Historisch Archief 1877-1940
No. 1029
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
doen in een andere stad, waar de Vliegende Hollander
zou gegeven worden en daarom kon de Meerman
niet voor de tweede maal //gaan", doch nu zal Vrijdag
het schip wel present zijn. maar de Meerman niet.
Het voegt mij niet, dit onder deze omstandig
heden als een geluk of een ongeluk aan te mer
ken, want ik kan alleen op de berichten afgaan,
die echter, \vat de opvoering betreft, tamelijk gelijk
luidend zijn in af keurenden zin, niet zoozeer wat
de interpretatie van ieder in het bijzonder, doch
wel wat de artistieke vertolking van het geheele
toonwerk betreft.
Uit een en ander mag men veilig afleiden dat
de voorbereiding bf te haastig, te weinig serieus
is geweest, bf dat de vertolking ver boven de
krachten van het gezelschap ligt. In het laatste
geval had de directie zich daarvan bijtijds moeten
overtuigen, maar heeft zich hier werkelijk het
eerste geval voorgedaan, dan zou deze directie
zichzelf een slag hebben toegebracht, die noodlottig
voor haar kan zijn, en zou zij tevens op onverant
woordelijke wijze nebben gehandeld.
Ieder weet dat een kunstwerk, wil het gewaar
deerd, begrepen en gevoeld worden, eene vertol
king noodig heeft, door kunstenaars, die in den
geest van het werk geen vreemdelingen meer zijn.
Schieten zij daarin te kort, dan kan dit doodelijk zijn
voor de waardeering en liet begrip. Wie zich nu
tot taak stelt een nieuw muziek-drama bij een
publiek in te leiden, neemt de hooge verantwoor
ding op zich, dat hij is de scha (bewaarder van dat
kunstwerk.
Wanneer deze ervaring een les is geweest dan
kan zij heilzaam werken, al is dat dan ook ten
koste van een hoogst belangrijke compositie en al
heeft de componist wellicht een slechter indruk
van het muzikale Holland verkregen, dan wij ver
dienen. Ik heb wel gelezen dat het aan toejuichingen
niet ontbroken heeft, doch ik weet ook dat de compo
nist door zijne tegenwoordigheid niet mede de verant
woording wilde dragen voor deze opvoering en
daarom had men, uit pieteit voor hem, die waarlijk
niet Ie premier venu" is, zich behooren te ge
dragen naar zijn wensch.
Ik heb over deze zaak niet geheel liet stilzwijgen
willen bewaren, omdat het hier geldt een principe
van het hoogste belang voor onze kunst. De schep
pingen van die kunst mogen niet door te ruwe
handen worden geschaad. Waar dat plaats heeft
of dreigt, is het plicht te waarschuwen of te
protesteeren.
Ik weet volstrekt niet of de directie het bij deze
ne opvoering laat (ik zou het haast denken, omdat
nu alweer de Vliegende Hollander is aangekondigd)
of dat men, beter voorbereid, de proef zal herhalen.
In ieder geval is ook hier de spreuk van toe
passing: Erst w'dge, dann wage! doch alleen wagen,
zonder vooraf te wilgen kan wel eens verkeerd uit
komen. Bovendien is een spreuk van een legerhoofd
nog niet eens altijd gehee! van toepassing op onze
kunst.
Ons concertwezcn is minder avontuurlijk in dit
opzicht. Daar gaat men meer van het principe uit,
zoo weinig mogelijk te wagen en dat is te prijzen.
Op de kamermuziek-soirées van Toonkunst gaan
de bekende kunstenaars voort ons schooue werken
voor kamermuziek te laten hooren. Ditmaal werden
het kwartet van Amanda Röntgen, vroeger reeds een
maal uitgevoerd, en het kwintet opus 34 voor
pianoen strijkinstrumenten van Brahms ten gehoore ge
bracht. Verder werd de nieuwe compositie van
U. Schults, voor kort op de matinee der
Toonkunstenaarsvereeniging door de dames Roll gespeeld,
thans door den componist en den heer llöntgen
vertolkt.
Ik beschouw deze compositie als een zeer interes
sant werk, dat groote belofte voor de toekomst
geeft. In deze variatiën zijn vooral veel rijke
harmonische détails waar te nemen. Wat de bouw
betreft komt het mij voor, dat het geheel wat aan
eenvormigheid lijdt en dat het middengedeelte te
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiittiiiimiiiiiiii
ONDER DEKMANTEL DER LIEFDE.
Wien haal je af, Andries?"
»Den broer van onze mevrouw, den Turk."
,/Turk ? och kom!"
«?Ja, ze zeggen, dat hij een Turk is, een Pacha
of zoo iets," bromde de oude koetsier. //Hij moet
het ver gebracht hebben."
De trein kwam aanstoomen. Een oogenblik
hield hij stil. Eene boerenvrouw, met heel wat
manden bij zich, stapte er uit en een lang, slank
heer. Uit den goedereuwagen zette men een koffer
en eene hoedendoos tamelijk hard op den grond.
Daarna floot de trein en snelde sissend en stam
pend verder.
//Oom Huibert! oom Huibert!" riepen een paar
jongens en vlogen den reiziger tegemoet. Nieuws
gierig keken zij naar zijn gezicht, terwijl hij hen
goeden dag kuste.
De besteller, die den koffer op het rijtuig had
gebracht, bleef, toen hij zijn geld gekregen had,
nog een oogenblik bij liet portier staan, om den
vreemdeling eens goed op te nemen.
Een Pacha! een Turk! Zoo iets had men hier
nog nooit gezien.
//Goeden avond, mijnheer Pacha," zeide de oude
koetsier eerbiedig, terwijl hij zijn hoed afnam.
Zoo zoo, Dries, ben jij er altijd nog r"
De aangekomene zag vriendelijk naar het roode
frissche gezicht, dat hem van den bok der deftige
groote koets lachend werd toegekeerd.
Hij voelde zich een weinig aangedaan. Het was
toch prettig, uit, dat drukke, verwar Je, dwaze leven
daar ginds in den schoot der familie terug te keeren.
De zonnebloemen in het stationstuintje stonden
zwart van de nachtvorst; de herfstwind schudde
de laatste roode bladeren van de ahornboomen
langs den straatweg en joeg onstuimig voort over
de stoppelvelden, waar niets meer te verwoesten
viel. De pacha zette den kraag van zijn jas op
en wikkelde zich met zorg in zijn Engclsehe reis
deken. Door zijne ledematen schoten nu en dan
jichtpijnen. Ook voelde hij zijn lever weer.
Karlsveel uitgesponnen is, in verhouding tot het slot,
dat mij wel wat kort toeschijnt.
Het werk heeft mij bij de eerste auditie nog meer
voldaan dan bij de tweede, hoewel de componist
en de heer Röntgen deze compositie met veel gloed
voordroegen en natuurlijk geheel op de hoogte van
hun taak waren.
Doch het wilde mij voorkomen, dat er twee op
vattingen waren en dat gaf mij niet het beeld van
groote eenheid in samenspel, zooals de eerste maal.
Het deed mij veel genoegen, dat dit opus van
den jongen componist andermaal zoo goed ontvan
gen werd.
Over de vertolkingen van deze soirees valt niet
altijd wat nieuws te zeggen. Wij weten dat deze
uitvoeringen met groote zorg worden voorbereid
en daarom geven zij altijd veel genot. Ik verzuim
dan ook nooit eene uitvoering.
Het zij mij echter vergund de opmerking te
maken, dat het Strijkkwartet een hoe langer hoc
bescheidener plaats bij deze soirees gaat innemen.
Dat betreur ik; gaarne zou ik zien, dat op iedere
soiree minstens n strijkkwartet werd uitgevoerd,
dan zouden wij toch iederen keer van Röntgeu's
artistiek spel kunnen blijven genieten en wij zou
den tevens wat meer van dien allerheerlijkst kunst
vorm het Strijkkwartet te hooren krijgen.
Niet iederen winter zullen wij het voorrecht
hebben de Boliemers ten onzent te zien, doch af
gescheiden hiervan vind ik, dat het tarakter van
de kamermuziek-soirées dreigt te veranderen.
Ik heb niets tegen een ruime opvatting wat af
wisseling betreft, als maar niet het strengste en
schoonste langzamerhand geweerd wordt.
Het was ons zeer aangenaam het
schoonklinkende kwartet van wijlen mevrouw Amanda
Röntgen cog eens te hooren. Het is een
werk, warm gevoeld, natuurlijk gedacht en ge
schreven zonder pretentieuse gewichtigheid. Dat
zijn werken waarbij men gevoelt, dat ze geschre
ven zijn uit innerlijken aandrang en daarom neemt
men ze als een dankbare gave aan.
Het was eeu goede daad dit kwartet nog eens
te doen hooren.
De veranderde plaatsing was oorzaak, dat de klank
van de strijkinstrumenten niet zoo voordeellg was
als gewoonlijk. De piano domineerde te veel en
de strijkinstrumenten, die het meest op den ach
tergrond waren geplaatst, klonken vaak te zwak.
De gewone plaatsing is m. i. verre te verkiezen.
*
*
-;:Een kooruitvoering met pianobegeleiding werd
door de vereeniging Muxis ^i/crit.n gegeven, waar
ik Die Kreu:f«hrer van Gade op zeer lofwaardige
wijze hoorde vertolken. liet koor zong hoewel
de tenoren te gering in aantal waren met vast
heid en met zeer goede nuauceeringcn, waardoor
dit beminnelijke werk, zoo geschikt voor kleinere
zangvereenigingen, zeer goed tot zijn recht kwam.
Als solisten hoorde ik mevrouw Franco Mendes
Calisch, de heer Venverloo (die den heer Rogmaus
op het laatste oogenblik verving, en de heer van
Duinen, die aan een zware verkoudheid leed.
Ondanks deze tegenspoeden met de heereu solisten
mag men allen dankbaar zijn. Mevr. Franco Mendes
voor de flinke en zekere wijze, waarop zij drnrida
zong en de beide hceren voor de dappere wijze,
waarop zij zich, onder deze omstandigheden, van
hun moeilijke taak kweten.
De uitvoering van dit stuk maakte een zeer goeden
indruk, waarvoor den heer Brandts Buijs, die zelf
het koor en de solisten begeleidde, grooten lof
toekomt.
Ten slotte zij nog gemeld, dat Itérodiuilc van
Massenet hier zooveel succes heeft, dat eeu zesde
opvoering is geannonceerd door de Eransche Opera.
De zorgvuldige wijze, waarop deze voorstellingen
worden gegeven, wettigt dit succes volkomen.
VAX MILLICK.V.
bad had toch maar weinig geholpen. Nu ja, men
leeft ook nitt ongestraft.
Het was te hopen, dat er bij zijn familie al
gestookt werd.
Hij was niet zoo heel gerust geweest over de
ontvangst, die hem bij zijn zwager en zuster te
wachten stond. Wel had hij eeu sterk vertrouwen
op de macht van zijn persoonlijkheid, maar hij wist
ook, dat ze dingen van hem gehoord hadden, die
in het algemeen niet bevorderlijk zijn aan de ge
negenheid van bloedverwanten. Maar sedert, hij
het eerbiedige: goeden avond, mijnheer l'aclia"
van den ouden koetsier had gehoord, dacht hij met
meer kalmte aan de dingen, die komen zouden.
Dat ze zijn neefjes gestuurd hadden om hem af
te halen, was zelfs een verrassend bewijs van \
ertrouwen.
De beide kleine jongens hielden de handbagage
van hun oom voorzichtig op hunne knieën: een
bont luchtkussen, de reistasch en, in een lang pak
bij elkaar gebonden, een stok met een knop van
turkooizen, fraai ingelegde pijpen en een zweep
van nijlpaardenvel.
Al deze dingen roken zoo bijzonder buitenlandse!),
even als ooms kleederen en rood mutsje ; de
l'ommersclie buitenkiuderen werden er, onder altijd
toenemende bewondering, letterlijk door bedwelmd.
Of oom met die iiijlpnardenzweep wel eens een
slaaf had afgestraft .'-i
* *
*
Huibert Reiszner was in zijn jeugd het zwarte
schaap in de familie geweest. Toen zijne moeder
niet meer wist, wat zij met den luien, liehtziunigen
eu toch zoo aardigen jongen beginnen moest, nam
de man van hare dochter hem bij zich in de zaak.
Hij deed dit gaarne. Want daar hij dikwijls voor
langen tijd op reis moest, hoopte hij zijn zwager
te kunueu opleiden tot een flinke hulp tijdens zijne
afwezigheid. Er waren hem wel eeuige van
Huiberts dolle streken verteld, maar niet alle.
Men moest den armen jongen toch wat ontzien.
De, oudere schoonzoon, die, daar Huiberts moeder
bij hem inwoonde, van alles afwist, hechtte zijn
goedkeuring aan deze taktick. Hij was van meening,
dat Hnibert's zelfgevoel er onder zou lijden, als
hij in zijn omgeving voortdurend kon getroffen
worden door een stilzwijgend verwijt aangaande
zijn leven. Kn ook was hij bang, dat /wage r
Wichern er dan misschien op tegen zou hebben,
Huihert op zijn kantoor t.e nemen.
Het scheen wel, dat men goed had gedaan. Men
De roos yan Mama.
Maandag 22 Maart zal te Haarlem in »De
Vereeniging" eene concertuitvoering plaats hebben
van de oorspronkelijke Nederlandsche opera De
roos van Dékama, tekst van mr. M. G. L. van
Loghem, muziek van Willem Landré. Het werk
was door den heer Van der Linden bij de opening
van het saizoen der Nederlandsche Opera ter
opvoering aangekondigd, maar is niet ingestu
deerd geworden.
Uit den overvollen histoiischen roman van Van
Lennep heeft de librettist niet alle avonturen
van de schoone Madzy, »de roos van Dékama"
in de opera opgenomen. De ontvoering naar
Utrecht en de aanslagen van den jongen bisschop,
ook zijn politieke intriges, zijn er buiten geble
ven. De geschiedenis speelt geheel in en bij
Haarlem, waar graaf Willem IV in 1345 hof houdt;
het laatste tafreel brengt in Friesland de
ontknooping. De zes tafreelen stellen voor: I. De
markt te Haarlem ; II. 's (fravcn Mude bij lid
jachtslot Vogelenzang. III. Het tiint-Jans klooster
bij Haarlem. IV. Een feest aan het Hof van tien
graaf van Holland. V. De groote kerk te Haar
lem. VI. Aylra-state liij Stavoren.
Te Haarlem zullen door graaf Willem afge
vaardigden uit al de landen, tot de kroon van
Holland behoorend, ontvangen worden. Ook de
Friesche deputatie is aangekomen; haar voor
naamste leden zijn de heer van Aylva, zijn pupil
Madzy en de onstuimige Seerp van Adeelen, die
op Madzy's hand hoopt en in 't geheel niet met
deze reis is ingenomen, omdat hij jaloersch is en
een feilen haat tegen de Hollanders heeft. Van
den toeloop door het grafelijk bezoek ver
oorzaakt, maakt een Italiaansch goochelaar,
Barbanera, gebruik, om op de markt goede zaken
te doen. Het eerste bedrijf opent met het koor
van het nieuwsgierige volk. Ook Seerp en
Madzy met gevolg komen voorbij, en de knecht
van den goochelaar houdt hun zijn muts voor,
waarin Seerp een geldstuk werpt; maar al spoedijj
wanneer de toovenaar zijn Friesche munt vreemd
aanziet, is Seerp in een twist gewikkeld; hij
beleedigt de Hollanders, en het verwoede volk
wil hem in het water dringen. Gelukkig komt
een edelman van 's (iraven hof, jonker Deodaat
van Verona, opdragen; hij bevrijdt het mooie
Friesche meisje met haren geleider uit de handen
van het volk. Madzy vraagt dankend den naam
van haar redder ; als Deodaat zich noemt, treft
die naam het oor van den Italiaanschen gooche
laar, die verwonderd navraagt. Seerp is nauwelijks
dankbaar, hij had liever aan 't vechten willen
blijven ; en neemt norsch afscheid ; maar Madzy
en Deodaat rekenen er wel op, elkander weer
te zien.
Terwijl het scherm nog gevallen is, hoort men
Madzy een lied zingen; als de gordijn opgaat,
ziet men 's Graven Made, een plein achter het
jachtslot Vogelenzang, en daar Reynout van
Verona (Deodaat's wapenbroeder) die in verruk
king luistert. Aan 's Graven Made grenst het Sint
Jansklooster, waar de Friesche afgevaardigden
zijn ingekwartierd. Jagers komen voorbij; ook
Deodaat, maar hij verlaat hen, om zijn
broederlijken vriend te vertellen van de ontmoeting met
Madzy. Den een heeft hare verschijning bekoord,
den ander hare stem. Zal Madzy's liefde hunne
vriendschap verstoren V Zij hopen het niet; het
is trouwens zeer de vraag wie van beiden eene
toekomst heeft. Uit Italiëgekomen, weten zij
alleen dat een van beiden de zoon moet zijn van
een edelman uit het Noorden, de ander een
bedelknaap; maar wie van beiden de aanzienlijke
erlgenaam is, weten zij niet.
Maar de stoet van den graaf nadert, en als de
gravin gezeten is, wordt Barbanera binnengeleid,
om eene seance te geven en de toekomst te
voorkreeg den indruk, dat lluibert tevreden was en
hard werkte. Behalve de kleine sommen, die de
familie ht'in uu en dan detd toekomen, vroeg hij
nooit om geld. Dat was een alleraangenaamste
toestand.
Nadat er zoo eeuige jaren verloopeu waren en
Huibert al prokuratiehoiuler was op het kantoor
van zijn zwager, gaf' deze hem plotseling zijn ont
slag. En dat nog wel tijdens den oorlog, toen hij
toch wel kon nagaan, dat de jonge man niet zoo
gemakkelijk eene andere betrekkin? zou krijgen.
De familie kwam de reden van dit ontslag niet,
te weten, en het was dus wel natuurlijk, dat zij
Wiclicrr. wreed en wispelturig; vond.
Huibert moest, nu wel, door deu nood gedrongen,
een paar maanden bij zijn moeder wonen, ten huize
van den Oberatntmann" Tannenhofer. Door zijn
lieve, zachte manieren en zijn stille melancholie
over de teleurgestelde verwachtingen voor zijn
toekomst, maakte hij zich op het landgoe l vele
vrienden. Toen hij eindelijk naar Turkije vertrok,
om daar zijn geluk te beproeven, miste zijne oude
moeder zijn lichten handkus en zijne lieve kleine
attenties. Zijn nichtje Elisabcth weende stille
tranen om zijn heengaan, en liet kamenneisje
schreide nog veel bedroefder, maar dat. liet zij hare
mevrouw niet nierken.
lluibert had altijd gezegd, als er afkeurend ge.
sproken werd over zijn plotseling ontslag, dat
Wicliern in den oorlogslijd zijn personeel had
moeten inkrimpen het ging in de /.aak niet zoo
voonleelicr, als het leek.
Maar dan had hi| met vreemden moeten begin
nen, vond men. In moeielijke tijden moesten
familieleden elkaar t.rouw bijstaan. Wat had
Wie-hern zijn schoonmoeder al niet beloofd, toen
lluibert hem werd toevertrouwd. En hoe had
hij nu die beloften gehouden r
Huiberts zeegen werd bevestigd, toen U'iclieru
niet huig daarna stierf, liehalve een kleine levens
verzekering was er bijna geen kapitaal, waarvan
de weduwe met hare kinderen hal kunnen leven.
Het, was onbegrijpelijk bij zoo'n bloeiende zaak.
llii moest zeker ver boven zijn vermogen geleefd
hebben.
( lm toch cenigeii steun te vinden in haar
treunire positie verhuisde mevrouw \\iclierti na;tr het
dorp, waar K'arolinc's man de koninklijke <l"ineineii
gepacht had. Klara was door haar man altijd erg
verwend rn wiM, nu in haar ongeluk geen raad.
7,\] merkte niel eens dat. de familie haar zoo zacht
spellen. De graaf ontvangt hem spottend, maar
het hof is onder den indruk. Barbanera voorspelt
aan ieder wat, aan de behaagzieke Oda van Was
senaar veel aanbidders, aan Deodaat en Reynout
dat zij hun vaders zullen weervinden; aan den
heer van Aylva, die met Seerp en Madzy ver
schenen is, brengt hij den naam van zijne
Italiaansche geliefde in herinnering en zegt hem dat
zijn zoon nog leeft; aan Madzy doet hij de
bekende voorspelling :
Als Dékama zijne roze verliest
en die voor Friesland het zeewater kiest,
dan zullen haar te plukken begeeren
vogels van allerlei wieken en veeren.
In bitter klagen en droef verkwijnen
zij 't hoofdje buigen en welken zal,
maar dra weer bloeien en blij verschijnen...
Seerp voleindigt de voorspelling:
als Friesland juicht om 's vorsten val !
De Hollandsche edelen brengen de hand aan
het zwaard, de graaf wenkt tot kalmte en zegt
tot den Fries :
Gij, Seerp, gij vraagt uw eigen vonnis niet?
Seerp: Noch gij, beer graaf!
Degraaf: Ik volg u!
Seerp: Dan meld mij
of Friesland lang den vrede nog zal dulden!
Barbanera geeft hem een staf in de hand ;
Seerp steekt dien in de kristallen kom, waar de
toekomst in gezien wordt; bet vocht in de kom
kleurt zich bloedrood.
Koor: De kleur is bloed!
Seerp: De kleur is bloed ! Om 't even !
In bloed alleen kan ons verlossing wachten !
Aan u, heer graaf!
Koor: Het noodlot is niet gunstig!
De graaf: Welnn dan; zal ik slagen
In d'onderneming, die ik voorbereid ?
B a r b a n e r a geeft hem den staf, nauwelijks
heeft de graaf dien in bet vecht gestoken, dat
zwart wordt, of Barbanera stort voor zijne voeten
neer.
Genade, heer! Vergeving! Laat mij zwijgen!
Koor: Hoe zonderling . . . Hoe onheilspellend
somber . . .
De (iraaf: Hoe, schurk? Wat wil't beduiden?
Barbanera: Bedwing u, vraag niet verder i
Dring niet meer aan!
Ivoor: Hoe nu V Wat wil hij zwijgen V
Graaf: Nu spreek !
Barbanera (opstaand en den staf over de
kom zwaaiend, somber):
Ook uw orakel sprak men reeds. ..
Toen d'oude graaf van Gelder u ten doop hield,
Voorspelde bij, dat op het veld der Friezen
Gij sneuv'en zoudt... iets anders zie ik niet...
De voorspelling heeft allen, behalve de Friezen,
met angst getroffen; de acte eindigt met een
koor vol somberheid.
liet derde tafereel speeltin het Sint-Jansklooster.
De heer van Aylva herdenkt dennaam, hem door den
toovenaar ingefluisterd, en de verzekering dat zijn
zoon leeft. Madzy voert Deodaat binnen, die eene
nitnoodiging van den graaf Uomt overbrengen. Aylva
ziet hem met welgevallen, en als Seerp twist
zoekt, sticht hij vrede tussehen de beide jonge
lieden, rnaar kan niet beletten, dat het tot eene
uitdaging voor later komt. De entr'acte wordt
ingenomen door de muziek van een fakkeldans ;
wanneer het scherm opgaat, ziet men de feest
zaal, en de graaf dankt de edelvrouwen en jon
kers, die hem na het eind van den dans komen
mogelijk te kennen gaf, dat liet misschien beter
was, als ze eene andere woonplaats koos, waar
hare kinderen en zij zelve niet altijd het, pijnlijke
onderscheid zouden voelen tussehen de armoede,
die haar wachtte, en de welvaart, die op het
landgoed hecrschte.
De Tannenhofers waren een degelijke familie, en
nos streng christelijk van beginsel. Jti de steden
en bij de regeering lieerschte wel is waar eene
meer vrijzinnige richting, maar /..Oberamtmanu"
wist, toch, dat het hoogerop heel gaarne gezien
werd, als //het land'' trouw bleef aan oude zeden
en aan liet oude kerkgeloof. Hij genoot in de
provincie een bijzondere achting om zijn braafheid
en den roep van groote weldaden. Zijn raad en
rneenins werden dikwijls ingewonnen en hoog
geschat. Hij hield het daarom voor zijn plicht,
ook zijne schoonzuster in de dagen van droefheid
met dien ernstigen en verstaudigeu raad ter zijde
te staan.
//Hoe het ook gaan mus, Klaralief," zeide hij
tot haar, met, je renten mcl je rondkomen. Laat,
je door geen enkele omstandigheid verleiden, ooit
van iemand geld te leeiien. Dat, is het begin van
een stellig bankroet.''
Hoeveel de renten van zijne schoonzuster be
droegen, wist de heer Tauneiihofer wel niet precies,
maar dat ging hem ook niet aan. Hij wilde haar
maar eens nadrukkelijk de gevolgen voorhouden
van de lichtzinnige manier, waarop zij tot nog toe
huisgehouden had. De boeken van zijn zwager
waren zoo weinig in orde geweest, dat, hij niet
laten kon, dit ook nog eens in het bijzonder te
zeggen.
Tot nog toe had de weduwe gezwegen, /ij
koesterde denzclfdi'ii eerbied voor haar zwager als
de meeste andere mensehen en was te moe, om
veel van zijn goede lessen te begrijpen. Maar toen
hij over de zaken van haar man ging spreken,
begon zij met bevende stem hem eene geschiedenis
te vertellen, die hij, wel is waar, niet geheel be
greep, (bij vroeg ook niet naar bijzonderheden1,
maar die hem toch stil, ja bijna verlegen maakte.
/ijiie vrouw beval toen hare kinderen, niet, zoo
dikwijls oom Huiberts naam te noemen, als tante
Klara er bij was.
Dat was nu al vele jaren geleden. Had lluibert
toen heel wal op zijn geweten, sedert dien mooi.
hij toch anders geworden zijn. Hij had een prach
tige carrière gemaakt. Men zoo hooge betrekking
als die van paeha in 'l urkije zon ien ininsli' met