Historisch Archief 1877-1940
No. 1027
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
goede vrucht afwerpen. »Het is toch werkelijk
een zonderlinge toestand, dat een staat, die zich
de bevoegdheid toekent, bij het kleinste geschil
over een paar marken, de beide partijen voor
zijn rechterstoel te dagen, daarop geen
aanspraak zou mogen maken, waar duizenden
tegen elkander strijd voeren en ontelbare
millioenen kapitaal op het spel staan."
Zou er iets waars zijn in de woorden, die
de heer Hintzen den heer Kerdijk in '91 toe
voegde, dat men op sociaal gebied met ijzeren
consequentie van den een en maatregel in de
andere valt, en het einddoel niet is te voorzien ?
F. M. C.
1) Berufsgenossenschaft: Krachtens de wet op
de verzekering tegen ongelukken worden de
patroons van iedere industrie afzonderlijk over
een gedeelte van het rijk of over het geheele
ryk georganiseerd in een Berufsgenossenschaft,
die jaarlijks de kosten der in 1*6 onder haar gebied
ressorteerende bedry ven voorgekomen ongelukken
aan het ryk heeft te vergoeden, en om te slaan over
de leden, naar een door de B. G. zelf opgemaakt
gevarentarief. Tot de S. u. K.
Berufsgenossenschaft behooren de reeders, stuwadoors,
kargadoors enz.
lllllllllllllllllllltllltltlllllllllllMllllllllllllllllltMIIIIIIIIIItlMllllMIIIIIIIIIIIIIIII
Over Ita en zijn jongste drama.
i.
Eigenaardig, dat vooral in Holland de kunste
naars van den laatsten tyd minachting voor den
arbeid van Ibsen laten blyken en de meer
wetenschappelijke koppen en de menschen met rijpe
levenservaring, hem voor 't meerendeel als een
grootheid blijven vereeren.
De allén artistiek aangelegde kunstenaars vooral
zien in zijn werk tendenzen, moreele en
maatschappelyke preken enz. Dat hindert hen; ze
willen kunst, niets dan kunst. Maar de vereerders
plooien hun voorhoofd en verlangen juist wat
door de anderen verworpen wordt. Het hoofd is
voor hen wat 't hart en de zinnen zy'n voor den
enkel-artist.
Zoo staan de voornaamste groepen van de
partyen ongeveer over elkaar, in koppig vast
houden aan hunne meening.
Zeer stellig is er aan beide zijden eenige
overdryving en onbesuisdheid. De kunstenaars die
moeielijk en ongaarne peinzen over
maatschappely'ke, moreele en politieke kwesties, welke Ibsen in
veel van zijn stukken behandelt en aantast, moeten
wel antipathie tegen hem hebben, maar dan ook
zeer onrechtmatig.
Maar ook de denkers en levensrijpen moeten
in hun vereering wel beseffen, dat het tooneel
geen plaats is waar men een wetenschappelyke
opleiding ontvangt en dat het drama niet mag
verloopen in filosofie, wetenschap en politiek.
De beste weg blijft natuurlijk deze: laten wij
ons tegenover 't werk stellen, van moreele strek
king of niet, 't goed vinden als het treft en
byblyft. Doen de drama's van Ibsen dat, dan
hebben zy groote en duidelijke verdiensten. En
iiiiiMiiiiiraiHtiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiimiiimiMii
TIEE KAARSPELDEN.
Naar het Didtsch,
VAN
MAX GR A D.
Toetoe?toem-toem-Toetoe?toem-toem.... Neen
maar, werkelijk, het is toch eigenlijk best uit
te houden in zoo'n derde-klasse wagon. Het
kleine, ijzeren kacheltje geeft genoeg warmte om
de koude Novemberlucht buiten te houden, en
de geruite wollen plaid van wijlen den gemeente
secretaris hij heeft indertijd dan ook dertig
gulden gekost! is heerlijk zacht om op te zitten.
Die trotsche vrouw van den apotheker heeft
het niet gezien dat zij »derde" is gaan zitten
en het fcpaart zóó \eel geld uit! Wel viermaal
warm avondeten voor Otto, of een plaats in de
comedie, een mooie plaats, voor iets
klassieks. Otto heeft altijd veel op gehad met iets
klassieks. Och ja, Otto.
En de goede weduwe van den gemeente-secre
taris werpt een teederen blik op de groote,
bonte, met een witte kat op een groen kussen
versierde reistasch, die heelemaal rond en dik
is van alle geschenken en lekkernijen die zij voor
haar zoon had meegenomen.
«Maar hij verdient dan ook werkelijk wel wat!"
Uij heeft immers zoo'n mooi examen afgelegd,
en hy' geeft privaatlessen, en ziet altijd nog kan^,
een kleinigheid over te houden, om zijn oude
moeder een pleiziertje te doen.
»Meer zou niemand kunnen verlangen ! Maar
nu zal ik hem dan ook eens verrassen!'1
Zy' moet in de stad bij den notaris zijn om te
spreken over de kleine Grethe, het dochtertje
van den overleden predikant, dat zij tot zich
genomen heeft, en dan moet ze blauw lint
meebrengen voor de vrouw van den burgemeester,
en voor de vrouw van den opper-houtsester een
half dozijn mantelknoopen, die goed bij het staaltje
passen.... dat heeft ze toch niet verloren ?
men invet toch wel toegeven dat Spoken, Bouw
meester Solness, Nora b. v., het .gemoed niet
met rust laten, de aandacht zeer sterk spannen
en indrukken geven om nooit te vergeten.
Het is mogelijk, dat Ibsen in al die drama's
op een leeraar gelijkt, omdat hij voornamelijk
sociale begrippen en verhoudingen aanvalt, maar
wy hebben daar niets tegen te zeggen, als hy 't
heeft gedaan, gedrongen door artistieke schep
pingskracht. Men mag dit ontkennen, maar af
doende redenen zyn daarvoor nooit aangegeven,
wél van 't tegendeel.
Multatuli heeft eveneens veel maatschappelijke
kunst gegeven en blijft toch zeer zeker een artis
tiek genie.
Al lijkt iemand als Ibsen met zijn altijd terug
komen op dezelfde onderwerpen een beetje op
een dominé, vooral omdat hij te veel spreekt
over «vergelding", »een beter leven'', boete
en straf, hij is een dominédie zijn tijd voelt
en volkomen begrypt en zeer ernstig getracht
heeft de nevelen waarin de vage toekomst rust,
te doordringen.
Ibsen zelf beweert overigens niet te denken aan
leeraren en verbeteren. De strekking van zy'n
werk ontstaat onbewust, door de kracht van gevoel
en gedachten, zooals in ieder groot werk strekking
zal zijn, zonder bedoeling en wil van den auteur.
Vooral zijn symboliek wordt ook nog duister,
vaag of gezocht genoemd. Voor velen is die
symboliek juist een groote bekoring, omdat zijn
kunst zooveel te meer aandacht vraagt en frap
peert. Het is zér moeilijk vast te stellen wie
gelijk heeft, omdat niet ieder even gemakkelijk
symboliek begrijpt. Men zou Ibsen daarover zelf
moeten ondervragen om beslist een oordeel uit
te kunnen spreken.
En wat er ook verder op aan valt te merken,
en dat is soms wel wat van beteekenis, men
inoel toch wel zien, dat er in de drama's leven
en hart en bloei is, dat ze niet allén personen,
maatschappelijke toestanden, maar ook groote han
deling voorvoeren, dat ze met zeer fijne detaillee
ringen zijn samengesteld en dwingen tot nadenken
en mooi vinden van wereldquaesties. Om ze van
belangrijkheid van minder allooi te verdenken,
zijn de bedoelingen toch te rein en te hoog.
Wat ook vooral zeldzaam is: de stukken zijn
nooit half-af of leeg; de personen interesseeren
door hun belangrijkheid en bijzondere manier
van denken en voelen. De eenheid en eenvoud
zijn vast en krachtig. Er is zooveel gloed en
gevoel en levendigheid in, dat ze niet lijken
op kunstlooze abstracte wetenschap. Waartoe
dient 't, dit te miskennen ? Alleen bij gees
ten die moeielijk denken of slap zijn of op
een andere manier tot misverstand zijn gekomen,
b. v. de kunst te sterk scheiden van de sociale
quaestie, is dat wel natuurlijk, maar uiterst be
krompen.
De theorieën in zijne drama's worden ook voor
gevaarlijk uitgemaakt. »Hij bederft de vrouwen",
beweert men b. v. De vrouw, die luistert naar
Ibsen, zal willen heersenen over den man. Zij
zal niet meer het opofferende, slavende wezen
blijven, maar komen vertellen, dat zij recht heeft
op liefde, op ontwikkeling, op stemrecht, enz.
Dat schijnt nu nog verboden te zijn. Het is zeker,
Verschrikt zoekt ze in haar handtaschje ... .
^Gelukkig, daar is het!"
En als ze al die boodschappen gedaan heeft,
is ze van plan, haar zoon op zijn kamer te gaan
opwachten. Wat zal hij verbaasd en verheugd zijn !
Een eenvoudig nachtlogies zal hij haar op de
een of andere manier wel kunnen bezorgen. Den
volgenden dag, Zondag, blijft zij in de stad, en
zij ger.iet al by voorbaat bij de gedachte, dan
met haar zoon te kunnen uitgaan. Dan geeft
hij haar altijd een. artn !
«O, hij hoeft zich niet over haar te schamen !
Zij weet heel best, wat zij hem en wijlen den
gemeente-secretaris schuldig is. Den nieuwen
winterhoed heeft Malvine, de gebochelde modiste,
heel netjes in orde gemaakt. Zelf heeft zij haar
oude zwarte zijdje stijf gevoerd en er nieuwe
mouwen ingezet, en met een vergenoegden
glimlach kijkt de oude vrouw naar haar mantel
die is uitgestoomd en is nu weer zoo goed als
nieuw, en dat het mooie garneersel jarerv geleden
al op een zomermantille gezeten heeft, dat weet
en ziet niemand !"
In den reistasch zit nieuw wintergoed voor
Otto. »Neen maar, al die groote kleeren voor
dien langen jongen!"
Als ze zoo terugdenkt, lijkt het haar nog pas
gisteren, dat het kleine, blondlokkige kereltje op
een voetenbankje bij haar zat, en met schitterende
oogen luisterde naar sprookjes en vertelseltjes.
Hij was altijd een braaf, goed kind geweest en
had zijne arme, vroeg weduwe geworden moeder
nooit ernstig bedroefd. Hoe dwaas was het ge
weest, toen hij eens de mooie, zuete room, die
voor de koffie-visite bestemd was, door de gaatjes
in het vlechtwerk van den matten stoel had ge
goten ! Maar ze had hem daarover niet beknord;
hij wist toen immers nog niet wat Lij deed.
Zij was niet meer jong bijna veertig toen
zij na een langen, langen engagementstijd met
den ferneente-secretaris was getrouwd. Na een
paar jaren van stil geluk had de goede, trouwe
man tiaar het grootst mogelijke verdriet aange
daan, hij was gestorven.
liet snoezige kind bleef haar als troost.
Ze had daarna moeielijke jaren, om met den
kiemen jongen rond te komen, maar later, na
eene kleine erfenis, ging het beter, en nu,
lang zou het immers niet meer duren tot Otto
met de studie klaar was, en dan zou hij spoedig
zelf geld verdienen.
dat in de tegenwoordige maatschappij zoo'n vrouw
nog een beetje moet worden aangezien voor een
onuitstaanbaar wezen, een halve man. By een betere
regeling van verhoudingen moet dat wel zeer
veranderen. Als de weerstand is gebroken tegen
de emancipatie en er geen heftige discussies meer
noodig zijn, moet de vrouw zeker tot 't besef
komen, dat zij in verstand en werkkracht toch
bij den man achter zal blijven, maar hem meer
kan bijstaan dan tegenwoordig. Ondanks haar
ontwikkeling moet zij zorgen voor alles vroniu
te blyven. Waarom is dat niet mogelijk, waarom
zou het verderfelijk zijn ? Gunstige voorbeelden
zijn reeds te vinden.
Haar verstand moet ontwikkeld, haar rechts
toestand verbeterd, haar werkkring uitgebreid
worden.
Als de vrouwen die denkbeelden overnemen
van Ibsen, is 't op het oogenhlik nog hinderlijk
door ongewoonte, maar op den duur zullen we
er ons naar kunnen voegen en dien invloed vol
strekt niet betreuren.
't Is zeer begrijpelijk dat Ibsen's Muze aan
menige vrouw, en zelfs aan een groot deel van de
menschheid, een standbeeld van de Vrijheid gelijkt,
dat op de kust van een Nieuwe Wereld optrotst.
WHITE.
Mnziel in de Hoofdstal
De Grieg-hulde heeft een epiloog gehad. Het
succes van de beide avonden h;eft aanleiding ge
geven een derde Grieg-coneert te organiseeren.
Daar deze avond voor een deel uit herhalingen
bestond van de kamermuziek-soirée, zij alleen vermeld
dat de beer Grieg thans een vijftal van zijne meest
bekende klaviersoli op de hem eigen artistieke en
poëtische manier. vertolkte, dat de heeren Grieg
en Röntgeu VIERIUKDIGE stukken voor klavier
speeüen (zie programma) die met veel brio werden
uitgevoerd, dat mevrouw Grieg onder hare liederen
thaus twee Noorsche kinderliedjes zong die zeer
de aandacht trokken eu dat voor de andere num
mers verwezen kau worden na'ir de vorige kroniek.
Zooals men weet kon de herhaling van het groote
Grieg-concert niet doorgaan omdat, de heer
Messchaert ongesteld was geworden eu nog eenigen tijd
rust zal moeten nemen. Wenden wij dus thans de
blikken van Noorwegen af en houden wij ons bezig
met ons Nederlandsch orkest dat voortgaat iederen
Zondagmiddag en Donderdagavond zijn gemeente
te stichten en te verkwikken.
De Zondagmiddagen verdienen tegenwoordig niet
minder de aandacht dan de Donderdagavonden.
Vroeger was liet als het ware een stilzwijgende
overeenkomst tusschen alle critici dat alleen van
Donderdagavond-uitvoeringen melding werd ge
maakt, doch daar thaus de matinees zoo belang
rijk zijn geloof ik dat het wcusclielijk is ook
daaraan nu en dan aandacht te schenken, vooral wan
neer, zooals di-ze week het geval was, de zereniie
si/nqihoiiii' van Beethoven wordt uitgevoerd, waarvan
ik het eerste deel niet hoorde doch waarvan de
uitvoering van de andere deeleu mij zeer interes
seerde. Vooral trof mij de gezonde, natuurlijke
fraseering o. a. van den derden satz. Dat scherzo
lijdt dikwijls aan te veel accentuatie. Dat het ge
heele dalende h'guur van af de derde maat als oe
frase wordt, beschouwd komt mij alleszins logisch
on natuurlijk voor, ook dat, liet later viermaal her
haald wordende maat motiefje onder ne frase ge
bracht wordt. Ook daar was het streven merkbaar
niet iedere maat te accentueeren, ofschoon op
somliliuimimiiimiiiiHiimMiiMiiiiiii
Ze is een bijzonder goed geconserveerde vrouw.
Een-en zestig jaar oud, en nog geen grijs haar.
Ja, als men onder het nog dichte, golvende
haar kon kijken, dan zou men sneeuw zien. Maar
niemand zag dat. Het bijna ongerimpelde gezicht
met de fijne trekken straalt in een glans van
geluk bij het denken aan den lieveling.
Maar een zwakke moeder was zij nooit geweest.
O neen, ze had haar kind met vaste hand geleid.
Ze had echter haar zoon niet altijd begrepen en
niet, zooals andere oude moeders doen, de krachtige,
bloeiende jeugd in hare rechten willen beperken.
Maar Otto was dan ook zoo aanhankelijk ! Wat
had hij haar lief, wat zorgde hij altijd trouw
voor haar!
Tuetoe?toem-toem, toetoe?toem-toem, daar
rijdt de ratelende trein verder, de gelukkige
moeder met haar warm hart steeds nader brengend
bij het doel, waarnaar ze zoo verlangde.
Toetoetoen], toetoe-toein-toem, een ruk daar houdt
hij stil.
«Alles uitstappen!"
De oude vrouw schrikt op. »Neen maar !" ze
had heusch een klein dutje gedaan! Snel pakt
ze haar zaken bijeen.
«Bagage, mevrouw?"
Kijk, daar is al een beleefde dienstman en
neemt haar het goed af.
«Waarheen, mevrouw '.;"
«Natuurlijk naar Ouo."
Maar lachend verbetert ze dadelijk zich zelf en
laat zich door den man brengen naar eene vigi
lante, waarmee ze naar den notaris rijdt.
Spoedig is zij daar gereed en doet nu zorg
vuldig nog haar andere boodschappen. Als ze tegen
vier uur in de Lange Wehrstmsse Xo. 44 komt,
heeft ze toch al 4 Mark aan den koetsier te
betalen. Maar ze heeft tijd gewonnen, en daar
enboven neen, zóó erg is het niet.
Otto's hospita is eene vriendelijke vrouw. Zij
brengt de oude dame zelve op de kamer van den
jongen heer, dien ze erg prijst.
«Zoo ijverig en zoo accuraat!" Het geld voor
de huur en voor de wasch krijgt ze precies op
den da,;;, en zijn kamer houdt hij zoo keurig
netjes. Men heeft haast in 't geheel geen moeite
met hem '.
«Natuurlijk, wilde haren hebben de jongelui
allemaal." Maar zij hoort niet tot de kniesooren, die
zich altijd zoo aanstellen. Jeugd heeft nu een
maal geen deugd !
mige oogeublikken dit mij nog wat te sterk klonk.
Van dit deel waarin de fraseering zulk een grocte
rol speelt was in dit opzicht blijkbaar zeer veel
werk gemaakt, alles klonk zoo natuurlijk dat de
oppervlakkige toehoorder aan geen berekening dacht
en dat is juist het ware, n.l. dat men niet door de
berekening heen kijkt.
Ik sprak reeds een vorige keer over de natuur
lijkheid bij deze uitvoeringen en. dit was niet zouder
bedoeling, want ik heb opgemerkt dat de voordrachten
van dit orkest in den iaatsten tijd aan eenvoud eu
natuurlijkheid hebben gewonnen, vooral bij werken
die vroeger al vaak wareu uitgevoerd. In het begin
van het seizoen kwam het mij nu en dan voor dat
sommige effecten te gewild waren, dat er te veel
aan het effect werd geofferd, doch die vrees is
niet bewaarheid. Op dien weg is men niet voort
gegaan, ik verheug mij zeer dit te kuuneii
coiistateeren.
Op deze matinee trad de violist de heer Andr
Spoor op als solist met de Fantasie ajjtasiouata
van Vieuxtemps. Ik heb dit virtuozehstuk al
meermalen hooren spelen doch toevallig nooit in
zijn geheel. Na het thema en de variatie had de
solist er gewoonlijk genoeg van en ging niet verder.
De heer poor dacht er niet zoj over en speelde
de geheele Fantasie.
Hem komt niet alleen lof toe voor dit waagstuk
(de fantasie is bijzonder gevaarlijk voor een solist)
doch ook voor de wijze waarop hij die voordroeg,
waaruit blijkt dat behalve eeu voortreffelijken aan
voerder vau. de strijkinstrumenten het Concertge
bouw in hem ook een solist bezit, die zich met
glans als zoodanig kan laten hooren. Zij u succes
was zeer groot eu welverdiend.
Even groot succes had de zangeres mej.
Manifarges op een Douderdagavoudconcert, vooral
met liederen van Widor, Schubert en Bralims.
Deze zangeres weet hare wouderschoone altstem
op voortreffelijke wijze te gebruiken. De tweede
solist, prof. Hugo Heermann, had zich heel wat on
dankbaarder taak gesteld met de voordracht van
het concert van Joaehim. Wij bewonderen allen
Joachim zeer, duch waarom heeft hij ziju coLcert zoo
lang eu laten wij het maa,r zeggen zoo langdradig
gemaakt ? Wanneer eeu buitengewoon solist als
lieermaiiu er ous niet mede verzoenen kan, wie
kan het dan wel? Doch een vergoeding schonk
ons deze solist met de schoone vertolking van
het Andante uit het Vioolconcert van Spohr opus
28 No. 6, want daar werkte compositie en voor
dracht te zameu om een zeer sehooneu mdruk te geven.
Doch ook bij de voordracht van het Concert van
Joachim moet ieder weer de overtuiging gekregen
hebben dat lleermaim ouder de eerbteu vau de
groote violisteu moet worden gerekend.
*
De Franscke opera gaf deze week 4'ii/a van
Verdi, waariu al de hoofdpersonen optraden die ik
in de bespreking vau llérudiude noemde, nl. de
dames Lloycl en Boniieur eu de heereu run Loo
C ha is eu Hresüit.
De tweede helft van deze opvoering stond verre
boven de eerste. De drie laatste tafereelen gaven
mij weer deu uitstekenden indruk die ik eeu vorige
maal ontving, maar noch het orkest, noch het koor
n as zoo gesoigiieerd als bij Ilcrodicu/e.
De groote scène in het vijlde tafereel vau A'idu
met haar minnaar en haar vader slaagde uitstekend,
evenzeer kwam mevr. Bouheur in het zesde tafereel
geheel op de hoogte van haar taak. Daar gaf zij
het beste van den geheelen avond. Ook het duo
in de laatste acte maakte indruk door goeden stijl
en soberheid. In het bijzonder releveer ik weer
zang en spel vau den heer Chais; zijne vertolking
stond bovenaan.
Al was deze met glans gemonteerde opera dus
als geheel niet zoo geslaagd als lléndiade, toonde
het talrijke publiek zich toch zeer voldaan. De
laatste drie tafereelen hebben, zooals ik zeide, veel
De oude dame lacht. Welzeker, dat kan ze
zich best begrijpen! Misschien komt hij dikwijls
wat laat te huis, en mogelijk wel eens een beetje
nu ja, en dan maakt hij misschien wat leven
op de trap.
«Natuurlijk, en van middag is hij tot drie uur
tehuis gebleven. Toen ia hij naar het ziekenhuis
gegaan. Maar tegen den avond komt hij stellig
te huis."
Eindelijk laat de babbelende hospita de oude
vrouw alleen, en nieuwsgierig kijkt deze in de
vroolijke kamer rond.
En hier woont hij dus ! Gezellig heeft hij het,
recht gezellig. Zelfs is de kachel aan. Xette
gordijnen voor de heldere vensters, en zoo goed
stof afgenomen !
Ze zal toch dadelijk eens de groote kleerenkast
nakijken, en het wintergoed opbergen. Alles
ordelijk en netjes !
De groote tafel is bedekt met boeken en schrif
ten, en daartusschen liggen zelfs stukken van
menschenheenderen, maar dat hoort zoo !
Boven de groene kanapee hangen gekruiste
degens, kleurige petten en een massa
cotillonordes. Aan den eenen wand allerlei bonte platen
uit tijdschriften, aanplakbiljetten of prentjes van
cigarenkistjes.
»0 maar, zie eens, die eene heeft haast niets
aan!" Op de boekenplank »br! hoe grie
zelig," staat een doodshoofd met de
tabakspijp in den mond en een kleurigen pet op den
witten schedel.
En wat een mooie spiegel!
Neen. maar, ze moet zeggen, Fran Treitl houdt
haar jongen in eere!
>0eh zie eens daar, op dat kleine,
gopolitoerde tafeltje!" Waarlijk, haar portret, van ver
leden Kerstmis, en daarnaast dat van de kleine
Grethe.
Ze heeft al zoo eens een klein plannetje ge
maakt .... men kan nooit weten! En' de oude
dame gaat op de groene kanapee zitten en droomt
genoegelijk verder.
«Otto blijft toch erg lang uit'. '
Zou hij het beste paardenharen kussen nog
hebben, dat hij van haar heeft meegenomen, en
zou hij het nog gebruiken V
Zij staat op en gaat naar het bed. De witte
sprei wegtrekkend, ziet ze dat het bed gebruikt
is, en daarna maar terloops weer is opgemaakt.
:Aniie jongen! Natuurlijk kan hij op die harde