De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 14 februari pagina 9

14 februari 1897 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 1025 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Aierikaansclie YolbMUioMen, *} Een grootsche, in den besten zin van het woord socialistische, en tegelijkertijd practische gedachte ligt ten grondslag aan de Amerikaansche Free Libraries, de Volksbibliotheken, die aan iedereen, van den president tot den schoenpoetser, op dezelfde voorwaarden vol komen kosteloos boeken leveren. Eéne gave kan elk burger van den Staat verlangen, na melijk de middelen om zich te ontwikkelen, zich op te heffen uit de positie, waarin ge boorte of omstandigheden hem geplaatst heb ben. De groote massa te leeren lezen, en haar dan, met dit tweesnijdend zwaard in handen, over te laten aan zich zelve, aan bet blinde toeval, dat haar vergif in plaats van voedzame spijze geeft, staat gelijk met een vrijwillig te voorschijn roepen van de ernstigste gevolgen. In Amerika hebben de belangen der maatschappij een krachtigen steun aan de volksbihliotheken. De bescher mende, afwerende macht dezer instellingen reikt verder, dan men zou vermoeden in een zoo uitgebreiden staat, waar zelfs bij de jeugd, zulk een onbegrensde vrijheid heerscht; zij is het duidelijkst merkbaar in de kleinere steden, waar prachtige bibliotheken en bijna geen sociaal-democraten zijn. Haar volmaaktste ontwikkeling hebben de bibliotheken in Massachusetts bereikt. Smaak volle gebouwen, een ruime leeszaal, doelmatige tafels en zitplaatsen, goed gerangschikte couranten en tijdschriften, de oekenvoorraad in de zoogenaamde Stackrooms slechts tot bereikbare hoogte opgestapeld en, met behulp van den kaartcatalogus, die in kleine laden alphabetisch gerangschikt is, toegankelük voor alle lezers, een doelmatige verwarming door het geheele gebouw, ventilatie en verlichting van den vroegen morgen tot den laten avond: zou dat op zich zelf al niet een aantrekkingskracht uit oefenen, die de menscben van de onherberg zame straten en drukke pleinen, of' uit de eentonigheid van een bekrompen tehuis lokt tot het gebruiken van de hier aangeboden middelen tot geestesontwikkeling? Maar wie handhaaft de rust en de orde in de volks bibliotheek? Welke voorschriften beschermen den ernstigen lezer tegen storing, de boeken tegen beschadiging? Vragen wij het aan de bibliothekaresse, wier geheele voorkomen rustige zekerheid, intelligente oplettendheid voor de wenschen der bezoekers, helderheid en snelheid van denken en hande len uitdrukt. Evenals de bibliotheek zelf maakt ook haar persoonlijkheid een aangenamen, innemenden indruk; orde en netheid zonder angstvallige overdrijving, degelijk weten en kunnen zonder pedanterie hebben hun stempel op haar gedrukt. Wij hebben hier niet veel reglementen", antwoordt zij op onze vraag, terwijl zij ons -door de lokalen Jeidt. »Die hebben wij afge schaft tegelijk met de oude bibliotheek, die alleen bestemd scheen te zijn, om de boeken tegen verslijten en de leeszaal tegen het publiek te beschermen. Evenals voor ons gebouw een plaats gekozen is, die voor alle standen gemakkelijk te bereiken is, zoo is ook wat de rangschikking der boeken en tijd schriften en alle andere bibliotheek aange legenheden betreft, het gemak van de lezers in de eerste plaats geraadpleegd. De meesten geraken spoedig en gemakkelijk vertrouwd met de inrichting der bibliotheek en met het gebruik van den kaart-catalogus, die den lezer het koopen van een boek-catalogus be spaart. De boeken zijn zóó gerangschikt, dat iedereen gemakkelijk kan overzien wat wij bezitten op het gebied, dat hij bestudeeren wil. De boeken, die het meest gevraagd wor den, staan het dichtst bij het bureau van afgifte; binnen een paar minuten kunnen wij, door middel van ons registratie-systeem, van elk boek en elke brochure zeggen: uitge leend", of «voorhanden". Maai komen er niet dikwijls lezers, die heelemaal niet weten, wat zij eigenlijk willen hebben ?" Mijn geleidster glimlachte, «Juist die menschen zijn gewoonlijk onze beste klan ten, want wij hebben natuurlijk een grooten invloed op hun lectuur. Kijk, hier staan bij voorbeeld twintig boekdeelen, waarvan de inhoud betrekking heeft op de belangrijkste kwesties, die de vorige week in de dagbladen behandeld zijn. Links op die tafel staat een verzameling, die nadere toelichtingen kan verstrekken over een onderwerp, waarover professor X een paar dagen geleden een lezing heeft gehouden. Rechts vinden de gymnasiasten stof lot voorbereiding van hun opstel of hunne mondelinge voordracht; de leeraar zendt mij eiken Zaterdag het opge geven onderwerp en Maandags staan de boe ken al klaar. Hier in het midden van de zaal liggen de nieuwste uitgaven." Gij geeft u waarlijk meer moeite voor uw lezers dan memg koopman voor zijn klanten." Dat spreekt van zelf! Aan wien behooren de boeken toe? Aan mij of aan het publiek ? Mijn helpsters en ik hebben den lezers vol komen aan hun verstand gebracht, dat wij slechts de administratie over hun eigendom hebben, en daarom worden er ook zelden of nooit boeken beschadigd door moedwil of onvoorzichtigheid. Van 'de achtduizend boek deelen, die het vorige jaar in de bibliotheek stonden, is er geen een verloren geraakt, en over het algemeen bedraagt het verlies van uitgerleende boeken n op de 25.000." Op dit oogenblik hoorden wij stemmen achter ons: twee mannen spraken op een al te hoorbaren fluistertoon met elkaar. Dadelijk trad een der helpsters op hen toe en verzocht hun beleefd, te zwijgen. Hoe gemakkelijk en handig gaat zoo iets een vrouw af, en hoeveel bereidwilliger volgt men haar verzoek op, dan dat van een man J Miss James, de bibliothe *) Vg. het werkje van H. Bonfort 'Das Biblioihekwesen i» den Vereinlgten Slaateii", Hamburg, SbippeL karesse van het People's Palace te Londen, die jaren lang te doen had met de ruwste elemen ten van het East-End, verzekerde dat de handhaving der discipline haar zelden of nooit moeite heeft veroorzaakt. Haar mededeelingeii over de wel is waar inspannende, maar ook zeer dankbare werkzaamheid in het People's Palace, is aantrekkelijk en aanmoe digend voor de vrouwen, die in Europa eene proef zouden willen nemen met de betrekking van bibliothekaresse. De tree Library in Noord-Amerika kan echter niet op een lijn gesteld worden met de bibliotheek van het People Palace te Londen. Zij behoort veel meer aan het groote publiek; men vindt in haar leeszalen en haar bureaux van uitgifte evenveel vrouwen en leerlingen aan in richtingen voor middelbaar en hooger onder wijs, als vol wassen mannen, even veel ontwikkel den als onontwikkelden. Vooral in de kleinere steden maken de gewone bezoekers der volks bibliotheken den indruk van zeer beschaafd te zijn, zoodat de meening, dat de behoefte aan kostelooze lectuur slechts bij de lagere stan den bestaat, volkomen onjuist blijkt te zijn. Vroeger stonden de Free Libranes in verband met de open bare lager scholen; de boeken waren verzameld in de schoolgebouwen, en werden door het hoofd der school of door de hulp onderwijzers geadministreerd. Het spreekt van zelf, dat in zoo'n geval de voor de bibliotheek beschikbare ruimte onvoldoende is; de onder wijzer kan slechts een klein deel van zijn tijd en krachten aan haar wijden en zal zelden meer kunnen doen, dan voor het tijdig teruggeven der uitgeleende boeken zorgen; van een krachtdadige bevordering der algemeene ontwikkeling en beschaving kan onder zulke omstandigheden geen sprake zijn. Terwijl de stad Worcester in Massachusetts met circa 80.000 inwoners voor haar sedert 35 jaar bestaande Free Library jaarlijks 25,000 dollars uitgeeft, besteedt de hoofdstad van het Duiteche rijk tegenwoordig 9000 doll. per jaar aan haar 27 volksbibliotheken, die reeds op een meer dan veertigjarige ontwikke ling kunnen terugzien, maar met zulke ge ringe geldmiddelen onmogelijk iets goeds tot stand kunnen brengen. In Amerika worden de bibliotheken onderhouden door de ge meenten, met subsidie van de Staten, iets wat in Europa even goed uitvoerbaar zou zijn. Maar de bibliotheken voldoen dan ook aan de behoeften van de meest uiteenloopende klassen der maatschappij. Hoewel uitspanningslectuur het hoofdbe standdeel der Amerikaar.sche bibliotheken vormt, _ worden toch ook de klassieken, voorts populair-wetenschappelijke werken, gedenk schriften en reisbeschrijvingen en oorspron kelijke en vertaalde uitgaven van de be langrijkste Europeesche werken zeer veel gelezen. Verscheiden bibliotheken geven bij elk boekdeel uitspanningslectuur, dat ge vraagd wordt, als toegift een werk van meer ernsligen inhoud. De talrijke lees- en debatings-clubs, zoowel van jongelieden als van volwassenen, geven voortdurend aanleiding tot het gebruik maken van de boeken met degelijken inhoud, waarvan het aantal, zooals uit de statistiek van verscheiden bibliotheken blijkt, jaarlijks grooter wordt in vergelijking met dat van de romans. Particuliere en arbeiderskwesties in Duitschland. De werkstaking te Hamburg had aanleiding gegeven tot een oproep aan alle Duitsche bladen, om inzamelingen te houden voor de stakers, omdat de onderhandelingen door de patroons opzettelijk werden gerekt, en dus niet de vrije wil der arbeiders, maar de honger hun leidsman zou worden bij het nemen van een besluit.De Ifarnbunjer Nachrichten noemen de namen der onderteekenaars : prof. Baumgarten, Kiel; M. v. Egidy, Berlijn; prof. Herkner. Karlsruhe; dr. Jastrow, Charlot-enburg; prof. Lehmann-IIohenberg, Kiel; dr. Mülberger, Crailsheim; ds. Naumann, Frank furt a/M.; graaf Reina, Dresden; prof. Tonnies, Hamburg. Het blad maakt daarby de opmerking: »Wij willen de namen der onderteekenaars van dezen oproep in het geheugen houden, namen van mannen, die in plaats van hun beroeps plichten te vervullen, zich bezighouden met zaken, waarvan zij geen verstand hebben en die hun niet aangaan." Voor zoover de onderteekenaars Hen einde geld te doen toekomen aan de stakers, de meening trachten te doen ingang vinden, dat den arbeiders onrecht geschiedt, zoo zij gedwon gen zijn aan de rechtvaardige eischen der werk gevers toe te geven, maken zij zich schuldig aan bedrog van het publiek. Daar dit geschiedt, om aan derden voordeel te bezorgen, waarop dezen rechtens geen aanspraak hebben, is hier een strafbare daad gepleegd." Het blad spreekt de verwachtii g uiï, dat dan ook de justitie een vervolging tegen deze heeren zal inleiden. Prof. Hans Delbrück had in de door hem garedigeerde Pretiwiiiclie Jiïhrliiichrr de regeerirg tot de orde geroepen, omdat zij partij had gekozen tegen de stakers; en haar aangemaand, te be denken, dat beschaving en wetenschap eerder aan den kant der arbeiders stonden dan aan de zijde der ondernem. rs, met hun eischen u la Stumm. De Hamburger Xnchrichten hebben hierover het volgende te zeggen: »Wij vermoeden, dat de sociaal-democraten den heer Delbrück voortaan als een der hunnen zullen beschouwen. Wij van onzen kant houden de poging van »Genosse Delbrück", om beschaving en weten schap op te hitsen tegen de voortbrengende standen, tegen de ondernemers in industrie, landbouw en handel, voor even lichtzinnig als vruchteloos. Overigens levert het optreden van den heer Delbrück opnieuw het bewijs dat het professoren-socialisme noodzakelijk leidt tot sociaal-democratie en dat het in het belang van staat en maatschappy noodzakelijk is, aan de voortwoekerende vergiftiging der academische jeugd en der geleerde kringen door de sociaaldeinocratische ideën,van enkele doctrinaire professoren, die van het werkely k leven niets afweten, op doelmatige wijze paal en perk te stellen." De Hamburger Nachrichten zijn, gelyk den lezer bekend is, het orgaan van Bismarck, en dus geen officieus blad. Maar dat het blad in dezen geheel de meening weergeeft van den groot industrieel von Stumm, en dus ook op het oogenblik van den keizer, daarvan mag men zich verzekerd houden. Men gebruikt »an allerhóchster Stelle" voorloopig nog zekere matiging ; maar dit pamflettistisch geschry'f is allicht de voorbode van maatregelen in den geest van het hier ge schrevene. De vereeniging »Kunst toegepast op Boekbanden," die vorig jaar te Leiden en Utrecht met succes exposeerde, om hierdoor bij te dragen een tak van kunstnijverheid, langen tijd ver onachtzaamd, weder in eere te brengen, hoopt van den 15 27 Febr. eene expositie te houden in het Stedelijk Museum aan de van Baerlestraat, alhier. Ditmaal noodigde het bestuur ook ver schillende buitenlandsche firma's om mede in te zenden. Toezegging hiervan werd gedaan door de h.h. T. J. Cobden-Sanderson te Londen, E, Ludwig te Frankfurt a.M . Paul Adam te Dusseldorf en de welbekende Forening for boghaendwerk te Kopenhagen. Het Berliner Tat/eblatt meldt het volgende : Een aantal schrijvers van naam zijn onlangs bijeengekomen om den uitgever J. H. Schorer een hartelyk afscheidsfeestje aan te bieden. On geveer vyftien jaren geleden is de heer Schorer uit Holland naar Duitschland gekomen en heeft een groot vermogen er aan besteed, om in boek handel en uitgeverszaken op edelste wyze de kunst te dienen. «Schorer's Familienblatt", dat later in de Gartenlaube opging, was de meest bekende van deze scheppingen. Het offervaardig kunst-enthousiasme van den heer Schorer leverde aan de Duitsche schrijvers en kunstenaars meer voordeel op dan aan hun vriendelijken Maecenas. De heer Schorer was daarna zelf als kunstcriticus werkzaam. Thans heeft hij eene eervolle betrek king in zijn vaderland aangenomen ; de gasten aan het feest eerden zich zelf terwijl zij den heengaandtn vriend eerden". De Maatschappij »Arti et Amiciti?e" ontving eene uitnoodiging van het »Kunst-Verein fiir Böhmen in Prag" om hare leden opmerkzaam te maken op de 58ste jaarlyksche Tentoonstelling van Schoone Kunsten aldaar op 15 April a. s. De inzending der billetten moet reeds voor l Maart a. s. plaats hebben. Gaarne zal ten bureele der Maatschappij nadere inlichtingen wor den verstrekt. IIIIIIII1III1IIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII HETSJES Iet Isclffliile sla**. naar het Fransch van TII. MOKKAU-VAVTIIIER. George Méraud is beeldhouwer. Daar hij zeer welgesteld is, werkt hij alleen, wanneer hij er lust in heeft en dientengevolge is het getal zijner scheppingen niet groot. Een paar jaar geleden maakte hij voor den »Salon" een standbeeld, of zooals de artisten zeggen, een figuur. Die figuur stelde een neger voor, en die neger was een in dien tijd algemeen bekend model. Hij heette Salem. Hij is nu al lang dood, waarschijnlijk een slachtoffer van de tering, die in ons klimaat voor de bewoners van warme landen zoo dikwijls nood lottig wordt. Salem was een merkwaardig exem plaar van zijn eigenaardig, kroesharig ras. Hij was gewoon, zich zelf aan artisten voor te stellen', door hun een kaartje voor te houden, waarop te lezen stond: Salem van Timboectoe. Model l en rang voor Algiersche en Oostersche werken. En bij zoo'n gelegenheid lachte hij niet alleen met zijn sneeuwwitte pareltanden, maar met zijn geheele gezicht, dat er uitzag, alsof het gepotlood was. Met de grootste bereidwilligheid kleedde hij zich uit, als men hem dat veriocht, en vertoonde zijn slank, prachtig gevormd lichaam ; hij leek wel is waar niet op een marmeren beeld, die vergelijking zou voor zoo iets zwarts niet passen, maar op een heerlijke bronsfiguur. Hij was in staat, zich uren lang niet te verroeren, en als iemand zijn verbazing daarover uitte, of hem een complimentje maakte, antwoordde bij, terwijl hij zich met de grauw-zwarte hand over het voorhoofd streek: ?Ik vertel mijzelf onderwijl verhaaltjes over mijn land." Dikwijls, als hij uren achtereen onbewegelijk in het stille atelier stond, overviel hem een onbedwingbare aanval van lachlust, die de spieren van zijn borstkas deed trillen en zijn geheele gelaat verhelderde, zonder dat hij zijn houding in het geringste veranderde, en als de kunstenaar ongeduldig werd, omdat hij de omtrekken, die hij bestudeerde en trachtte weer te geven, zoo onrustig waren, stond Salem oogenblikkelijk weer doodstil en zeide op zijn kinderlijken iluistertoon : ?>Niet boos worden, mijnheer, ik vertel mij zelf een verhaaltje over myn land." Hij had nog een andere geliefkoosde uitdruk king, namelijk: -Een goed model geeft een goed beeld," of, als hij bij een schilder was : »Een goed model geeft een goede schilderij,'' _ alsof hij wilde zeggen, dat als een model het talent bezat, goed te kunnen poseeren, er voor den artist slechts een onbelangrijk gedeelte van het werk overbleef. Daar hij nu wist, dat hij het talent van poseeren in hooge mate bezat, be weerde hij, dat wanneer men hem als model nam roem, eer en geldelijk voordeel onmogelyk konden uitbleven. Ook buiten de ateliers werkte hy vlijtig voor het succes van zijn klanten. Hy was zeer doorzettend van aard en bracht zelfs dikwyls een bezoek aan de leden der jury, en gaf op zy'n manier een uitlegging van het kunstgewrocht, waaraan hy had meegewerkt, alsof het zy'n eigen succes gold, en slechts heelemaal achter aan, by wijze van toeval, noemde hij ook den naam van den schepper, en liet die altijd ver gezeld gaan van de volgende, op medelijdenden toon uitgesproken woorden: »Goede jongen, goede jongen, arme huisvader, zoo veel kinders!" De »goede jongen" had dikwyls meer dan vijftig jaar achter den rug, en de »arme huis vader" was soms een piepjong leerling van de teekenacademie. Maar Salem vond het klaarblijke lijk bet best, medelijden op te wekken; mis schien had bij al de ervaring opgedaan, dat, om iets in de wereld te bereiken, zelfs eerbewyzen, de gewone formule van de bedelaars van pro fessie, als zijnde de kortste en handigste, nog de beste is. Méraud had bijna twee jaar aan zijn figuur gewerkt. Salem, die gedurende de talrijke zit tingen dikwyls genoeg in de gelegenheid was geweest, zich verhaaltjes over zy'n land in het geheugen terug te roepen, stelde bijzonder veel belang in deze schepping. Het beeld werd naar de gietery verzonden en daar de tijd voor de inzending met snelle schreden naderde, liet Méraud een tweede model in gips maken, om, daar het bronzen beeld niet vóór het einde van April klaar kon zijn, zijn «Neger" toch aan de toelatingscommissie te kunnen voorstellen. Maar, twee dagen voor den vastgestelden termy'n van inzending voor den »Salon", werd bij het verzetten van een trapladder in het atelier het beeld tegen den schoorsteenmantel aange drukt, en door een haastige beweging van den knecht, die zijn onhandigheid weer wilde goed maken, viel de gipsen neger omver, en brak in duizend stukken ! Den volgende morgen kwam Salem toevallig bij Méraud en. vernam het ongeluk. »Nu kan ik niet op de tentoonstelling zijn," zeide Méraud. »Ik kan onmogelyk het andere model sturen, want dat is nog by den gieter en er ontbreken nog verscheiden deelen aan; ik weet werkelijk geen raad, ik zou er metpleizier vijfhonderd francs voor over hebben, om mijn »neger" in den salon te zien. «Vijfhonderd francs.'" herhaalde Salem, terwijl hij zijn zwarte inktvingers voor zijn opgewonden rollende oogen liet heen en weer dansen. »Ja, waarachtig, vijfhonderd francs, Salem." >En krijgt Salem het geld ook, als hij zorgt, dat de neger in den »Salon" komt ? ' »Ja zeker, maar je kunt er niets aan doen, mijn beste Salem." Salem glimlachte genoegelijk, nam een plech tige houding aan, zooals hij in belangrijke oogenblikken altijd placht te doen, en zeide: »Ik maken, dat de Neger in den Salon komt." vOch, wat!" zeide Méraud, ongeloovig lachend. »Hoe wou je dat aanleggen V" Salem strekte afwerend zijn armen uit, alsof hij daardoor Méraud's ongeduldigheid wilde be dwingen, en vertrok, nadat hij om geheimhouding had verzocht met de woorden: »Niets zeggen, mijnheer, neen?" Den volgenden morgen kwam hij terug met een pak onder zijn arm. Op geheimzinnigen toon vroeg hij : »Is hier niemand ?" Op dit punt gerustgesteld, maakte hij het pak open en haalde er een groenachtig geverfde kist uit. »Wat is dat ?" vroeg Méraud. Dat is het voetstuk voor den Neger." >Wat voor voetstuk ? Salem zette de kist op den grond, zich zelf op de kist en nam de houding van het beeld aan. ->,Ie hoofd schijnt een beetje in de war te zijn, Salem," zeide Méraud. Salem pakte zijn schedel met beide handen beet, deed, alsof hij wanhopige pogingen aan wendde het van zijn romp te rukken, en zeide toen op kalmen toon: »IIeelemaal in orde, mijnheer." Daarna ging hy op zijn hurken op den grond zitten en begon de kist open te maken; er kwam een broek, een kiel, een pakje koperbrons, een fiesch met water, een penseel, een kleine spiegel, een Hesch verdund zuur, een,pijp en een pakje tabak uit te voorschijn. Salem maakte het penseel nat, nam voorzichtig een beetje van het bronspoeder ermee op, wreef het uit op een van zijn vingers, die daardoor de kleur van een oude koperen munt aannam, en zeide, met een listig knipoogje : »Bons." Blijkbaar meende hij »brons." Méraud begreep nog steeds niet, wat hij wilde, haalde de schouop en draaide zich om. Maar Salem liet hem niet met rust. «Luisteren mijnheer, luisteren !" En langzaam en met veel moeite, in zijn kin derlijke taal, die niet bijzonder rijk aan woorden was, legde hij zijn geheele plan bloot. Ken van de portiers van het Palais de l'Industrie was een vriend van Salem. Hem had de neger in het vertrouwen genomen, en nadat hij hem de helft van de winst had beloofd, had de portier er in toegestemd, hem te helpen. Met de hulp van dien vriend wou Salem zich zelf in het gebouw binnensmokkelen en als standbeeld optreden voor de toelatingscommissie. Méraud barstte in een vroolijk lachen uit; »Als je dat doet, krijg je de vijfhonderd francs in ieder geval, alleen al om de grap!" Op het laatste oogenblik van den voor de inzending vastgestelden termijn, juist toen het zes uur sloeg m het »Palais de l'Industrie" ge sloten moest worden, werd op een draagbaar Méraud's standbeeld gebracht. Vanwege zijn naaktheid en zijn breekbaarheid was het zoo ingepakt, zeiden de mannen, die het gebracht hadden. Daar het al zoo laat was, werd het zoo gauw mogelijk ingeschreven en zette men het in een vertrek neer, zonder het eerst uit te pakken. Toen de nacht ingevallen en het paleis gesloten was, begon het standbeeld te leven, pakte zich zelf uit en klom van het voetstuk af. Salem maakte de kist open, trok de broek en de kiel aan, stopte de pijp en stak haar aan. Op zijn doode gemak zat bij tusschen zy'n onbewegelijke met

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl