De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 14 februari pagina 3

14 februari 1897 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1025 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. kring uitgevoerd is altijd eenigszins kritiek, want men vraagt zich altijd af, welk aandeel de uit voering die alle werken in het scuoonste licht stelt, aan den indruk heeft. En voorzeker kan een goede of slechte uitvoering een juist of valsch licht op een kunstwerk werpen, doch lier bleek het dat de jonge componist geleerd heeft zeer effectvol voor die vier instrumenten te schrijven en dat de hooge eischen die hij aan de uitvoerders stelde, niet te hoog waren berekend. Al kwam het mij ook voor dat de klank en kleureffecten hooger stonden dan de bouw van het werk (iets dat ik door een tweede auditie nog bevestigd zou moeten zien) toch was deze compo sitie de openbaring van een zeer groot compositietalent. Dat vond ik bevestigd op eene muzikale soiree, gegeven door een jong violist, deu heer Liugeman, die zich deed hooren in vereeniging met mevr. Oldenboorn en den heer Pameijer. Deze laatste speelde namelijk twee klavierstukken van Suk die mij zeer interesseerden en waaruit even als uit het bovengenoemde kwartet iets zeer oorspronkelijks sprak. Ik heb den heer Pameijer met veel genoegen gehoord. Hij is een zeer muzikaal pianist, die verdient in ruimer kring op te treden, dit bleek zorwel uit zijne soli, als uit zijne schoone artis tieke wijze van begeleiden. De jonge violist (leerling van den heer Cramer) had dit concert gegeven, om zich van zijn dienst plicht, (niet als violist doch als militair) te kunnen ontslaan. Ik hoop dus dat hem dit zal gelukken, want al was hij nog sterk onder den indruk van een voor hem ongewoon optreden, bij voortgezette studie belooft hij werkelijk iets goeds. Deze soiree werd bovendien opgeluisterd door den zang van Mevr. A. Oldenboom, die zes Ned. liederen zong op eene zoo schoone wijze dat wij componisten, haar daarvoor zeer dankbaar mogen zijn. Deze zangeres wint steeds aan uitdrukking en muzikale voordracht, hetgeen temeer uitkwam omdat de gezongen liederen zeer verschillend van karakter en stijl waren. Ik hoorde nog een werk van Beethoven door de zangvereeniging: Arti et Religioni, doch dat is een andere Beethoven dan die uit de strijkkwar tetten spreekt. Dit werk is nog geheel behandeld in den ouderen vocalen-stijl met tal van tekstherhalingen en in de bekende afgesloten vormen. Toch herkent men ook hierin op veel plaatsen den grooteu meester, o. a. bij de verkondiging van den Seraplt met de effectvolle en sobere bazuinenbegeleiding. Il fant juger les crits d'après leur date. De vertolking door de solisten mevrouw Noor dewier en de heeren Rogmans en Zalsmau mag onverdeeld worden geprezen. Op schoone wijze vervulden de beide eerstgenoemdtn hunne zooveel eischende partijen en ook de meer bescheiden Petrus partij werd door den heer Zalsmau goed in den stijl vertolkt. Evenveel lof heb ik voor de leiding van den heer Loots en het koor, vooral het mannenkoor dat uitstekend zong. milliiiiiiimiiilllliiiimi M AVONTUUR IN DE BERGEN. DOOK B R ET HARTE. (Slot). Ze kwam weer tot zichzelve in het flikkerende licht van een vuurtje van boomschors, spelend op de balkeu eener zolderiug belegd met boomschors, en op een grond bestrooid eu bedekt met boom schors. Ze verbeeldde zich zelfs te liggen op een matras van boomschors, ouder een zware berehuid, die ze op zich voelde en betastte. Ze had een prettige gewaarwording van warmte, en, te gelijk met een eigeuaardigen geur van bosch en van vrije natuur, van iets beschermeuds, alsof ze thuis was. En waarlijk, toen ze opzag, zat haar vader naast baar! Met korte woorden vertelde hij wat er gebeurd was. Eerst was hun aandacht getrokken door het verschrikte gehin lik en gesteiger der paarden, wat zij duidelijk zien konden; ofschoon meer niet. Maar Mr. Penbrook... Mr. wie?" vroeg Anny, naar de balken turend. Wel, de bewoner van deze hut de man, die ons te hulp gekomen is , hij greep eensklaps zijn geweer, riep ons toe hem te volgeu, eu rende bliksemsnel den berg af. Eerst liepen we hem blindelings na, zonder te weten wat er gaande was, want we zagen niets dan de verschrikte paar den, die echter geheel alleen schenen en net rijtuig, waar jij nog in scheen te zitten. Toen, voor liet eerst, lieve kind, zagen we in welk ge vaar je verkeerde! Stel je voor wat er in ons omging, toen we dat afschuwelijke dier zich over eind zagen richten en op het rijtuig aanvallen. We riepen Penbrook toe vuur te geven, maar hij deed het niet wat me u<»g een raadsel is ofschoon hij als een razende den beigafholde. Toen hoorden we je gillen..." tik heb niet gegild, papa; dat deden de paarden!" Kind, ik ken je item toch!" Nu ja, 't was maar ecen, omdat ik viel." Het kleurtje kwam weer terug op de wangetjes. jEn toen, toen je zoo gilde, gaf Penbrook vuur! 'n merkwaardig schot, van zoo'u af stand! ? en de beer viel dood neer; hoewel Penbrook zegt dat dit niet had moeten zjn. 'k Ge loof dat hij hem liever levend had gevangen. Die Tot mijn spijt kwam ik te laat <.m De Kosmos van Zweers, een werk uit vroeger jaren, waarover ik indertijd schreef, en de Feestcantate van Pb. Loots op het Gouden Priesterfetst van Mgr. Bottemanne te hooren. Met dit laatste werk heb ik echter in de partitie kennis gemaakt en daarom wil ik niettemin ver klaren, dat deze cantate zich verheft boven zoo vele gelegenheidswerken door grondiger bewerking en niet alledaagsere effecten en expressie. Ik acht sommige gedeelten zeer schoon geslaagd. VAN MILLIGEN. Edward Grieg. In de Plannen en Vrouwen tan Hetcckenis in ome Dagen is eene levensbeschrijving van Edward Grieg door P. A. van Westhreene verschenen. Deze schrijver heeft al wat Grieg geschreven heeft en al wat er over hem geschreven is getrouw gevolgd en als vrucht van die studie geeft hij eene, op goede gronden steunende, eigen meening over Grieg's beteekenis als componist. Hij wijst er terecht op dat Grieg zich eigenlyk voor 20 jaar al geheel heeft uitgesproken, doch tevens dat hij de muzikale schatten van zyn volk aan het licht heeft gebracht en overal zyn weg vindend in de binnenkamer, waar de toondichter meer invloed kan uitoefenen dan in de concertzaal, het begrip van harmonie heeft ontwikkeld, en ineen tydperk, schitterend door souvereine beheersching van de techniek, de toovermacht heeft doen gevoelen van de reine, eenvoudige melodie. v. M. Enfle tespereert niet!' Een jong Hollander, slachtoffer van een onvoorspoedige liefde, gaat naar Java, om in het vreemde land en een vreemd bedrijf carrière of anders vergeting van zijn verdriet te zoeken. Hij komt aan een suikerfabriek, en verneemt na eenigen tijd, dat de vrouw, op wie hij nog altijd eenigs zins gehoopt had, geëngageerd is, en wel met den halfbloed Victor Brian, een Indo, gelijk de schrijver het ras der gemengden van af komst noemt. Deze tijding strekt er niet toe om den jongen Hollander, Willem Maas, meer vrede te doen vinden met het leven in Indië, waarmee hij toch al niet best over weg kan. Hij besluit echter zich over zijn leed heen te zetten, en op Java te leven zooals men op Java leeft: hij neemt een inlandsche huishoudster. Doch niettegenstaande deze koloniale daad blijft Willem een luar. Hij denkt dat hij nu echt-Indisch is, doch het heeft er weinig van: in zijn gemoed blijft de Ilollandsche opvatting over leven en omgaan voortbe staan. De aanvallige Javaansche, die zijn huis houdster is, hij verwacht te veel van haar; hij jageis hebben zulke vreemde begrippen! Eu toen, omdat je flauw gevallen was, dioeg hij je den berg op.'' nIVIe droeg me?" //Penbrook. Die ktrel is zoo sterk als 'n paard. Nam je op z'n schouders alsof je '11 veertje was." O!" Eu omdat het lijtuig door de klauwen van het dier beschadigd was, besloten we op ons gemak alles in orde te maken, eu jou hier 'n poosje te laten uitrusten." Eu waar is... waar zijn ze allemaal r" ,/Ze zijn met htt rijtuig bezig. Ik wou liever bij je blijven, hoewel je hier volkomen veilig bent." Ik dien... dien man... wel te bedanken, hr papa r" «Zeker! Natuurlijk heb ik 't al gedaan. Maar ik vond hem erg kortaf. Die half verwilderde lui hebben zulke wonderlijke idtés. Hij beweerde dat het beest je stellig niet rust gelaten zou heb beu als iiij die honig niet geroken had. Nu, dat, 's belachelijk!'' Dus is 't alles mijn schuld." Gekheid! Dat kon jij immers niet weten r" Eu ik beu de oorzaak van al die soesah. . . Van den angst van de paarden. . . Dat het rijtuig stuk is. .. Eu dat die mail mij in zijn armen hier heen gedragen heeft, wat hij natuurlijk dood vervelend vond." //Kiiid! Zeg toch niet zulke dwaze dingen! Amytje ! Ik herken je niet!. . ." Want het dwaze meisje veegde werkelijk twee dikke tranen uit haar blauwe oogeu. Toen verviel ze in een onheilspellend stilzwijgen, nu en dan afgebroken door een zeuuwachti^eu snik. Kom, probeer wat te slapen, kind; je zenuwgestel is iieelemaal in de war," suste haar vader. Ze bleef zwiji^en, maar ging niet slapen. Ik ruik kollie." Ja zeker, kiud." Hebt u dan kollie gedronken, papa?" Ja, we hebben een enkel kopje gedronken," ver ontschuldigde zich de arme man, ofschoon waarom begreep hij zelf niet. , Vour ik hier was?... Toen de beer aanstalten maakte om mij te vtrsliudeu?" Neen, daarna." ik heb zoo'u akeligen smaak in den mond. Dat is vau die hoijig. 'k Eet nooit weer houig! Nooit!" 't Is misschien van de cognac.'' Van wat? . .." Van de cognac. Je was geheel verkleumd van de kou, en totaal weg, begrijp je. Toen hebben we je 'u slok cognac gegeven.' bit. . die . . zwarte . . . llesch ?" Ja." is goed en wel verliefd en heeft plannen en droomen om zy'n geliefde op te voeden tot een vrouw, zijn geschikte gezellin voor heel het leven; hij wil haar doen gevoelen, wat men in Holland als de ware verhouding tusschen man en vrouw beschouwt. Doch hy vergist zich, hij kent noch de vrouw, noch zichzelven genoeg, en als de hartstocht gevloden is, is de liefde niet gebleven, en partijen besluiten, dat het beter is van elkander te gaan. Willem zoekt ander werk; hij komt dieper het binnenland in ; hij verslikdorpt, bij verwildert, hij wordt onverschillig. Hij mist op Java alles, wat hij in Holland als de voorwaarden en ele menten van een menschwaardig bestaan had leeren kennen, en de lezer gaat vreezen dat er niets aan hem te doen is. Evenwel, de fortuin helpt een hanóje. Er komt verandering in zijn werkzaamheden, die hem tot reizen dwingen, die hem met velerlei menschen in aanraking brengen, die hem kennis doen maken met Indo's en Javanen in soorten. Hij leert gevoelen, dat er goeds is in het half-ras; hij heeft nog eens een avontuurtje met een Javaansch vrouwtje; hij wordt verliefd op een jonge dame van gemengd ras, en moet het ondervinden, dat hij, de heele blanke, door de moeder, een halfbloed, wordt afgewezen. Deze ervaringen zijn leerzaam, maar brengen hem niet verder in de wereld; het blijft sukkelen met zijn werk, tot alweder de fortuin hem een goedgunstig blootje geeft, en hem daar brengt, waar hij tot verbazing van zich zelf en anderen op zijn plaats is. Hij komt op een koopmans kantoor en legt daar een nooit vermoed talent voor den handel aan den dag; hij wint het ver trouwen van zijn meesters, hij wordt zelf chef, transformeert zich tot een bezadigd, Hink en solied koopman, en is eindelijk een man, die een goed exemplaar van de Indo-Europeesche samen leving mag heeten. Wanhoop dus niet, schijnt de heer De Veer naar aanleidii g van Willem's avonturen te zeggen: deze jonge Maas was een zwakke onbeholpen man, met weinig fut, en ziet, hij komt toch terecht. En nog beter dan thans is gezegd, want ten slotte krijgt Willem de dame nof, die hem in den aanvang van het boek tot wanhoop gebracht had. Het boek is echter niet enkel de geschiedenis van Willem Maas, het behelst de lotgevallen van vele andere personen, en vooral van Willem's tegenhanger, Victor Brian. Deze jonge Indo, zoon van een voornamen Hollander en een Indische, door zijn vader naar Holland gezonden om te studeeren, niet misdeeld van talenten voor studie en conversatie, hangt in Holland den gebraden haan uit; hij maakt grooten opgang en niet weinig schulden. Ten slotte verlooft hij zich inct juist dezelfde jonge dame. die voor Willern Maas gén liefde kon hebben. Maar het is een engagement uit berekening; het meisje is rijk, en Victor vreest voor de toekomst, als zijn vader hem niet meer helpen kan. De plotselinge dood van dezen heer dwingt Victor tot een Stilzwijgen wederom. //Ik zou graag een kopje kollie hebben. Dat zal ////' me wel willen geven, is 't niet? nu hij mijn leven gered huefr." // k Geloof dat er nog wel wat wezen zal." De vader ging terstond onderzoeken en bracht haar het gevraagde in een tinucu kopje. J kt was voor ecu deel toe te schrijven aan mits Amy's snel toenemende beterschap misschien evenwel aan haar huipelouzeu totstaiul, dat /e geen aan merking maakte op het kopje. Ze lag eenige oogeubhkken de hut te bekijken; ze begreep dat deze er bij het daglicht veel minder zou uitzien, maar nu speelde het, haardvuur in wondere kleurcuineugeliug op den met matten eu boomschois bedekten vloer. Bovendien het rouk er uicl akelig, zooals ze zich voorgesteld had; integendeel was er iets ro mantisch 111 de atmo-feer, een lekkere dennenlucht. Ze herinnerde z;ch dat dit altijd het minder aptijtelijke van ecu piciuc goed maakte. Ze richtte zich op liaar elleboog overeind, hetgeen haar vader goed moedig zeggen deed: Wat dunkt je, als je nu eens probeerde op te slaan, zou je straks misschien met mij terug kunnen loopcii naar het rijtuig. Het zou ons tijd uit winnen." Amy ging terstond weer liggen met een: Waar deukt u aan, I'apa! iVa zoo'n schrik zou ik zell's niet kunnen sttiait, veel minder luojxii! Maar och," met aandoenlijke inschikkelijkheid als u en Mr. Waterhouse mij elk ouder den arm houden wilt, misschien kan ik dan een paar stapjes doen." (.Onzin, Amy! Natuurlijk zal die Penbrook je wel weer naar beneden dragen ook. Ik dacnt alleen maar sst . . . ik hoor voetstappen; daar zullen ze zijn. U ueen ! hij is 't maar." Ecu gekraak en geritsel iu de struiken werd ge volgd door ten donkere schaduw, die door de openstaande deur 111 de hut viel. liet was de forsc'ic gestalte vau deu burgbewouer. Maar hij maakte zelfs geen beweging van binnen komen; bij de deur staande vertelde hij wat hij te zeggen had, namelijk dat alles in oi\ïc was en de beide anderen bezig waren de paarden m te spannen. Toen verdween hij iu de duisternis. Eensklaps klonk Amy's stem, verschrikt: i'apa, ik heb mijn armband verloren!' //Hei) je hem misschien op die rustbank laten vallen?" Neen, hij ligt iu 't lijtuig op den grond. Ik herinner me uu dat hij van mijn arm gleed toeu ik van de bank roide ! Stellig wordt er uu op getrapt. Toe, Papa-lief, loopt u even naar be neden en zeg dat ze voorzichtig zijn. Mr. Peubrook zal met mij zoo vreeselijt langzaam moeten overhaaste vlucht naar Indië. Daar beseft hy, hoe hij eigenlijk voor het leven met blanken nooit geschikt was, en hij zich daarentegen uitstekend tehuis gevoelt in den omgang met het halve ras. Het loopt hem echter niet mede en hij gevoelt voortdurend meer den lust om zich geheel als Indo te gedragen. Zelfs als zijn meisje hem in Indiëkomt opzoeken en Willem Maas hem de gelegenheid geeft een goede positie te krijgen, kan Victor er maar niet toe besluiten een gere geld leven te leiden; hij acht zichzelf een mislukt mensen, en in plaats van vlijtig te werken en de, schoone en rijke dame te huwen, besteelt hij de kas en gaat met een half-bloed juffertje op den loop. Moet men over hem de^espereeren 'l Ik zou het wel denken, want hoeveel vermaak de escapade hem ook schenken moge, de heer De Veer doet ons niet gissen, dat uit Victor Brian nog een nuttig lid van welke maatschappij ook groeien zal. Zoo is, in korte trekken, de levensloop der twee hoofdpersonen van het verhaal. Willem Maas is echter voor den schrijver blijkbaar een be langrijker voorwerp van onderzoek geweest dan Victor Brian. Hij bestudeert de phasen van Willem's ontwikkeling met een uitvoerigheid, die wel eens wat vermoeit. Het zielelrven van Maas is een aaneenschakeling van kleine slootjes op en kleine slootjes neer, zijn bestaan gelijkt op den loop van een nederigen stroom met kleine, gelijkvormige golven. Ik vind dat de heer De Veer ons te veel van die golven zien laat, en te weinig naar verscheidenheid in opgaan en neer vallen heeft uitgekeken. Zeer zeker maakt hij den inlruk goed gezien en ernstig overdacht te hebben, maar zijn boek ware voor ons onderhoudender, zoo hij zijn materiaal meer inéngedrongen. of althans meer geschift had. Ik verbeeld mij, dat alles wat gezegd en getoond moest worden, zeer goed in n deel plaats kon vinden, en dat het drama der incidenten door deze beperking belangrijk aan ett'ekt had gewonuen. In driehonderd bladzijden kan veel gedramaliseerd, geanalyseerd en gephilosofeerd worden, en het boek van den heer De Veer telt zeshonderd statige pagina's. In die halve ruimte had hij plaats genoeg gevonden om de beschou wing ie zeggen en loe Ie lichten, dio het didaktische deel van zijn werk uitmaakt. Want als de lezer hel nog niel gemerkl heeft, zal ik hel hem zeggen: de heer De Veer wil in zijn boek niet enkel verhaal, drama, avonturen en psychologie geven, doch ook een opvalling over de verhouding van Hollanders lol inlanders en het gemengde ras, over het leven van Hol landers op Java en van Indo's in Holland. \Vij zagen reeds hoe het gesukkel van Willem Maaa voor een groot deel daaruit voortkomt, dat hij in Java zijn Ilollandsche denkbeelden, zijn Hollandsche idealen wil terugvind en. Wij zagen ook hoe Victor Brian zich veel beter op zijn gemak gevoelt met Indo's dan met blanken. »Die vervloekte opvoeding in Holland, zegt deze halfbloed in een ernstig oogenblik, die ik loopeu. Zij stapte van het bed af, met merkwaar dige vlugheid, bracht met eeu enkelen handgreep haar toilet in orde en zttte het, lluweeleu mutsje op de verwarde haren. Toeu herhaalde ze, zeer rad sprekend: Toe, Papahef, ga nu gauw; eu als u hem ziet, zeg dan dat ik klaar beu en vraag of hij binnenkomt." Na deze vernieuwde aanmaning verdween papa gehoorzaam iu den donkeren nacht. Met htm ver dween ook miss Amy's verwonderlijke vlugheid. Ze zette zich weer op den rand van de rustoank, het hoofdje steunend iu de haud, met iets kwijneiids in haar houding, aandoenlijk en bevallig te gelijk. Ik behoef mijne vrouwelijke lezers met te verzekeren dat het alles echt spul" was geen zweempje coquettene! geen aaustellciij! eu dat het meisje zich geheel door haar gevoel liet nieeslcepen. Maar de mannelijke lezer heeft mis schien wel ooreii voor het onschuldige feit, dat sedert ze tot bewustzijn gekomen was, ze zicb haar onbeleefde, nukkige mauier om Penbrook's aangeboden diensten te weigeren aanhoudend verI weet. Meer nog: Ze begreep dat ze door haar j dwaasheid haar leven in ecu groot gevaar had gebracht, eu dat deze man deze held haar had gered. Wraut 'n held, dat was hij! Ook al be antwoordde hij niet aan haar ideaal; alleen was r// geen helilin. Misschien zou haar dit laatste miuder gehinderd hebben, als hij meer overeenkomst had met wat ze zou weuscheu; doch de Liefde heeft geen tijd om te losofeereu. En zoo voelde Miss Amy I orester?iu den grond. een best meisje eu niet wat men noemt verliefd op dezen man eeu tcedere dankbaarheid, die een meer romantische verliefdheid met licht, geuit zou hebben. Bij gevolg vond Penbrook, toeu hij een oogenblik later binnenkwam, Amy bleeker eu ernstiger, maar, zoo meende hij, mooier dan hij haar nog gevonden had, eu hem aanziend met eeu paar angstig vragende kijkers. Toch bleef hij in de deur staan, als bevreesd haar te hinderen; ook zijn gezicht stond ernstig; hij scheen vervuld van iets. Zij dacht dat het : misschien lag aan ziju laiige haren en ongegeneerde klcediiig, en dit gaf haar des te meer oog voor zijn l overige eigenschappen. liet spijt me/' begon ze met een verlegen blosje, ' dat haar allerliefst stond, dat ik u weer lastig : moet vallen door mijn kinderachtige zwakheid, eu vragen mij ook weer naar beneden te helpen. Maar dit, cu dat u mij ook hierheen gebracht hebt, is niets vergelukcn bij hetgeen u iiog meer gedaan hebt, eu waarvoor ik u nooit, nooit dankbaar genoeg zal kunnen zijn!'' Zij sloeg de handjes, waarin ze l haar handschoenen hield, ineen,en Hetze inden schoot i vallen met een lief, kinderlijk gebaar van wanhoop.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl