De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 14 februari pagina 6

14 februari 1897 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1025 koopmansbeurs, bij het ontwerpen waarvan men in 't geheel niet aan zulk een stichting heeft gedacht. Wat ons betreft, wij z;jn minder belang stellend in de indeeling der Beurs, dan in de keus van het terrein, waarop dat gebouw zal worden opgetrokken, a! spreekt het van zelf, dat ook wjj den bouw van een doelmatige beurs voor de hoofdstad een quaestie van het grootste belang achten. Doch al ware het mogelijk, dat op het door de gemeente aangewezen terrein, dat reeds tweemaal werd afgekeurd, een aan alle redelijke eischen beantwoordende beurs kon verrijzen de plaats zelve, dunkt ons, levert te veel bezwaren op, dan dat men in zulk een oplos sing der quaestie mogen berusten. En dit is, meenen wij, de overtuiging van zeer vele, ja van bijna allen, die in de ontwikkeling van Amsterdam belangstellen. Daar is, se dert de Raad bij gebrek aan een beter plan, het Damrak-plan heeft aangenomen, maar n stem vernomen onder de burgerij: »de beurs behoort daar niet te staan." Zelfs zij die liever zwegen dan spraken, zuchtten toch bij de vermelding van het Raadsbe sluit: fraai is 't niet, edoch het schijnt niet anders te kunnen, in Gods naam bouw dan maar! Dat de toegang van Amsterdam voor goed er door bedorven wordt wie ziet het niet in? Het plan-Werker moge geen ideaal-plan zijn, ook niet voor ons maar wie te kiezen heeft tusschen de oplossing, die dit aanbiedt, en het trapezium van pi. m. 140 meters lengte rechts en links midden in een heirweg tusschen Centraal-station en Dam, behoef t zich niet lang te bedenken. Men zie de af beelding van de nieuwe straat met de Beurs die daar als monumentaal gebouw tot haar recht kan komen en vorme zich een oordeel: zoo men nog weifelen mocht! Het bouwen van een nieuwe beurs, tegen de algemeene opinie in, als sta in den weg, den heer Berlage opgedragen, is een werk van zooveel beteekenis, dat het niet aangaat, daarmede een begin te maken, zonder de zaak van alle kanten te hebben bezien, en lang durig en kalm te hebben overwogen. Tot dusver is dit door den Raad, onder den drang der omstandigheden, bij het naderend vertrek van den wethouder, geenszins geschied. De teekeningen van den 140 meter langen tempel werden zelfs het publiek onth mden, en of de Raad wel veel beter ingelicitt, was dan het publiek, het mag betwijfeld worden. Wat voor soort van bouwwerk, misschien een heele, en vrij zeker een halve eeuw lang, het Damrak zal sieren of ontsieren het is en bleef, ook den deskundigen, hun, die zeker het allereerst in deze tot het uitspreken van een oordeel geroepen mogen heeten, volstrekt on bekend. Het heeft er waarlijk al te veel van of men met een gemeentelijk bouwplan, dat anderhalf millioen zal kosten, niet voor den dag durft komen ; hoe anders te verklaren een zoo autoritaire geheimzinnigheid geheel in striid met den geest onzer dagen ? Welnu, vóór het nog te laat is wordt de Raad in de gelegenheid gesteld, zich ernstig te beraden en tusschen twee duidelijk om schreven ontwerpen een keus te doen. Wat kan er tegen zijn, dat hij zelf in deze nieuwe phase het onderzoek, hetwelk zoo haastig werd ten einde gebracht, heropent, en der burgerij den tijd gunne om van haar voorkeur voor de eene of de andere oplossing te doen blijken ? Meenen onze vroede vaderen inderdaad, dat de groote meerderheid der bevolking aan hun zijde staat, welk nadeel zou een opschorting van de uitvoering kunnen hebben ? Maar mocht, wat onze overtuiging is, bijna gehesl Amsterdam het plan van de heeren de Flines en v. Glahn oneindig veel beter achten, dan dat wat reeds werd aangenomen; welk een bate zouden enkele weken van uitstel niet kunnen geven, indien dit tot een betere oplossing van de beursquaestie leidde, dan een, die in strijd verkeert met de publieke opinie, welke laatste immers ook voor den Raad, voor de vertegenwoordigers der burgerij het hoogste gezag heeft. Intusschen mogen de meest belangstellenden, het voorbeeld geven en waar wij nu reeds op het adres van adhaesie, aan den Raad, o. a. de namen lezen van de heeren : Jac. Ankersmit, Jacobus Remmers, Mijnarends & De Rooy, Dunlop & Van Essen, J. W. Blote, Boele v. Hensbroeck & Gerdes, Cramerus & Vorstius, Labouchere Oyens & Co., Jolles & Co. (firmant Heemskerck Veeckens)*, Westerwoudt & Co. (Pichot)*, Jarman &Zoonen (Wijsman)*, Jan Dinger & Co. (Hattink)*, Hartsinck & Co. (Cool)*,D.Oolgaardt J.Bzn.*, Vermeer & Co. (Veldman)*, Van Vloten & De Gijselaar*, kunnen wii aannemen, dat de in[ vloedrijken niet in gebreke zullen blijven, en j zij aJzoo gevolgd zullen worden door een j aantal bnrgers, die of als Beursbezoekers, of j als voorstanders van een beter beursplan, ;' hun naam mede onder het adres zullen schrij' ven, dat ter teekening ligt in den boekhandel i van den heer Seyffardt, Damrak, bij Krasnapolsky, Warmoesstraat en II. Pander in de ; Kal verstraal. Deze zaak toch verdient de belangstelling van een ieder, die den hoof'dtoegang van de hoofdstad niet door een Beursgebouw versperd l willen zien. *) Alle 8 bestuursleden der Vereeniging TOOT den Effectenhandel. HMIIIIIIIIIIIIII11IIMIIII Haison KIRSCH & C" La vente de tous nos continuera Lundi Ie 15 et sera close Samedi 20 Fevrier au soir. l,a vente me fera stricteineiit AU C <M1I»T %\T. ?l De Eeuw der Dochters. Wij lezen dat de ouden de gewoonte hadden de verschillende tijdperken uit de geschiedenis een naam te geven, zooals de Gouden, de Zilveren, de Koperen, de Ijzeren eeuw. Verder zijn ze niet ge komen, toen werd het hun zeker te bar. In de Gouden eeuw toch heerschte er een eeuwige tante op de wereld en niet een lente, zooals in ons gezegend kikkerlandje, met Maartsche stormen en Aprilsche regenbuien en koude Mei-dagen, neen, een echte lente met zachte zefiers en bloemen zonder tal en de menschen waren toen allen goed en braaf en rein ! Ben slechte tijd voor de rechters van instructie en voor de advokaten van strafzaken, doch een periode van zaligheid voor het menschdom in 't algemeen. Toen volgde de Zilveren eeuw (een begin van 't bi-metallisme?) waarin de mei scheu reeds een weinig begonnen te ontaarden of juister misschien wat menschelijker werden, llunde mit hiindischen Gedanken! Daarua hadden de edele metalen uitgediend, het, platina was destijds nog niet bekend, doch werd eerst in het. midden der vorige eeuw door Spaansche goudzoekers in Zuid-Amerika gevonden; uit een open reden kon het dus niet de derde in 't verbond zijn (vergeef germanisme). Bovendien de mensohheid was langzamerhand aan 't v rbasteren en hun tijd was dus met meer waard naar iets edels genoemd te worden. In de Koperen eeuw en meer nog in de daarop volgende IJzeren eeuw was het treurig gesteld met de moraliteit en hadden de middernacht-zen delingen, indien ze toen geleefd hadden, wel de geheele 24 uur door, dienst kunnen doen. Het zag er droevig uit in die dagen en 't, werd steeds droeviger en droeviger, zoo zelfs, dat, men maar geen namen meer bedacht voor 'tgeen er volgde. Als men eens door was gegaan met deze nomen clatuur, of juister met het geven van namen, zou het, naar alle waarschijnlijkheid een curieuse lijst zijn geworden. Bovendien zou er voor heeren archeologen en archivarissen een bron van studie meer zijn ge weest. En als men, in plaats van metaal-namen aan de verschillende tijdperken te hebben gegeven den naam in logisch verband met den aard der eeuw zou hebben gegeven, zou het tevens een be langrijke bijdrage zijn geworden tot de ethuologie. Als iiieu er mee door zou zijn gegaan en op het oogenhlik bezig was aan het zoeken van een geschikten naam voor dezen tijd, voor het einde der negentiende eeuw, zou ik wel willen voorstellen die: ,üe Eeuw der Dochters" te noemen. Ds ouders hebben sedert lang niets meer te zeggen, ze herinneren zich zelfs niet meer dat ze ooit iets te zeggen hadden. De tijd, waarin de vader de rechter was van zijn gezin is niet meer als het nog zoo was zou men hem de beul noemen zelfs in ons anti-doodstrailand, waar geen beulswerk meer wordt gedaan. De tijd, waarin de moeder de vertrouwde, de leidster, de raadgeefster, het voorbeeld der kinde ren vooral der dochters was, behoort ook al tot 't grijs verleden. Vroeger sprak men, bij wijze van abnormaliteit, van 't ei, dat wijzer wilde zijn dan de hen; nu zou men 't abnormaal vinden als de hen zich vermeten zou wijzer te willen zijn dan j het, ei. l Of we er lang of kort over spreken, dat helpt niet, het is een feit, de ouders hebben hun dag gehad en mogen werkelijk uoi* dankbaar zijn, als i ze door het, opkomend geslacht geduld worden. l Van dankbaarheid van de zijde der kinderen is ! geen sprake meer; in onzen cvnischen tijd, waarin de meesten zich verbeelden, dat het leven hun een last, is maken de kinderen er hun ouders een verwijt van, hun dien ellendigen last [ op de zwakke schoud'ren te hebben gelegd. //We hebben immers niet gevraagd om geboren te worden", dat is de stereotype uitdrukking, die i den ouders als een anathema naar 't hoofd wordt ] gegooid en die tevens de geloofsbelijdenis der kinderen is geworden. Het: Ie roi est mort, r.ive Ie /?<«' is uit de mode, ten minste in het, gewone leven; reeds lang vóór de koniug dood is, spelen de jonge kouinkjes den baas. De studeerende zoon vindt zichzelf oneindig knapper dan zijn vader, die geneesheer, advokaat of godgeleerde is. 't Is misschien waar, vader heeft meer onder vinding, doch zoonlief's begrippen zijn moderner en modern is een gulden eigenschap in dezer dagen. //Pa is zoo wanhopig ouderwetsch", heeft de zoon gezegd, en Ma en de meisjes ... uu ja ?die zijn vrouwen", en in zijn jeugdige (waan) wijsheid heeft hij het roer in handen genomen. Wie kent ze niet, de talrijke huishoudens, waar de zoon alles is, de vader weinig, de moeder en de dochters niets; waar de zoon zich verbeeldt mijlen boven zijn huisgenooten verheven te zijn, omdat hij, door eigen toedoen, door protectie, of door toeval, n sport hooger op de maatschappe lijke ladder staat? Wie kent ze niet, de huishoudens, waar de ouders en zusjes zich in alles behelpen opdat de zoon studeeren kan, waar de afleggertjes van moeder tot in 't oneindige versteld en opgelapt worden, opdat de broer 't heertje spelen kan, waar de zusters vroeg van school gaan, opdat de broer naar de academie kan gaan, waar de meisjes met haar drieën of vieren n slaapvertrek deelen opdat de broer zijn studeerkamer kan hebben? Wie kent ze niet of neen ... we moeten met den tijd meegaan en zeggen: //wie heeft ze niet gekend ?" Noux arons changéfout ccla", zeggen de dochters. Ze hebben geredeneerd, geprotesteerd, gefulmineerd zelfs tot ze haar zin hebben gekregen en ze in huis ten minste, evenveel rechten hebbeu als de broers. En ze hebben gelijk! Hoezeer ik ook, om verschillende redenen tegen vrouwen-kiesrecht, en zelfs tegen vrouwen-emanci patie ben van gelijke rechten in huis ben ik een groote voorstandster. Het gaat niet aan de meisjes te versukkelen het woord is niet mooi, maar ik wil geen mooi woord gebruiken voor een leelijke zaak; het gaat niet aan, zeg ik, de meisjes te versukkelen, ze achteraf te zetten, opdat de broers 't beter zouden hebben in de wereld. In den strijd zal men de zwakken toch 't best willen wapenen en welke strijd is feller dan die om 't bestaan? Waarom dan de strijdsters niet even goed uit gerust als de strijders? ! ik weet 't wel, er /.ijii er die denken aau vroeger tijden, toen bij 't ten strijde trekken, de zwakken in 't midden werden genomen eu be schut, werden door de sterken, doch die tijden xijn voorbij. De vrouw behoeft niet meer beschermd te wor den door den man; /,e wil voor zich zelve vech ten, maar dan moeten haar ook de noodige mid delen gegeven worden, opdat ze voor zich zelve vechten kan. Dut is een toestand, waarvan n de vrouw n de man voordcel zal hebben. Vroeger, toen de zoou alleen maar toegerust werd ten strijde, om ons beeld eens vol te hou der, en de dochters thuis bleven bij 't spinnewiel, kwam er een tijd, vooral bij de min-bevoorrechten, bij de niet-rijken, dat de broeders zorgen moesten voor hun zusters. Als de ouders gestorven waren zonder fortuin achter te laten, bleven daar een paar onbeholpen, onde-jufferachtige zusterkes over, die thuis, achter moeder's pappot,( geleerd hadden kopjes te wasschen, netjes te mazen en te strijken en zoo zui nig mogelijk te zijn. Verre zij van mij die oudvaderlandsche degelijkheid te laken of te minach ten maar ? die goede huisvrouwtjes, zonder huis, waren van niet veel nut in de maatschappij. Zij kenden niet genoeg om zich onafhankelijk te maken; haar gulden deugden hadden geen markt waarde en ze moesten toch ook leven. Om nog iets te leeren waren ze meestal te oud en dan ook de werkkring der vrouw was zoo be perkt. Neen, dan moesten de broers maar bijpas sen botje bij botje leggen. Eéu broer moest zorgen voor de huis- wat, zeg ik voor de kamerhuur want een heel huis kon er moeielijk van overschieten. Een tweede moest de arme zusters van huis houdgeld voorzien, een derde van toiletgeld, want een ieder moet toch geherbergd, gespijzigd en ge kleed worden. Ze werden onderhouden, de armen! Ze moesten als-je-blieft" en dank-je" spelen en dat als 't gevolg van een onrechtvaardigheid hunner ouders, die zooveel meer ten koste leg den voor de opvoeding hunner zoons dan voor die hunner dochters en die onrechtvaardigheid was alweer een gevolg van de heerschende begrippen. Was 't wonder, dat het volgende geslacht meis jes, die deze arme, genade-brood etende zustertjes zagen, en opletten hoe weinig mensch-waardig 't bestaan was, dat zo leidden, bij zichzelve de op merking maakten: Zoo zal 't ons niet gaan." Wij willen niet als kinderen kort gehouden worden, om als mondigen onderhouden te wor den. Wij zullen zorgen, dat we zelveu iets ken nen ten einde onafhankelijk te zijn." Zoo ontstond de eeuw der dochters! Het zijn tegenwoordig de dochters, die aan 't woord zijn, het, zijn de dochters, die fietsen.... lang genoeg heeft 't geduurd, dat de zoons velocipedes hadden en de meisjes moesten loopen.... het zijn de dochters, die burgerscholen bezoeken, die lee ren, die studeeren l 't Zijn de dochters, die door telegrafisten en apothekeressen en doctoressen en nog veel meer te worden, wel is waar eenige der plaatsen bezetten, waarop de broeders evenveel en misschien meer recht hadden, maar er zich aan den anderen kant onafhankelijk door maken, zoo

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl