De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 28 februari pagina 3

28 februari 1897 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1027 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. goede vrucht afwerpen. »Het is toch werkelijk een zonderlinge toestand, dat een staat, die zich de bevoegdheid toekent, bij het kleinste geschil over een paar marken, de beide partijen voor zijn rechterstoel te dagen, daarop geen aanspraak zou mogen maken, waar duizenden tegen elkander strijd voeren en ontelbare millioenen kapitaal op het spel staan." Zou er iets waars zijn in de woorden, die de heer Hintzen den heer Kerdijk in '91 toe voegde, dat men op sociaal gebied met ijzeren consequentie van den een en maatregel in de andere valt, en het einddoel niet is te voorzien ? F. M. C. 1) Berufsgenossenschaft: Krachtens de wet op de verzekering tegen ongelukken worden de patroons van iedere industrie afzonderlijk over een gedeelte van het rijk of over het geheele ryk georganiseerd in een Berufsgenossenschaft, die jaarlijks de kosten der in 1*6 onder haar gebied ressorteerende bedry ven voorgekomen ongelukken aan het ryk heeft te vergoeden, en om te slaan over de leden, naar een door de B. G. zelf opgemaakt gevarentarief. Tot de S. u. K. Berufsgenossenschaft behooren de reeders, stuwadoors, kargadoors enz. lllllllllllllllllllltllltltlllllllllllMllllllllllllllllltMIIIIIIIIIItlMllllMIIIIIIIIIIIIIIII Over Ita en zijn jongste drama. i. Eigenaardig, dat vooral in Holland de kunste naars van den laatsten tyd minachting voor den arbeid van Ibsen laten blyken en de meer wetenschappelijke koppen en de menschen met rijpe levenservaring, hem voor 't meerendeel als een grootheid blijven vereeren. De allén artistiek aangelegde kunstenaars vooral zien in zijn werk tendenzen, moreele en maatschappelyke preken enz. Dat hindert hen; ze willen kunst, niets dan kunst. Maar de vereerders plooien hun voorhoofd en verlangen juist wat door de anderen verworpen wordt. Het hoofd is voor hen wat 't hart en de zinnen zy'n voor den enkel-artist. Zoo staan de voornaamste groepen van de partyen ongeveer over elkaar, in koppig vast houden aan hunne meening. Zeer stellig is er aan beide zijden eenige overdryving en onbesuisdheid. De kunstenaars die moeielijk en ongaarne peinzen over maatschappely'ke, moreele en politieke kwesties, welke Ibsen in veel van zijn stukken behandelt en aantast, moeten wel antipathie tegen hem hebben, maar dan ook zeer onrechtmatig. Maar ook de denkers en levensrijpen moeten in hun vereering wel beseffen, dat het tooneel geen plaats is waar men een wetenschappelyke opleiding ontvangt en dat het drama niet mag verloopen in filosofie, wetenschap en politiek. De beste weg blijft natuurlijk deze: laten wij ons tegenover 't werk stellen, van moreele strek king of niet, 't goed vinden als het treft en byblyft. Doen de drama's van Ibsen dat, dan hebben zy groote en duidelijke verdiensten. En iiiiiMiiiiiraiHtiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiimiiimiMii TIEE KAARSPELDEN. Naar het Didtsch, VAN MAX GR A D. Toetoe?toem-toem-Toetoe?toem-toem.... Neen maar, werkelijk, het is toch eigenlijk best uit te houden in zoo'n derde-klasse wagon. Het kleine, ijzeren kacheltje geeft genoeg warmte om de koude Novemberlucht buiten te houden, en de geruite wollen plaid van wijlen den gemeente secretaris hij heeft indertijd dan ook dertig gulden gekost! is heerlijk zacht om op te zitten. Die trotsche vrouw van den apotheker heeft het niet gezien dat zij »derde" is gaan zitten en het fcpaart zóó \eel geld uit! Wel viermaal warm avondeten voor Otto, of een plaats in de comedie, een mooie plaats, voor iets klassieks. Otto heeft altijd veel op gehad met iets klassieks. Och ja, Otto. En de goede weduwe van den gemeente-secre taris werpt een teederen blik op de groote, bonte, met een witte kat op een groen kussen versierde reistasch, die heelemaal rond en dik is van alle geschenken en lekkernijen die zij voor haar zoon had meegenomen. «Maar hij verdient dan ook werkelijk wel wat!" Uij heeft immers zoo'n mooi examen afgelegd, en hy' geeft privaatlessen, en ziet altijd nog kan^, een kleinigheid over te houden, om zijn oude moeder een pleiziertje te doen. »Meer zou niemand kunnen verlangen ! Maar nu zal ik hem dan ook eens verrassen!'1 Zy' moet in de stad bij den notaris zijn om te spreken over de kleine Grethe, het dochtertje van den overleden predikant, dat zij tot zich genomen heeft, en dan moet ze blauw lint meebrengen voor de vrouw van den burgemeester, en voor de vrouw van den opper-houtsester een half dozijn mantelknoopen, die goed bij het staaltje passen.... dat heeft ze toch niet verloren ? men invet toch wel toegeven dat Spoken, Bouw meester Solness, Nora b. v., het .gemoed niet met rust laten, de aandacht zeer sterk spannen en indrukken geven om nooit te vergeten. Het is mogelijk, dat Ibsen in al die drama's op een leeraar gelijkt, omdat hij voornamelijk sociale begrippen en verhoudingen aanvalt, maar wy hebben daar niets tegen te zeggen, als hy 't heeft gedaan, gedrongen door artistieke schep pingskracht. Men mag dit ontkennen, maar af doende redenen zyn daarvoor nooit aangegeven, wél van 't tegendeel. Multatuli heeft eveneens veel maatschappelijke kunst gegeven en blijft toch zeer zeker een artis tiek genie. Al lijkt iemand als Ibsen met zijn altijd terug komen op dezelfde onderwerpen een beetje op een dominé, vooral omdat hij te veel spreekt over «vergelding", »een beter leven'', boete en straf, hij is een dominédie zijn tijd voelt en volkomen begrypt en zeer ernstig getracht heeft de nevelen waarin de vage toekomst rust, te doordringen. Ibsen zelf beweert overigens niet te denken aan leeraren en verbeteren. De strekking van zy'n werk ontstaat onbewust, door de kracht van gevoel en gedachten, zooals in ieder groot werk strekking zal zijn, zonder bedoeling en wil van den auteur. Vooral zijn symboliek wordt ook nog duister, vaag of gezocht genoemd. Voor velen is die symboliek juist een groote bekoring, omdat zijn kunst zooveel te meer aandacht vraagt en frap peert. Het is zér moeilijk vast te stellen wie gelijk heeft, omdat niet ieder even gemakkelijk symboliek begrijpt. Men zou Ibsen daarover zelf moeten ondervragen om beslist een oordeel uit te kunnen spreken. En wat er ook verder op aan valt te merken, en dat is soms wel wat van beteekenis, men inoel toch wel zien, dat er in de drama's leven en hart en bloei is, dat ze niet allén personen, maatschappelijke toestanden, maar ook groote han deling voorvoeren, dat ze met zeer fijne detaillee ringen zijn samengesteld en dwingen tot nadenken en mooi vinden van wereldquaesties. Om ze van belangrijkheid van minder allooi te verdenken, zijn de bedoelingen toch te rein en te hoog. Wat ook vooral zeldzaam is: de stukken zijn nooit half-af of leeg; de personen interesseeren door hun belangrijkheid en bijzondere manier van denken en voelen. De eenheid en eenvoud zijn vast en krachtig. Er is zooveel gloed en gevoel en levendigheid in, dat ze niet lijken op kunstlooze abstracte wetenschap. Waartoe dient 't, dit te miskennen ? Alleen bij gees ten die moeielijk denken of slap zijn of op een andere manier tot misverstand zijn gekomen, b. v. de kunst te sterk scheiden van de sociale quaestie, is dat wel natuurlijk, maar uiterst be krompen. De theorieën in zijne drama's worden ook voor gevaarlijk uitgemaakt. »Hij bederft de vrouwen", beweert men b. v. De vrouw, die luistert naar Ibsen, zal willen heersenen over den man. Zij zal niet meer het opofferende, slavende wezen blijven, maar komen vertellen, dat zij recht heeft op liefde, op ontwikkeling, op stemrecht, enz. Dat schijnt nu nog verboden te zijn. Het is zeker, Verschrikt zoekt ze in haar handtaschje ... . ^Gelukkig, daar is het!" En als ze al die boodschappen gedaan heeft, is ze van plan, haar zoon op zijn kamer te gaan opwachten. Wat zal hij verbaasd en verheugd zijn ! Een eenvoudig nachtlogies zal hij haar op de een of andere manier wel kunnen bezorgen. Den volgenden dag, Zondag, blijft zij in de stad, en zij ger.iet al by voorbaat bij de gedachte, dan met haar zoon te kunnen uitgaan. Dan geeft hij haar altijd een. artn ! «O, hij hoeft zich niet over haar te schamen ! Zij weet heel best, wat zij hem en wijlen den gemeente-secretaris schuldig is. Den nieuwen winterhoed heeft Malvine, de gebochelde modiste, heel netjes in orde gemaakt. Zelf heeft zij haar oude zwarte zijdje stijf gevoerd en er nieuwe mouwen ingezet, en met een vergenoegden glimlach kijkt de oude vrouw naar haar mantel die is uitgestoomd en is nu weer zoo goed als nieuw, en dat het mooie garneersel jarerv geleden al op een zomermantille gezeten heeft, dat weet en ziet niemand !" In den reistasch zit nieuw wintergoed voor Otto. »Neen maar, al die groote kleeren voor dien langen jongen!" Als ze zoo terugdenkt, lijkt het haar nog pas gisteren, dat het kleine, blondlokkige kereltje op een voetenbankje bij haar zat, en met schitterende oogen luisterde naar sprookjes en vertelseltjes. Hij was altijd een braaf, goed kind geweest en had zijne arme, vroeg weduwe geworden moeder nooit ernstig bedroefd. Hoe dwaas was het ge weest, toen hij eens de mooie, zuete room, die voor de koffie-visite bestemd was, door de gaatjes in het vlechtwerk van den matten stoel had ge goten ! Maar ze had hem daarover niet beknord; hij wist toen immers nog niet wat Lij deed. Zij was niet meer jong bijna veertig toen zij na een langen, langen engagementstijd met den ferneente-secretaris was getrouwd. Na een paar jaren van stil geluk had de goede, trouwe man tiaar het grootst mogelijke verdriet aange daan, hij was gestorven. liet snoezige kind bleef haar als troost. Ze had daarna moeielijke jaren, om met den kiemen jongen rond te komen, maar later, na eene kleine erfenis, ging het beter, en nu, lang zou het immers niet meer duren tot Otto met de studie klaar was, en dan zou hij spoedig zelf geld verdienen. dat in de tegenwoordige maatschappij zoo'n vrouw nog een beetje moet worden aangezien voor een onuitstaanbaar wezen, een halve man. By een betere regeling van verhoudingen moet dat wel zeer veranderen. Als de weerstand is gebroken tegen de emancipatie en er geen heftige discussies meer noodig zijn, moet de vrouw zeker tot 't besef komen, dat zij in verstand en werkkracht toch bij den man achter zal blijven, maar hem meer kan bijstaan dan tegenwoordig. Ondanks haar ontwikkeling moet zij zorgen voor alles vroniu te blyven. Waarom is dat niet mogelijk, waarom zou het verderfelijk zijn ? Gunstige voorbeelden zijn reeds te vinden. Haar verstand moet ontwikkeld, haar rechts toestand verbeterd, haar werkkring uitgebreid worden. Als de vrouwen die denkbeelden overnemen van Ibsen, is 't op het oogenhlik nog hinderlijk door ongewoonte, maar op den duur zullen we er ons naar kunnen voegen en dien invloed vol strekt niet betreuren. 't Is zeer begrijpelijk dat Ibsen's Muze aan menige vrouw, en zelfs aan een groot deel van de menschheid, een standbeeld van de Vrijheid gelijkt, dat op de kust van een Nieuwe Wereld optrotst. WHITE. Mnziel in de Hoofdstal De Grieg-hulde heeft een epiloog gehad. Het succes van de beide avonden h;eft aanleiding ge geven een derde Grieg-coneert te organiseeren. Daar deze avond voor een deel uit herhalingen bestond van de kamermuziek-soirée, zij alleen vermeld dat de beer Grieg thans een vijftal van zijne meest bekende klaviersoli op de hem eigen artistieke en poëtische manier. vertolkte, dat de heeren Grieg en Röntgeu VIERIUKDIGE stukken voor klavier speeüen (zie programma) die met veel brio werden uitgevoerd, dat mevrouw Grieg onder hare liederen thaus twee Noorsche kinderliedjes zong die zeer de aandacht trokken eu dat voor de andere num mers verwezen kau worden na'ir de vorige kroniek. Zooals men weet kon de herhaling van het groote Grieg-concert niet doorgaan omdat, de heer Messchaert ongesteld was geworden eu nog eenigen tijd rust zal moeten nemen. Wenden wij dus thans de blikken van Noorwegen af en houden wij ons bezig met ons Nederlandsch orkest dat voortgaat iederen Zondagmiddag en Donderdagavond zijn gemeente te stichten en te verkwikken. De Zondagmiddagen verdienen tegenwoordig niet minder de aandacht dan de Donderdagavonden. Vroeger was liet als het ware een stilzwijgende overeenkomst tusschen alle critici dat alleen van Donderdagavond-uitvoeringen melding werd ge maakt, doch daar thaus de matinees zoo belang rijk zijn geloof ik dat het wcusclielijk is ook daaraan nu en dan aandacht te schenken, vooral wan neer, zooals di-ze week het geval was, de zereniie si/nqihoiiii' van Beethoven wordt uitgevoerd, waarvan ik het eerste deel niet hoorde doch waarvan de uitvoering van de andere deeleu mij zeer interes seerde. Vooral trof mij de gezonde, natuurlijke fraseering o. a. van den derden satz. Dat scherzo lijdt dikwijls aan te veel accentuatie. Dat het ge heele dalende h'guur van af de derde maat als oe frase wordt, beschouwd komt mij alleszins logisch on natuurlijk voor, ook dat, liet later viermaal her haald wordende maat motiefje onder ne frase ge bracht wordt. Ook daar was het streven merkbaar niet iedere maat te accentueeren, ofschoon op somliliuimimiiimiiiiHiimMiiMiiiiiii Ze is een bijzonder goed geconserveerde vrouw. Een-en zestig jaar oud, en nog geen grijs haar. Ja, als men onder het nog dichte, golvende haar kon kijken, dan zou men sneeuw zien. Maar niemand zag dat. Het bijna ongerimpelde gezicht met de fijne trekken straalt in een glans van geluk bij het denken aan den lieveling. Maar een zwakke moeder was zij nooit geweest. O neen, ze had haar kind met vaste hand geleid. Ze had echter haar zoon niet altijd begrepen en niet, zooals andere oude moeders doen, de krachtige, bloeiende jeugd in hare rechten willen beperken. Maar Otto was dan ook zoo aanhankelijk ! Wat had hij haar lief, wat zorgde hij altijd trouw voor haar! Tuetoe?toem-toem, toetoe?toem-toem, daar rijdt de ratelende trein verder, de gelukkige moeder met haar warm hart steeds nader brengend bij het doel, waarnaar ze zoo verlangde. Toetoetoen], toetoe-toein-toem, een ruk daar houdt hij stil. «Alles uitstappen!" De oude vrouw schrikt op. »Neen maar !" ze had heusch een klein dutje gedaan! Snel pakt ze haar zaken bijeen. «Bagage, mevrouw?" Kijk, daar is al een beleefde dienstman en neemt haar het goed af. «Waarheen, mevrouw '.;" «Natuurlijk naar Ouo." Maar lachend verbetert ze dadelijk zich zelf en laat zich door den man brengen naar eene vigi lante, waarmee ze naar den notaris rijdt. Spoedig is zij daar gereed en doet nu zorg vuldig nog haar andere boodschappen. Als ze tegen vier uur in de Lange Wehrstmsse Xo. 44 komt, heeft ze toch al 4 Mark aan den koetsier te betalen. Maar ze heeft tijd gewonnen, en daar enboven neen, zóó erg is het niet. Otto's hospita is eene vriendelijke vrouw. Zij brengt de oude dame zelve op de kamer van den jongen heer, dien ze erg prijst. «Zoo ijverig en zoo accuraat!" Het geld voor de huur en voor de wasch krijgt ze precies op den da,;;, en zijn kamer houdt hij zoo keurig netjes. Men heeft haast in 't geheel geen moeite met hem '. «Natuurlijk, wilde haren hebben de jongelui allemaal." Maar zij hoort niet tot de kniesooren, die zich altijd zoo aanstellen. Jeugd heeft nu een maal geen deugd ! mige oogeublikken dit mij nog wat te sterk klonk. Van dit deel waarin de fraseering zulk een grocte rol speelt was in dit opzicht blijkbaar zeer veel werk gemaakt, alles klonk zoo natuurlijk dat de oppervlakkige toehoorder aan geen berekening dacht en dat is juist het ware, n.l. dat men niet door de berekening heen kijkt. Ik sprak reeds een vorige keer over de natuur lijkheid bij deze uitvoeringen en. dit was niet zouder bedoeling, want ik heb opgemerkt dat de voordrachten van dit orkest in den iaatsten tijd aan eenvoud eu natuurlijkheid hebben gewonnen, vooral bij werken die vroeger al vaak wareu uitgevoerd. In het begin van het seizoen kwam het mij nu en dan voor dat sommige effecten te gewild waren, dat er te veel aan het effect werd geofferd, doch die vrees is niet bewaarheid. Op dien weg is men niet voort gegaan, ik verheug mij zeer dit te kuuneii coiistateeren. Op deze matinee trad de violist de heer Andr Spoor op als solist met de Fantasie ajjtasiouata van Vieuxtemps. Ik heb dit virtuozehstuk al meermalen hooren spelen doch toevallig nooit in zijn geheel. Na het thema en de variatie had de solist er gewoonlijk genoeg van en ging niet verder. De heer poor dacht er niet zoj over en speelde de geheele Fantasie. Hem komt niet alleen lof toe voor dit waagstuk (de fantasie is bijzonder gevaarlijk voor een solist) doch ook voor de wijze waarop hij die voordroeg, waaruit blijkt dat behalve eeu voortreffelijken aan voerder vau. de strijkinstrumenten het Concertge bouw in hem ook een solist bezit, die zich met glans als zoodanig kan laten hooren. Zij u succes was zeer groot eu welverdiend. Even groot succes had de zangeres mej. Manifarges op een Douderdagavoudconcert, vooral met liederen van Widor, Schubert en Bralims. Deze zangeres weet hare wouderschoone altstem op voortreffelijke wijze te gebruiken. De tweede solist, prof. Hugo Heermann, had zich heel wat on dankbaarder taak gesteld met de voordracht van het concert van Joaehim. Wij bewonderen allen Joachim zeer, duch waarom heeft hij ziju coLcert zoo lang eu laten wij het maa,r zeggen zoo langdradig gemaakt ? Wanneer eeu buitengewoon solist als lieermaiiu er ous niet mede verzoenen kan, wie kan het dan wel? Doch een vergoeding schonk ons deze solist met de schoone vertolking van het Andante uit het Vioolconcert van Spohr opus 28 No. 6, want daar werkte compositie en voor dracht te zameu om een zeer sehooneu mdruk te geven. Doch ook bij de voordracht van het Concert van Joachim moet ieder weer de overtuiging gekregen hebben dat lleermaim ouder de eerbteu vau de groote violisteu moet worden gerekend. * De Franscke opera gaf deze week 4'ii/a van Verdi, waariu al de hoofdpersonen optraden die ik in de bespreking vau llérudiude noemde, nl. de dames Lloycl en Boniieur eu de heereu run Loo C ha is eu Hresüit. De tweede helft van deze opvoering stond verre boven de eerste. De drie laatste tafereelen gaven mij weer deu uitstekenden indruk die ik eeu vorige maal ontving, maar noch het orkest, noch het koor n as zoo gesoigiieerd als bij Ilcrodicu/e. De groote scène in het vijlde tafereel vau A'idu met haar minnaar en haar vader slaagde uitstekend, evenzeer kwam mevr. Bouheur in het zesde tafereel geheel op de hoogte van haar taak. Daar gaf zij het beste van den geheelen avond. Ook het duo in de laatste acte maakte indruk door goeden stijl en soberheid. In het bijzonder releveer ik weer zang en spel vau den heer Chais; zijne vertolking stond bovenaan. Al was deze met glans gemonteerde opera dus als geheel niet zoo geslaagd als lléndiade, toonde het talrijke publiek zich toch zeer voldaan. De laatste drie tafereelen hebben, zooals ik zeide, veel De oude dame lacht. Welzeker, dat kan ze zich best begrijpen! Misschien komt hij dikwijls wat laat te huis, en mogelijk wel eens een beetje nu ja, en dan maakt hij misschien wat leven op de trap. «Natuurlijk, en van middag is hij tot drie uur tehuis gebleven. Toen ia hij naar het ziekenhuis gegaan. Maar tegen den avond komt hij stellig te huis." Eindelijk laat de babbelende hospita de oude vrouw alleen, en nieuwsgierig kijkt deze in de vroolijke kamer rond. En hier woont hij dus ! Gezellig heeft hij het, recht gezellig. Zelfs is de kachel aan. Xette gordijnen voor de heldere vensters, en zoo goed stof afgenomen ! Ze zal toch dadelijk eens de groote kleerenkast nakijken, en het wintergoed opbergen. Alles ordelijk en netjes ! De groote tafel is bedekt met boeken en schrif ten, en daartusschen liggen zelfs stukken van menschenheenderen, maar dat hoort zoo ! Boven de groene kanapee hangen gekruiste degens, kleurige petten en een massa cotillonordes. Aan den eenen wand allerlei bonte platen uit tijdschriften, aanplakbiljetten of prentjes van cigarenkistjes. »0 maar, zie eens, die eene heeft haast niets aan!" Op de boekenplank »br! hoe grie zelig," staat een doodshoofd met de tabakspijp in den mond en een kleurigen pet op den witten schedel. En wat een mooie spiegel! Neen. maar, ze moet zeggen, Fran Treitl houdt haar jongen in eere! >0eh zie eens daar, op dat kleine, gopolitoerde tafeltje!" Waarlijk, haar portret, van ver leden Kerstmis, en daarnaast dat van de kleine Grethe. Ze heeft al zoo eens een klein plannetje ge maakt .... men kan nooit weten! En' de oude dame gaat op de groene kanapee zitten en droomt genoegelijk verder. «Otto blijft toch erg lang uit'. ' Zou hij het beste paardenharen kussen nog hebben, dat hij van haar heeft meegenomen, en zou hij het nog gebruiken V Zij staat op en gaat naar het bed. De witte sprei wegtrekkend, ziet ze dat het bed gebruikt is, en daarna maar terloops weer is opgemaakt. :Aniie jongen! Natuurlijk kan hij op die harde

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl