Historisch Archief 1877-1940
No. 1020
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
schaafde boeren, als 'dat niet dadelijk lukt,
dan toch in het tweede geslacht. Best. ik zal
je niet eens narekenen, ik ben zelfs met minder
tevreden, mij zou 't al wel zijn, wanneer zij maar
onbeschaafde boeren werden, desnoods in het .
derde geslacht. Als wij ze maar van de
gracht kwijt raken! Je hebt gelijk, dat volk
hoort niet hier, maar ergens in de provincie en
is er geen vet land voor die lui te vinden, dan
ligt er nog zandgrond genoeg. Maar waarom
heb je dat nu niet kunnen zeggen in een paar
bladzijden, zonder al die dieven-drukte ?
Waarom stel je je zoo aan ? Want dat doe
je. Je zit daar te Bussum op een buitentje
met heel wat meer dan het noodige. Je hebt
je Bchaapjes pp het droge en misschien wel
een paar koetjes er bij. En hoe ben jij daar
aan gekomen ? Almede als dokter, niet
waar! Ik stem het je toe, op de zoetste en
zachtste manier; je lei je zieken de handen
op, je bracht ze in slaap. Je was eigenlijk
meer baker dan dokter. Ik neem het je
niet kwalijk, want ook dat is een net beroep.
Maar als baker en ik zal het alweder
niet afkeuren heb je al dien tijd heel wat
naar huis gesleept van de suiker, de
koffiebponen, de kaneel en de taart. En nu kom
jij, die nog altijd daaraan zit te smullen, al
die andere dieven bepreeken, als een Johannes
de Dooper, alsof jij ook al klaar stond de
woestijn in te gaan en je te voeden met
sprinkhanen en wilde honig. Daar is iets aan,
dat me niet smaakt. Zoo'n medestruikroover
onder de bandieten, die daar opeens den geest
krijgt, dat is er een met wien je voorzichtig
moet wezen; ik zeg het je graag vierkant
in je gezicht, ik vertrouw je niet heelemaal.
Hoe ouder je wordt zoo schrijf je, des te duide
lijker zie je »dat de hoogste veredeling is in
soberheid." Hoe ouder je wordt, maar je
ziet er nog zoo piepjong uit, en misschien
komt het daar van daan, dat je de helft van
hetgeen je gestolen hebt in je zak wilt houden
als eerlijk verkregen goed. Bij al je deugd
zaamheid en edelmoedigheid lijk je me toch
een echte schacheraar. Wij betalen als
wij eerlijk zijn misschien 10 pCt. van ons
inkomen aan allerlei belastingen. Zou een
eerlijk mensch niet graag de helft betalen,
als hij dan ook maar zeker was, dat de andere
helft hem rechtmatig toekwam ? Hoe denkt
gy hierover, mijn rechtvaardige,
menschlievende, rechtschapen, edelmoedige
landgenopten ?" Zoo vraag je, maar ik vraag op mijn
beurt, denk je nu, dat als je het geheel gegapt
hebt, je dief afraakt, wanneer je niet meer dan
de helft teruggeeft? Op die manier zou het
heele Rooie Dorp wel eerlijk willen worden.
Jij lijkt wat al te veel op Annanias en Saffira,
die ook met de eene helft kwamen blufien,
en de andere voor zichzelf wilden houden
maar zij werden dood weggedragen! En dan
is er nog iets, waarom ik niet kan gelooven,
dat jij juist de «hoogste veredeling in sober
heid zou zoeken. Niet alleen wat je vertelt,
maar ook de manier waarop je het vertelt,
ik mag je dat onder vier oogen nu wel
zeggen is zoo verschrikkelijk pronkerig, zoo
dandyachtie. Dat ding, dat jij_ »Werk en
Brood" hebt gedoopt, is me te f'atterig aan
gekleed. Zeker, jijzelf ziet me er veel te frisch,
te oorspronkelijk, te natuurlijk uit om den
saletjonker te spelen, maar hoe komt het bij
je op om noodeloos al die woorden den nek
te breken? Je wilt b.v. over concurrentie spre
ken en je begint met ze te noemen: het hoofd
bezwaar, het schrikbeeld, de boeman, de
mantel... het doodskleed ... alsof je zeggen
wou: het is mij meer om de woorden dan om
de zaak te doen. Waarachtig, zoo ging het
mij van. het begin tot het eind, het heele
artikel door; telkens hield ik het boek wat
verder van me neus af en^ zei dan: toch, daar
is een luchtje aan! 't Kon niet waar zijn,
maar raak zoo'n aandoening weer een s kwijt!
't Stonk naar muscus Je parfumeert je
toch niet ?!
v. Eedens waarheidsliefde scheen hiermee
meer dan bevredigd, hij stond op en wilde
zich reeds verwijderen, maar ik vond dat in
zijn eigen belang niet gewenbcht, en plaatste
mij tusschen hem en de deur, zoodat hij
onmogelijk verder kon komen zonder een
groote onbeleefdheid te begaan, en dat is
wel het laatste dat je van hem te verwachten
hebt. Bovendien, wat ik tot dusver gezegd
had, was niet meer dan een inleiding; ik
had hem een vraag te doen, waarop ik gaarne
antwoord ontving.
Nu ik het genoegen heb je hier te zien, be
gon ik op nieuw, moet je niet heengaan
vóór mij een enkele inlichting te hebben ge
geven, omtrent de uitvoerbaarheid van je
denkbeeld: de Rijkshoeven. Je wil de prole
tariërs tot den akkerb uw brengen, maar hoe
stelt je je dien akkerbouw voor ? Met een
«vernuftige bearbeiding" het vernuft" zal
nog veel vinden ons thans onbekend, ant
woordde v. Eeden. Daarin was ik het met
hem eens. Zonder vernuft kan je wel thuis
blijven tegenwoordig, nu de Aziaten, Ameri
kanen en Australiërs je het graan, de peul
vruchten, het ooft en het vleesch toesturen ;ik
bedoel wat wil jelaten verbouwen ?
Dat spreekt van zelf, hernam hij ietwat
korzelig: voeder voor mensch en dier.
Jawel, zeg ik, daar nader je mijn hoofd
bezwaar, mijn schrikbeeld, mijn boeman, mijn
mantel en mijn doodskleed. V< edsel voor
mensch en dier. Welk dier? ^Zullen zij ook
varkentjes mogen houden? Kalfjes mesten?
Tot mijn geruststelling heb ik gezien, dat je
de melk en de wol onder het noodige rang
schikt. Er zullen dus koeien zijn en schapen,
maar hoeveel en hoe lang? Wat zullen ze
met de oude koeien uitvoeren die geen melk
meer geven, en met de schapen zonder wol?
Want dooden mogen zij ze niet en opeten
nog veel minder, dat zou in strijd zijn met
de deernis en het rechtvaardigheids-instinkt,
Geen vee dus. Maar hoe komen die akker
bouwers dan aan bemesting? 't Is waar, een
vernuftige bearbeiding zal eenmaal ook in
die behoefte voorzien, maar zoo lang het
menschdom ik spreek nu niet van jou
zelf' zoo bijster onvernuftig is, zullen zij
De benoeming van een Duitscher tot professor te Groningen.
maar niet zooveel als u denkt. Ik ben extra
vroeg rijp geweest. Als student heb ik de
letteren al hervormd; bij en na mijn
promoveeren gelukte mij iets dergelijks met de
geneeskunst; de filosofie en de theosofie deed
ik mijn aanwezigheid gevoelen; jaren geleden
gaf ik der schilderkunst haar portie, zij is
er nog altijd een weinig beduusd van, en wat
nu de deernistheorie betreft, u beschouwt dat
als een van mijn groote vinding_en, maar
u vergist zich, dat was voor mij niet meer dan
een aardigheid, het manoeuvreeren met mijn
potlood zoo onder het dichten door en
nu deze Ilijks- hoeven.... als je een hoofd
hebt niet geheel en al ongemeubeld en je
wandelt bij ons in het Gooi met zijn bosschen
zijn heiden en zanderijen, dan, eenvoudig om
je te yerpoozen en tot afwisseling van je
fantastische droomerijen, haal je je eens iets
reëels voor den geest. Ik noem maar 't, een
en ander, daar is zoo veel. Zoo schreef ik
ook eens een brief aan den Czaar....
Ja, zeg ik, schrijven is geen kunst, maar
heb je ook antwoord gekregen ? Hij schudde
van neen.
Dat is nu juist het verschil tusschen jou
en mij. //,? behoef niet te schrijven, integen
deel, ze schrijven mij en het is de vraag
of ?//,? ze antwoord. Van de hoogsten tot de
laagster) maar lager dan professoren, Ka
merleden en menschen van jou slag ga ik
niet staan zij altijd gereed zich tot mij te
wenden ... Zoo van de week Treub nog. Zijn
ze eens met mij in correspondentie of gesprek
geweest, ze komen zeker terug. Dat zie je
aan je zelf: je was niet tevreden vóór je
wist, wat ik van je denkbeeld dacht, al heb
ik je den vorigen keer allesbehalve gevleid,
en liet zou mij niels verwonderen, als je, vóór
we drie jaar verder zijn, nog eens bij me
kwam aankloppen, ofschoon ik ook nu je
volstrekt niet naar den mond heb gepraat.
Van Meden verliet mij nog tamelijk voldaan,
geloof' ik ; hij had al zooveel moeten hooren,
«lat het weinige, wat ik losliet, hem geenszins
onredelijk toescheen.
Intusschen, liet was waar, wat ik zei : Treub
hè!? Ik deze week nog bij me gehad. Mijn
waarde heer Brommeijer, zoo had hij mij toe
gesproken, help me eens, en laat mijn broer
bij u komen, lees hem de les! En hij vertelde
mij hoe Hector, een flinke vent anders, zich
in zijn vingers had gesneden met een speech je
tegen de studenten, zoodal het heele land er
zich mee bemoeide. Och, zei hij, dat zou zoo'n
vaart niet geloopen hebben, als hij dat toe
spraakje maar had geïmproviseerd. Want
dat is eeu vaste regel bij ons beiden, als wij
iets op schrift stellen en voorlezen, vergal
oppeeren wij ons altijd. Dat was, om nu maar
dicht bij honk te blijven, zoo met mijn pro
fessorale rede. Wat heb ik daar al een last
van gehad! 't Was te verontschuldigen, want
ze werd in een herrie opgeschreven ; je bent
dan al blij dat liet ergens op lijkt, en zelfs
dankbaar' als het tienmaal meer lijkt dan het
is. Zoo had het Hector ook met zijne
entreerede, toen hij, bij gebrek aan een zuiver
wetenschappelijk onderwerp, over de furor
Prof. M. TEEUJ: tot Prof. HECTOR TRKUJI: Die Furor Operandi, waar voor je zoo gewaarschuwd hebt, weet wat, broertje! Was je
diagnose wel juist ?
mililiniHiliiiiliiliiillliniiiiiiiiiiiiiiiimniiiiimmiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiuiii
het vee niet kunnen missen ; en zal juist
het houden van vee niet een sterke ver
leiding met zich brengen om vleesch
te blijven eten ? Zijn je beschavende Rijks
hoeven alzoo niet veroordeeld door je groote
vinding van '95; zullen zij de rnenscheid niet
nog verder drijven den kant der
barbaarschhcid uit? 'f'oen ik dan ook je grondbeginsel
las : ieder moet het land kunnen bebouwen,
zei ik direct: dat zal interessant worden, nu
kom ik straks te weten, hoe een vegetariër
zich het boerenbedrijf denkt. Maar juist op
dat punt bewaar je het stilzwijgen, als had
je in '95 nog nooit aan je Rijkshoeven van
'97 gedacht! En daar bestond toch alle aan
leiding voor je, om eens even een vegetari
rlandbouw hoofdstuk te schrijven. Je zegt, en
terecht: de menschenmassa, de armen nemen
toe, en de landbouw kwijnt", rn. a. w. »dat men de
eenige bron waaruit die groeien de massa ge voed
kan worden, laat opdrogen." Maar wie durft dit
nu verklaren ? Diezelfde man, die niet alleen
het dierlijk voedsel, waarvan het vasteland,
de wateren en de zeeën vol zijn, aan die groeien
de massa onttrekt, maar bovendien den land
bouw benadeelt, hem zijn voordeeligsten
fak afkapt; jij, die spreekt van een -bron
die ze laten opdrogen," je stopt zelf er een
toe met je zachtaardigheids-instinkt! Ie
komt uit den hoek als een helper en je
bent een verrader Je schrikt van dat
woord. Nu, laat ik het verzachten naar je
eigen manier van spreken. Ik vraag dan :
"Is het gekkenwerk of niet?" >-Zie de dingen
eenvoudig aan, zooals ieder ze zien kan, en
vraag je af of' het niet op een ilolliuis lijkt Y'
Toch, zoo vervolgde ik ten slotte, want
ik stelde er prijs op hem met de herin
nering aan een vriendelijk woordje te laten
vertrekken, toch kan ik mij best voor
stellen, hoe je tot het uitspreken van al
die dolle dingen komt. Toen ik nog jong
was als jij Mijnheer v. Eeden, ging het mij
ook zoo. Wij samen hebben van die hoofden
als peperbussen: je kunt er niet even aan
stooten of' de gemalen korreltjes vliegen er
uit 't Eenige verschil tusschen ons is, dat het
bij mij zuivere peper is, en er bij jou wat veel
meel onder is gemengd, maar dal zal wel
beteren mettertijd. Als ik je zoo aanzie, denk
ik bij me zelf', de vorige keer dacht ik het
al lieere, heere, wal een klein fijn kopje eu
wat gaat daar iets i u om ! Je hebt te veel
denkbeelden tegelijk en ze kunnen in die enge
ruimte zich niet ontwikkelen naar eisch.
Daarom komen /.e ongaar er uil, niet heele
maal verkeerd, maar toch altijd een beetje
glazig geel en rood, zooals de aangestoken
appeltjes, die van (Jen boom vallen, nog
lang vóór 't plukt ij d is. Dat moet je tegen
gaan en ik geloof', je bent al op den goeden weg'.
Tusschen je deernis-theorie en je
landbouwstelsel ligt nu reeds anderhalf jaar; je schreef'
in Mei '!.)G en gaf het uit eerst in Februari
nu, wacht eens een jaar of drie, vier en
je zult zien, dat je dat best bekomt. De
gemoedelijke toon, waarop ik dit zei, deed
hem blijkbaar goed, want niet onwelwillend
antwoordde hij: Zeker, daar is iets van aan,
operandi van zijn collega's sprak. U weet
nog wel hoe verkeerd dat werd uitgelegd.
Sommigen, zooals Braakensiek, meenden, dat
hij op mij het oog had gehad; dat hij ge
waarschuwd zou hebben tegen mijn
wethouderlijk bewind; en anderen dachten, dat hij
zich zelf' daarmee had aanbevolen, voor een
consult, alsof' hij had willen zeggen : dat is
rne tegenwoordig een geopereer, me lieve men
sehen, komt toch vóór je je laat snijden hij
mij eens informeeren of 't wel noodig is. Nu
zoo is Hector niet. Maar toen hij daar bij me
verscheen weer met iets op schrift, deed ik alles
wat ik kon om hem van zijn voornemen af
te brengen. Ik zeg: broertje, geloof' me, be
schouw mij in in dit geval als deskundige,
ik heb meer leergeld betaald dan jij, scripta
mancnl. Ik kan mij begrijpen, dat het je steekt
nu ze daar te Groningen jou candidaat te
licht hebben bevonden, maar wat gaat dat
je studenten aan!
Bovendien we moeten voorzichtig wezen,
want als je zooveel drukte wilt maken als ze
van mij gewoon zijn, zullen ze zeggen zie
je wel, dat is een familiekwaal! En dan weet
je toch evengoed als ik, ^hoe het zeer wel
mogelijk is dat er onder je heele auditorium
niet n is, die zich aan de wetenschap klasse I
geeft om professor te worden, en ook hoe er
onder ons professoren zelf' een belangrijke
percentage is van wetenschap klasse II
en klasse III. Maar wat ik je bidden
mag: schrap uit dat kattebelletje toch dien
zin over het verkiezingsprogram. Ze zullen
bepaald denken, dat hij van mij komt, als
specialiteit in die soort artikelen, en ik ver
zeker je, den eisch: alleen Hollandschepro
fessoren" kreeg ik zelfs met de hulp van
Kerdijk, Drucker en Zelverder niet op een fusie
program, 't Is zonde van je college, zei ik;
denk aan het ars longa, vita brevis, ontroof
dien jongelui geen minuut van den reeds te
korten studietijd; als je dan toch ziedend
bent. koel je woede aan het fantoom. Maar
jawel, hij was niet te raden, en ofschoon
een vleeschlijke broer van me, onderscheidde
hij zich door een mate van koppigheid,
waarvan ik geen voorbeeld ken.
Ik behoef niet te zeggen, dat ik aan het
verzoek van Treub, met wien ik op een goeden
voet gebleven ben, heb voldaan. Ik liet
Hector bij me komen en na een langdurig
discours over de vraag: wat er toch in de
studie der medicijnen mocht zitten, dat wij
van enkele geneesheeren, zqoals hij en van
Eeden, zulke zonderlinge dingen op schrift
krijgen -??- heb ik hem behoorlijk onder han
den genomen. Alleen hoe, houd ik uit be
scheidenheid en kieschheid voor me. Zooveel
echter kan ik wel mededeelen: Hector heeft
me beloofd het nooit weer te zullen doen, en
daar was, toen hij dat verzekerde, zoo iets
eerlijks in zijn oog, zooiets oprechts in de trekken
van zijn gelaat en in den klank van zijn
stem, dat ik voor mij er gerust voor durf'
instaan, dit geval zal zich, althans met Hector
Treub, niet herhalen.