Historisch Archief 1877-1940
No 1026
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Floris en BlamMoer.
Er stond me nog heel flauw wat voor van deze
aandoenlijke geschiedenis, maar veel meer dan
?dat ze elkaar liefhadden van kind af, dat ze
scheidden, elkaar vonden en elkaar kregen,
veel meer dan dat, of laat ik eerly'k zijn en het
bekennen, meer was er my niet van by gebleven.
En wien het met zijn literatuurgeschiedenis ging
als mij, hem zal het ook thans als mij gaan, en
danken zal hij den heer Boeken, dat hij ons het
oude verhaal weer eens vertelt, bij voorkeur met
zooveel aanvallige arabesken er bij, als zijn ver
beelding er maar om weet te krullen. 1)
Van lieven, scheiding, 't zoeken, weer vereend :
Wie zou niet geiren van die dingen lezen ?
Zoo vraagt hij, en inderdaad, zoo oud en duf
en suf heeft niet de geschiedenis, zoo nuchter
en plat niet de wis- en natuurkunde ons gemaakt,
dat wij nog niet gaarne hooren »hoe ze elkaar
kregen", wanneer het ons zoo bekoorlijk verhaald
wordt, als de heer Boeken het bezig is te doen.
Er is dan de Kristenvrouw, geroofd en als
slavin aan de Heidenkoningin gegeven;
heerscheres en slavin worden vriendinnen, dezelfde
dag maakt beide moeder: de eerste van een
jongetje, de tweede van een meisje; het zijn
Floris en Blanchefloer. Zij worden samen opge
voed, en weten niet beter of ze hebben altijd
van elkaar gehouden.
Maar als Floris een jonge man is, moet hij
het paleis uit en naar de hooge school om zij a
zoogzuster te vergeten. En naar de hooge school
kan men hem sturen, doch h^m dwingen en ver
leiden om Blanchefloer uit zyn geheugen te
draven, dat gelukt niet; hij is verdrietig en
kwijnt. Dat mishaagt zijn vader, den Koning der
Heidenen. Zeker heeft dat blanke meisje met
toovermiddelen van haar volk den jongen prins
begoocheld; zij moet dood, doch de Koningin
vraagt gena, en Blanchefloer zal niet sterven,
maar zij wordt verkocht, en aan Floris zal men
zeggen, dat zijn geliefde aan een ziekte bezweken
is. Zoo zegt men, als hij terug komt, en helpt
de leugen ? Geenszins; als Floris het bericht
verneemt en de valsche graftombe ontwaart,
wanhopig wordt hij, en hij tracht zich te door
steken. De poging mislukt, maar zij brengt den
vader tot inkeer. Hij begrijpt welk gevaar hem
dreigt, hoe diep de liefde voor Blanchefloer in
Floris gedrongen is, hoe men hem slechts be
houden kan door hem zijn zin te geven. De
list wordt onthuld, en Floris krijgt verlof de
geliefde te zoeken.
Floris herademt.
Hij voelt zich opgestuwd door 't heilig Hopen,
Een kustlicht, eindelijk rijzend, lang gezocht,
Vult niet 't schipbreukig volk met meerder Hopen,
Dan hém 't bericht: Zij leeft, weer vult met heilig
II o p e n.
De reis wordt ondernomen; Floris trekt uit
met een belangrijk geleide, men maakt zich op
naar het Oosten. In Livorno verneemt men, dat
Blanchefloer naar Egypte gebracht is, en dus gaat
men te scheep en stevent men Egypte-waarts.
Inderdaad ia Blanchefloer gevangen In Egypte.
In een sterken toren wordt zij bewaakt met vele
andere meisjes, eveneens geroofd of gekocht,
waar allen het lot wacht om door den wreeden
Admiraal van Babyloniën tot gemalin te worden
gekozen, maar dan ook slechts nog een jaar
en niet langer te leven.
Blanchefloer is daar, en kwijnt en smacht naar
Floris, en vindt enkel nog eenige troost in het
gezelschap van haar vriendinnetje Claris. Doch
Floris waakt en zint op redding
Op een morgen klimmen twee knechten de
trap van den toren op, zuchtend en vloekend.
Zy torschen een zwaren mand: rozen liggen er
in, en rozen steken er uit: het is een geschenk
voor Blanchefloer. Maar de schalke Claris wil
ean grapje hebben, zij geeft zich uit voor haar
vriendin en de groote mand wordt in haar kamer
naast die van Blanchefloer neergezet. Claris
buigt zich over de bloemen heen, maar deinst
ontzet terug
j Toen daar op ns iets uit opsteekt en pracht
Van knapenoogen ool'k naar buiten keken
En weer in eens wég-doken onder rozen-deken.
j Claris begrijpt, wat er aan de hand is, zij
roept Blanchefloer, die weemoedig terugroept,
j dat niets haar schelen kan.
En op dat stemmetje begint te ontwaken
Tot groote ontsteltenis der Maagd Claris
Een rozengolf, dat de korf-teenen kraken,
En daar net Blanchefloer gekomen is,
(Wat was het dat haar dreef ?) stond in een nis
Van rond heur vallende roöroze-blaren,
Een, die van 't echt Roos-land gekomen is,
Met rozenhoed op de verwarde haren
En bloedkleurig gewaad
Wie is het ? Het is niemand anders dan Floris :
(Hij), die in top gekomen was van 't Hopen,
Die uit benauwenis van rozen-geuren
Bloeiend uittrad naar waar een ander Hopen
Hem tegentrad als prijs van zijn standvastig
(Hope n.
En dan ? Ik heb reeds gezegd, dat ik mij de
| geschiedenis niet meer herinner, en de dichter
is nog niet verder dan het terugvinden : hij ver
zekert ons echter, dat het aventuur goed zal
j afioopen, en wij hebben dus het recht om het
beste te Hopen.
| De poëzie van den heer Boeken heeft hier dit
bijzondere, dat zij onder den schijn van
gekunsteld: heid eene zeer echte innigheid en teederheid
inhoudt. Het is zware lectuur; lange zinnen,
met vele onderbrekingen aan andere lange zinnen
gehecht; verwikkeling van zinbouw, een inspan
nend gegoochel met de plaats van onderwerp en
gezegde, mij is de ontwarring der constructie
op menige plaats niet gelukt 2) het is kun
stig en vlijtig bewerkt geschrijf, en toch zeer echt,
; en ik zou zelfs zeggen, naïef gevoeld.
i En daar in kunstige
! Maten en rijmen ik de zaak uitmeet,
; zegt de dichter zelf, en hij bekent daarmede zijn
l stijl. Zijn gedicht heeft een middeneeuwsch tintje,
j en dit cachet maakt dat wij ons den poëet den
ken als een middeneeuwschen heldenzanger, die
zich niet schaamde een klerk te zijn, en zich
j zelfs met een zekeren trots als een geleerde be
i schouwde. Het handwerk van zulk een poëet was
i slechts aan weinigen bekend, en vereischte
i veel studie en toewijding. De dichter verborg
] zijn moeite niet en hij schitterde gaarne met
kunI stig geknutsel, dat de minsten konden nadoen.
j Maar niettegenstaande dit kunstige is er een
i zekere onbeholpenheid van uitdrukking. De ge
wrongenheid der constructie bewijst menigmaal
dat de dichter het nog niet meester was om lang
van adem en tevens helder vun zegging te zijn.
En het is in deze onbeholpenheid naast het kun
stige, dit primitieve naast het geraffineerde, dat
wij vooral het cachet vinden.
Doch het kunstige heeft het echte gevoel niet
vermoord, het kunstige is een daad van toewij
ding aan het gevoel; de iijnste, de teederste aan'
doeningen komen tot hun recht onder het behen
dige geknutsel, en de overtuigde bewondering
j voor de schoone en lieve dingen, die bezongen
'i worden, openbaart zich voortdurend in. de
goli ving, den aandrang, de gedragenheid.
Aandoenlijk teeder ook is het, dat de dichter
iiiiMiiiiMimifliiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiimiimiiiiiiii
Scfiaatïsp&L
7de Jaargang. 21 Februari 1897.
Kedacteur: Kun. J. LOMAN.
Adres: Stoueliaven Streatham Londen S. W.
Verzoeke alle medfideehngen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
COKKESfONDENTIE.
J. B. te Biooklyu. Uw probleem gaat in 2 zetten
?door l R eS f en in 3 zetten duur B aét.
Van Pastor J. Jespersen, te Svendborg.
Vervaardigd voor den ÓHII Internationalen
probl.wedstrijd in .lit blad.
No. 370. Mat in vier (4) zetten.
a l c -e f i?
Wit: K h8, D hl, T til en f6, R 08 en h4, P al
eu l; b3, dl en dfi 11.
Zwart: K cB, D h3. T «2. B d3 en h2; b4, b5, c3,
£3, f5, go en Ii7 = 12.
Oplossing van No. 368 verschijnt in volgende rubriek,
tegelijk met No. 3(J'J.
TWEEDE NAT. COBBESP.WEDSTIUJD.
Drie-en-Vijftigste zet van 'Wit.
A i B F
l f 3 i 3 P d4
7 6 P 06 5 K b3
SI P e4 j 8 T h2
W. V. te W. I« partij F ;S is B d4 onmogelijk.
Speelt u iets anders als P d4, wilt dan s. v. p. uw
tegenpartij verbetering zenden.
G. G. te K. Dank vo »r mve attentie. Eerstdaags
zal ik u schrijven. Beste groeten.
J. J. S.
Kabelmatch tusschen Engeland en Amerika
12 en 13 Eebr. j.l.
Engeland. Amerika.
Bord No. l Blackburne > '-> Pillsbuiy J .j
2 Locock O SuowaHor l
3 Atkins l Burille O
4 Lawrence Barry l
5 Mills l v, Hyinêa l :>
C Btdiingliam l'.i Hodges 1.,
l BUke " Dolmar l"
8 Jack»on l Heinis O
<J Colo l Teed O
10 Jacobs l Mac (Jutclieon O
Engeland 5';
Ametika
UIT DE SCHAAKWEUELD.
't Bericht dat Steinitz na 't verlies van zijn match
krankzinnig is geworden, wordt door de St.
l'etersburger Zeitung" bevestig 1. Wanneer men bedenkt
"'at Steinitz menigmaal over 't verlies van een partij
tranen vergoot, dan is 't niet te verwonderen dat deze
tweede nederlaag tegen Laskor hem den geuadeslag
! heeft toegebracht.
Even noodlottige gevolgen, hoewel van anderen
aard, ondervond de groote ZuU<Ttort, toen hij na de
schitterendste triomfen, in 18-ti zijn match niet Stei
nitz, na een voor hem voorspoedig begin, ten slotte
door uitputting verloor. Twee jaar daarop stierf
met Floris en Blanchefloer speelt, terwijl hij hen
bewondert en liefheeft. Het zyn zyn geliefde
kinderen, maar ook zyn het creaties van zijn
verbeelding. Hij lacht, als zij gelukkig zy'n; hij
weent, als zij lijden, hij is verliefd op hun
schoonheid, hun trouw en hun hopen, maar toch
weet hy, dat het zijn verbeelding is, die hen
ziet, hen tooit, hun leven en bekoring schenkt.
Hij speelt een dubbel spel, en speelt dat met
naïeve virtuositeit. Hij zoekt en vindt in zijn
fantasie de schoonste en aanvalligste versieringen;
hij bidt en smeekt en dwingt u om de bekoorlijke
jonkvrouw en den trouwen, dapperen en hopenden
jonkman even lief en mooi en beminlijk te vinden
als hij zelf dat doet, en verlangt niet van u de
tegenwerping te hooren, dat het maar spel van
fantasie is.
Maar spel van fantasie V vraagt hij. Is zulk
spel dan niet het ware leven, dat een ieder
hebben zou, als hij kon, en de dichter bij de
gratie der Muze heeft ? Is dat niet de heerlijkste
realiteit, die welke getoond wordt door haar
die mij in licht de wereld kleedt ?
Ik weet niet, hoe de geschiedenis van Floris
en Blanchefloer verder gaat, doch dat ook de
voortzetting aanvallig en schoon zal zijn, wij
hebben alle reden om met den dichter mede te
gaan, en hem na te zeggen dat Hopen een
schoon ding is. CH. M. VAN DEVENTER.
1) De historie van Floris en Blanchefloer, ge
dicht van II. J. Boeken, in de Niemcc Gids,
'2e jaargang, Nrs. 4, 5, <j.
2) Bijv. het slot der eerste strofe.
rtllllmilllllllllllllllllHllllllllllllllltlllllllllltllMIIHtllllUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHN
BOEKBEOORDEELING.
Archivalia.
De hoogleeraar dr. P. J. Blok, wiens arbeid in
den vreemde tot het opsporen van stukken, be
langrijk voor onze geschiedenis, reeds meermalen
tot gelukkige en verrassende uitkomsten leidde,
heeft thans in een uitvoerig verslag de resul
taten nedergelegd van zijn voorloopig onderzoek
te Parijs naar de Archivalia van Nederland (').
Een dergi lijk onderzoek alhoewel nog
slechts voorloopig deed een rijken oogst ver
wachten, immers reeds in de middeleeuwen
bestondeu er innige betrekkii gen tusschen Frankrijk
en de Nederlandsche gewesten ;de rol door Hendrik
IV in den tachtigjarigen oorlog vervuld, is verre
van onbelangrijk, en daarna tot op onze
dagen bleef de invloed van Frankrijk op ons
staatsbestuur, ja op ons geheele zijn, van het
grootste gewicht. Die verwachting is niet be
schaamd, en moei ijk bad de regeering de zoo
omvattende taak als hier aan den onderzoeker
werd opgelegd aan betere handen kunnen.
toevertrouwen, dan die van den Leidschen hoog
leeraar, al zal deze al dadelijk opmerken, dat
hei hem een lust is geweest zoo naar harte te
grasduinen in den beerlijken overvloed.
De fransche geleerden hebben het hem daarbij
gemakkelijk gemaakt, en aangenaam is het te ver
nemen hoe goed die fransche archieven worden
verzorgd en hoe gemakkelijk zij zijn te raad
plegen. »Behoudens enkele formaliteiten met be
trekking tot sommige archieven, met name die
der miiüsteriën, staat overal de toegang wijd
open; geen beperkende voorwaarden beletten den
onderzoeker de inventarissen en catalogi na te
gaan, w.inneer hij ten minste in de archieven
zijn onderzoek niet uitstrekt over de gebeur
tenissen na 1S15; van de bibliotheken en zelfs
van verschillende archieven of deelen daarvan
bestaan naast summiere inventarissen voortreffe
lijke gedrukte catalogi met niet minder voor
treffelijke Tables générales ; overal heerscht een
geest van orde en organisatie, samenhangend
met sommige voortreffelijke eigenschappen van
het Fransche volk ; de welwillendheid, de hulp
vaardigheid der ambtenaren kent geene grenzen."
Het giat niet aan. hier een uittreksel te geven
van het zoo zaakrijk en toch zoo goed gestelde
verhij in de armoedigste omstandigheden te Londen,
op -jangeu leei'iijd. Ii.dien men voorts bedenkt
dat Morphy, Ntumann, Buhle en Uieniann, vier der
meest begaat'Ie meesters, 't lot van Stoimtz deelden,
dan is dit zeker voldoende afschrikwekkend voorbeeld
voor hen. die, door eerzucht ^Ovireven, atn zulk een
wisselvallig spe! als 't schaakspel, hun levensgeluk
mochten Willen toevertrouwen, /ouals de heer den
Hertog in de Uaagsche Courant" terecht opmerkte:
't Schaken is een mooi, een zeer mooi spel, maar
voor den professional wordt 't veelal een bron van
ellende."
Bord Nu. 1.
TWEEPAARDSPEL IN DE NAHAND.
Wit.
Blackburne.
Zwart.
I «4
2 I» 13
3 K c 4
4 dl
5 P &
C 1) (14:
7 0-0
8 P f 3
'?> g! =5:
]() P C3
1! R 14
12 R g»
13 fgtf:
14 T fel
15 fft
16 D t'2?
D e5: was
16
17 K li l
18 a: J
1!) D d2
20 R 11
21 ]) e3
22 T e3:
23 R d'3
e
P <?<>
i* f
ed4:
P (-')
D e7
hu
P 13: f
d6
<?(>
P h
P g3:
b.)
u4
D e5
sterker.
I) !l5
R d7
R e7
D ca
0-0-0
D e3:
R e
H f6
24 P dl
26 T e2
27 P 12
2S P h3
?!!> c.'5
:;o R c2
;u T dl
32 p gi
;«5 T ee2
:U abt:
:>:> P t-2
;-.<> P c:J:
37 b3
SS R e4 f
3«J P at f
40 bc»:!!
d5
U sr5
R h<5
et
K i-7
bó
:i5
M
abt:
bc3:
K e(>
<14
K c5
K bt
slag. Belangstellenden zullen dit boekje in zijn
geheel willen doorbladeren, en al bladerende
zich tot lezen zetten, om dan telkens den wensch
te uiten, dat de hier vermelde schatten spoedig
zullen worden ontgonnen als een rijke mijn voor
onze vaderlandsche geschiedenis. F. A. B.
(') 's-Gravenhage, W. P. van Stockum& Zoon, 1807.
De Dam te Amsterdam. Uitgave van
de Naamlooze Vennootschap »Het tijd
schrift Eigen Haard", Amsterdam.
Aan de omstandigheid, dat de welbekende
sociëteit »de Groote Club' op den Dam haar
^5-jarig bestaan vierde, danken wij een aller
aardigst boek over het middenpunt van Amster
dam, eertijds »die plaetse", het marktveld van
de steeds groeiende stad, en »de dam" geheeten,
naar de waterkeering, welke door onze voor
vaderen in den Amstel werd gelegd om het
achtergelegen land te vrijwaren tegen het spel
der wateren van het Y.
Het is de heer A. J. M. Brouwer Ancher
voor de lezers van het Weekblad geen onbe
kende die in een prettigen vorm het een en
ander over den Dam mededeelt, en de directie
van »Eigen Haard" voegde daaraan toe keurige
reproducties van niet alledaagsche gravures,
tot dit doel afgestaan door het Gemeente-archief,
het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, den
heer H. W. P. de Vries e. a.
De schrijver van den tekst heeft terecht be
grepen, dat hij, die »een volledige geschiedenis
van dien Dam wil schrijven, zal eindigen met er
eene te leveren van genoegzaam alle wederwaar
digheden die onze oude Amstelstad in den loop
der eeuwen heeft ondervonden", en alhoewel nie
mand zich te beklagen zou hebben als de heer
Brouwer Ancher er ten slotte toe ware gekomen
een causerie te geven over de geschiedenis van
geheel Amsterdam, zooals hij er nu een schonk
over het klassieke plein, dat zich thans uitstrekt
van het koninklijk paleis tot den Vijgendam _
hij kende zijne perken, en gaf dit maal r.iet meer
dan een feestgave gewoonlijk mag bevatten.
Maar de directie van Eiyeii Haard weet nu tot
wie zij zich heeft te wenden om mooie historische
gravures ter reproductie te krijgen en een tekst er
bij: zoo zullen wellicht de Amsterdammers
nog wel eens meer worden verrast met een feest
gave als de hier aangekondigde. F. A. B.
Wij ontvingen ter bespreking de eerste afleve
ring van het Indisch militair tijdschrift (jaargang
1807) onder redactie van B. T. C. F. Schinidt,
waarin ons al dadelijk treft eene studie van den
heer W. C. Nieuwenhuijzen (voormalig chef van
den staf bij de troepenmacht in Atjeh en
ond.Thoorigheden) over de polititiek van den oorlog
i/t Atjch. Niet minder dan lit; nummers worden.
daarbij als bronnen vermeld.
Voorts diende tot materiaal voor dit opstel eene
zeldzame, compleete verzameling geschreven
ordere van de verschillende militaire bevelhebbers
(gouverneurs) van Atjeh en Onderhoorigheden
van den tij'l van Kolonel Pel (1874) af, en be
kend onder den naam van
»Commandementsorders", die door den Schr. in 188,~> in het archief
van een der posten in Atjeb, waar hij als com
mandant optrad, werden gevonden. Uit die orders
viel voor het behandelde onderwerp nog het een
en ander te leeren. Ten slotte", zegt de Schr.,
?>heb ik, waar dit mogelijk was, vlijtig gelezen in
de van Atjeh gezonden militaire journalen. Wie
in de gelegenheid was, deze, vooral na Augustus
1884, te raadplegen, behoeft over den
tegenwoordigen toestand van Atjeh niet pessimistisch ge
stemd te zijn."
Met belangstelling zien wij de volgende arti
kelen over dit onderwerp te gernoet. begeerig als
wij zijn om eens niet «pessimistisch gestemd te
zijn over den toestand van Atjeh".
Indien de conclusie van den schrijver dan ten
slotte even goed gemotiveerd zal wezen als zijn
arbeid in dit eerste nummer degelijk, zoo kun
nen wij nog veel goeds verwachten.
Verder treden wij in deze aflevering o. a nog
een belangrijk opstel over de Indische
cartographie. met twee goed geslaagde platen.
nniiiniiiniiiintiiMiiiiiiiiiiiiiiiiitiHiiniiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiii
Bord No. 2.
SPAANSCHE PARTIJ.
Wit. Zwart.
Suowalter. Locock.
l c4 t*5 ^e weerlegging vau 7
i> ?> «??> |* , *? <Jc6 : te zijn.
- r ? * r c'°10 P h4
3 K l>5 p f e 11 p ht: R Ut:
4 0-0 P e4: 12 ga gij
6 dt R 67 't Benige alternatief
be6 D e*2 P dt> stond in ha 13 eG!, ttfi :
7 R «6: dcG:2 14 D e4- Bf 2; t 'hK
f*bcli: is de zet.
8 dea: P f5
9 T dl R d7
10 g4!
Dit geniale offer ws
't eenige middel om
spel te redden.
40
41 T al f
42 T cbl f
3 T aa f
44 T a4 t
K a4:
K b4
K c
K c4:
K ca
niet althans nog een flauw
kansje voor Zwart.
13 P c3 1> «-7
14 D e4 R g?:
Locock had op eC ge- -i- T H7-' K il/ ?
rekend. in welke va, Lint '* * "'?' U '
hij een winst voor /, art
« »
iitd- kt had. Wit'j voort- 17 I) d4 f K cH
zetting schijnt een afdoen- 18 R g">: Cll wint.
De olgemla twee curiositeiten deden zich vuur op
den wedstrijd te Delft.
WE NEB PARTIJ.
(Ie klasse;.
Wit. Zwait.
J. J. Speet. Breda. J. T?. Malta, Botterdam.
l e4 e5 6 0-0 P d,
a p <-3 P «e 7 p e:> !! u u'!"
3 f4 (16
4 P f.'? a(5
5 R et K g4
8 K fï. j K
e!> P da f !
BEBLIJNSCHE PABTIJ.
(3e klassr).
Wit. Zwait.
Güppeitz. Koster.
remise.
2« <? J. nu
K C i P eb
8PfS RIMZ
6 dcd :
,. ,.
'
ei' :i :