De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 14 maart pagina 2

14 maart 1897 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1029 Canea reeds aanwezige Europeesche pantserschepen kunnen ontwikkelen. Indien het ook hier geldt, dat de eerste stap de moeielijkste en tevens de beslissende is, dan is die eerste stap reeds lang gedaan, want de Europeesche pantserschepen hebben reeds op de vereenigde Grieken en insurgenten ge vuurd. Van den kant van Turkije dreigt niet de geringste moeielijkheid, want de sul tan is dankbaar genoeg, dat hij in dit geval de bereddering van een deel van zijn desoluten boedel aan anderen kan overlaten. Niets scheen dus eenvoudiger, dan dat de mogendheden, die immers beweren alleen in het belang van den vrede te handelen, ge toond hadden dat het haar ernst was, zoodra de gestelde fatale termijn van zes dagen was verstreken en de Grieksche regeering, het woord bij de daad voegende, een weigerend antwoord gezonden had. En toch verloopt de eene dag na de andere, zonder dat de bedreiging wordt uitgevoerd. De Temp s heeft een subtielen, echt diplomatieken inval gehad, toen hij het antwoord van Griekenland mie note responsive noemde. Geen nota dus, waaraan men zich niet be hoeft te storen; geen antwoord, dat men be zwaarlijk kan ignoreeren; maar een soort van tusschending, een hybridisch product, dat de gelegenheid opent om met goed fat soen opnieuw aan het onderhandelen te gaan en te doen als of het imposante, maar in dit geval ongelukkig niet imponeerende »Quos ego" niet was uitgesproken. Het handig gestelde staatsstuk, dat onzen lezers uit de dagbladen reeds in zijn vollen omvang bekend zal zijn, stelt op den voor grond, dat de mogendheden bezield zijn door de allerbeste bedoelingen, maar spreekt daarbij den twijfel uit van de juistheid van den door haar ingeslagen weg. *Wij zijn het vol maakt eens;" zegt de Grieksche regee ring tot de groote mogendheden. »Gij vindt, dat de toestand op Kreta onhoudbaar is en dat het eiland aan het rechtstreeksch bestuur van Turkije moet worden onttrokken, en wij vinden dat ook. Wat ons verdeeld houdt, is maar eene questie van onderge schikten aard, waarover we samen kunnen praten. Gij wilt aan Kreta eene autonomie geven, voor welke wij de gemengde en ge demoraliseerde bevolking niet geschikt ach ten ; wij houden eene rechtstreeksche aan sluiting bij Griekenland voor beter. Maar laten daarover de Kretensers zelven beslis sen. Natuurlijk niet op het oogenblik; daar voor zijn de toestanden te eenenmale onge schikt en is de anarchie op het ongelukkige eiland te groot. Ons expeditielegertje is er in het belang van de orde en de rust; trek ken wij het terug, dan aanvaarden wij eene zware verantwoordelijkheid. Laat het dus daar blijven, en met de bemanningen van uwe pantserschepen samenwerken; als ge het wenschelijk oordeelt, zal kolonel Vassos zich onder de bevelen stellen van een uwer militairen, die in rang boven hem staat. Stemt gij hierin toe, dan willen we onze vloot wel terugtrekken, overtuigd, dat uwe eskaders al het noodige zullen doen." Ziedaar.in verband met de door de Grieksche zaakgelastigden gegeven mondelinge toelich tingen van de uitvoerige Atheensche nota der lanrjcu Rede kurzer Sinn. Niemand is door de »note responsive" verrast, en toch is deze gebleken een toetssteen te zijn, welks toepassing door velen met heimelijken angst wordt tegemoet gezien. Hoe staat het op het oogenblik met de veelgeroemde eenheid van het Europeesch concert ? Kan dir. den toets doorstaan ? Zooals men weet, is hel voorstel om Grieken land, indien het bij zijne weigering volhardde, door eene blokkade tot rede te brengen, van Duitschland uitgegaan. Zulk een kras op treden in de Oostersche quaestie behoort in 't geheel niet tot de traditiën der Duitsche politiek. Sedert Bismarck op het congres te Berlijn de rol van den eerlijken makelaar speelde, hebben hij zelf' en zijne opvolgers herhaaldelijk verklaard, dat Duitschland niet voornemens was zich te bemoeien met de netelige quaestiën op het Balkanschiereiland, bij welke het geen belang had. De schilder achtige uitdrukking over de botten van den Pommerschen grenadier en het gevleugelde woord *L'iil[jriric/i /.s/ iiiir U<l;ulia" zouden, in minder excentrieken vorm, ia eeiie rede van Caprivi of van Hohenlohe niet misplaatst zijn geweest. Als Duitschland thans zich plotseling bij die Oostersche quaestie op den voorgrond stelt, dan vraagt men zich on willekeurig af, of dit niet kan zijn geschied, om de Fransche republikeinen tegenover het autocratische Rusland in een moeilijk parket te brengen. Rusland heeft dadelijk het voorstel van Duitschland met groote warmte ondersteund. Of de Russische staatkunde daarmede haar laatste woord heeft gesproken, mag, met het oog op de betrekkingen tusschen de hoven van Kopenhagen, St. Petersburg en Athene worden betwijfeld. Maar voorloopig is te St. Petersburg de leuze ten opzichte van Griekenland: --und folyxl du nicht willig, so brauch icli Gewalt.'' Zulk eene politiek stuit de Franschen, hoe Russophiel ze ook mogen zijn, zeer tegen de borst, en is in strijd met al hunne nationale traditiën. Men moge hun verzekeren, dat alles geschiedt in het belang van den vrede, en dat geen ander dwangmiddel zal worden gebruikt dan het zoogenoemde »blocus paci/ique," zij zullen zich herinneren, hoe nog kort geleden (1880) de Fransche regeering beslist weigerde deel te nemen aan een dergelijken dwangmaatregel, waarmede de mogendheden Griekenland van een aanval op Turkije terughielden. De interpellatiën in het Fransche Parlement hebben duidelijk doen zien, hoe onpopulair daar te lande eene tegen Griekenland gerichte repres sieve politiek zou zijn, en het ministerie-Mélize heeft moeielijke oogenblikken doorleefd en tot fcweemalen toe slechts uitstel van executie verkregen onder de voorwaarde, dat geenerlei beslissing zou worden genomen zonder de voorkennis van de Kamer. Wat zullen de heeren Méline en Hanotaux den czar be nijden, die met zijne raadslieden boven de misères van zoo'n kamervotum verheven is! Worden de mogendheden het thans niet opnieuw eens, dan zal Duitschland zich terug trekken. Het zal dat in dit geval kunnen doen met het genoeglijk bewustzijn, dat het zonder zichzelf te compromitteeren, de iuhaerente zwakheid der Fransch-Russische entente duidelijk heeft doen uitkomen. Oostenrijk ijvert, om begrijpelijke redenen voor het repressie plan. Als eenige mogend heid, welker belangen op het Balkan-schier eiland met die van Rusland kunnen worden vergeleken, moet het zijne politiek in de Oostersche quaestie regelen evenwijdig laten loopen aan die van Rusland, zoolang de tijd voor een openlijk antagonisme nog niet is gekomen. De Italiaansche regeering heeft, evenals de Fransche en de Engelsche, te worstelen met populaire stroomingen ten gunste van Griekenland en van het Panhellenisme. Toch heeft zij officieus doen weten, dat zij zich niet van de overige mogendheden wenscht af te scheiden. Maar die formule beduidt niets, zoolang zelfs geen schijnbare eenstem migheid is verkregen. Ook in Engeland wordt heftig geprotes teerd tegen dwangmaatregelen waarvan Griekenland het slachtoffer zou zijn. Wel speelt bij die protesten de partij-politiek eene groote rol, maar voor de internationale poli tiek zijn zij daarom nog niet zonder beteekenis. Zoo schijnt het minder en minder waar schijnlijk, dat de Europeesche eenheid den toets zal kunnen doorstaan waaraan Grieken land haar heeft onderworpen. I1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIUII TOONLLCTiWlVZO HST. J-TJIDEIL.S. ('Geboren 17 Klaart ISlii.) M'nheer Judels wanneer kan ik u eens spreken ? -- Wanneer je wilt. Ik ben altijd thuis tot twee uur 's middags. Maar kom niet te vroeg. Om tien uur draai ik me nog eens om. Kom dan morgen tegen elf' uur. Neen, ga nu niet heen. Laten we nog een oogenblikje blijven plakken. Vóór drie uur ga ik toch zelden naar bed. Ik zou niet kunnen slapen, als ik zoo vroeg naar bed ging. Dat is goed voor oude lui; niet voor jongeren van mijn leeftijd. U wil zeker een levensbeschrijving van me maken, niet waar 'i Neen, dat juist niet, ik wou zoo maar eens komen babbelen en naar uw portretten zien. Dat verandert. Wat heb je ook aan oen levensbeschrijving !... Een levensbeschryving...! eene levensbeschrijving ... ! wat is een levens beschrijving ! 't is niets 't is niemendal. Ze is van alle acteurs precies dezelfde. Ze wilden aan het Tooneel; vader en moeder vonden het niet goed ; ze gingen toch ; ze kwamen aan dit gezel schap, ze kwamen aan dat gezelschap ; ze speelden mooi, heel mooi; slecht speelden ze nooit als men hen zelf gelooven wil; ze gaven benefieten; ze waren brave menschen, o zulke brave menschen; ze gingen dood en werden begraven, met of zonder muziek. De confraters brachten hen naar het kerkhof en dachten: Goddank, die ligt er al weer onder, nu kan ik z'n rollen spelen. Daar heb je nou de levensbeschrijving vaneen acteur. Is het zoo, of is het zoo niet V Eén uur, heeren ! waarschuwt de donderende stem van den portier van caféMille Colonnes te Amsterdam. Jawel, jawel, n uur ! .. . we blijven toch, Griesgram. Ik heb nachtpermissie. Dat is de domste streek van den burgemeester om brave lui zoo vroeg op straat te zetten. L* komt dus morgen tegen elf uur. Zeker, mag ik u even aan uw jas helpen. Neen, dank-je wel, 't is of ik zoo oud word. Adieu !''.... en Judels neemt met den beminnelijken lach en de hoofsche buiging van een dansmeester afscheid om naar zy'ne kamers te gaan, BinnenAmstel 128, ten huize van zijn schoonzoon Iloeg. Den volgenden morgen tegen elf uur ga ik naar Judels, of zooals de vrienden hem noemen, naar Sjuul. Mag ik m'nheer Judels spreken '? O, gaat u maar naar boven, m'nheer weet dat u komt. Tik, tik ! Binnen ! Dit was de nog krachtige en opgewekte stem van Judels, die my in de kamer halverwege te gemoet kwam met vroolijk, opgeruimd gezicht. Hij droeg een licht grijze kamerjapon met rood afgezet. Zijn gelaat zag er frisch en vroolijk uit, en het nog altijd niet grijze haar was met zorg opgemaakt. Neemt u plaats. Mijn dochter. Als ze hin dert gaat ze weg. U heeft 't maar te zeggen. - U zit hier mooi. Niet waar, een ruim uitzicht. Ik kan tegen geen muren aanzien, dan zou ik gaan huilen. Zal u een kop koffie gebruiken ? Om elf uur drink ik altijd een kop koffie. Kind-lief wil je even zeggen, dat de meid nog een kop koffie voor mijnheer brengt. Permitteert u me dat ik deze kwitantie afschrijf» voort komt een man ze halen. Steek intusschen een sigaartje op. Wacht, hier in dit kastje heb ik nog feestsigaren. Als je blieft; lucifers ook, »zie zoo !" Met het lorgnet op de neus schrijft Judels aan de kleine tafel voor het raam z'n kwitantie. Op die tafel ligt de ochtendeditie van het Handels blad, staat een kistje sigaren, schrijfgereed schap, enz. Judels zit in een grooten eikenhouten stoel met bekleeden rug. Boven in het houtwerk aan den rug van den stoel is zijn portret gesneden en daaronder de jaartallen 1815?1885 en de naamletters N. J., een geschenk op zijn TOsten veijaardag. 'l'egenover hem staat een anderen eikenhouten btoel, boven in het houtwerk gesneden L. I>. A. en do cijfers 1811?18IM, een cadeau van de vrijmetselaarsloge Lu Jiicn. Muire, toen hij er 50 jaar onafgebroken lid van was geweest. Aan een der muren hangen kleine schilderijen uit den tijd van l'ieneman, staat een zilverkastje, waarin zich twee zilveren bokalen bevinden. Ken der bekers is een geschenk van artisten, de andere een cadeau toen hij 'J(> October 1851 voor de hon derdste maal De Schoolmeester had gespeeld. Het portretje van J)e Hclioulniei'^er is zeer zeld zaam. De heer Kduard Boas, thans een der mede eigenaars der Salon des Varictés heeft het welwillend ter overbrenging afgestaan. Voorts hangen er twee fotogratiën van Judels in de rol van Iteticee. \\'ce:cn. Aan den anderen muur ziet men de beeltenissen van Yictor Driessens, van den schilder Sam Ver voer, van de tooneelspeelster Suze Sablairolles en van zijne kinderen en kleinkinderen. Op een paar stoelen liggen keurig netjes Judel's overhemd, vest on gekleede jas; op de tafel staan hagelwitte manchetten, en ligt een pracht van een nieuwe das. --- Zie zoo, nu ben ik klaar, zegt Judels. -- Dat is een mooi portretje van u, m'nheer Judels. dat kleintje, u was toen zeker nog heel jong^ Ja, ik was zoo tusschen tien en elf jaar. Kn wat ziet u er in de puntjes uit. Ik heb er altijd van gehouden me goed te kleeden. Toen ik jong was deed ik het, en nu ik oud ben oud, zooals de menschen blieven te zeggen doe ik het nog. De meisjes vonden me in m'n jongen tijd een mooie jongen. Is u als jongen een rakkert geweest V Neen, nooit. Stil en behoorlijk. / ;lfs toen ik ouder werd, heb ik wel grappen uitgehaald, maar niet te erg. Mijn compagnon l'ierre Jioas hield er meer van. Verbeeld u, wat die me eens te Deventer gebakken heeft ? . .. Hij heeft me in de doos laten stoppen; ja, mijnheer, in de doos ! We speelden er met de kermis: Een kabaal in den Schouwburg. Als het scherm op is, komt Abalino pruttelend aanloopen en raast dat zijn makkers er niet zijn. De regisseur verschijnt voor Jndels oj) tienjarigen leeftijd. het voetlicht en zegt dat de voorstelling wegens afwezigheid der spelers niet kan doorgaan. Ik zat, vermomd als oud-heertje in het parterre, en roep, geheel volgens mijn rol: »dan moet ik mijn geld geld terug hebben !'' en maak kabaal. Een politie-agent tikt me op de schouders en zegt: «vadertje, hou je bedaard." Ik denk, dat hij ook meespeelt, en zeg : »ik me bedaard hou den, voor den donder niet, ik wil myn geld terug!" Nou waarschuw ik je voor 't laatst en dan ga er uit. Ik heb met de politie niets te maken, de politie kan voor mijn part opvliegen. Nou is het genoeg. Wil u mij maar volgen naar het bureau. Ik dank je wel. Loop naar den duivel' Wil je niet goedschiks, dan met geweld. En op hetzelfde oogenblik neemt de agent me bij de kraag en duwt me als schandaal de tent uit, de straat op naar het kommissariaat van politie, vlak tegenover onze tent. Ze gingen juist proces-verbaal van me opmaken, toen Boas binnenkwam om den kommissaris te verzoeken mij vrij te laten, daar het een grap was, die in het stuk voorkwam. Dat ging niet zoo heel gemakkelijk, want Boas had tegen den agent van politie gezegd: »dat heertje moet je in 't oog houden, dat is een oproermaker. Zoodra hij niet doet, wat jij zegt, de tent met hem uit!'' Ziet u, mijnheer, van die grappen hield ik niet. Maar om op dat portretje terug te komen. Toen ik er zoo uitzag, woonde ik in de Kerk straat en speelde 's avonds viool in de komedie : Hel huig ten 'llunch in de Kerkstraat bij de Weesperstraat bij mijne lieve ouders. Ik was de jongste van negen kinderen, het lievelingetje van mijn moeder. Men noemde die komedie Het litti* ten lloscli., omdat men een boschje door moest om er in te komen. Later werd ze verbouwd en Kiimtijeiweaeii gedoopt, en ingewijd met eene kin derkomedie. Daar mocht ik in het orkest vioolspelen, en, omdat ik het gratis deed, mijne moeder en zuster meenemen, om de voorstelling bij te wonen. M'n vader was er niets mede ingenomen, daar het altijd nachtwerk werd. »Na elf uur" placht hij te zeggen -bestaat er geen pleizier meer." Hij liet me echter mijn gang gaan en stond zelfs toe, dat ik er af en toe kinder rolletjes vervulde. Als jongetje van 15 jaar ging ik met den vader van Eduard Barnberg als lid eener kinderkomedie mede naar Brabant, naar do schutters, dat was in het jaar J:iO. Daar speelden we in de cantonnementen; ik droeg er ook solo's op de viool voor of zong, als klein Tyrolertje gekleed, Tyroler liederen. De hertog van Saxen-Weimar woonde altijd de voorstelling bij en had veel pleizier in ons. De hertog kwam in zijn element als Bamberg's vader aan 't goo chelen ging. Dan schitterden zijne oogen achter de gouden bril. Hij gierde het uit van 't lachen, als liamberg een weggetooverden klaveren-boer van onder zijn epaulet te voorschijn bracht, of een foulard van Zijne Hoogheid vroeg, en er evenveel foulards uit goochelde als er jongens in de kindercomedie meespeelden, aan wie hij ze cadeau gat'. De hertog hield er van om voor compère te spelen. Zoodra Xijne Hoogheid wist, dat er kindercomedie zou zijn, liet hij 's morgens vroeg den ouden Bamberg door een veldjager bij zich ontbieden en sprak alles over de goocheltoeren met hem af. i WoriH rcrni/i/il). J. II. K. HHIII1IIIIIIIIIIII IllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllUIIIIIIIIII Muziek in fle Hoofdstad. Weer geen verslag over /.lc Meer,;wn ! Ik heb het sleclit getroffen. De eerste voorstelling, die uu werkelijk doorging, was ik verhinderd bij te wonen, doeh daar de tweede was aangekondigd, rekende ik er op daarbij tegenwoordig te zijn, om er in deze kroniek melding van te maken, het viel echter alwtrr tegeu, want er is geen tweede opvoering geweest. Volgens de bladen moest het schip dienst

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl