Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1027
?wat tegen den aanleg van zulk een straat,
boulevard of avenue te zeggen valt.
Er zijn te Weenen en München, en
natuurlijk in veel steden, wegen die onaan
genaam breed zijn, bij gebrek aan verkeer.
Ook de N. Z. Voorburgwal is er eene, die
van 25 tot 40 meter breed is en zeker wel
in staat om velen van de liefde voor nog
breedere wegen in onze oude stad te genezen.
Zoo de heer Sanders. Maar de wethouder,
de heer Blooker, was nog vollediger in zijn
betoog:
»Laat men gaan over de Spuistraat en den
N. Z. Voorburgwal en bekeerd van boulevards
terugkeeren; laat men lezen wat de heer
De Sedillédestijds zeide over het dwaze
denkbeeld Amsterdam te begiftigen met een
dergelijken boulevard, die daar niet passen
zou, maar thuis behoort in plaatsen als
Monte Carlo e. d."
Nu hebben wij natuurlijk alle respect voor
het oordeel van den heer De Sedillé. Als
de heer De Sedilléhet zegt, zal het wel zoo
wezen. Alleen zouden wij willen vragen
welken indruk het op iemand, die Amsterdam
kent, moet maken, als hij een wethouder
hoort verklaren : loop de Spuistraat en den
N. Z. Voorburgwal maar eens langs, zoo gij
weten wilt hoe een met boomen beplante
weg tusschen Centraal Station en Dam er zal
uitzien ! De wethouder wist natuurlijk vóór hij
begon te redeneeren, zeer goed de stemming
van den Raad, die zijn prestige in gevaar
zag door op een besluit terug te komen.
Wat hem nu verleid mag hebben toch zulk
een praatje te houden, kunnen wij niet be
vroeden. Misschien had de heer De Sedillébij
zijn studie van Amsterdamsche verfraaiings
kunst op die Spuistraat en dien N. Z. Voor
burgwal gewezen en heeft de Heer Blooker
slechts willen toonen, dat hij geheel door
gedrongen was in den geest van zijn Franschen
zegsman. De Spuistraat en de N. Z. V. van
den Dam tot hun eindpunt zijn de akeligste
misbaksels die wij kennen; een soort kerkho
ven, bij vergissing ontstaan en daarna als met
opzet van alle leven en levendigheid verstoken
gebleven. En die moeten nu volgens den wet
houder ons leeren, dat een breede straat met
plantsoen in het hart der stad, met een
toenen end druk verkeer, tusschen Centraal
Station, de Beurs en den Dam, aan den
eenen kant omgeven door winkel*, aan den
anderen kant door allemaal nieuwe gevels een
onding zal zijn! Laat ons, (eneinde den
wethouder niet een al te mal figuur te doen
slaan, dit voorstellen als de wijsheid van den
grooten De Sedillémaar dan blijft toch de
vraag, of iemand als Blooker, ook al staat
niemand minder dan een Franschman hem
ter zijde, niet beter deed met zijn flus de
bouche een beetje tegen te houden!
Voor zoover wij uit het verslag in het
Handelsblad kunnen opmaken, heeft de Wet
houder de 138 meter lange straat van
gemiddeld m. a. w. niet eens over de
geheele lengte 12 meter breedte, in zijn
vlugge verdediging de eer eener vermelding
nauwelijks waardig gekeurd. Tegen wat men
den boulevard noemt, hebben wij nu een
Fransche autoriteit, en ook op ons maakt dat gezag
behoorlijk indruk, maar daarom spijt het
ons, dat we nog altijd te vergeefs wachten
op den een of anderen De Sedillé, die ook de
straat van 10 n 12 meter, evenzoo in het
hart van de stad gelegen, als iets nieuws,
nog doodscher dan de Spuistraat en de N.
Z. V., te stichten, in bescherming neemt.
In deze moeten wij ons tevreden stellen met
de verdediging van den Hollander Sanders.
Hoe echter onze vriend zulk een straat
in bescherming kon nemen met het oog op
de breedte der Kal verstraat en andere drukke
winkelstraten is ons een raadsel. Eerst als
er in de Kal verstraat over 138 meter lengte
een eentonig hooge gevel als acJitergevel
ware geplaatst, zou men hierover kunnen
redeneeren, maar nu heeft men bij het ge
meentelijk ontwerp te doen niet alleen met
een 138 meter lange ae/t/o'gevel, doch boven
dien met een tegenoverstaande rij van gevels
van huizen, die geen winkelhuizen zijn en
het thans ook niet zullen worden, terwijl de
beursgevel in de Warmoesstraat, naar het
plan-de Flines, 30 ;i 40 meter korter dan
de door de gemeente ontworpene, wel niet
de hoofdgevel, maar evenmin een verwaar
loosde doodsche achtergevel zou zijn, in een
nu reeds drukke winkelstraat.
Genoeg om aan te toonen, dat wij nog
altijd i'óór bebouwing van liet Damrak zijn,
maar volstrekt niet voor dc;;e door den Raad
goedgekeurde verbouwing.
Wanneer de heer Van den Wall Bake
zijn schrijven in het HtindelMad eindigt met
de woorden: «Aangezien ik mij in den Ge
meenteraad steeds een voorstander getoond
heb van het plan-Van Gendt, dat nu niet
meer uitvoerbaar is, kan men mij niet ver
denken van het pleiten voor een eigen
lievelingsplan," dan geeft hij daarmede iets
te kennen, wat ook wij, op onze wijze, hem
kunnen nazeggen.
Wij hebben bestreden elke schennis van
hetgeen Amsterdam maakt tot een karak
teristieke stad, tot een Venetiëvan het
Noorden. Zeker is daarin niemand stand
vastiger of ijveriger geweest. Wij hebben
gewaarschuwd tegen de dempings-manie met
al de kracht die in ons was. Wij hebben
veroordeeld al de plannetjes tot beursstichting
op het Damrak, van het plan-Wolff tot het
plan-Prins. Ook ons is het plan-de Flines
geen ideaal plan, nog liever hadden wij de
oude beurs verbouwd gezien. Maar als daar
ligt dat Damrak, gelijk het eenmaal geworden
is onder de leiding van den oud-genie-officier
Bergsma tot een bespotting der hoofdstad,
en men stelt voor daar nog iets
bespottelijks aan toe te voegen, de ruimte n.l.
te verdeelen, in een straat, een terrein voor
beursbouw en een steeg, waarmede voor de
toekomst een entree tot de stad gevormd
wordt langs een gevel van 140 meter lengte!
en een nieuwe parallelweg met de
Warmoesstraat, die nooit een flinke verkeersweg
kan worden, dan jubelen wij niet mee.
Amsterdam heeft nu reeds het
Centraalstation als een afsluitingsboom voor zijn
scheepvaartbeweging in de stad; zijn han
delsinrichtingen ten oosten tot een hinder
paal ter overbrugging van het Y; en
het is zoo, in dit systeem past volkomen
een Beurs midden in den grooten toegangs
weg. Men kan daarenboven als een ver
zachtende omstandigheid vermelden, dat
de vaderen reeds in deze richting werkten,
want Amsterdam zou Amster?dam niet wezen
als zij geen Dam gelegd hadden, in en over
den stroom, die als Amstel van het Zuiden
tot het Noorden een open vaarwater had
kunnen zijn. Welk een prachtig stadsdeel
zouden het Rokin en het Damrak niet vormen,
als de hoofdstroom onbelemmerd binnen
breede bedding midden door de stad was
blijven vloeien !
Dr. Blooker heeft de 1500 adressanten
verzekerd, dat hun handteekening niet veel
beduidde, daar zij in hallucinatie hebben ge
handeld. Zoo'n dokter weet nu eenmaal alles
en als wethouder schrijft hij zijn recept voor
duizenden tegelijk. Maar zou hij zelf, waar
hij de slachtoffers van hallucinatie tracht te
cureeren, niet onbewust belast zijn met de
gevolgen van herediteit? Zit de pleinvrees
hem niet in het bloed ? Zou er in verband
daarmede ook sprake kunnen zijn van een Am
sterdamsche afdammings-manie ?
Hoe dit zij, indien er zoo iets mocht wezen,
onze wethouder is medicijnmeester genoeg om
zich zelf te genezen. En genezen zal hij on
getwijfeld. Laat eerst die Beurs er maar eens
staan! Men behoeft geen bijzonder sterk
voorstellingsvermogen te bezitten om in ge
dachte dit fraais te aanschouwen ; in ge
dachte, herhalen wij, want in de geheele
moderne wereld vindt men geen paar 140 meier
lange zijgevels, tot vorming van een nieuwe
straat en steeg. Wat zal hij schrikken, als
hij 't werkelijk eens voor zich ziet!
Een Schrikbewind.
De interpellatie betreffende de handeling
van den Minister Van Houten ten opzichte
van de benoeming in het Mauritshuis, heeft
plaats gehad en wij weten nu precies wat
Z. Exc. ter zijner verontschuldiging heeft
bij te brengen.
Welnu, aan woorden liet de heer Van
Houten het niet ontbreken maar men
behoeft de lange rede slechts aandachtig te
lezen, om er zich van te overtuigen, dat de
feiten in het briefje van den heer Bredius
genoemd, op geen enkel punt weersproken zijn.
De benoeming van den Heer Waller is
geschied geheel buiten den Heer Bredius
om, in strijd bovendien met de woorden door
den Heer v. Houten tot deu Heer Bredius
en later ook tot den Heer Marcus gesproken.
»Heeft," zoo vroeg de Heer de S. Lohman,
de Minister, doelende op de vervulling van de
betrekking van onder-directeur in het
Mauritshuis, tot Dr. Bredius gezegd : doe mij
een voorstel, dan zal de door u aanbevolen
persoon worden voorgedragen ?"
»ln de tweede plaats: heeft de Minister
iemand benoemd Dr. Bredius onbekend en
zonder den heer Bredius daarin te kennen."
En wat antwoordt nu de Minister op de
eerste vraag, de vraag, waarop het hier
vooral aankomt? Hij geeft 'jfj'n antwoord;
hij ontkent het niet. maar doet het voorko
men alsof hij zich zelfs morrel tot niets ver
bonden had door zijn woorden, zoodat de
heer Lohman in zijn repliek zich verplicht
ziet nog eens duidelijk te verklaren, dat de
Minister zich sous entendu wel verbonden
had den door Dr. Bredius aanbevolen
carididaat voor te dragen.
De Minister spreekt over een geschil, dat
tusschen hem en den Heer Bredius zou be
staan hebben; een geschil waarvan de
beteekenis als volstrekt onbeduidend blijkt,
na het onderhoud van den Minister met den
Heer Marcus, zooals de Heer Bredius dat
in zijn schrijven heeft meegedeeld. Een ge
schil trouwens, dat op geen enkele wijs de
bejegening van den Heer Bredius door den
Minister kan verklaren.
Alle feiten, waarvan wij bij ons oordeel
over het Schrikbeu'iitd zijn uitgegaan, zijn
gebleven. Alleen heeft Mr. v. Houten er
nog iets aan toegevoegd.
Allereerst de insinuatie alsof Dr. Bredius
uit baatzucht gehandeld zou hebben. De
heer B. ontving tot vóór enkele maanden
/"SOO tractement; hij verdiende, volgens den
heer Lohman, 22 cent per uur, terwijl hij
het rijk ook stoffelijk belangrijke voordcelen
bezorgde op zijn eigen kosten. De
tractementen waren bij officieel schrijven vast
gesteld op f 1000 voor den heer B. en op
?800 voor den adjunct, en v. Houten bracht
met de benoeming van den Heer Waller deze
f 800 op f 1000! De baatzuchtige Br. wei
gerde een goed bezoldigde betrekking en
toch heeft de Minister de ... smakeloosheid,
om iemand, dien hij zelf diep gekrenkt en
beleedigd heeft, voor de natie ten toon te
stellen als een egoïst, m. a. w. zijn karakter
in verdenking te brengen bovendien. Zon
derling, dit schijnt, naar het oordeel van den
Heer v. Houten, niet in strijd te verkeeren
met de ^waardigheid'' der Regeering. Trou
wens tot deze ^waardigheid"' behoort het ook :
iemand als de heer Bredius, die onmogelijk
kan denken, dat de Minister zonder hem te
raadplegen een ander dan den persoon over
wien zij samen gesproken hadden zou willen
benoemen, te dupeeren en zich dan in de
Kamer te verdedigen met de woorden : Ja,
maar hij heeft mij gevraagd op de eene of
andere wijs een plaatsvervanger aan te stel
len, wijl hij tegen Februari uit de stad moest;
als wilde de Minister zeggen en onder die
andere wijs, die de eene wijs niet was, mocht
ik elke wijs, dus ook een krenkende,
beleedigende wijze verstaan !
Doch wat het Nederlandsche volk, om het
even of het hart voor Kunst heeft of' niet,
zal treffen, is de toelichting, die Mr. Van
Houten tot zijn daad heeft gegeven als
raadsman der Kroon. »Het is de plicht des
Ministers aan het ambtelijk karakt-er der
Kunst-ambtenaren vast te houden. De dis
cipline moet gehandhaafd worden. Dr. Bredius
kan niet voortgaan met de handeling van
Kroon en Regeering te critiseeren en publiek
in debat te brengen. Hij moet, een benoeming
van de Kroon eerbiedigen. Zijn groote ver
diensten mogen niet leiden tot dwingelandij
gaat hij zoo voort dan krijgt hij niet eens
eervol ontslag, enz., enz."
Het moet der natie vooral goed doen te
zien, hoe Van Houten, die eens de Kroon
niets meer dan een ornament heeft ge
noemd, nu achter de Kroon gaat staan om
zich zelf te bedekken ; men moet maar
durven, al is ook elk durven allerminst een
bewijs van moed!
De discipline, moet gehandhaafd en
dat zegt iemand, die door zijn daad meer
dan eenig Minister heeft bijgedragen om de
discipline te verzwakken, te breken. Een
Minister, die wil, dat de discipline een onaf
hankelijk man zijn karakter zal ontrooven,
zoodat hij, als ambtenaar, als buitengewoon
verdienstelijk ambtenaar, zwijgend zich naar
ministerieele nukken schikt.
Een eervol ontslag uit de handen van zulk
een minister zou een belooning een
nirleervol ontslag een straf zijn voor iemand als
Bredius!
ATan Houten weet wel beter.
Het slot van deze voorstelling, waar Zijn
Excellentie zoowaar dreigen durft geeft
wel de beste commentaar op heel Van
Houten's pleitrede: een krachtsvertoon, in
nagebootsten drift, zoo vaak het wapen van den
mensch als hij zich zwak gevoelt.
Sociale, a-a
V
Een iiaMraclitLi.
De Hamburgsche werkstaking is sedert
eenige weken geëindigd. Er wordt uitgere
kend, dat zij aan de werklieden, in ronde
som, anderhalf millioen mark heeft gekost
aan uitkeeringen. Toen de staking halver
wege was, begrootte men de schade, die zij
aan de ondernemers had berokkend, op ~>t)
millioen «ark, en, zegt dr. Jastrow in de
*!o \ialr l'raxis, bezadigde lieden waren van
oordeel, dat zoo men het indirecte nadeel, aan
de volkswelvaart toegebracht, wilde
mederekenen, misschien het tienvoud van dit bedrag
moest worden geraamd. Een. dergelijke ramp
had de Duitsche nijverheid nog niet in dien
omvang getroffen. Door het centraal-comil
van de Duitsche vakvereenigingen is voor de
jaren 1S1J2?95 de volgende statistiek op
gemaakt:
In 1S!»-.' staakten !>02'2 werkl.,uitgek. werd S l.(j:!S M.
» ISilIJ ?> !l.'!:"ll o i, » l TL'OOI «
» l.s'll ?> 7:>2,S » . ?> .-jiil L'iiT
» l Muf) ?.> MO:!L> :, » » 4:24-Jol »
En nu staakten te Hamburg alleen 10130
man, en dat gedurende nagenoeg een
verreljaars! Het is begrijpelijk, dat de sociaal-politici
op middelen zinnen, waardoor in het vervolg
dergelijke onheilen kunnen worden voorkomen.
In het artikel, door genoemden schrijver aan
dit doel gewijd, worden zonder toelichting en
kele feiten medegedeeld, die voor Hollandsche
ooren nog een vreemden klank hebben, zoodat
het de moeite loont, er hier eenigen nadruk
op te leggen. Allereerst verhaalt dr Jastrow,
dat de lange duur van de staking geheel en
al is te schuiven op rekening der onderne
mers van Hamburg en Altona. Als reactie
tegen de federatie van alle Hamburgsche
\verklieden-vakvereenigvngen hadden zich nl.
de ondernemers van heel Hamburg tot n
bond georganiseerd, en van het begin der
staking al was het deze bond, die tenen de
havenarbeiders den strijd voerde; de reeders
begonnen met aan de werklieden tegenvoor
stellen te zenden, die wel niet als grondslag
voor het hernieuwen der arbeidsovereenkomst
konden dienen, maar toch als uitgangspunt
voor gemeenschappelijk overleg; op een voor
stel der zeelieden echter kregen dezen den
21sten December van de reedersvereeniging
ten antwoord, dat zij zich bij den bond van
ondernemers had aangesloten, en dus niet
afzonderlijk met de stakers kon onderhandelen.
Deze bond treuzelde met opzet. In het voor
jaar zouden in verschillende vakken
loonbewegingen op touw worden gezet; de metaal
industrie, de machine- en scheepsbouw stonden
op de nominatie. »De ondernemers in alle
takken van nijverheid hadden, nu de werk
staking eenmaal was uitgebroken, er belang
bij, haar zoo lang mogelijk te laten duren,
en daardoor de oorlogskosten zooveel mogelijk
te verhoogen. Door ondersteuning, het geven
van voorschot enz. uit hunne kassen zouden
de vakvereeuigingen van geheel Duitschland
worden verzwakt, en tot strijd ongeschikt ge
maakt". De voorslagen van een
scheidsgerecht, uit Senaats-kringen en van den
llamburgiaclien Xorrespondenz afkomstig, werden
door de vereenigdo ondernemers zonder meer
afgeslagen; toen eindelijk de verontwaardi
ging algemeen werd, vonden zij het goed,
onderhandelingen aan te kiioopen over de
vraag, of zij zouden onderhandelen. Den
Uiden Januari kwamen van weerszijden de
afgevaardigden samen; de arbeiders deden
een voorstel; het antwoord bleef vijf dagen
uit; den volgenden morgen was reeds het
wederwoord der arbeiders in hun bezit, als
eenige voorwaarde voor het weder opvatten.
van het werk stellende, dat met onderhandelen
een begin zou worden gemaakt. Den 25sten
Januari vergaderde de ondernemersbond weder
en na drie dagen wachtens vernamen de
arbeiders uit een bericht in de Borsenh_,alle,
dat er geen antwoord meer zou komen. De
minderheid der patroons zag het succes van.
(leze taktiek in, en de _reeders, eerst in de
oppositie, verzoenden zich er zoo volledig
mede, dat een hunner hoofdmannen ver
klaarde, uit vrijen wil zich aan de besluiten
van den ondernemersbond te houden.
Eeu dergelijke organisatie van het kapitaal
tegenover die van den arbeid was op het
vasteland iiog' niet aanschouwd.
Op welke wij/.e wil dr. Jastrow en hij
spreekt hier zeker uit naam van de geheele
richting, waaraan in Nederland de naam
Kerdijk is verbonden Jiet euvel der werk
stakingen tegengaan? Van een versterking
der arbeidersorganisatie verwacht hij reeds
veel. Er bestaan, met het oog op de belangen
van het algemeen, z. i. bezwaren tegen een
tor, het uiterste doorgedreven vereeriiging.
Maar wanneer, gelijk hier, slechts een vierde
gedeelte der arbeiders aangesloten i;;, heb
ben de leiders he.t niet in hun machr, een
ontijdige werkstaking tegen te houden. Ook
zal een vereeniging met een behoorlijke
weerst.ai'dskas minder spoedig tot een staking be
sluiten, dan eene, wier weerstandsvermogen
alleen bestaat in (Ie solidariteit harer
medewerklieden. Organisatie der patroons is even
noodzakelijk. Het Bcrlijnsche»Gewerbegt>riclit''
(rechtbank van den arbeid) heeft de ervaring
opgedaan, dat het tot een goed einde brengen
eener werkstading te eerder slaagt, naarmate
ook de patroons beter zijn aaneengesloten.
Merkwaardig zijn de beschouwingen van
dezen schrijver over de bestemming van den
verzoeningsraad en het scheidsgereclit. Den
l 13ilen December kwamen te .Berlijn in het
»Konzerthaus" mannen en vrouwen van alle
l standen bijeen ; onder hen bevonden zich voor
name industrieelen, als de voorzitters van de
oSpeicherei- und^
Kellerei-Beruf'sgenossenschait" 1) en de Xoordduitsche
«Hol/.-Berufsgenossensehaft.'' De »bond van Duitsche
metaal-iudustrieelen" had aan de Hamburg
sche patroons zijn sympathie betuigd ; de hier
vergaderden namen een motie aan, waarin
o. a. werd gelegd: {\Vij'| achten de opvatiing,
alsof dergelijke oneenigheden zouden moeten
worden beslecht door het onder de knie brengen
van de eene partij door de andere, verouderd,
en spreken als jon/e, overtuiging uit, dat de
poging van een sebeidsgerecht of een
\vrzoeningsraad moet worden herhaald". Toen nu
de patroons de onderhandelingen sleepende
hielden, kwam de bekende oproep van mannen
van allerlei richtiiur, om de stakers te steunen.
Prof. Herkner te, Karlsruhe lichtte die daad
breedvoerig toe. Heel zijn wetenschappelijk ver
leden, betoogde hij, noodzaakte hem ertoe, wilde
hij het beginsel van verzoening handhaven,
de arbeiders te besehennen tegen den honger,
waaraan zij door liet langzame tempo van
het verzoeningsprüces waren blootgesteld. Prof.
1 Breniano zond tegelijk met een telegram van
| instemming zijn bijilrage. Voeg hierbij het
voorbeeld van Bremen, waardoor bemiddeling
van het seheiilsgerecht de staking een zeer
snel verloop had, en de conclusie, zegt, dr.
Jastrow, ligt voor de hand, »dat, ruen de be
slissing, of bij oneenigheden in de nijverheid
moet worden onderhandeld, niet aan het goed
vinden van enkele personen kan overlaten,
zonder daardoor aan (ie geheele maatschappij
groot nadeel toe te brengen." Hij verlangt niet
een scheidsgereclit met bindende uitspraak,
maar reeds een verzoeningsraad, die de bevoegd
heid heeft, een poging tot bijleggen te doen kan