De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 21 februari pagina 3

21 februari 1897 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1026 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. wij den gevierden componist reeds eenigen tijd in ons midden. Hij heeft zich aan zeer veleu als componisten dirigent en aan eene kleinere schare als pianist en accompagnateur doen kennen. Die kennismaking is eene zeer aangename geweest. De dirigent Grieg verstaat de kunst, de werken van den componist Gneg in het allergun stigste licht te plaatsen, wat met andere woorden wil zeggen dat Grieg als dirigent evenzeer een hoogst belangwekkend persoon is. Zooals hij de Peer Gynt-Suile liet spelen heeft men hier dit werk wellicht nog nooit gehoord. Daar ik reeds voor ruim zeven jaar die zelfde werken door hem bij Colonne zag dirigeeren, wist ik reeds dat ons eene vertolking te wachten stond die iets zeer persooulijks zou geven. Temeer dacht ik dit omdat met het orkest van het Concertge bouw alles te doen is. Het is een bekende zaak dat ieder beroemd man, hetzij hij solist, dirigent of componist is, die onze stad bezoekt, zich met de hoogste ingenomen heid over ons orkest uitlaat en verklaart dat liet met de beste orkesten uit Europa met glans kan wedijveren. Daurom weet ieder buitengewoon dirigent met dit orkest wonderen te verrichten. Met merkwaar dige intelligentie weten onze orkestleden het per soonlijk Karakter van iedere compositie te vatten en weer te geven en zoo hebben wij op den eer sten grooten Griegavond bij de vertolking van de bovengenoemde Suite ons de illusie kunnen geven dat het louter Noren waren die ons van hunne kunst verhaalden. Voor Noren zou men ook het kleine mannen koor door den lieer Messcliaert gevormd en geleid hebben kunnen houden. Die volksliederen, in de oorspronkelijke taal met gemak en zekerheid gezongen door onze laudgenooteu, waren eveneens iets buitengewoons. Temeer is het omdat het karakter van ieder liedje zoo tref fend werd vertolkt. De solist en dirigent Messchaert wist met zijne getrouwen zooveel ver scheidenheid van uitdrukking te brengen, dat het niet twijfelachtig was, of de heer Messchaert had eene grondige en buitengewone studie van die liedjes De bovengenoemde werken waren dus uit den aard der zaak als uitvoering liet meest Noorsch. Doch de andere werken maakten ook een zeer goeden indruk. Gaan wij slechts na, hoe schoon mevr. Oldenbooin de partij van het jonge meisje in Vor der Kloslerj/forte zong, met hoeveel eenvoud van uitdrukking deze dame haar klacht en bede deed hooreu en hoe sober in den stijl mevrouw Averkamp de korte vragen aan het meisje zong. Zulke partijen zijn minder dankbaar en toch uiterst kritiek. En wanneer ik de uitvoering nader bespreek noem ik de zoo sclioou gezongen zangen met orkest door Messchaert en de wijze waarop mevr. Brema in Olav Trygvaxon de Wolica (waarzegster) vertolkte. Daar was een macht en kracht van uit drukking in, die ons thans weer het volle genot van de uitvoeringen te Bayreuth deed herinneren, want na de pauze was het of mevrouw Brema gemetamorphoseerd was. Hare bezweringen klon ken als onverbiddelijke orakels. Ook de andere solisten werkten hierin mede, o. a. een jong tenorzanger den heer Leydener (dien ik vroeger reeds eenmaal hoorde zingen) en die bij voortgezette studie iets zeer goeds belooft. De heer Röntgen had alle eer van zijne instu deering, want de koren in Olaf Trygvciion mar cheerden flink. Was uit den aard der zaak liet grootste succes voor het kleine geschoolde manuenkoor, dit neemt uiiiiiimiiimmmiuntntiimiimiiiMiiiiiiiiiiMiiiMimMMiMij DIE GOEDE DOKTER". Uit het Fransch, van GYP. DE BKOMBEEE. De slaapkamer van Mevrouw de Recta: Ruim vertrek, geheel behangen met donker, dof fluweel. Reusachtig ledekant met zwaren hemel, stijl Lodewijk XIII. Zwarte berenhuiden op den vloer. Schilderijen uit de Spaansche school. Meneer de Recta, groot, deftig, met smaak gekleed (gaat dokter Toran, die ivordt binnengelaten, tegemoet). Dag dokter,hoe gaat 't?.. Mevrouw de Recta, groot, blond, mooi, maar een beetje houterig en ijselijk vormelijk, (staat op). Hoe vriend'lijk van u, dokter, om zoo gauw te komen !". Dokter Toran, vijf en zestig jaar; groot, iorsch, gespierd; helder blauwe oogen; groote mond; iets spottends in zijn oogen (legt zij n hoed op een stoel). Ja, en zeker weer voor niets ?... want u laat den dokter altijd voor niets halen !... nu, vandaag kan het er nog door!... ik heb al den tjjd... anders was ik ook niet gekomen!... wat is er? Mr. de Recta. Wij wilden u over ver schillende .dingen consulteeren... in de eerste plaats heeft mijn vrouw een klein vlekje op haar wang, waarover zij zich ongerust maakt... Mevr. de Recta. Kijk, dokter... op de linker wang... een klein rose vlekje. .. ziet u't? De dokter. Hoe kan ik nu in God'snaam een klein rose vlekje zien in zoo n Egyptische duisternis... u hebt een monomanie voor gordvjnen!... net als uw moeder!... ik praktizeer nu al vijf en dertig jaar over uw moeder, en ik geloof, dat die elk jaar voor alle vensters een nieuw stel stores er bij laat maken!.. . Mr. de Recta (trekt aan een koord). Ik zal de gordijnen ophalen... De dokter. Schei maar uit met dat geknoei aan die touwtjes, dat geeft toch niets... 't is en blijft hier stikdonker... schel liever om een lamp, dat is beter !. .. (Mr. de Kecta schelt en vraagt om een lamp}. toch niet weg dat ik met veel lof gewagen kan van hetgeen da dames en heeren van het koor hebben gepresteerd. En hoe het orkest was stipte ik reeds aan. Dm gelieelen avond werd het beste gegeven wat het orkest geven kon, en dat is ont zaglijk veel. Het spreekt van zelf, dat op zulk een avond het programma als hulde aan den gast uitsluitend uit compositiën van den meester moet bestaan. Toc'i is er in die hulde iets deprimeerends. De werken drukken in zoo'n geval elkaar meer of minder. Vooral wanneer de componist er een zeer persoonlijk karakter of een zeer lokaal cachet op nahoudt is men wel eens geneigd te zeggen: Ja, ja, dat hebt ge ons straks al verteld ! Dat zou ik ook willen zeggen met het oog op sommige vaste harmonie-opvolgingen, die ik in een vroeger verslag wel eens Grieg's visitekaartje heb genoemd. Die eigenaardigheden haneen na tuurlijk zamen met het karakter van de Noorsche volksliederen, dat is dus geen verwijt aan den componist, die hij voorkeur uit den rijken schat van zijn land heeft willen putten, doch zooiets verschijnt op een avond, waarop men zoo heel veel werken van n componist hoort, in een mindur gunstig licht. Doch wij behoeven waarlijk Grieg's beteekenis als componist niet meer vasttestellen. Wij allen weten wat en hoeveel wij aan hem hebben en wat hij ons bij voorkeur geeft. Laten wij dus niet verlangen dat hij ons juist iets anders zal geven. Grieg vertegenwoordigt niet alleen een persoon lijk karakter, hij vertegenwoordigt een gekeele muzikale natie. En dit is veel, zeer veel! Daarom hebben wij hem met fanfares en gejuich ontvangen en hebbeu wij in hem den waardigsten en grootsten muzikalen zoon van Noorwegen zijn trotsch en schoon land gehuldigd op een wijze zooals men groote mannen huldigt. In kleiner intiemer kring werd de Grieg-hulde voortgezet. Op de vierde kamermuziek-soirée van Toonkunst speelde Grieg met Jozef Cramer de Sonate voor piano en viool. Opus 13 in G. Gr. t. en Grieg met Röntgen de Altnordische Romance 'nut Fariatiouen voor twee piano's. Opus 51. (Ik lees vaak op programma's dat stukken vierhandig zijn, ook wel eens dat ze dubbMofig en zeer dikwijls dat zij meerstemmig zijn, ik stel daarom voor voortaan ook te schrijven, begeltiiJingloos voor zonder begeleiding, en dubbelkliicieru/ voor 3 piano's. Dan blijven wij consequent. Doch dit is niet, naar aanleiding van deze programma's waarop ik alleen het consequent volgehouden //ur en mol door groote en kleine terts zou willen vervangen daar waar al het overige in het, Hollandsen stait.) Op deze soiréj zou Messchaert weer liederen zingen en met zijn klein koor de schoone volks liederen herhalen, doch de man die Zaterdagavond weer zulk een schitterende proef als zanger had afgelegd, was plotseling ongesteld geworden zoodat die nummers vervallen moesten. Gelukkig was mevrouw Nina Grieg de reddende engel, die door een zeer geestige voordracht van eenige liederen van haar echtgenoot het publiek eene vergoeding s honk. Difi beminnelijkheid en de levendig?, vaak guitige voordracht werd terecht hoogalijk gewaar deerd. Zeer interessant was het met Grieg als pianist kennis te maken, en de heereu Cramer eu Rtmtgen hebben hem ondersteund op eeue wijze, waardoor zij getoond hebben, dat, wij trotsch op deze uit stekende tooukuiisteiiaars mogen zijn. * * Hoewel ik niet gewoon ben over uitvoeringen Mevr. de Recta. Wel, dokter, terwijl wij toch op 't licht wachten, zegt u mij eens wat u van oom de la Balue denkt ?... wat heeft hij toch ?. .. hij is wat... De dokter. Idioot!... gewoon idioot!... maar wat hij eigei.lijk heeft, dat is een andere zaak !... en geen mooie zaak !... M r. en Mevr. de Reet a. Zoo! De dokter. Al twee jaar lang heb ik hem voorgeschreven dat hij om tien uur naar bed moest gaan, weinig eten, hout zagen of vloeren schuieren, en vooral het corps de ballet met rust moest laten ! (Betceijmg bij de De Recta'*/. Maar jawel!... hij volgt zijn eigen zin,zoodat dan ook... Mr. de Recta. Wat dan?... De dokter. Ontsteking, sclerose... de heele rataplaui!.. ik heb hem wel gewaarschuwd!. . Mevr. de Recta. Sclé... wat?... De dokter. Lokomotorische ataxie als u dat soms beter begrijpt ! M r. de Reet a. Maar hij is toch altijd bij den weg gebleven ? ... De dokter. Tot zijn ongeluk, zoo'n beest!... Had hij in den aanvang maar een been gebroken of' zoo iets, zoodat hij wel genoodzaakt was ge weest om zich bedaard te houden, dan zouden wij er hem misschien nog hebben kunnen afhel pen !... maar dat kan u net zoo denken !... hij is maar voortgegaan en heeft er vroolijk op los geleefd !... Mevr. de Recta Mr. de Recta (om toch iets ie zeggen). En lijdt hij veel ?... De dokter. Ja en neen !... bij de kleine, voorbijgaande pijnen heeft hij geschreeuwd als een mager varken... op 't oogenblik is hij aan de zenuwstoringen, waarover hij zich niet al te zeer verontrust, maar wacht maar, als eerst de physische stoornissen beginnen... dan hoor ik hem al!... »0! dokter!... had ik maar gewoten... dat!..." Dat heb heb ik al zoo dikwijls moeten aanhooren !. .. Mevr. de Recta. Is er oogenblikkelijk gevaar ? De dokter. Of er gevaar bij is ?... dat 's te zeggen, dat 't niet heel lang meer zal duren of' la Balue zingt zijn laatste lied!... op zijn leeftijd is bij alles gevaar ! Mevr. de Recta (geroerd}. Och!. . . zoo erg hadden wij 't heel niet ingezien !.. . De dokter. Hij ook niet, hij weet nog van niets !... 't geeft nu niets meer of wij hem al ongerust maken l... 't is nu te laat!.. . Mr. de R e c t a. Ik dacht dat hij eenvoudig wat jicht had.. . een hevigen aanval van jicht!.. . De dokter, 't Een sluit 't ander niet uit!... te schrijven waaraan ik zelf een werkzaam aandeel neem, wil ik thans een uitzondering maken omdat mijne medewerking op die uitvoering zich tot de bescheidenste proportieën bepaalde en mijne werk zaamheid meer van orgauiseerenden aard was.. Ter wille van het streven en van het Nederlaiidsche karakter dat die uitvoering droeg, maak ik daarom melding van de eerste matinee der Ned. Toonkunstenaarsvereeniging waarop liederen van de componisten Nicolaï(iii memoriam), Hol, Heinze, Dan. de Lange, Zweers, van der Linden en Cath. van Rennes, Thema met variatiön van Ulfert Schults en eene Fantasie van L. Adr. Van Tetterode, beiden voor 2 piano's en klavicrsoli van Kersbergen, Wasenaar, David Koning, Van Milligen en Henri Brandts Buys werden uitge voerd. De beide talen) volle pianisten de dames Henriette en Anna lloll hebben de verschillende werken op eene wijze vertolkt waarvoor ongetwijfeld alle componisten haar zeer dankbaar zullen zijn geweest. Wat deze dames in haar spel presteercn is reeds meermalen door mij uiteen gezet. De eenheid van samenspel is bijzonder. De heer Orelio heeft met zijn machtig orgaan en groote zeggingskracht ecu warm en schoon pleidooi voor het Neilerluudsclie lied gehouden. Hij maakte door zijn zang grooten indruk. Op een volgend matinee zullen werken van andere Nederlaudsche componisten worden ten gehoore gebracht; op deze wijze hoop ik lang zamerhand een eenigzins volledig overzicht ie kunnen geven van hetgeen de Nederlandsche com ponisten in den laatsten tijd hebben gewerkt en hoe zij streven. Het is ten wille van dit doel en streven dat ik de belangstelling van zeer velen vraag, even als de heer Heinze, vice-president der N. T. V. dit deed op de matinee aan het aanwezige publiek. Hij voerde het woord, daar de president de heer Viotta zich buitenslands bevindt. Dat deze matinee, waarop drie leden van liet, hoofdbestuur aanwezig waren, ondanks de concurrentie van het, Griee Con cert op dienzelfden middag in het Concertgebouw zoo druk bezocht was, geeft mij de heuglijke overtuiging, dat de belangstelling in het streven der Nederlandsche componisten, steeds toeneemt. VAN MILLIGEX. P.S. In het, Kieuws van Dag oppert de heer Dan. de Lange in zijne bespreking van deze Mati nee het vermoeden of misschien de verwisseling vaii twee kleinere piaiiocompositiën een list heeft kunnen zijn om er sommige kritikusjes in te laten loopen. Deze allersuoodste bedoeling heb ik volstrekt niet gekoesterd. De wijziging, die de soliste mej. H. Roll en mij bij naicr inzien weuschelijk voorkwam, was reeds juist aangegeven op het programma met tekst in de zaal verkrijgbaar, daarom achtte ik openlijke mededeeling niet meer uoodig. Ik zou al een heel slechte opinie van mijne collega's moeten hebben, als ik durfde veronderstel len dat er onder hen waren die, zonder voorlichting van het laatste programma, een Iniproinptu in laug/.ame vierkwartmaat niet van een Mit:iirka zouden kunnen onderscheiden. Zulk een laakbaar pogen zou bovendien aller minst te pas komen door iemand die de eer heeft tot het gilde der critici te beliooren; dit zou ook in strijd zijn met de ernstige bedoelingen waar mede getracht is in liet belang van de Ned. Toon kunst mede te arbeiden. v. M. iemand kan zoowel 't Gulden Vlies als het Legioen van Eer hebben... la Balue heeft ze beide!... de ataxie is 't Gulden Vlies van de oude liefhebbers !.. . Mevr. de Keet a. Maar dat is verschrik kelijk!... en hoe lang zou dat duren?... e dokter (/taalt zijn schouders op). Hoe wil ik dat weten ?. . . u moest mij liever vragen of ik u ook kaart kan leggen?... of' u de toe komst voorspellen uit koffiedik?... Mevr. de Recta. Maar beste dokter, ik... wacht!... daar is 't licht!... wilt u eens naar myn wang kijken?... hier zit 't... links... onder mijn oog. .. (Mr. de liecta licht met een lamp bij). De tl o k t e r. Zoo, noemt u dat een klein rose vlekje ? . .. 't is vuurrood !. . . Mevr. de Recta (onyerutf). Wat! ! ! De dokter, 't Is een beetje acné... Mevr. de Recta (verschrikt). Acné?. .. Is dat niet gevaarlijk ?.. . De dokter. Nu!... 't staat alleen maar leelijk!. .. Mevr. de Recta. Maar wat is het dan, »acné," dokter ?... De dokter. Puisterigheid, als u dat liever hebt ?... Mevr. de Recta. Och ! goeie God !. .. van wie zou ik dat gekregen hebben?... De dokter. Wel van niemand!.. . 't Is n van die duizend kleine ongemakjes, die met de jaren geheel van zelf komen... Mevr. de Recta (onder protest). Met de jaren, maar. . . De dokter. La! ia!... doe maar geen moeite, beste kind, mij te foppen met je jaren !... aangezien ik zelf de eer heb gehad, nu juist op zijn kop af vóór vier en dertig jaar, om u een handje te helpen bij de intrede in deze wereld. .. Mevr. de Reet a. Maar op zijn vier en dertigste jaar is men nog niet. . . De dokter. Niet oud ?... dat zal ik waarachtig ook niet beweren !.. . ik die nu al vijf en zestig ben, eu mij nog bijzonder jeugdig voel !. . . Maar daarom kan iemanii toch heel goed op zijn vijf en dertigste jaar wel wat puisterig worden, zooals bij u dan ook bewezen wordt. .. vooral als men 't er zoo moedwillig op toelegt.. . Mevr. de Rector. Ik!... leg ik 't er moedwillig op aan ? . .. De dokter. Wel natuurlijk !... in de eerste plaats rijgt u je onmenschelijk !... dat alleen is al meer dan genoeg'.. .. Mr. de Recta. Ik zeg 't Ciotilde onop houdelijk dat zij verkeerd doet met zich zoo stijf te rijgen... bovendien, zij is van nature zóó Me?r. E, Mtel-FaMns over Jozef Israels, In het Februari-nummer van do door Richard Fleischer geredigeerde Deutsche Rente, geeft onze landgenoote. Mevr. Knuttel-Fabius, eene aardige causerie over Jozef Israels. Veel van hetgeen zij aan hare Duitsche lezers vertelt, mag hier te lande bekend worden geacht. Enkele curieuse bijzonderheden wijzen op den tegenspoed, waar mede ook deze meester in zijn jonge jaren te worstelen had : zoo bijvoorbeeld het verhaal, dat een der eerste schilderijen, die Israels te Gro ningen tentoonstelde (een Jood, die pijpenkoppen verkoopt) werd opgehangen op de deur van de zaal, die gedurende de tentoonstelling open bleef, zoodat de schilderij onzichtbaar was. »Als alle kunst" schrijft Mevr. K. F., »is ook die van Israëls symbolisch, dat wil zeg gen, zijne roerende, arme, oude menschen, zijne jonge vrouwen en moeders, zijne kinderen zijn in hunne gelaatstrekken, in hunne houding, vooral in hunne handen, de zichtbare, spreke, de sym bolen van het onzichtbare, van den weemoed, de eenzaamheid, de smart in alle schakeeriugen, ook van de moederlijke zorg en van de kinder lijk-onschuldige vreugde. Van deze symboliek wil de meester weten; maar hij verafschuwt de zoogenaamde symbolische richting in de schilder kunst. »De kunst" zeide hij mij »moet slechts geven wat men ziet, of wat men althans zien kan. Ik kan de moederliefde van deze vrouw'' en hij wees op de schilderij, waarmede hij juist bezig was «slechts personilïeeren in eene vrouwelijke figuur, zooals zij in de werke lijkheid bestaat of zou kunnen bestaan, niet in eene symbolische gedaante, die nergens op de wereld te vinden is. De kunst van den schilder moet nooit het gebied der literatuur of' der mu ziek betreden ; zij arbeidt niet in den tijd, maar moet het moment geven, en slechts door het oog, door vorm en kleur, in overeenstemming met de natuur, eene stemming teweeg brengen." Op de vraag of de kiitiek hem steeds gunstig was geweest, antwoordde Israels : »In den beginne was zij dikwijls zeer onvriendelijk voor mij, en het kostte mij groote moeite het publiek tevreden te stellen, maar mijne vrouw zeide mij dikwijls: <>Ga maar voort, zoo te doen als nu, en geef' den lieden de eenvoudige poëzie van het menschelijk leven. Ten slotte verovert die toch altijd de harten der menschen." En zij is een profetes geweest." Ten slotte nog eene aanhaling. .->Gij hebt u slank,dat zij die kunstmiddelen niet noo Jig heeft.'.. De dokter (neemt Macr. de Iti'cta ceita op). Zoo slank, zoo slank... dat nu niet zoo bijzon der!... zij is eer wat plat... maar grof' ge bouwd!... en daarom is 't nog des te dwazer om zich zoo te rijgen, omdat dat toch hij haar niets geeft!. .. door dat gewring kan men mis schien wat vet verdrijven, of op zijn best zelfs wat vleesch, maar de botten V... Mevr. de Recta. Gelooft u, dokter, dat Luchon goed is voor... voor... ja voor wat ik heb? De dokter. Luchon.'... Hoe dat zoo?... Mr. de Recta. Omdat, aangezien u Clotilde had voorgeschreven van 't jaar naar Luchon te gaan, zij meende dat... De dokter. Volstrekt niet!... ik heb uw vrouw naar Luchon gestuurd, omdat zij mij vroeg om haar ergens heen te sturen... en omdat Luchon onschadelijk is... als men ten minste allén slechts de baden gebruikt.. . Mr. de Recta. Wat!! Clotilde heb jij aan den dokter gevraagd om... De dokter. Wel te verstaan!... Dat doen zoo al mijne patiënten om voor een maand of wat van huis te gaan... en heel veel hoofd breken kost 't mij niet!... aan hen, die een mooi figuur hebben, schrijf ik de zeebaden voor... dat verschaft hun genoegen en aan de toeschouwers ook... aan de anderen schrijf ik Luchon voor... (Merrouic de Recta heeft een hoofd, als een kool). Mr. de Recta. U zeide daar net tegen mijn vrouw, dokter, dat dat rijgen alleen al genoeg was om zich kwaad te bezorgen... zijn er dan ook nog andere dingen, die zij moet nalaten ?. . . De dokter. Natuurlijk!... Zij moest meer beweging nemen, en niet altijd zoo thuis zitten !. .. volop genieten van licht en lucht, in plaats van zich zelf altijd zoo op te sluiten in zoo'n donkere kamer als deze... 't lijkt weleen grafkelder... brr!... die zwarte behangsels maken 'n mensen akelig !... Mevr. de Recta. Zij zijn niet zwart, dokter, zij zijn Havanna. De dokter. Havanna of Manilla, dat kan mij niet schelen... maar zij lijken zwart!... zoo dikwijls als ik hier binnen kom krijg ik een gewaarwording of ik een terechtstelling ga bijwonen... Mevr. de Recta. Maar... De dokter (staat op en stapt de kamer rond). En dit schilderij dan !... Mr. de Recta. Dat is een Zurbaron... De dokter. En dat andere ?... dat is om kippenvel van te krijgen !. .. Mevr. de Recta. Dat is een Moralès...

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl