Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1029
Canea reeds aanwezige Europeesche
pantserschepen kunnen ontwikkelen. Indien het
ook hier geldt, dat de eerste stap de
moeielijkste en tevens de beslissende is, dan is die
eerste stap reeds lang gedaan, want de
Europeesche pantserschepen hebben reeds op
de vereenigde Grieken en insurgenten ge
vuurd. Van den kant van Turkije dreigt
niet de geringste moeielijkheid, want de sul
tan is dankbaar genoeg, dat hij in dit geval
de bereddering van een deel van zijn
desoluten boedel aan anderen kan overlaten.
Niets scheen dus eenvoudiger, dan dat de
mogendheden, die immers beweren alleen in
het belang van den vrede te handelen, ge
toond hadden dat het haar ernst was, zoodra
de gestelde fatale termijn van zes dagen was
verstreken en de Grieksche regeering, het
woord bij de daad voegende, een weigerend
antwoord gezonden had. En toch verloopt
de eene dag na de andere, zonder dat de
bedreiging wordt uitgevoerd.
De Temp s heeft een subtielen, echt
diplomatieken inval gehad, toen hij het antwoord
van Griekenland mie note responsive noemde.
Geen nota dus, waaraan men zich niet be
hoeft te storen; geen antwoord, dat men be
zwaarlijk kan ignoreeren; maar een soort
van tusschending, een hybridisch product,
dat de gelegenheid opent om met goed fat
soen opnieuw aan het onderhandelen te gaan
en te doen als of het imposante, maar in dit
geval ongelukkig niet imponeerende »Quos
ego" niet was uitgesproken.
Het handig gestelde staatsstuk, dat onzen
lezers uit de dagbladen reeds in zijn vollen
omvang bekend zal zijn, stelt op den voor
grond, dat de mogendheden bezield zijn door
de allerbeste bedoelingen, maar spreekt daarbij
den twijfel uit van de juistheid van den door
haar ingeslagen weg. *Wij zijn het vol
maakt eens;" zegt de Grieksche regee
ring tot de groote mogendheden. »Gij
vindt, dat de toestand op Kreta onhoudbaar
is en dat het eiland aan het rechtstreeksch
bestuur van Turkije moet worden onttrokken,
en wij vinden dat ook. Wat ons verdeeld
houdt, is maar eene questie van onderge
schikten aard, waarover we samen kunnen
praten. Gij wilt aan Kreta eene autonomie
geven, voor welke wij de gemengde en ge
demoraliseerde bevolking niet geschikt ach
ten ; wij houden eene rechtstreeksche aan
sluiting bij Griekenland voor beter. Maar
laten daarover de Kretensers zelven beslis
sen. Natuurlijk niet op het oogenblik; daar
voor zijn de toestanden te eenenmale onge
schikt en is de anarchie op het ongelukkige
eiland te groot. Ons expeditielegertje is er
in het belang van de orde en de rust; trek
ken wij het terug, dan aanvaarden wij eene
zware verantwoordelijkheid. Laat het dus
daar blijven, en met de bemanningen van
uwe pantserschepen samenwerken; als ge
het wenschelijk oordeelt, zal kolonel Vassos
zich onder de bevelen stellen van een uwer
militairen, die in rang boven hem staat.
Stemt gij hierin toe, dan willen we onze
vloot wel terugtrekken, overtuigd, dat uwe
eskaders al het noodige zullen doen."
Ziedaar.in verband met de door de Grieksche
zaakgelastigden gegeven mondelinge toelich
tingen van de uitvoerige Atheensche nota
der lanrjcu Rede kurzer Sinn. Niemand is
door de »note responsive" verrast, en toch is
deze gebleken een toetssteen te zijn, welks
toepassing door velen met heimelijken angst
wordt tegemoet gezien.
Hoe staat het op het oogenblik met de
veelgeroemde eenheid van het Europeesch
concert ? Kan dir. den toets doorstaan ?
Zooals men weet, is hel voorstel om Grieken
land, indien het bij zijne weigering volhardde,
door eene blokkade tot rede te brengen, van
Duitschland uitgegaan. Zulk een kras op
treden in de Oostersche quaestie behoort in
't geheel niet tot de traditiën der Duitsche
politiek. Sedert Bismarck op het congres te
Berlijn de rol van den eerlijken makelaar
speelde, hebben hij zelf' en zijne opvolgers
herhaaldelijk verklaard, dat Duitschland niet
voornemens was zich te bemoeien met de
netelige quaestiën op het Balkanschiereiland,
bij welke het geen belang had. De schilder
achtige uitdrukking over de botten van den
Pommerschen grenadier en het gevleugelde
woord *L'iil[jriric/i /.s/ iiiir U<l;ulia" zouden,
in minder excentrieken vorm, ia eeiie rede
van Caprivi of van Hohenlohe niet misplaatst
zijn geweest. Als Duitschland thans zich
plotseling bij die Oostersche quaestie op den
voorgrond stelt, dan vraagt men zich on
willekeurig af, of dit niet kan zijn geschied,
om de Fransche republikeinen tegenover het
autocratische Rusland in een moeilijk parket
te brengen.
Rusland heeft dadelijk het voorstel van
Duitschland met groote warmte ondersteund.
Of de Russische staatkunde daarmede haar
laatste woord heeft gesproken, mag, met het
oog op de betrekkingen tusschen de hoven
van Kopenhagen, St. Petersburg en Athene
worden betwijfeld. Maar voorloopig is te
St. Petersburg de leuze ten opzichte van
Griekenland: --und folyxl du nicht willig, so
brauch icli Gewalt.'' Zulk eene politiek stuit
de Franschen, hoe Russophiel ze ook mogen
zijn, zeer tegen de borst, en is in strijd met
al hunne nationale traditiën. Men moge
hun verzekeren, dat alles geschiedt in het
belang van den vrede, en dat geen ander
dwangmiddel zal worden gebruikt dan het
zoogenoemde »blocus paci/ique," zij zullen zich
herinneren, hoe nog kort geleden (1880) de
Fransche regeering beslist weigerde deel te
nemen aan een dergelijken dwangmaatregel,
waarmede de mogendheden Griekenland van
een aanval op Turkije terughielden. De
interpellatiën in het Fransche Parlement hebben
duidelijk doen zien, hoe onpopulair daar te
lande eene tegen Griekenland gerichte repres
sieve politiek zou zijn, en het ministerie-Mélize
heeft moeielijke oogenblikken doorleefd en
tot fcweemalen toe slechts uitstel van executie
verkregen onder de voorwaarde, dat geenerlei
beslissing zou worden genomen zonder de
voorkennis van de Kamer. Wat zullen de
heeren Méline en Hanotaux den czar be
nijden, die met zijne raadslieden boven de
misères van zoo'n kamervotum verheven is!
Worden de mogendheden het thans niet
opnieuw eens, dan zal Duitschland zich terug
trekken. Het zal dat in dit geval kunnen
doen met het genoeglijk bewustzijn, dat het
zonder zichzelf te compromitteeren, de
iuhaerente zwakheid der Fransch-Russische
entente duidelijk heeft doen uitkomen.
Oostenrijk ijvert, om begrijpelijke redenen
voor het repressie plan. Als eenige mogend
heid, welker belangen op het Balkan-schier
eiland met die van Rusland kunnen worden
vergeleken, moet het zijne politiek in de
Oostersche quaestie regelen evenwijdig laten
loopen aan die van Rusland, zoolang de tijd
voor een openlijk antagonisme nog niet is
gekomen.
De Italiaansche regeering heeft, evenals
de Fransche en de Engelsche, te worstelen
met populaire stroomingen ten gunste van
Griekenland en van het Panhellenisme. Toch
heeft zij officieus doen weten, dat zij zich
niet van de overige mogendheden wenscht
af te scheiden. Maar die formule beduidt
niets, zoolang zelfs geen schijnbare eenstem
migheid is verkregen.
Ook in Engeland wordt heftig geprotes
teerd tegen dwangmaatregelen waarvan
Griekenland het slachtoffer zou zijn. Wel
speelt bij die protesten de partij-politiek eene
groote rol, maar voor de internationale poli
tiek zijn zij daarom nog niet zonder beteekenis.
Zoo schijnt het minder en minder waar
schijnlijk, dat de Europeesche eenheid den
toets zal kunnen doorstaan waaraan Grieken
land haar heeft onderworpen.
I1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIUII
TOONLLCTiWlVZO
HST. J-TJIDEIL.S.
('Geboren 17 Klaart ISlii.)
M'nheer Judels wanneer kan ik u eens
spreken ?
-- Wanneer je wilt. Ik ben altijd thuis tot
twee uur 's middags.
Maar kom niet te vroeg. Om tien uur draai ik
me nog eens om. Kom dan morgen tegen elf' uur.
Neen, ga nu niet heen. Laten we nog een
oogenblikje blijven plakken. Vóór drie uur ga
ik toch zelden naar bed. Ik zou niet kunnen
slapen, als ik zoo vroeg naar bed ging. Dat is
goed voor oude lui; niet voor jongeren van mijn
leeftijd.
U wil zeker een levensbeschrijving van me
maken, niet waar 'i
Neen, dat juist niet, ik wou zoo maar eens
komen babbelen en naar uw portretten zien.
Dat verandert. Wat heb je ook aan oen
levensbeschrijving !... Een levensbeschryving...!
eene levensbeschrijving ... ! wat is een levens
beschrijving ! 't is niets 't is niemendal. Ze is
van alle acteurs precies dezelfde. Ze wilden aan
het Tooneel; vader en moeder vonden het niet
goed ; ze gingen toch ; ze kwamen aan dit gezel
schap, ze kwamen aan dat gezelschap ; ze speelden
mooi, heel mooi; slecht speelden ze nooit als
men hen zelf gelooven wil; ze gaven benefieten;
ze waren brave menschen, o zulke brave menschen;
ze gingen dood en werden begraven, met of zonder
muziek. De confraters brachten hen naar het
kerkhof en dachten: Goddank, die ligt er al
weer onder, nu kan ik z'n rollen spelen.
Daar heb je nou de levensbeschrijving vaneen
acteur. Is het zoo, of is het zoo niet V
Eén uur, heeren ! waarschuwt de donderende
stem van den portier van caféMille Colonnes te
Amsterdam.
Jawel, jawel, n uur ! .. . we blijven toch,
Griesgram. Ik heb nachtpermissie. Dat is de
domste streek van den burgemeester om brave
lui zoo vroeg op straat te zetten.
L* komt dus morgen tegen elf uur.
Zeker, mag ik u even aan uw jas helpen.
Neen, dank-je wel, 't is of ik zoo oud word.
Adieu !''.... en Judels neemt met den beminnelijken
lach en de hoofsche buiging van een dansmeester
afscheid om naar zy'ne kamers te gaan,
BinnenAmstel 128, ten huize van zijn schoonzoon Iloeg.
Den volgenden morgen tegen elf uur ga ik
naar Judels, of zooals de vrienden hem noemen,
naar Sjuul.
Mag ik m'nheer Judels spreken '?
O, gaat u maar naar boven, m'nheer weet
dat u komt.
Tik, tik !
Binnen !
Dit was de nog krachtige en opgewekte stem
van Judels, die my in de kamer halverwege te
gemoet kwam met vroolijk, opgeruimd gezicht.
Hij droeg een licht grijze kamerjapon met rood
afgezet. Zijn gelaat zag er frisch en vroolijk
uit, en het nog altijd niet grijze haar was met
zorg opgemaakt.
Neemt u plaats. Mijn dochter. Als ze hin
dert gaat ze weg. U heeft 't maar te zeggen.
- U zit hier mooi.
Niet waar, een ruim uitzicht. Ik kan tegen
geen muren aanzien, dan zou ik gaan huilen.
Zal u een kop koffie gebruiken ? Om elf uur
drink ik altijd een kop koffie. Kind-lief wil je
even zeggen, dat de meid nog een kop koffie
voor mijnheer brengt.
Permitteert u me dat ik deze kwitantie afschrijf»
voort komt een man ze halen. Steek intusschen
een sigaartje op. Wacht, hier in dit kastje heb
ik nog feestsigaren. Als je blieft; lucifers ook,
»zie zoo !"
Met het lorgnet op de neus schrijft Judels aan
de kleine tafel voor het raam z'n kwitantie. Op
die tafel ligt de ochtendeditie van het Handels
blad, staat een kistje sigaren, schrijfgereed
schap, enz.
Judels zit in een grooten eikenhouten stoel
met bekleeden rug. Boven in het houtwerk aan
den rug van den stoel is zijn portret gesneden
en daaronder de jaartallen 1815?1885 en de
naamletters N. J., een geschenk op zijn TOsten
veijaardag.
'l'egenover hem staat een anderen eikenhouten
btoel, boven in het houtwerk gesneden L. I>. A.
en do cijfers 1811?18IM, een cadeau van de
vrijmetselaarsloge Lu Jiicn. Muire, toen hij er 50
jaar onafgebroken lid van was geweest. Aan een
der muren hangen kleine schilderijen uit den tijd
van l'ieneman, staat een zilverkastje, waarin zich
twee zilveren bokalen bevinden. Ken der bekers
is een geschenk van artisten, de andere een
cadeau toen hij 'J(> October 1851 voor de hon
derdste maal De Schoolmeester had gespeeld.
Het portretje van J)e Hclioulniei'^er is zeer zeld
zaam. De heer Kduard Boas, thans een der mede
eigenaars der Salon des Varictés heeft het welwillend
ter overbrenging afgestaan. Voorts hangen er twee
fotogratiën van Judels in de rol van Iteticee. \\'ce:cn.
Aan den anderen muur ziet men de beeltenissen
van Yictor Driessens, van den schilder Sam Ver
voer, van de tooneelspeelster Suze Sablairolles
en van zijne kinderen en kleinkinderen.
Op een paar stoelen liggen keurig netjes Judel's
overhemd, vest on gekleede jas; op de tafel staan
hagelwitte manchetten, en ligt een pracht van
een nieuwe das.
--- Zie zoo, nu ben ik klaar, zegt Judels.
-- Dat is een mooi portretje van u, m'nheer
Judels. dat kleintje, u was toen zeker nog heel jong^
Ja, ik was zoo tusschen tien en elf jaar.
Kn wat ziet u er in de puntjes uit.
Ik heb er altijd van gehouden me goed te
kleeden. Toen ik jong was deed ik het, en nu
ik oud ben oud, zooals de menschen blieven te
zeggen doe ik het nog. De meisjes vonden
me in m'n jongen tijd een mooie jongen.
Is u als jongen een rakkert geweest V
Neen, nooit. Stil en behoorlijk. / ;lfs toen
ik ouder werd, heb ik wel grappen uitgehaald,
maar niet te erg. Mijn compagnon l'ierre Jioas
hield er meer van. Verbeeld u, wat die me
eens te Deventer gebakken heeft ? . .. Hij heeft
me in de doos laten stoppen; ja, mijnheer, in de
doos !
We speelden er met de kermis: Een kabaal
in den Schouwburg. Als het scherm op is, komt
Abalino pruttelend aanloopen en raast dat zijn
makkers er niet zijn. De regisseur verschijnt voor
Jndels oj) tienjarigen leeftijd.
het voetlicht en zegt dat de voorstelling wegens
afwezigheid der spelers niet kan doorgaan. Ik
zat, vermomd als oud-heertje in het parterre,
en roep, geheel volgens mijn rol: »dan moet ik
mijn geld geld terug hebben !'' en maak kabaal.
Een politie-agent tikt me op de schouders en
zegt: «vadertje, hou je bedaard." Ik denk, dat
hij ook meespeelt, en zeg : »ik me bedaard hou
den, voor den donder niet, ik wil myn geld
terug!"
Nou waarschuw ik je voor 't laatst en dan
ga er uit.
Ik heb met de politie niets te maken, de
politie kan voor mijn part opvliegen.
Nou is het genoeg. Wil u mij maar volgen
naar het bureau.
Ik dank je wel. Loop naar den duivel'
Wil je niet goedschiks, dan met geweld.
En op hetzelfde oogenblik neemt de agent me
bij de kraag en duwt me als schandaal de tent
uit, de straat op naar het kommissariaat van
politie, vlak tegenover onze tent.
Ze gingen juist proces-verbaal van me opmaken,
toen Boas binnenkwam om den kommissaris te
verzoeken mij vrij te laten, daar het een grap
was, die in het stuk voorkwam.
Dat ging niet zoo heel gemakkelijk, want Boas
had tegen den agent van politie gezegd: »dat
heertje moet je in 't oog houden, dat is een
oproermaker. Zoodra hij niet doet, wat jij zegt,
de tent met hem uit!''
Ziet u, mijnheer, van die grappen hield ik
niet. Maar om op dat portretje terug te komen.
Toen ik er zoo uitzag, woonde ik in de Kerk
straat en speelde 's avonds viool in de komedie :
Hel huig ten 'llunch in de Kerkstraat bij de
Weesperstraat bij mijne lieve ouders. Ik was
de jongste van negen kinderen, het lievelingetje
van mijn moeder. Men noemde die komedie Het
litti* ten lloscli., omdat men een boschje door moest
om er in te komen. Later werd ze verbouwd en
Kiimtijeiweaeii gedoopt, en ingewijd met eene kin
derkomedie. Daar mocht ik in het orkest vioolspelen,
en, omdat ik het gratis deed, mijne moeder en
zuster meenemen, om de voorstelling bij te wonen.
M'n vader was er niets mede ingenomen,
daar het altijd nachtwerk werd. »Na elf
uur" placht hij te zeggen -bestaat er geen
pleizier meer." Hij liet me echter mijn gang
gaan en stond zelfs toe, dat ik er af en toe kinder
rolletjes vervulde. Als jongetje van 15 jaar ging
ik met den vader van Eduard Barnberg als lid
eener kinderkomedie mede naar Brabant, naar
do schutters, dat was in het jaar J:iO. Daar
speelden we in de cantonnementen; ik droeg er ook
solo's op de viool voor of zong, als klein
Tyrolertje gekleed, Tyroler liederen. De hertog van
Saxen-Weimar woonde altijd de voorstelling bij
en had veel pleizier in ons. De hertog kwam
in zijn element als Bamberg's vader aan 't goo
chelen ging. Dan schitterden zijne oogen achter
de gouden bril. Hij gierde het uit van 't lachen,
als liamberg een weggetooverden klaveren-boer
van onder zijn epaulet te voorschijn bracht, of een
foulard van Zijne Hoogheid vroeg, en er evenveel
foulards uit goochelde als er jongens in de
kindercomedie meespeelden, aan wie hij ze cadeau
gat'. De hertog hield er van om voor compère
te spelen. Zoodra Xijne Hoogheid wist, dat er
kindercomedie zou zijn, liet hij 's morgens vroeg
den ouden Bamberg door een veldjager bij zich
ontbieden en sprak alles over de goocheltoeren
met hem af.
i WoriH rcrni/i/il). J. II. K.
HHIII1IIIIIIIIIIII
IllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllUIIIIIIIIII
Muziek in fle Hoofdstad.
Weer geen verslag over /.lc Meer,;wn ! Ik heb het
sleclit getroffen. De eerste voorstelling, die uu
werkelijk doorging, was ik verhinderd bij te wonen,
doeh daar de tweede was aangekondigd, rekende
ik er op daarbij tegenwoordig te zijn, om er in
deze kroniek melding van te maken, het viel echter
alwtrr tegeu, want er is geen tweede opvoering
geweest. Volgens de bladen moest het schip dienst