De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 21 februari pagina 7

21 februari 1897 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No 1026 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Floris en BlamMoer. Er stond me nog heel flauw wat voor van deze aandoenlijke geschiedenis, maar veel meer dan ?dat ze elkaar liefhadden van kind af, dat ze scheidden, elkaar vonden en elkaar kregen, veel meer dan dat, of laat ik eerly'k zijn en het bekennen, meer was er my niet van by gebleven. En wien het met zijn literatuurgeschiedenis ging als mij, hem zal het ook thans als mij gaan, en danken zal hij den heer Boeken, dat hij ons het oude verhaal weer eens vertelt, bij voorkeur met zooveel aanvallige arabesken er bij, als zijn ver beelding er maar om weet te krullen. 1) Van lieven, scheiding, 't zoeken, weer vereend : Wie zou niet geiren van die dingen lezen ? Zoo vraagt hij, en inderdaad, zoo oud en duf en suf heeft niet de geschiedenis, zoo nuchter en plat niet de wis- en natuurkunde ons gemaakt, dat wij nog niet gaarne hooren »hoe ze elkaar kregen", wanneer het ons zoo bekoorlijk verhaald wordt, als de heer Boeken het bezig is te doen. Er is dan de Kristenvrouw, geroofd en als slavin aan de Heidenkoningin gegeven; heerscheres en slavin worden vriendinnen, dezelfde dag maakt beide moeder: de eerste van een jongetje, de tweede van een meisje; het zijn Floris en Blanchefloer. Zij worden samen opge voed, en weten niet beter of ze hebben altijd van elkaar gehouden. Maar als Floris een jonge man is, moet hij het paleis uit en naar de hooge school om zij a zoogzuster te vergeten. En naar de hooge school kan men hem sturen, doch h^m dwingen en ver leiden om Blanchefloer uit zyn geheugen te draven, dat gelukt niet; hij is verdrietig en kwijnt. Dat mishaagt zijn vader, den Koning der Heidenen. Zeker heeft dat blanke meisje met toovermiddelen van haar volk den jongen prins begoocheld; zij moet dood, doch de Koningin vraagt gena, en Blanchefloer zal niet sterven, maar zij wordt verkocht, en aan Floris zal men zeggen, dat zijn geliefde aan een ziekte bezweken is. Zoo zegt men, als hij terug komt, en helpt de leugen ? Geenszins; als Floris het bericht verneemt en de valsche graftombe ontwaart, wanhopig wordt hij, en hij tracht zich te door steken. De poging mislukt, maar zij brengt den vader tot inkeer. Hij begrijpt welk gevaar hem dreigt, hoe diep de liefde voor Blanchefloer in Floris gedrongen is, hoe men hem slechts be houden kan door hem zijn zin te geven. De list wordt onthuld, en Floris krijgt verlof de geliefde te zoeken. Floris herademt. Hij voelt zich opgestuwd door 't heilig Hopen, Een kustlicht, eindelijk rijzend, lang gezocht, Vult niet 't schipbreukig volk met meerder Hopen, Dan hém 't bericht: Zij leeft, weer vult met heilig II o p e n. De reis wordt ondernomen; Floris trekt uit met een belangrijk geleide, men maakt zich op naar het Oosten. In Livorno verneemt men, dat Blanchefloer naar Egypte gebracht is, en dus gaat men te scheep en stevent men Egypte-waarts. Inderdaad ia Blanchefloer gevangen In Egypte. In een sterken toren wordt zij bewaakt met vele andere meisjes, eveneens geroofd of gekocht, waar allen het lot wacht om door den wreeden Admiraal van Babyloniën tot gemalin te worden gekozen, maar dan ook slechts nog een jaar en niet langer te leven. Blanchefloer is daar, en kwijnt en smacht naar Floris, en vindt enkel nog eenige troost in het gezelschap van haar vriendinnetje Claris. Doch Floris waakt en zint op redding Op een morgen klimmen twee knechten de trap van den toren op, zuchtend en vloekend. Zy torschen een zwaren mand: rozen liggen er in, en rozen steken er uit: het is een geschenk voor Blanchefloer. Maar de schalke Claris wil ean grapje hebben, zij geeft zich uit voor haar vriendin en de groote mand wordt in haar kamer naast die van Blanchefloer neergezet. Claris buigt zich over de bloemen heen, maar deinst ontzet terug j Toen daar op ns iets uit opsteekt en pracht Van knapenoogen ool'k naar buiten keken En weer in eens wég-doken onder rozen-deken. j Claris begrijpt, wat er aan de hand is, zij roept Blanchefloer, die weemoedig terugroept, j dat niets haar schelen kan. En op dat stemmetje begint te ontwaken Tot groote ontsteltenis der Maagd Claris Een rozengolf, dat de korf-teenen kraken, En daar net Blanchefloer gekomen is, (Wat was het dat haar dreef ?) stond in een nis Van rond heur vallende roöroze-blaren, Een, die van 't echt Roos-land gekomen is, Met rozenhoed op de verwarde haren En bloedkleurig gewaad Wie is het ? Het is niemand anders dan Floris : (Hij), die in top gekomen was van 't Hopen, Die uit benauwenis van rozen-geuren Bloeiend uittrad naar waar een ander Hopen Hem tegentrad als prijs van zijn standvastig (Hope n. En dan ? Ik heb reeds gezegd, dat ik mij de | geschiedenis niet meer herinner, en de dichter is nog niet verder dan het terugvinden : hij ver zekert ons echter, dat het aventuur goed zal j afioopen, en wij hebben dus het recht om het beste te Hopen. | De poëzie van den heer Boeken heeft hier dit bijzondere, dat zij onder den schijn van gekunsteld: heid eene zeer echte innigheid en teederheid inhoudt. Het is zware lectuur; lange zinnen, met vele onderbrekingen aan andere lange zinnen gehecht; verwikkeling van zinbouw, een inspan nend gegoochel met de plaats van onderwerp en gezegde, mij is de ontwarring der constructie op menige plaats niet gelukt 2) het is kun stig en vlijtig bewerkt geschrijf, en toch zeer echt, ; en ik zou zelfs zeggen, naïef gevoeld. i En daar in kunstige ! Maten en rijmen ik de zaak uitmeet, ; zegt de dichter zelf, en hij bekent daarmede zijn l stijl. Zijn gedicht heeft een middeneeuwsch tintje, j en dit cachet maakt dat wij ons den poëet den ken als een middeneeuwschen heldenzanger, die zich niet schaamde een klerk te zijn, en zich j zelfs met een zekeren trots als een geleerde be i schouwde. Het handwerk van zulk een poëet was i slechts aan weinigen bekend, en vereischte i veel studie en toewijding. De dichter verborg ] zijn moeite niet en hij schitterde gaarne met kunI stig geknutsel, dat de minsten konden nadoen. j Maar niettegenstaande dit kunstige is er een i zekere onbeholpenheid van uitdrukking. De ge wrongenheid der constructie bewijst menigmaal dat de dichter het nog niet meester was om lang van adem en tevens helder vun zegging te zijn. En het is in deze onbeholpenheid naast het kun stige, dit primitieve naast het geraffineerde, dat wij vooral het cachet vinden. Doch het kunstige heeft het echte gevoel niet vermoord, het kunstige is een daad van toewij ding aan het gevoel; de iijnste, de teederste aan' doeningen komen tot hun recht onder het behen dige geknutsel, en de overtuigde bewondering j voor de schoone en lieve dingen, die bezongen 'i worden, openbaart zich voortdurend in. de goli ving, den aandrang, de gedragenheid. Aandoenlijk teeder ook is het, dat de dichter iiiiMiiiiMimifliiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiimiimiiiiiiii Scfiaatïsp&L 7de Jaargang. 21 Februari 1897. Kedacteur: Kun. J. LOMAN. Adres: Stoueliaven Streatham Londen S. W. Verzoeke alle medfideehngen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. COKKESfONDENTIE. J. B. te Biooklyu. Uw probleem gaat in 2 zetten ?door l R eS f en in 3 zetten duur B aét. Van Pastor J. Jespersen, te Svendborg. Vervaardigd voor den ÓHII Internationalen probl.wedstrijd in .lit blad. No. 370. Mat in vier (4) zetten. a l c -e f i? Wit: K h8, D hl, T til en f6, R 08 en h4, P al eu l; b3, dl en dfi 11. Zwart: K cB, D h3. T «2. B d3 en h2; b4, b5, c3, £3, f5, go en Ii7 = 12. Oplossing van No. 368 verschijnt in volgende rubriek, tegelijk met No. 3(J'J. TWEEDE NAT. COBBESP.WEDSTIUJD. Drie-en-Vijftigste zet van 'Wit. A i B F l f 3 i 3 P d4 7 6 P 06 5 K b3 SI P e4 j 8 T h2 W. V. te W. I« partij F ;S is B d4 onmogelijk. Speelt u iets anders als P d4, wilt dan s. v. p. uw tegenpartij verbetering zenden. G. G. te K. Dank vo »r mve attentie. Eerstdaags zal ik u schrijven. Beste groeten. J. J. S. Kabelmatch tusschen Engeland en Amerika 12 en 13 Eebr. j.l. Engeland. Amerika. Bord No. l Blackburne > '-> Pillsbuiy J .j 2 Locock O SuowaHor l 3 Atkins l Burille O 4 Lawrence Barry l 5 Mills l v, Hyinêa l :> C Btdiingliam l'.i Hodges 1., l BUke " Dolmar l" 8 Jack»on l Heinis O <J Colo l Teed O 10 Jacobs l Mac (Jutclieon O Engeland 5'; Ametika UIT DE SCHAAKWEUELD. 't Bericht dat Steinitz na 't verlies van zijn match krankzinnig is geworden, wordt door de St. l'etersburger Zeitung" bevestig 1. Wanneer men bedenkt "'at Steinitz menigmaal over 't verlies van een partij tranen vergoot, dan is 't niet te verwonderen dat deze tweede nederlaag tegen Laskor hem den geuadeslag ! heeft toegebracht. Even noodlottige gevolgen, hoewel van anderen aard, ondervond de groote ZuU<Ttort, toen hij na de schitterendste triomfen, in 18-ti zijn match niet Stei nitz, na een voor hem voorspoedig begin, ten slotte door uitputting verloor. Twee jaar daarop stierf met Floris en Blanchefloer speelt, terwijl hij hen bewondert en liefheeft. Het zyn zyn geliefde kinderen, maar ook zyn het creaties van zijn verbeelding. Hij lacht, als zij gelukkig zy'n; hij weent, als zij lijden, hij is verliefd op hun schoonheid, hun trouw en hun hopen, maar toch weet hy, dat het zijn verbeelding is, die hen ziet, hen tooit, hun leven en bekoring schenkt. Hij speelt een dubbel spel, en speelt dat met naïeve virtuositeit. Hij zoekt en vindt in zijn fantasie de schoonste en aanvalligste versieringen; hij bidt en smeekt en dwingt u om de bekoorlijke jonkvrouw en den trouwen, dapperen en hopenden jonkman even lief en mooi en beminlijk te vinden als hij zelf dat doet, en verlangt niet van u de tegenwerping te hooren, dat het maar spel van fantasie is. Maar spel van fantasie V vraagt hij. Is zulk spel dan niet het ware leven, dat een ieder hebben zou, als hij kon, en de dichter bij de gratie der Muze heeft ? Is dat niet de heerlijkste realiteit, die welke getoond wordt door haar die mij in licht de wereld kleedt ? Ik weet niet, hoe de geschiedenis van Floris en Blanchefloer verder gaat, doch dat ook de voortzetting aanvallig en schoon zal zijn, wij hebben alle reden om met den dichter mede te gaan, en hem na te zeggen dat Hopen een schoon ding is. CH. M. VAN DEVENTER. 1) De historie van Floris en Blanchefloer, ge dicht van II. J. Boeken, in de Niemcc Gids, '2e jaargang, Nrs. 4, 5, <j. 2) Bijv. het slot der eerste strofe. rtllllmilllllllllllllllllHllllllllllllllltlllllllllltllMIIHtllllUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHN BOEKBEOORDEELING. Archivalia. De hoogleeraar dr. P. J. Blok, wiens arbeid in den vreemde tot het opsporen van stukken, be langrijk voor onze geschiedenis, reeds meermalen tot gelukkige en verrassende uitkomsten leidde, heeft thans in een uitvoerig verslag de resul taten nedergelegd van zijn voorloopig onderzoek te Parijs naar de Archivalia van Nederland ('). Een dergi lijk onderzoek alhoewel nog slechts voorloopig deed een rijken oogst ver wachten, immers reeds in de middeleeuwen bestondeu er innige betrekkii gen tusschen Frankrijk en de Nederlandsche gewesten ;de rol door Hendrik IV in den tachtigjarigen oorlog vervuld, is verre van onbelangrijk, en daarna tot op onze dagen bleef de invloed van Frankrijk op ons staatsbestuur, ja op ons geheele zijn, van het grootste gewicht. Die verwachting is niet be schaamd, en moei ijk bad de regeering de zoo omvattende taak als hier aan den onderzoeker werd opgelegd aan betere handen kunnen. toevertrouwen, dan die van den Leidschen hoog leeraar, al zal deze al dadelijk opmerken, dat hei hem een lust is geweest zoo naar harte te grasduinen in den beerlijken overvloed. De fransche geleerden hebben het hem daarbij gemakkelijk gemaakt, en aangenaam is het te ver nemen hoe goed die fransche archieven worden verzorgd en hoe gemakkelijk zij zijn te raad plegen. »Behoudens enkele formaliteiten met be trekking tot sommige archieven, met name die der miiüsteriën, staat overal de toegang wijd open; geen beperkende voorwaarden beletten den onderzoeker de inventarissen en catalogi na te gaan, w.inneer hij ten minste in de archieven zijn onderzoek niet uitstrekt over de gebeur tenissen na 1S15; van de bibliotheken en zelfs van verschillende archieven of deelen daarvan bestaan naast summiere inventarissen voortreffe lijke gedrukte catalogi met niet minder voor treffelijke Tables générales ; overal heerscht een geest van orde en organisatie, samenhangend met sommige voortreffelijke eigenschappen van het Fransche volk ; de welwillendheid, de hulp vaardigheid der ambtenaren kent geene grenzen." Het giat niet aan. hier een uittreksel te geven van het zoo zaakrijk en toch zoo goed gestelde verhij in de armoedigste omstandigheden te Londen, op -jangeu leei'iijd. Ii.dien men voorts bedenkt dat Morphy, Ntumann, Buhle en Uieniann, vier der meest begaat'Ie meesters, 't lot van Stoimtz deelden, dan is dit zeker voldoende afschrikwekkend voorbeeld voor hen. die, door eerzucht ^Ovireven, atn zulk een wisselvallig spe! als 't schaakspel, hun levensgeluk mochten Willen toevertrouwen, /ouals de heer den Hertog in de Uaagsche Courant" terecht opmerkte: 't Schaken is een mooi, een zeer mooi spel, maar voor den professional wordt 't veelal een bron van ellende." Bord Nu. 1. TWEEPAARDSPEL IN DE NAHAND. Wit. Blackburne. Zwart. I «4 2 I» 13 3 K c 4 4 dl 5 P & C 1) (14: 7 0-0 8 P f 3 '?> g! =5: ]() P C3 1! R 14 12 R g» 13 fgtf: 14 T fel 15 fft 16 D t'2? D e5: was 16 17 K li l 18 a: J 1!) D d2 20 R 11 21 ]) e3 22 T e3: 23 R d'3 e P <?<> i* f ed4: P (-') D e7 hu P 13: f d6 <?(> P h P g3: b.) u4 D e5 sterker. I) !l5 R d7 R e7 D ca 0-0-0 D e3: R e H f6 24 P dl 26 T e2 27 P 12 2S P h3 ?!!> c.'5 :;o R c2 ;u T dl 32 p gi ;«5 T ee2 :U abt: :>:> P t-2 ;-.<> P c:J: 37 b3 SS R e4 f 3«J P at f 40 bc»:!! d5 U sr5 R h<5 et K i-7 bó :i5 M abt: bc3: K e(> <14 K c5 K bt slag. Belangstellenden zullen dit boekje in zijn geheel willen doorbladeren, en al bladerende zich tot lezen zetten, om dan telkens den wensch te uiten, dat de hier vermelde schatten spoedig zullen worden ontgonnen als een rijke mijn voor onze vaderlandsche geschiedenis. F. A. B. (') 's-Gravenhage, W. P. van Stockum& Zoon, 1807. De Dam te Amsterdam. Uitgave van de Naamlooze Vennootschap »Het tijd schrift Eigen Haard", Amsterdam. Aan de omstandigheid, dat de welbekende sociëteit »de Groote Club' op den Dam haar ^5-jarig bestaan vierde, danken wij een aller aardigst boek over het middenpunt van Amster dam, eertijds »die plaetse", het marktveld van de steeds groeiende stad, en »de dam" geheeten, naar de waterkeering, welke door onze voor vaderen in den Amstel werd gelegd om het achtergelegen land te vrijwaren tegen het spel der wateren van het Y. Het is de heer A. J. M. Brouwer Ancher voor de lezers van het Weekblad geen onbe kende die in een prettigen vorm het een en ander over den Dam mededeelt, en de directie van »Eigen Haard" voegde daaraan toe keurige reproducties van niet alledaagsche gravures, tot dit doel afgestaan door het Gemeente-archief, het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, den heer H. W. P. de Vries e. a. De schrijver van den tekst heeft terecht be grepen, dat hij, die »een volledige geschiedenis van dien Dam wil schrijven, zal eindigen met er eene te leveren van genoegzaam alle wederwaar digheden die onze oude Amstelstad in den loop der eeuwen heeft ondervonden", en alhoewel nie mand zich te beklagen zou hebben als de heer Brouwer Ancher er ten slotte toe ware gekomen een causerie te geven over de geschiedenis van geheel Amsterdam, zooals hij er nu een schonk over het klassieke plein, dat zich thans uitstrekt van het koninklijk paleis tot den Vijgendam _ hij kende zijne perken, en gaf dit maal r.iet meer dan een feestgave gewoonlijk mag bevatten. Maar de directie van Eiyeii Haard weet nu tot wie zij zich heeft te wenden om mooie historische gravures ter reproductie te krijgen en een tekst er bij: zoo zullen wellicht de Amsterdammers nog wel eens meer worden verrast met een feest gave als de hier aangekondigde. F. A. B. Wij ontvingen ter bespreking de eerste afleve ring van het Indisch militair tijdschrift (jaargang 1807) onder redactie van B. T. C. F. Schinidt, waarin ons al dadelijk treft eene studie van den heer W. C. Nieuwenhuijzen (voormalig chef van den staf bij de troepenmacht in Atjeh en ond.Thoorigheden) over de polititiek van den oorlog i/t Atjch. Niet minder dan lit; nummers worden. daarbij als bronnen vermeld. Voorts diende tot materiaal voor dit opstel eene zeldzame, compleete verzameling geschreven ordere van de verschillende militaire bevelhebbers (gouverneurs) van Atjeh en Onderhoorigheden van den tij'l van Kolonel Pel (1874) af, en be kend onder den naam van »Commandementsorders", die door den Schr. in 188,~> in het archief van een der posten in Atjeb, waar hij als com mandant optrad, werden gevonden. Uit die orders viel voor het behandelde onderwerp nog het een en ander te leeren. Ten slotte", zegt de Schr., ?>heb ik, waar dit mogelijk was, vlijtig gelezen in de van Atjeh gezonden militaire journalen. Wie in de gelegenheid was, deze, vooral na Augustus 1884, te raadplegen, behoeft over den tegenwoordigen toestand van Atjeh niet pessimistisch ge stemd te zijn." Met belangstelling zien wij de volgende arti kelen over dit onderwerp te gernoet. begeerig als wij zijn om eens niet «pessimistisch gestemd te zijn over den toestand van Atjeh". Indien de conclusie van den schrijver dan ten slotte even goed gemotiveerd zal wezen als zijn arbeid in dit eerste nummer degelijk, zoo kun nen wij nog veel goeds verwachten. Verder treden wij in deze aflevering o. a nog een belangrijk opstel over de Indische cartographie. met twee goed geslaagde platen. nniiiniiiniiiintiiMiiiiiiiiiiiiiiiiitiHiiniiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiii Bord No. 2. SPAANSCHE PARTIJ. Wit. Zwart. Suowalter. Locock. l c4 t*5 ^e weerlegging vau 7 i> ?> «??> |* , *? <Jc6 : te zijn. - r ? * r c'°10 P h4 3 K l>5 p f e 11 p ht: R Ut: 4 0-0 P e4: 12 ga gij 6 dt R 67 't Benige alternatief be6 D e*2 P dt> stond in ha 13 eG!, ttfi : 7 R «6: dcG:2 14 D e4- Bf 2; t 'hK f*bcli: is de zet. 8 dea: P f5 9 T dl R d7 10 g4! Dit geniale offer ws 't eenige middel om spel te redden. 40 41 T al f 42 T cbl f 3 T aa f 44 T a4 t K a4: K b4 K c K c4: K ca niet althans nog een flauw kansje voor Zwart. 13 P c3 1> «-7 14 D e4 R g?: Locock had op eC ge- -i- T H7-' K il/ ? rekend. in welke va, Lint '* * "'?' U ' hij een winst voor /, art « » iitd- kt had. Wit'j voort- 17 I) d4 f K cH zetting schijnt een afdoen- 18 R g">: Cll wint. De olgemla twee curiositeiten deden zich vuur op den wedstrijd te Delft. WE NEB PARTIJ. (Ie klasse;. Wit. Zwait. J. J. Speet. Breda. J. T?. Malta, Botterdam. l e4 e5 6 0-0 P d, a p <-3 P «e 7 p e:> !! u u'!" 3 f4 (16 4 P f.'? a(5 5 R et K g4 8 K fï. j K e!> P da f ! BEBLIJNSCHE PABTIJ. (3e klassr). Wit. Zwait. Güppeitz. Koster. remise. 2« <? J. nu K C i P eb 8PfS RIMZ 6 dcd : ,. ,. ' ei' :i :

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl