus dan hoef je niet te komen. Maar zoodra je in de krant leest, dat de jury aan het werk zal gaan, moet je oogenblikkelijk terugkomen, en, je weet, dan is het van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, hoor! Het beste is, dat je den nacht van te voren hier maar doorbrengt. dat is veiliger!" Salem volgde de raadgeving van zyn bondge noot met groote nauwgezetheid op. Den avond voor den dag waarop de jury aan het werk zou gaan verscheen hij weer in zijn broek en kiel, en toen men hem bij de deur van het tentoon stellingsgebouw tegenhield, vroeg by met zyn kinderlijken glimlach naar zijn vriend den portier. Men liet hem binnengaan. Hij ver&topte zich achter een pilaar en bleef in zijn schuilplaats, totdat het gebouw werd gesloten. De nu volgende nacht zal hem waarschijnlijk tamelijk lang gevallen zijn; misschien hielpen de verhaaltjes over zyn land hem wel den tijd te dooden. Eindelijk brak de morgen aan. Salem kleedde zich uit en begon toilet te maken voor de jury. Van het hoofd tot de voeten beschilderde hij zich met de in water opgeloste bronestof, waarbij zyn spiegeltje hem van veel dienst was. Daarna versterkte hij zich met een pÜpje en een flinken slok rum en klom vol moed op zy'n voetstuk. In het groote benedenvertrek waar de beeld houwwerken worden opgesteld om aan het oor deel van de jury te worden onderworpen, is het niet erg licht. Salem had gerekend op deze om standigheid, die hem in zijn krijgslist moest helpen en de onvolmaaktheden van zijn werk moest verbergen. Maar toch was hij min of meer zenuwachtig, toen de leden van de jury, die hem byna allen bekend waren, de zaal binnen traden en op hem toe kwamen. »K\jk eens," zeide een stem, »die figuur van Méraud is prachtig!" »0, dat is die groote duivel, Salem!" zeide een der anderen. Salem voelde zich gestreeld, toen hy op zoo'n welwillende wijze over zich hoorde spreken, en begon zich wat meer op zijn gemak te voelen. »Ik zie nu al," begon een derde, *dat dit ding ons een medaille zal kosten." »Een medaille ?" herhaalde X. (ik wil hem niet blameeren, door zijn naam te noemen). »Het karakter is niet goed weergegeven de werkelijke Salem is veel minder grof zinnelijk en veel listiger." Y. en Z. waren het dadelijk met den spreker eens. »Siecht weer gegeven," zeide Y. »Eenbanale, moderne uitvoering," voegde Z. erby. »Een overdreven gezochtheid in het teruggeven van toevallige huidvormingen," besliste Y. »0ch wat!" riep Falguières onstuimig uit met zjjn luide, sympathieke stem. »Die neger is prachtig en als wy aan de medailles toe zyn, kunt ge er vast oprekenen, dat ik voor Méraud's neger stem." Delaplanche, die toen nog leefde, riep vol geestdrift uit: »Waarachtig, je zoudt bijna kunnen zeggen, dat hij bezig is, zich een van zjjn vroolijke verhaaltjes te vertellen, en op het punt is, in lachen uit te barsten !" En waarlijk, bij die woorden kwamen alle verhalen, waarmee Salem gewoon was, zijn lange zittingen te kruiden en op te vroolyken, hem allemaal tegelijk in den zin, en kon hij zich nier langer bedwinger. Zijn borstkas zette zich uit, het bronzen beeld boog zich plotseling schud dend van het lachen, voorover, en een kinder stem kraaide: «Niet waar, chic, mijnheer De laplanche ? Salem krijgt een medaille ?" Het is overbodig te zeggen, dat alle leden van de jury door Salem's lachsn werden aangestoken met uitzondering van X., Y. en Z. Van dien dag af kunnen die drie heeren geen kunstwerk van een collega meer beoordeelen, zonder dat de een of ander hen waarschuwt met de woorden: »Pas op, hoor, straks begint het ding nog te lachen !" Een Ibseuiaan. (Jagend.) Uit Yictorien Sardou's jongste drama, (Spiritisme.) In het Renaissance-theater te Parijs hebben de eerste opvoeringen van Spiritisme, het jongste stuk, door Sardou voor Sarah Bernhardt geschre ven, plaats gehad. Sardou heeft zich sinds lang met spiritisme bezig gehouden en na het nieuwe stuk is het niet twijfelachtig, of hij aan de zijde der ontkenners of der geloovigen staat. In de eerste acte wordt de quaestie in het breede be sproken, met spot aangevallen en met warmte verdedigd; de welsprekendheid is aan de zijde der geloovigen. Aan het slot der acte wordt op het tooneel eene spiritistische séance gehouden, waarbij de geesten een spoorwegongeluk ont sluieren. Met den trein die verongelukt, is madame Simonne naar men meent vertrokken, zoodat haar man haar voor dood houdt. In hec Gilberte. Ha ! daar is mijnheer Parisot! d'Aubenas (gaat Parisot te gemoet). Wel kom, dokter, welkom. Parisot. Ik kom zoo van Bordeaux, waar ik in consult geroepen was. Ik vind uw briefje; even wat gegeten, en hier ben ik. Er is toch, hoop ik, niemand ziek ? d'Aubenas. Niemand. Maar er zullen hier proeven genomen worden, waar u, als ik mij niet vergis, wel wat voor voelen zult Laat ik u eerst even voorstellen! my'n neef, Valentin Clayières (gij groeien) en doctor Harry Davidson van Edinburg, een collega ! Parisot (rriendelijk, iril Juni de hand toe steken). Mijnbeer ! d'Aubenas. Een uitstekend medium. Parisot f/ilotselinf/ hekoeld, gunt zijn hoed op de amajiéleggen eit ziet Daridxon wantrouwend aan). O 'i d'A u b e n a s. Ik weet hoe ongeloovig u is, dokter, en meende u genoegen te doen door u uit te noodigen om eene spiritistische-séance bij te wonen, tot mijn spijt onze laatste. Dokter Davidson moet noodzakelijk morgenoch tend vertrekken orn ziju boot niet te missen. Parisot (spottend, zijn handschoenen uitDe handelsreiziger fler toekomst. (Lustige Ulatter.) Veel (Punch.) Oude dame (lelasl en Maden) : »Er is toch neg n plaats ?" Conducteur: Jawtl, mevrouw, maar mijn bus i» geen verhuiswagen !" Het doel heiligt de middelen, (Lustige Uliitter.) »Lieve hemel ! kinderen, boe komen al die honden hier !" »0, pa ! dio laien w« strai.j<>.s weer loupei), die hebbeu we maar opgevangen, omdat we een vlooitntheater maken. tweede bedrijf verschijnt de man bij een vriend, die zijne vrouw naar dien trein heeft gebracht, orn van hem bijzonderheden omtrent het ongeluk te vernemen. Madame Simonne intussclmn was niet op reis gegaan; zij bad juist met dien vriend een rendez-vous. De vriend kan dus den man de waarheid niet zeggen; hij moet dezen in den waan laten, dat zijn vrouw een der slarhtotïers van de ramp geworden is. In de derde acte nu is de vrouw bij haren man teruggekomen. Deze, als overtuig.) spirilist, meent eerst den geest van zijne vrouw voor zich te zien; hij vergeeft haar alles, opdat zij rust vinde in het graf. De tweede acte is de meest pakkende; over de derde, kan rnen dispnteeren en glim lachen. Eigenlijk zou men moeten zeggen, dat wanneer de tooneeldichter werkelijk zoo ernstig het spiritisme opnam als zijn held dat doet, h< t hem te heilig moest wezen om er een ontrouwe vrouw gebruik van te laten maken tot bedekking van haar schuld. Toch geeft de dialoog in de eerste acte den indruk, dat men met eene ver dediging, meer dan met een aanval te doen heelt. tri'L-lii'iid). Heeft mijnbefr al proeven genomen in uw l 'ij zij n '.' d'A u b e n a >-. Driemaal. De beMeeersteséances waren opmerkelijk, maar meer oi.k niet Maar u e derde, die van gisteren, was verba/end ! Parisot ('ds ntrni. i/uuf o/i th' anm/jr :,iUcin. Ken extia voorstelling du- V d'Aubenas. Oordeel zelf! Dit tafeltje, dat tot neg toe alleen onder onze vumers bad ge danst en met duidelijke, soms zachte klopjes op onze vnigim bad geantwoord, is plotseling onder onze handen weggeschoven en door de kamer gaan ronddraaien: toen is het zoo boog boven den vloer gerezen, beeft daar eenige seconden gezweefd en ia toen zachtjes weer naar den grond gedaald. P a r i s o t l<ds rtircii)? Natuurlijk in stikdonker? d'A u !) e n a s. Volstrekt niet! In het volle Hebt, zoo helder als nu. Ik laat het aan de hoeren over, n te vertellen wat er verder gevolgd is. i U ij ijitat <>\> ilcn stoel rechts run de In/el j .:it/rnj. Des Aubiers t tot l'ttrisot). Ik voelde op mijn schouder, daar, een zacht tikje. Onwille keurig bracht ik er de hand aan, en wat grijp ik? een andere band. Parisot. Van gomel tstiek ? Des Aubiers. Een mensc'unhand, lauw, Zóó spaart men een monsterkoffer uit. buigzaam, levend. Ik trok mijn hand terug en de andere werd op het hoofd van Marescot ge legd, die een schreeuw gat'. Marescot. Dat is te zeggen ! . . . Des A u b i e r s. Hij gilde het uit! .. Daarna verschool de hand zich in die van d'Auhenas, die haar drukte en haar wilde vasthouden. Maar onder die drukking is zij bijna terstond weggesmolten, opgelost in ijle lucht! d'A u b e n a s. Juist zoo. Parisot. Anders niet? d'A u b en a s. Nog veel meer! Kort daarop ia die pendule gaan slaan ! Maar niet het ge wone slagwerk, heel anders, heel vreemd! Korte, lichte, zilverachtige tonen, langgerekte trillingen, als een streeiing, een langsstrijken met de vleu gels van een vlinder. Parisot- Natuurlijk. Een uiltje dat in dekast van de pendule is geraakt. En de rest, dat draaien van de tafel, die kloppen, die antwoorden,. dat is zoo eenvoudig mogelijk. Dat zijn instinct matige spiertrekkingen, de terugslag van jelui eigen gedachten. Dan die hand, die muziek, anders niet dan spanning, opwinding van dehersenen, autosuggestie. Des A u b i e r s. Pardon, pardon, dokter, we hebben het toch gezien en gehoord ! Parisot. Mijn bette mijnheer, u moet niet zeggen: ik heb gezien en gehoord, maar ik hebmeenen te zien, ik heb ine verbeeld te hooren ! d ' A u b e n a s. Foei, foei, dokter Marphurius l Als ik niet meer het getuigenis van mijn zin tuigen gelooven mag, dan verbeeld ik me mis schien ook, dat u daar staat en dat u mij argu menten opdischt die gei-n steek houden ! Parisot. Kunt u niet toegeven dat er hal lucinatie bestaat ? d ' A u b e n a s. Bij ons allen tegelijk, en eender V Parisot. Zeker ! d'A u b e n a s. Geeft u ons dan ook alsjeblieft een verklaring van de laatste manifestatie, het slot en de bekroning van de séance. Op het oogenblik dat we allen op de pendule letten,. hield plotseling bet speelwerk op. Ken mandje van ijzerdraad, vol met gedroogde rozenblaadje». dat ik bij liet begin der séance van het kleine tafeltje had genomen en aan Marescot had gegeven om bet hier op den schoorsteen te zetten,?nu, dat mandje stijft plotseling een meter in ile hoogte; daarna doorzweeft het de heele kamer, en strijkt, al zwevend als een vogel, op den hoek van die kast neer, daar bovenaan, waar het nu nog staat. Als er hallucinatie in het spf-S was, zou dat mandje wel hier zijn blijven staan, dunkt mij ? l Hij l,1o/>l o/i ilcn sclioorsieenrund.j l' a r i s o t. ilebben jelui dat gezien ? Des A u b i e r s, Marescot. Allemaal ! d'A u b e n a s. In het volle licht ! l'a r i s o t. Dan is het een goocheltoer. d'A u b en a s En de goochelaar is V D a v i il s o n (fi/intl<ichcitd). Zeker een Schot, nietwaar ? Parisot (droog). Ik heb bet oog op niemand Bescherming der suikerindustrie. Minister-president Móline, de begunstigde beetwortel zegenend.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl